Een ‘Decision on interim measure’ van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Schriftelijke vragen
Nummer: 2020D01381, datum: 2020-01-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2020Z00632).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J.L. van Dam, Tweede Kamerlid (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2020Z00632:
- Gericht aan: R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Gericht aan: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Indiener: C.J.L. van Dam, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2020Z00632
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en voor Rechtsbescherming over een «Decision on interim measure» van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (ingezonden 17 januari 2020).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de voorziening van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dd. 17 december 2019 (in afschrift verzonden aan de regering van Nederland) inzake de detentie van de heer George in het politiebureau van Philipsburg, Sint-Maarten?1 Kunt u de betekenis van deze voorziening duiden?
Vraag 2
Herinnert u zich de antwoorden op bij herhaling door mij gestelde vragen aangaande de detentiesituatie in zowel het politiebureau als in de gevangenis Point Blanche op Sint Maarten?2 3 4 5
Vraag 3
Klopt de waarneming dat deze (voorlopige) voorziening (Decision on interim measure) ziet op het langer dan toegestaan in voorlopige hechtenis houden van verdachten in een politiecel? Wordt het langer op het politiebureau ophouden van verdachten veroorzaakt doordat er onvoldoende en tijdige doorstroming naar de gevangenis kan plaatsvinden? Welk beleid hanteert het Openbaar Ministerie op Sint Maarten om te voorkomen dat verdachten te lang op het politiebureau worden opgehouden?
Vraag 4
Deelt u de opvatting dat een beslissing zoals thans door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens genomen in het licht van het verscherpte toezicht («enhanced supervision») waaronder het Koninkrijk dan wel Nederland reeds geplaatst is, buitengemeen onwenselijk is? Welke maatregelen neemt u om te bevorderen dat de praktijk van het detineren van verdachten, voorlopig gehechten dan wel veroordeelden in overeenstemming is met de geldende wetgeving en verdragen?
Vraag 5
Deelt u de opvatting – mede in het licht van recente rapportages van de voortgangscommissie Sint-Maarten en de Raad voor de Rechtshandhaving – dat de algehele detentie-situatie op Sint Maarten, waar het gaat om de situatie in de politiecellen, de noodzaak om verdachten langer dan toegestaan vast te houden in de politiecellen, de fysieke kwaliteit van de gevangenis, de maximale bezetting van de gevangenis en alle overige omstandigheden rond de detentie van gevangenen, ver onder de maat is van hetgeen binnen ons Koninkrijk der Nederlanden wenselijk is?
Vraag 6
Deelt u de diepe zorg dat de thans zeer beperkte mogelijkheden om verdachten adequaat in voorarrest te nemen zeer ernstige consequenties kunnen hebben voor de algehele staat van de rechtshandhaving op Sint Maarten, inclusief een aanzienlijke kans op eigenrichting en de ondergraving van de geloofwaardigheid van de rechtshandhaving?
Application no 63169/19 George v. the Netherlands EHRM dd. 17 december 2019.↩︎
Vragenuur dd. 16 april 2019 over «Koninkrijk onder supervisie Raad van Europa voor schending mensenrechten»↩︎
Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken dd. 12 juni 2019, 35 000 IV, 59↩︎
Schriftelijke vragen ingediend dd. 16 augustus 2019, antwoord ontvangen 11 september 2019, 3935↩︎
Schriftelijke vragen ingediend dd. 21 november 2019, antwoord ontvangen 11 december 2019, 1040↩︎