[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Ouderdomsregelingen ontleed

Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2020D01941, datum: 2020-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29389-99).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29389 -99 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid.

Onderdeel van zaak 2020Z00886:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid

Nr. 99 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 22 januari 2020

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 13 november 2019 inzake het rapport Ouderdomsregelingen ontleed (Kamerstuk 29 389, nr. 97).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 januari 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Rog

Adjunct-griffier van de commissie,
Freriks

Antwoorden Algemene Rekenkamer bij vragen van de Tweede Kamer over het rapport Ouderdomsregelingen ontleed

Vraag 1

Kan nader gepreciseerd worden waarom de duale financiering van het AOW-pensioen uit het Ouderdomsfonds en rijksbijdragen vanuit de begroting SZW als «niet ondoelmatig» wordt beschouwd? Zou de doelmatigheid beter kunnen, zo ja, hoe?

Uit ons onderzoek komt naar voren dat met het bepalen en storten van de premieafdracht AOW, de BIKK en de aanvullende rijksbijdrage in het Ouderdomsfonds beperkte uitvoeringskosten zijn gemoeid. De duale financiering van het Ouderdomsfonds (premie- en begrotingsgefinancierd) leidt niet tot aantoonbaar hogere uitvoeringskosten. Op grond daarvan concluderen wij dat we geen ondoelmatigheden hebben gevonden in de wijze van financiering van het Ouderdomsfonds. In ons onderzoek hebben wij geen indicaties gevonden voor een doelmatiger financiering. Ter vereenvoudiging van de financiering van het Ouderdomsfonds en een vergroting van de transparantie, hebben we overigens de Minister van SZW aanbevolen om de BIKK af te schaffen en het vermogenstekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen met één begrotingsgefinancierde geldstroom.

Vraag 2

Vindt u dat – gegeven de technische mogelijkheden – voldoende moeite gedaan is, en wordt om niet-gebruik van de ouderdomsregelingen tegen te gaan?

De SVB zet actief in op het voorkomen van niet-gebruik. Standaard stuurt de SVB mensen met een onvolledige AOW-uitkering een brief om hen erop te wijzen dat zij mogelijk in aanmerking komen voor de AIO. De brief stuurt de SVB voordat zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. In de brief staat een verwijzing naar de website waarop mensen via een rekenmodule kunnen uitrekenen of ze recht hebben op een AIO-uitkering. Ook kunnen ze op de website een aanvraagformulier aanvragen. De SVB vult dit aanvraagformulier gedeeltelijk in met de bij hen bekende gegevens. Indien mensen vervolgens vergeten om het aanvraagformulier in te sturen krijgen zij een herinnering van de SVB.

Daarnaast heeft de SVB het team AIOpeners. Dit tijdelijke team doet onderzoek naar de redenen waarom mensen niet aanvragen en probeert hier iets aan te doen. De SVB werkt verder aan het terugdringen van het niet-gebruik door het optimaliseren van het aanvraagproces, de voorlichting en de communicatie met de doelgroepen.

Om het niet-gebruik AIO terug te dringen heeft de SVB in samenwerking met UWV een verkenning uitgevoerd om na te gaan hoe bestandskoppeling met de polisadministratie kan bijdragen aan het terugdringen van niet-gebruik. Hieruit bleek dat de inkomensgegevens in de polisadministratie redelijk goed voorspellen of iemand recht heeft op de AIO. Naar aanleiding van de verkenning heeft de SVB een Privacy Impact Assessment uitgevoerd. Op basis van een privacytoets concludeerde de Minister van SZW dat de koppeling met de polisadministratie niet mogelijk is binnen de grenzen van de privacywetgeving (AVG). Deze werkwijze kon de SVB daarmee niet invoeren.

Vraag 3

Hoe kan verklaard worden dat het niet-gebruik van de AIO met 48% tot 56% van de rechthebbenden zó hoog is? Heeft het ministerie zich hierbij neergelegd, of heeft het ministerie in het verleden en tot nu toe actie ondernomen om het niet-gebruik terug te dringen? Zo ja, hoe?

Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de redenen van het niet-gebruik van de AIO. Daarom hebben wij de Minister aanbevolen om onderzoek te doen naar de redenen van niet-gebruik AIO. De acties die in het verleden zijn ondernomen om het niet-gebruik terug te dringen zijn beschreven onder het antwoord van vraag 2.

Vraag 4

Hoe beoordeelt u het feit dat over de OBR momenteel niet méér bekend is, dan een niet-gebruik van 45% in 2015?

Er zijn sinds het laatste onderzoek naar het niet-gebruik van de OBR maatregelen genomen om het niet-gebruik terug te dringen. Het is echter niet bekend in hoeverre deze maatregelen hebben geleid tot een lager niet-gebruik. Wij hebben daarom de Minister van SZW aanbevolen om nieuw onderzoek uit te voeren naar het niet-gebruik van de OBR. De Minister heeft deze aanbeveling echter niet overgenomen.

Vraag 5

Deelt u de mening van de Minister van SZW dat bestandsvergelijking met gegevens van UWV «disproportioneel» is om niet-gebruik van de AIO tegen te gaan? Zo niet, waarom niet?

We hebben de Minister aanbevolen om te onderzoeken onder welke condities voldaan kan worden aan de privacywetgeving, zodat gegevensuitwisseling wellicht mogelijk wordt. Ook hebben we gewezen op de mogelijkheid van een aparte wettelijke basis. In het plenair debat met de Kamer op 27 november 2019 waarin de pensioenonderwerpen behandeld werden, heeft de Minister van SZW aangegeven dat hij bezig is met het in kaart brengen van de mogelijkheden voor bestandsvergelijking (Handelingen II 2019/20, nr. 29, item 3).

Vraag 6

Wat vindt u ervan dat de Minister en de SVB uw aanbeveling niet overnemen, om opnieuw onderzoek te doen naar het niet-gebruik van de OBR?

Wij vinden het van belang om onderzoek te doen naar de redenen van niet-gebruik van de OBR, omdat OBR-gerechtigden die geen gebruik maken van de regeling, evenals AIO-gerechtigden die geen gebruik maken van de AIO, een inkomen hebben onder het bestaansminimum.

Vraag 7

Kunt u – gegeven het feit dat dit volgens de Minister niet bijdraagt aan een inzichtelijke begroting – aangeven waarom het inzicht geven in de met de AOW-premie verrekende heffingskortingen juist wél kan bijdragen aan een inzichtelijke begroting?

Inzicht in de met de AOW-premie verrekende heffingskortingen levert een beeld op van de bruto premieopbrengsten AOW. Wij constateren dat de Tweede Kamer de afgelopen jaren op meerdere momenten vragen heeft gesteld over de omvang van de heffingskortingen en het effect ervan op de premieopbrengsten AOW.

Vraag 8

Hoeveel zou het percentage AOW-pensioenen dat uit belastinginkomsten wordt betaald (inmiddels een derde) zijn als alle zelfstandigen ook AOW-premie zouden betalen?

Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de premieopbrengsten van de AOW als alle zelfstandigen premieplichtig zouden zijn.

Vraag 9

Hoe groot was het niet-gebruik van de aanvullende bijstand voor 65-plussers ten tijde van de overdracht van de aanvullende bijstand van gemeenten aan SVB in 2010? Hoe kan verklaard worden dat het niet gebruik van de AIO nu circa 50% is? Is bekend of het niet-gebruik van de AIO is toegenomen, of afgenomen sinds 2010?

Uit onderzoek over 2003, voordat de AIO van de gemeenten naar de SVB was overgedragen, kwam een niet-gebruik van 70% naar voren (SCP, Geld op de plank; Niet-gebruik van inkomensvoorzieningen, 2007). Uit onderzoeken van de SVB, die zijn uitgevoerd op basis van een steekproef, kwam een niet-gebruikpercentage van de AIO van 34% in 2005 en 24% in 2011.

Vraag 10

Wat is het voordeel van het laten voortbestaan van de inkomensondersteuning AOW (de IO-AOW) als een aparte ouderdomsregeling? Is het niet doelmatiger en kosteneffectiever deze te integreren in de AOW-uitkering, óf heeft de IO-AOW blijvende toegevoegde waarde om de koopkracht van ouderen – tussentijds – te beïnvloeden zonder een wetswijziging van de AOW?

De voorganger van de inkomensondersteuning AOW, de AOW-tegemoetkoming, werd ingevoerd na introductie van de ouderenkorting per 1 januari 2005. De ouderenkorting wordt in mindering gebracht op de te betalen belastingen. Ouderen met een laag inkomen betalen minder belasting en profiteerden daarom minder van de ouderenkorting. In 2011 werd de AOW-tegemoetkoming vervangen door de Mogelijkheid voor Koopkrachttegemoetkoming Oudere Belastingplichtigen (MKOB). In 2015 besloot de wetgever de MKOB om te zetten in de IO-AOW. De hoogte van het maximale bedrag van de IO-AOW stelt de Minister van SZW jaarlijks vast per algemene maatregel van bestuur (AMvB). Hiermee kan de Minister de koopkracht van ouderen beïnvloeden zonder een wijziging van de wet op de AOW. De uitvoering van de IO-AOW is geïntegreerd in de uitvoering van de AOW.

Vraag 11

Hoe vaak is de hoogte van de inkomensondersteuning AOW (de IO-AOW) sinds de invoering van deze regeling in 2015 gewijzigd?

De wijzigingen in de hoogte van de inkomensondersteuning AOW maakte geen deel uit van ons onderzoek.

Vraag 12

Kan nader geduid waarom (afwijkende?) kwalificaties gehanteerd worden over de duale financiering van de AOW: «geen ondoelmatigheden» in de conclusie bij hoofdstuk 3 en «niet ondoelmatig» in de samenvatting op bladzijde 7?

In ons onderzoek hebben wij de kosten die de duale financiering met zich meebrengt, uitgedrukt in capaciteit, onderzocht. De conclusie is dat de duale financiering «niet ondoelmatig» is, omdat is gebleken dat met het financieren van het Ouderdomsfonds vanuit premie- en begrotingsgeld slechts een beperkte capaciteit is gemoeid. «Geen ondoelmatigheden» en «niet ondoelmatig» kunnen derhalve als eensluidend worden gelezen.

Vraag 13

Is onderzocht of het bestaan van de kostendelersnorm in de AIO leidt tot niet-gebruik van de regeling? Zo nee, acht u nader onderzoek op dit punt mogelijk zinvol?

De redenen van niet-gebruik hebben wij niet onderzocht. Wij hebben daarom de Minister van SZW aanbevolen om onderzoek uit te voeren naar de redenen van het niet-gebruik van de AIO.

Vraag 14

Heeft u beoordeeld of de uitvoerings- en uitkeringslasten van met name de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) en de overbruggingsuitkering (OBR) (respectievelijk € 602 en € 489 per ontvanger (per jaar?)) reëel en te onderbouwen zijn? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe?

De uitvoeringskosten van de AIO en OBR zijn relatief hoog ten opzichte van de uitkeringslasten, doordat deze regelingen veel toetredingseisen kennen. De toekenning gebeurt handmatig en de SVB moet veel controles uitvoeren. Wij hebben niet onderzocht of de kosten die hiermee zijn gemoeid reëel zijn. Wij hebben de kosten en de geleverde kwaliteit van de uitvoering van de AIO en de OBR onderzocht en daarin hebben wij geen ondoelmatigheden geconstateerd.

Vraag 15

Als mensen een brief krijgen van de SVB om AOW aan te vragen, worden zij in die brief dan ook standaard gewezen op het bestaan van de AIO? Zo nee, waarom niet?

Mensen die een gekorte AOW-uitkering toegekend hebben gekregen, krijgen van de SVB een brief over de AIO. Mensen met een volledige AOW-uitkering die een jongere partner hebben zonder of met een laag inkomen kunnen – onder voorwaarden – ook in aanmerking komen voor een AIO-uitkering. De SVB kan deze mensen niet gericht benaderen omdat de SVB hiervoor geen gebruik kan maken van de polisadministratie. De SVB zou de gegevens uit de polisadministratie dan voor iets anders aanwenden dan waarvoor deze zijn verzameld. Dat is volgens de Minister niet toegestaan vanwege privacywetgeving. Alle potentiële AIO-gerechtigden moeten zelf het initiatief nemen om een AIO-uitkering aan te vragen. Als de SVB gebruik zou kunnen maken van inkomensgegevens uit de polisadministratie, zou de SVB deze groep gericht kunnen benaderen en het niet-gebruik terugdringen.

Vraag 16

In hoeverre kunnen mensen ook via de analoge weg een AIO-aanvulling aanvragen? In hoeverre kunnen zij hierbij gebruik maken van één-op-één ondersteuning?

Zie het antwoord bij vraag 15. Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de ondersteuning die de SVB biedt bij de aanvraag van een AIO-uitkering.

Vraag 17

Hoe is te verklaren, dat mensen bijvoorbeeld met een onvolledig AOW-pensioen, die geïnformeerd worden door de SVB over de mogelijkheid van een AIO-uitkering, hier tóch geen gebruik van maken?

Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de redenen van niet-gebruik. Wij hebben de Minister van SZW aanbevolen om hier, naar aanleiding van het hoge percentage niet-gebruik, onderzoek naar te doen.

Vraag 18

Waarom hebben de Minister van SZW, noch de SVB zicht op het huidige niet-gebruik van de OBR? Waarom is dit na 2015 – toen het niet gebruik 45% bleek – niet meer onderzocht?

Het niet-gebruik is na 2015 niet meer onderzocht. Naar aanleiding van het onderzoek naar (niet-)gebruik van de OBR zijn er in 2016 maatregelen getroffen om het niet-gebruik van de OBR terug te dringen. De OBR eindigt per 1 januari 2023 en de omvang van potentiële OBR-gerechtigden wordt volgens de Minister van SZW steeds kleiner. Gegeven de genomen maatregelen om het niet-gebruik terug te dringen en gelet op de effecten van die maatregelen acht de Minister een nieuw onderzoek naar het niet-gebruik van de OBR niet opportuun. Ook de SVB acht een nieuw onderzoek niet opportuun.

Vraag 19

Hoe is het niet-gebruik gemeten en wat zijn daarin de onzekerheidsmarges?

We hebben voor het bepalen van het niet-gebruik van de AIO microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt. Op basis van de kenmerken leeftijd, verblijfplaats, aanwezigheid van een partner en/of kostendeler, inkomen en vermogen hebben we de groep huishoudens die recht heeft op AIO op 1 januari 2017 bepaald. Van de rechthebbende huishoudens is nagegaan of ze AIO ontvingen op 1 januari 2017. Vervolgens hebben we met deze uitkomsten het niet-gebruik berekend. Het percentage niet-gebruik is het aantal niet-gebruikers gedeeld door het aantal rechthebbenden AIO.

We hebben een marge gehanteerd waarbinnen het niet-gebruik van de AIO kan liggen. Hiervoor hebben we de inkomens- en vermogensnorm met 1% en 5% verhoogd en verlaagd. In de 5 (-5, -1, 0, 1, 5) scenario’s hebben we vervolgens het aantal rechthebbenden en het niet-gebruik berekend. Daarna hebben we bij alle huishoudens waarvan het vermogen onbekend was, gekeken naar de hoogte van hun inkomen. De huishoudens die op basis van inkomen mogelijk recht zouden kunnen hebben op AIO, hebben we meegenomen in de groep rechthebbenden. Hiermee zijn de 5 scenario’s opnieuw berekend. Uit deze analyse kwam een marge van minimaal 48% en maximaal 56% van het niet-gebruik van de AIO.

Vraag 20

Welke huishoudelijke profielen zijn, bij het vaststellen van het aantal niet-gebruikers, gebruikt door het Nibud?

We hebben de huishoudelijke profielen die door het Nibud zijn gebruikt niet onderzocht. We hebben voor onze analyse gebruik gemaakt van de microdata van het CBS:

– Kenmerken van AOW-uitkeringen;

– Kenmerken van bijstandsuitkeringen;

– Maandbedragen inkomsten uit eigen onderneming van personen;

– Huishoudenskenmerken van in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) ingeschreven personen;

– Persoonskenmerken van alle in de Gemeentelijke Basis-administratie (GBA) ingeschreven personen, gecoördineerd;

– Inkomen van personen;

– Personen sociaaleconomische categorie;

– Banen en lonen op basis van de Polisadministratie;

– Vermogens van huishoudens (revisie 2017).

Vraag 21

Hoe kan verklaard worden dat het niet-gebruik AIO van de «nieuwe doelgroep» (mensen met een volledig AOW-pensioen en met een jongere partner die geen of weinig inkomen heeft en de AOW-leeftijd nog niet bereikt heeft) zó hoog is, namelijk 73%. Hoe kan dit niet-gebruik snel teruggedrongen worden?

Tot 2015 hadden AOW-gerechtigden met een jongere partner met geen of een laag inkomen recht op partnertoeslag. De SVB was gerechtigd het inkomen van de partners van AOW-gerechtigden op te vragen bij instanties. Een deel van deze groep heeft nu recht op een AIO-uitkering (de «nieuwe doelgroep»). Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de redenen van niet-gebruik, ook niet onder deze doelgroep. Als de SVB bij de aanvraagbevordering gebruik zou kunnen maken van inkomensgegevens uit de polisadministratie, zou de SVB deze groep gericht kunnen benaderen en het niet-gebruik terugdringen.

Vraag 22

Hoe kan verklaard worden dat rechthebbenden zonder migratieachtergrond een significant hoger niet-gebruik van de AIO-regeling hebben dan rechthebbenden met een migratieachtergrond?

We hebben geen onderzoek gedaan naar de redenen van het niet-gebruik van de AIO. In ons rapport beschrijven we dat de SVB de hechtere onderlinge netwerken van niet-westerse migranten als mogelijke verklaring benoemt voor het lagere niet-gebruik van AIO onder huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond (SVB, Niet-gebruik WWB65+ in 2005, 2008; SVB, SVB realiseert lager niet-gebruik. Niet-gebruik in de AIO in 2011 vergeleken met 2005, 2014). Ook uit onderzoek in gemeente Amsterdam blijkt dat ouderen van niet-westerse migratieachtergrond vaker kennis hebben van de AIO dan ouderen met een westerse migratieachtergrond (OIS, Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam, 2016). Verder maken niet-westerse migranten vaker gebruik van de reguliere bijstand dan mensen zonder migratie achtergrond (CBS, Personen met bijstand; persoonskenmerken, geraadpleegd 15 augustus 2019). Gemeenten voeren de bijstand uit. Het is volgens ons mogelijk dat bij het bereiken van de AOW-leeftijd huishoudens die voorheen bijstand ontvingen, vaker door de gemeente geattendeerd worden op de mogelijkheid van de AIO. Echter om inzicht te krijgen in de redenen van het niet-gebruik van de AIO is nader onderzoek nodig.

Vraag 23

Vindt u, dat bij het zoeken naar mogelijkheden om het niet-gebruik van de AIO-regeling terug te dringen, ook gekeken moet worden naar de (administratieve) verplichtingen en benodigde taalvaardigheid en administratieve vaardigheid van rechthebbenden? Welke mogelijkheden ziet u tot verbetering?

Om het niet-gebruik van de AIO terug te dringen is eerst inzicht nodig in de redenen van het niet-gebruik van de AIO. De Minister van SZW heeft toegezegd onderzoek uit te voeren naar de redenen van het niet-gebruik van de AIO.

Vraag 24

Hoe kan verklaard worden, dat ouderen met een niet-westerse achtergrond vaker kennis hebben van de AIO dan ouderen met een niet westerse achtergrond?

De redenen voor het niet-gebruik van de AIO zijn onbekend. Zie het antwoord bij vraag 22 voor een nadere toelichting.

Vraag 25

Vindt u dat de SVB tot op heden al het redelijkerwijs mogelijke heeft ondernomen, om het niet-gebruik van de AIO te voorkomen? Kunt u uw antwoord motiveren?

In ons onderzoek constateerden we dat de SVB actief inzet op het voorkomen van niet-gebruik. Zie het antwoord bij vraag 2 voor de maatregelen die de SVB heeft genomen.

Vraag 26

Kunt u nadere toelichting geven op welke punten u nieuw onderzoek aanraadt maar de rechthebbende huishoudens die geen AIO aanvragen? Welke nieuwe inzichten zou dit onderzoek moeten / kunnen opleveren?

De redenen voor het niet-gebruik van de AIO zijn onbekend. Wij hebben daarom de Minister van SZW aanbevolen om onderzoek uit te voeren naar de rechthebbende huishoudens die geen AIO aanvragen. Op basis van deze uitkomsten kan de Minister in samenwerking met de SVB bepalen welke maatregelen ingezet kunnen worden om deze groep wel te bereiken.

Vraag 27

Ook een aparte wettelijke basis wordt hierbij door u genoemd als mogelijkheid. Kunt u toelichten dat gegevensuitwisseling met UWV wellicht mogelijk kan worden om rechthebbenden op een AIO-uitkering beter op te sporen? Kunt u ook een toelichting geven op de door u genoemde mogelijkheid voor een aparte wettelijke basis?

De SVB heeft in samenwerking met UWV een verkenning uitgevoerd om na te gaan hoe bestandskoppeling met de polisadministratie kan bijdragen aan het terugdringen van niet-gebruik. Daaruit kwam naar voren dat de inkomensgegevens in de polisadministratie redelijk goed voorspellen of iemand recht heeft op AIO. Als de SVB een persoon attendeert die volgens de polisadministratie 5 maanden na de AOW-leeftijd 90% van het sociaal minimum ontvangt, is de kans 1 op 7 dat hij recht heeft op AIO. Met de huidige werkwijze is de kans dat iemand die de SVB attendeert op de AIO daar ook daadwerkelijk recht op heeft 1 op 35. Denkbaar is bijvoorbeeld dat de SVB een wettelijke taak zou krijgen om te voorkomen dat ouderen een inkomen onder het bestaansminimum hebben. Dan ontstaat een wettelijke basis waardoor de gegevensuitwisseling mogelijk kan worden. Dit kan bijdragen aan het terugdringen van het niet-gebruik van de AIO.

Vraag 28

Is het in het verleden vaker voorgekomen dat leeftijdsgrenzen eerder zijn opgeschoven (bijvoorbeeld bij de VUT) en hoe is daar toen mee omgegaan?

Wij hebben geen onderzoek gedaan naar het verschuiven van leeftijdsgrenzen en de effecten die daarvan uitgaan.

Vraag 29

Vindt u dat het parlement een goed en integraal beeld heeft van de financiële houdbaarheid van het stelsel van ouderdomsregelingen, waaronder de AOW? Vindt u dat het parlement hier regelmatig, systematisch en grondig genoeg over wordt geïnformeerd?

Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de financiële houdbaarheid van het ouderdomsstelsel.

Vraag 30

Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die tot nu toe zijn genomen om het niet-gebruik terug te dringen?

Zie het antwoord bij vraag 2 voor de maatregelen die de SVB heeft genomen.

Vraag 31

Vindt u in tegenstelling tot de Minister van SZW de bestandsvergelijking met gegevens van UWV om niet-gebruik van de AIO tegen te gaan wél proportioneel? Zo ja, waarom precies? Kan nader ingegaan worden op het vraagstuk van de proportionaliteit van gegevensuitwisseling van SVB met UWV en Belastingdienst?

We hebben de Minister aanbevolen om te onderzoeken onder welke condities wel kan worden voldaan aan de privacywetgeving, zodat gegevensuitwisseling wellicht mogelijk kan worden. Ook hebben we gewezen op de mogelijkheid van een aparte wettelijke basis. In het plenair debat met de Kamer op 27 november 2019 waarin de pensioenonderwerpen behandeld werden, heeft de Minister van SZW aangegeven dat hij bezig is met het in kaart brengen van de mogelijkheden voor bestandsvergelijking.

In ons onderzoek constateerden we dat als de SVB een persoon attendeert die volgens de gegevens in de polisadministratie van UWV 5 maanden na de AOW-leeftijd 90% van het sociaal minimum ontvangt, de kans 1 op 7 is dat hij recht heeft op AIO. Met de huidige werkwijze is de kans dat iemand die de SVB attendeert op de AIO daar ook daadwerkelijk recht op heeft 1 op 35.