Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Van der Graaf en Van der Molen over de financiële impact van beleidsmaatregelen op gemeenten in kaart brengen (Kamerstuk 35300-B-9)
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2020
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D01318, datum: 2020-01-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D01318).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2019Z22512:
- Indiener: R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2019-11-21 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-28 11:30: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-01-16 16:00: Overzicht afspraken in relatie tot Artikel 2 Financiële verhoudingswet (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-07-02 13:00: Financiële verhoudingen (Algemeen overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-04-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D01318 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 november 2019 (Kamerstuk 35 300 B, nr. 9) inzake de uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Van der Graaf en Van der Molen om de financiële impact van beleidsmaatregelen op gemeenten in kaart brengen (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 46) en over de brief van 17 december 2019 (Kamerstuk 35 300 B, nr. 12) houdende een overzicht van afspraken in relatie tot Art. 2 Financiële verhoudingswet.
De voorzitter van de commissie,
Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie,
Hendrickx
Inhoudsopgave | blz. | |
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
II. | Reactie van de Minister | 3 |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie en de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van de Minister op de kamerbreed aangenomen motie Van der Graaf/Van der Molen en de nadere toelichting zoals gedaan in de brief aangaande afspraken in relatie tot Artikel 2 Financiële verhoudingswet. In de motie wordt nadrukkelijk verzocht om de financiële impact van alle bestaande beleidsmaatregelen van de rijksoverheid op gemeenten in kaart te brengen. Deze leden denken hierbij bijvoorbeeld aan aangescherpte bouwregeling voor (school)gebouwen, die meerkosten met zich meebrengen in de gemeentelijke taak op het gebied van onderwijshuisvesting. Is dit ook wat de Minister voor ogen heeft wanneer zij spreekt van reeds in gang gezette maatregelen, zo vragen deze leden. Is de Minister voorts voornemens gemeenten te betrekken bij de totstandkoming van deze brede analyse?
Voorts hebben de aan het woord zijnde een aantal vragen over Artikel 2 van de Financiële verhoudingswet. Kan de Minister nader toelichten wat het proces is nadat een onderzoek in het kader van Artikel 2 is afgerond? Op welke wijze vindt besluitvorming plaats over wie welke kosten moet dragen en welke verplichting het Rijk hierin heeft? Is de beoordeling van Artikel 2-vragen op dit moment op een plek belegd die door alle betrokkenen als afdoende onafhankelijk wordt beschouwd? Ook vragen de leden van de fracties van de ChristenUnie en het CDA hoe de afweging wordt gemaakt tussen financiering volgens Artikel 2 en financiering volgens Artikel 108 van de Gemeentewet.
Tot slot hebben de leden van de ChristenUnie-fractie en de CDA-fractie een aantal zorgen over gedane uitnames uit het gemeentefonds voor taken van derden, die naderhand door aanvullende uitnamen voor kostenstijgingen worden bijgesteld. Dit betekent ook dat gemeenten het accres voor het opvangen hiervan niet meer ontvangen. Kan een overzicht gegeven worden in hoeveel gevallen dit speelt, en welke bedragen hiermee gepaard gaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brieven van de Minister met een overzicht van de afspraken in relatie tot Artikel 2 Financiële verhoudingswet. Hierover hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.
De gemeentebegroting die is vastgesteld op 3 december 2019 leidt tot grote financiële tekorten. Door deze tekorten is het voor gemeenten niet alleen onmogelijk om publieke taken zoals de jeugdzorg en de daklozenopvang op een menswaardige manier uit te voeren, maar wordt het ook onmogelijk om mensen van publieke voorzieningen zoals zwembaden en bibliotheken te kunnen voorzien. Tegelijkertijd heeft het rijk meer dan vele miljarden euro’s over. Incidentele middelen, zoals we in de bijlage van de brief van de Minister aantreffen, zijn wat de leden van de SP betreft, slechts een doekje voor het bloeden.
De leden van de SP-fractie lezen in de brief dat Artikel 2 van de financiële verhoudingswet onder andere bestaat uit het «... aangeven hoe de financiële gevolgen opgevangen kunnen worden bij beleidsvoornemens van het Rijk die leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies of gemeenten». Is de Minister het met de leden van de fractie van de SP eens dat de financiële gevolgen van de beleidsvoornemens op dit moment niet behapbaar zijn voor gemeenten? Vindt de Minister dat er voldoende is gekeken naar de gevolgen van de bezuinigingen die gemeenten hierdoor voor de kiezen krijgen? De leden lezen dat de VNG stelt dat na de decentralisatiebezuinigingen in 2015 er, ondanks de aantrekkende economie, op dit moment nog steeds geen sprake is van verzachting van de bezuini-gingen op de gemeenten, terwijl de decentralisatiebezuinigingen zijn door-gevoerd in het vertrouwen dat deze tot reële proporties teruggebracht zouden worden. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister erkent dat hij hiermee het vertrouwen van de gemeenten heeft geschaad. Is de Minister alsnog bereid de beloftes na te komen en de bezuinigingen terug te dringen?
De leden van de SP-fractie zijn tevreden om te horen dat er een aanvullend onderzoek gedaan wordt om te kunnen bepalen of, en zo ja in welke mate, gemeenten structureel extra middelen nodig hebben. Dit onderzoek dient als inbreng voor de komende kabinetsformatie en zal zwaarwegend zijn. De leden kijken uit naar de uitkomst van dit onderzoek maar menen tegelijkertijd dat dit veel te laat is. Wat gebeurt er als de uitkomsten van dit onderzoek betekenen dat gemeenten niet meer in staat zijn om op dit moment de jeugdzorg op een menswaardige manier te organiseren? Is de Minister bereid om extra financiële middelen in te zetten om te zorgen dat onze meest kwetsbare jongeren op een menswaardige manier geholpen worden?
De trap-op, trap-af systematiek is één van de oorzaken van de penibele situatie van gemeenten. De Minister stelt dat gemeenten er in korte tijd grotere verantwoordelijkheden bijgekregen hebben. De leden van de SP vragen de Minister hoe hij denkt dat gemeenten met minder geld, meer verantwoordelijkheden kunnen dragen, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit? Ook geeft de Minister aan dat een optie van de VNG om het Rijk af te laten zien van verdere neerwaartse aanpassing van het accres en het wél toepassen van onwaarste bijstelling als gevolg van meeruitgaven, niet wenselijk is omdat daarmee wordt afgedaan aan de «evenredigheid». Kan de Minister toelichten waarom de «evenredigheid» te allen tijden intact moet worden gehouden, zelfs als dat er toe leidt dat gemeenten in financiële nood komen? Bent u het met de leden van de SP eens dat deze systematiek gemeenten in onzekerheid houdt omdat er hierdoor geen structurele zekerheid is op financiële middelen?
Wat vindt de Minister van de trend die door zijn bezuinigingen plaatsvinden in het land waarbij publieke voorzieningen zoals bibliotheken en zwembaden worden gesloten?1 Is de Minister bereid om gemeenten tegemoet te komen voor de bezuinigingen die zijn doorgevoerd door zijn begroting? Is de Minister het met de leden van de SP fractie eens dat incidentele financiële injecties weliswaar hard nodig zijn, maar geen oplossing bieden voor de lange termijn? Zo ja, is de Minister van plan structureel geld vrij te maken voor gemeenten zodat onze inwoners niet leiden onder zijn huidige gebrek aan verantwoordelijkheid?
II. Reactie van de Minister
https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/waarom-een-rijk-land-uit-armoede-z-n-bibliotheken-en-gymzalen-sluit~b66d7c23/↩︎