[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een interparlementaire commissievergadering over de prioriteiten van het EU buitenlands beleid voor de nieuwe institutionele cyclus

Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid

Verslag van een bijeenkomst

Nummer: 2019D53288, datum: 2019-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33130-16).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 33130 -16 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid .

Onderdeel van zaak 2019Z25948:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Staten-Generaal 1/2
Vergaderjaar 2019-2020

33 130 Interparlementaire Conferentie Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid

O/ Nr. 16 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE COMMISSIEVERGADERING

Vastgesteld 19 december 2019

Op woensdag 4 december 2019 vond een interparlementaire commissievergadering plaats in het Europees Parlement te Brussel over de prioriteiten van het EU buitenlands beleid voor de nieuwe institutionele cyclus. De conferentie vond plaats daags na het aantreden van de nieuwe Europese Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen.

De nieuwe Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, de heer Josep Borrell, en de nieuwe Eurocommissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding, de heer Olivér Várhelyi, gaven een toelichting op de prioriteiten van de nieuwe Europese Commissie op het terrein van het Europees buitenlands-, nabuurschaps- en uitbreidingsbeleid en beantwoordden aansluitend vragen van de aanwezige parlementariërs.

De conferentie had de vorm van een gemeenschappelijke vergadering van leden van nationale parlementen en leden van de commissie voor Buitenlandse Zaken (AFET) van het Europees Parlement.

De Eerste Kamer werd vertegenwoordigd door de leden Karimi (GroenLinks) en Dittrich (D66), beiden lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking.

Namens de commissie Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer nam het lid Van Helvert (CDA) deel.

De Nederlandse delegatie brengt als volgt verslag uit over haar werkzaamheden gedurende de conferentie in Brussel.

Sessie 1: Gedachtewisseling met de Hoge Vertegenwoordiger over de prioriteiten van het EU buitenlands beleid voor de nieuwe institutionele cyclus

In zijn inleiding sprak de Hoge Vertegenwoordiger (HV) zijn intentie uit om nauw te gaan samenwerken met leden van het Europees Parlement en nationale parlementen. Volgens hem hebben parlementariërs een fundamentele rol in het mede vormgeven van een geloofwaardig Europees buitenlands beleid. Het Europees buitenlands beleid staat volgens de HV voor grote uitdagingen. Hij sprak in dit verband van een comeback van machtspolitiek, gekenmerkt door een toenemende concurrentie tussen grootmachten. Volgens de HV is de rol van de EU in de wereld verzwakt en bovendien niet vanzelfsprekend; de EU-lidstaten vertegenwoordigen gezamenlijk minder dan 9% van de wereldbevolking. Om in deze wereld te overleven is eenheid noodzakelijk. De lidstaten moeten over hun verschillen heen stappen en meer gezamenlijk optreden. Hij sprak over de noodzaak van een meer gemeenschappelijke strategische cultuur, waardoor de EU sneller en eensgezinder kan handelen met instrumenten die bovendien flexibeler en sneller operationeel zijn. Bovendien moet de EU meer denken en handelen als een wereldleider en geopolitieke macht, anders wordt de toekomst beslist door anderen.

Dit vraagt volgens de HV onder meer om een ambitieuze begroting voor externe actie, hij vroeg dan ook om steun voor de voorgestelde verhoging van 30% in het volgende meerjarig financieel kader (MFK) voor externe actie.

In de daaropvolgende discussie vroeg de heer Van Helvert aandacht voor de schending van mensenrechten door China. Hij gaf hierbij het voorbeeld van een arts in dienst van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam wiens werk zou worden gebruikt door de Chinezen autoriteiten voor het opsporen van dissidenten en het volgen van Oeigoeren. Nu de Verenigde Staten overwegen sancties tegen China af te kondigen voor de onderdrukking van Oeigoeren, vroeg de heer Van Helvert of ook de EU actie gaat ondernemen. In reactie hierop stelde de HV dat het eerbiedigen van mensenrechten altijd aan de orde komt in de dialoog met China, des te meer omdat China ook de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens heeft ondertekend. Op dit moment ligt er volgens de HV geen voorstel binnen de Raad voor sancties tegen China voor het schenden van mensenrechten. In reactie op een vraag van een andere parlementariër naar de mogelijkheid van een Europese Magnitsky Act, een EU-mensenrechtensanctieregime, gaf de HV aan daar geen antwoord op te kunnen geven omdat hij daarover niet genoeg informatie had. Aan het einde van de discussie zegde de HV toe persoonlijk aanwezig te zijn bij de eerstvolgende Interparlementaire Conferentie voor het Gemeenschappelijk Buitenlands, Veiligheids- en Defensiebeleid van de Europese Unie van 2–4 maart 2020 in Zagreb, Kroatië.

Sessie 2: Gedachtewisseling met de Eurocommissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding over de toekomst van het uitbreidingsbeleid

Eurocommissaris Várhelyi benadrukte in zijn inleiding het belang van positieve stappen in het toetredingsproces van Noord-Macedonië en Albanië. In dat kader sprak de heer Várhelyi de hoop uit dat de Europese regeringsleiders in maart 2020 zullen instemmen met het openen van de toetredingsonderhandelingen met beide landen. Het besluit daarover werd door de regeringsleiders al enkele keren uitgesteld omdat geen consensus kon worden bereikt. Nederland heeft zich samen met Frankrijk en Denemarken tot nu toe verzet tegen het openen van toetredingsonderhandelingen, in afwachting van verdere hervormingen in Albanië en Noord-Macedonië.

De heer Várhelyi gaf aan dat de Europese Commissie van plan is om in de tussentijd betrokkenheid te blijven tonen bij Albanië en Noord-Macedonië, maar ook bij andere landen in de Westelijke Balkan. Als voorbeeld noemde hij de 50 miljoen euro die de EU heeft vrijgemaakt voor hulp aan Albanië na de recente aardbeving in dat land. Daarnaast zal de nieuwe Europese Commissie nog meer inzetten op economische samenwerking met de Westelijke Balkanlanden. Op een vraag over het idee van een «mini-Schengenzone» in de Balkan (een gemeenschappelijke markt van landen in de Westelijke Balkan) gaf de heer Várhelyi aan dat hij dit idee toejuicht en beschouwt als stimulerend voor het EU-toetredingsproces van de betreffende landen. Wel maakte hij de kanttekening dat een dergelijk initiatief open zou moeten staan voor alle landen binnen de regio die deel zouden willen nemen.

Ten aanzien van de situatie in oost-Oekraïne gaf de heer Várhelyi aan dat een afbouw van de Europese sancties tegen Rusland niet aan de orde zijn zonder voortgang in het vredesproces. De Europese Commissie blijft de situatie uiteraard zeer scherp volgen: de EU heeft groot belang bij stabiliteit rond haar buitengrenzen. De politieke en economische betrekkingen met Oekraïne worden onderhouden binnen het kader van het Oostelijk Partnerschap, het samenwerkingsverband van de EU met zes voormalige Sovjetrepublieken waaronder Oekraïne, en het Associatieakkoord dat daarbinnen sinds 2017 in werking is getreden.

Mevrouw Karimi stelde een vraag over het brede beleid van de nieuwe Europese Commissie ten opzichte van Turkije, met het oog op de veelheid aan kwesties die de betrekkingen tussen Turkije en de EU bemoeilijken. De heer Várhelyi erkende dat er veel zorgen en meningsverschillen zijn binnen de relatie met Turkije, onder meer rondom de mensenrechten en de rechtsstaat in Turkije, de Turkse inval in Syrië en de Turkse activiteiten in Cyprus. Toch benadrukte hij daarnaast het belang van een goede relatie, bijvoorbeeld met het oog op het migratiebeleid maar ook ten aanzien van de belangrijke rol van Turkije in het Midden-Oosten en het gewicht van Turkije binnen de NAVO.

De heer Dittrich vroeg naar de verwachtingen ten aanzien van de Brexit en de belangrijkste elementen binnen de toekomstige samenwerking tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Eurocommissaris Várhelyi reageerde door te stellen dat de Europese Commissie in eerste instantie zal afwachten waar het Verenigd Koninkrijk mee komt op dit gebied. Vanuit de Europese Commissie zal ten minste worden ingezet op een vrijhandelsverdrag, maar de heer Várhelyi sprak daarbij de hoop uit dat de toekomstige relatie met het Verenigd Koninkrijk veelomvattender zal zijn dan alleen handel.

De delegatie,
Karimi

Dittrich

Van Helvert

De griffiers van de delegatie,
Fonck

Prenger