[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Gewijzigd amendement van het lid Van der Lee t.v.v. nr. 11 over een eerdere evaluatie

Tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen)

Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)

Nummer: 2020D00702, datum: 2020-01-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35250-18).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35250 -18 Tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen).

Onderdeel van zaak 2020Z00300:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 250 Tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen)

Nr. 18 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER LEE TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 11

Ontvangen 14 januari 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel 20 wordt «binnen drie jaar» vervangen door «binnen twee jaar» en wordt «nadien iedere vijf jaar» vervangen door «vervolgens telkens na drie jaar».

Toelichting

Dit amendement regelt dat de Tijdelijke wet Groningen eerder wordt geëvalueerd. Over deze evaluatie wordt verslag gedaan richting de Staten-Generaal. Hiermee wordt de al geldende verplichting onder de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen om vijfjaarlijks een dergelijk verslag op te stellen geïntensiveerd.

Uit het verleden blijkt dat de feiten en omstandigheden rondom de gaswinning in Groningen regelmatig aan verandering onderhevig zijn. Een intensivering van de evaluatie van de Tijdelijke wet Groningen is daarom gepast.

Bij de evaluatie moet ook nadrukkelijk de vraag worden gesteld – zeker als bijvoorbeeld met een aanvullend wetsvoorstel ook de versterkingsoperatie onder het IMG gebracht gaat worden – of er nog meer synergie tussen de verschillende taken van het IMG nodig of mogelijk is en of dit eventueel tot aanpassingen in de Tijdelijke Wet Groningen dient te leiden.


Van der Lee