Eindtekst
Wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..)
Eindtekst
Nummer: 2020D02384, datum: 2020-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2019Z20372:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-10-29 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2019-11-07 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-11-28 10:00: Wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-01-16 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-01-16 13:35: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-01-23 10:15: Hamerstuk: Wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..) (35320) (Hamerstukken), TK
Preview document (đ origineel)
De Tweede Kamer der Staten- Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, datum 23 januari 2020 |
|
Wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20..) | |
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET | |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om op gebundelde wijze diverse vooral wetstechnische en redactionele wijzigingen aan te brengen in met name de wetten die onder de verantwoordelijkheid vallen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
In artikel 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in de zinsnede over de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek â5a.9, 5a.11, 5a.12b, 5.13d, 5a.13e, tweede en zesde lid, 5a.13f, 5a.13g,â vervangen door â5.8, eerste lid, 5.9, eerste en tweede lid, 5.16, eerste en derde lid, 5.17, 5.18, 5.19, eerste, tweede en derde lid, 5.20, eerste lid, 5.26, eerste lid, 5.27, eerste en tweede lid, 5.29, eerste lid,â.
ARTIKEL II. EXPERIMENTENWET ONDERWIJS
De Experimentenwet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van âOnze ministerâ komt te luiden:
âOnze Ministerâ: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;.
2. De begripsomschrijving van âhet bevoegd gezagâ wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a vervalt.
b. De onderdelen b, c en d worden verletterd tot a, b en c.
c. In onderdeel c (nieuw) wordt de slotpunt vervangen door een puntkomma.
B
In de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7c wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
ARTIKEL III. EXPERIMENTENWET VOOROPLEIDINGSEISEN, SELECTIE EN COLLEGEGELDHEFFING
De Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt de komma aan het slot vervangen door â; enâ.
b. In onderdeel b wordt â, enâ vervangen door een punt.
c. Onderdeel c vervalt.
B
Artikel 12 vervalt.
ARTIKEL IV. LEERPLICHTWET 1969
De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, 1a en 1d wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
B
In artikel 10 wordt in het opschrift âAfschrijvingâ vervangen door âUitschrijvingâ en in de aanhef wordt âafgevoerdâ vervangen door âuitgeschreven:â.
C
In artikel 17 wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
D
In artikel 18 wordt in het opschrift âafschrijvingenâ vervangen door âuitschrijvingenâ en wordt in het eerste lid âafschrijvingâ vervangen door âuitschrijvingâ.
E
In het opschrift van artikel 18a wordt âafschrijvingâ vervangen door âuitschrijvingâ.
F
In de artikelen 21a en 25 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
G
In artikel 27 wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ en vervalt âdan wel, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,â
H
In artikel 29, eerste lid, wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
ARTIKEL V. LEERPLICHTWET BES
De Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 19 wordt in het opschrift âAfschrijvingâ vervangen door âUitschrijvingâ en in de aanhef wordt âafgevoerdâ vervangen door âuitgeschreven:â.
B
In artikel 31 wordt in het opschrift âafschrijvingenâ vervangen door âuitschrijvingenâ en wordt in het eerste lid âafschrijvingâ vervangen door âuitschrijvingâ.
C
In artikel 39 wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
ARTIKEL VI. LES- EN CURSUSGELDWET
De Les- en cursusgeldwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel d, komt te luiden:
d. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;.
B
Artikel 5b vervalt.
C
In de artikelen 7 en 8 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
ARTIKEL VII. MEDIAWET 2008
De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 2.170b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 2.170c
1. Het overlegorgaan, bedoeld in artikel 2.146, onderdeel l, dient jaarlijks vóór 15 september een begroting in bij Onze Minister.
2. Het overlegorgaan dient jaarlijks vóór 1 mei een jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar in bij Onze Minister.
Artikel 2.170d
1. Onze Minister stelt uit de rijksmediabijdrage en de inkomsten van de Ster aan het overlegorgaan, bedoeld in artikel 2.146, onderdeel l, een bijdrage in de kosten ter beschikking.
2. Onze Minister kan aan een besluit tot het ter beschikking stellen van bijdragen voorschriften verbinden.
3. Als het overlegorgaan niet voldoet aan artikel 2.170c of indien hij de aan een besluit tot het ter beschikking stellen van bijdragen verbonden voorschriften niet naleeft, kan Onze Minister:
a. de beschikking waarbij de desbetreffende instelling is aangewezen, intrekken; of
b. het besluit tot het ter beschikking stellen van bijdragen intrekken of wijzigen.
B
In artikel 7.11, eerste lid, onderdeel a, wordt voor â2.180 tot en met 2.187,â ingevoegd â2.170c, 2.170d,â.
ARTIKEL VIII. PARTICIPATIEWET
In artikel 64, eerste lid, onder i, van de Participatiewet vervalt âen, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Onze Minister van Economische Zakenâ.
ARTIKEL IX. WET ACCREDITATIE OP MAAT
De artikelen I, onderdeel O, VI, en IX, onderdelen A, onder r en y, en B, van de Wet accreditatie op maat vervallen.
ARTIKEL X. WET BEHEERSING HUISVESTINGSVOORZIENINGEN K.O.-L.O.
De Wet beheersing huisvestingsvoorzieningen k.o.-l.o. wordt ingetrokken.
ARTIKEL XI. WET COLLEGE VOOR TOETSEN EN EXAMENS
Artikel 1 van de Wet College voor toetsen en examens wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van âCitoâ wordt âartikel 12 van de Wet subsidiĂ«ring landelijke ondersteunende activiteitenâ vervangen door âartikel 3 van de Wet subsidiĂ«ring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013â.
2. In de begripsomschrijving van âOnze Ministerâ vervalt âen wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Economische Zakenâ.
ARTIKEL XII. WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1.1, onder a, vervalt âen, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Onze Minister van Economische Zakenâ.
B
Artikel 4.2.1, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 6°, komt te luiden:
6°. een op grond van artikel 4.2.1a gelijkgesteld buitenlands getuigschrift of diploma, of.
C
Na artikel 4.2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.2.1a. Gelijkstelling buitenlandse getuigschriften
Onze Minister kan aan een persoon die in het bezit is van een buiten de Europese Economische Ruimte en Zwitserland behaald bewijsstuk waarmee de bekwaamheid wordt aangetoond voor het docentschap, bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, onderdeel b, of voor het verrichten van onderwijsondersteunende werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.2.3, tweede lid, de bevoegdheid tot het geven van beroepsonderwijs onderscheidenlijk het verrichten van onderwijsondersteunende werkzaamheden verlenen. Hij kan daarbij voorwaarden en beperkingen stellen.
D
In artikel 4.2.2, eerste lid, onderdeel c, wordt âAlgemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, ofâ vervangen door âAlgemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, dan wel de bevoegdheidsverlening als bedoeld in artikel 4.2.1a, ofâ
E
Na artikel 4.2.3a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4.2.3b. Overgangsrecht geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs en verrichten van onderwijsondersteunende werkzaamheden daarvoor
1. Degene die op 31 juli 2017 voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een instelling is benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming, alsmede degene die eerder al voor het geven van dat onderwijs benoemd is geweest of tewerkgesteld zonder benoeming, voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs.
2. Degene die binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf 1 augustus 2017 voor de eerste keer wordt benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een instelling, dient binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf het tijdstip van die eerste benoeming of die eerste tewerkstelling zonder benoeming, te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs om belast te kunnen blijven worden met de desbetreffende werkzaamheden. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze periode worden verlengd met een daarbij te bepalen periode indien verlenging noodzakelijk is voor een goede invoering van die bekwaamheidseisen.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die:
a. onderwijsondersteunende werkzaamheden ten behoeve van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een instelling verricht, vanaf het moment dat voor die werkzaamheden bekwaamheidseisen zijn vastgesteld; of
b. is aangewezen, eerder was aangewezen onderscheidenlijk voor de eerste keer wordt aangewezen voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare instellingen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid.
Artikel 4.2.3c. Invoering onderhoudsplicht bekwaamheid
Artikel 1.3.6, eerste lid, wat het onderhouden van de bekwaamheid betreft, vindt voor een bepaalde personeelscategorie voor het eerst toepassing met ingang van het tijdstip waarop de bekwaamheidseisen voor die categorie in werking treden.
F
Artikel 7.1.4, vijfde lid, vervalt.
G
In artikel 7.4.7, vierde en zevende lid, wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
H
In artikel 8a.4.1, tweede lid, wordt âOnze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken,â vervangen door âOnze Ministerâ.
I
In artikel 9.1.7, tweede lid, wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
J
Na artikel 12.2.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12.2.3. Voorziening vakinstelling met vo-school
De vakinstelling die op grond van artikel 12.3.5, zoals dat luidde op 30 juni 2004, de rijksbijdrage ten aanzien van huisvesting voortgezet onderwijs ontving en nadien is blijven ontvangen, wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede voor de toepassing van artikel 76v.1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, aangemerkt als scholengemeenschap in de zin van artikel 2.6.
ARTIKEL XIII. WET EENMALIGE VERLENGING WERKINGSDUUR OALT-PLANNEN
De Wet eenmalige verlenging werkingsduur oalt-plannen wordt ingetrokken.
ARTIKEL XIV. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN
In artikel 45, eerste lid, onder i, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen vervalt âen, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Onze Minister van Economische Zakenâ.
ARTIKEL XV. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
In artikel 45, eerste lid, onder i, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers vervalt âen, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Onze Minister van Economische Zakenâ.
ARTIKEL XVI. WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN
In artikel 1, onder a, van de Wet medezeggenschap op scholen vervalt âen, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Economische Zakenâ.
ARTIKEL XVII. WET OP DE ARCHITECTENTITEL
De Wet op de architectentitel wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komt de begripsbepaling van âOnze Ministerâ te luiden:
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;.
B
In artikel 3, zesde lid, vervalt âvan Onderwijs, Cultuur en Wetenschapâ.
C
In artikel 3a, eerste, tweede en vierde lid, wordt âderde lidâ telkens vervangen door âtweede lidâ.
D
In artikel 4, derde lid, vervalt ârespectievelijk interieurarchitectenâ, en â, respectievelijk van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapâ.
E
Artikel 7, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede âarchitecten en stedenbouwkundigen,â wordt vervangen door âarchitecten, stedenbouwkundigen en interieurarchitecten, enâ.
2. De zinsnede âen door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover die taken, nadere eisen of regels betrekking hebben op interieurarchitectenâ vervalt.
F
In artikel 12, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, vervalt telkens âvan Onderwijs, Cultuur en Wetenschapâ.
G
In artikel 16 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding â1.â voor het eerste lid.
H
In artikel 17, derde lid, wordt âis verstrekenâ vervangen door âverstrekenâ.
I
In artikel 28, tweede lid, wordt âde artikelen 18 tot en met 21â vervangen door âde artikelen 18 tot en met 20â.
ARTIKEL XVIII. WET OP DE BEROEPEN IN HET ONDERWIJS
De artikelen XII tot en met XIX van de Wet op de beroepen in het onderwijs vervallen.
ARTIKEL XIX. WET OP DE ERKENDE ONDERWIJSINSTELLINGEN
In artikel 3 van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen vervalt de tweede zin.
ARTIKEL XX. WET OP DE EXPERTISECENTRA
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ en wordt âbuiten Nederlandâ vervangen door âbuiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserlandâ.
2. In het vierde lid wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
C
In de artikelen 13, 14c, 14d, 14f, 14g, 15, 16, 18b, 30 en 32a wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
D
Na artikel 32b worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 32c. Overgangsrecht bekwaamheidseisen voor werkzaamheden van leidinggevende aard
Totdat de bekwaamheidseisen voor werkzaamheden van leidinggevende aard, bedoeld in artikel 32a, tweede lid, in werking treden, blijven ten aanzien van de benoeming of tewerkstelling als directeur of adjunct-directeur de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, zoals luidend op 31 juli 2006, van toepassing.
Artikel 32d. Overgangsrecht geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs en verrichten van onderwijsondersteunende werkzaamheden daarvoor
1. Degene die op 31 juli 2017 voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school is benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming, alsmede degene die eerder al voor het geven van dat onderwijs benoemd is geweest of tewerkgesteld zonder benoeming, voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs.
2. Degene die binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf 1 augustus 2017 voor de eerste keer wordt benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school, dient binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf het tijdstip van die eerste benoeming of die eerste tewerkstelling zonder benoeming, te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs om belast te kunnen blijven worden met de desbetreffende werkzaamheden. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze periode worden verlengd met een daarbij te bepalen periode indien dat noodzakelijk is voor een goede invoering van die bekwaamheidseisen.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die:
a. onderwijsondersteunende werkzaamheden ten behoeve van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school verricht, vanaf het moment dat voor die werkzaamheden bekwaamheidseisen zijn vastgesteld; of
b. is aangewezen, eerder was aangewezen onderscheidenlijk voor de eerste keer wordt aangewezen voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid.
Artikel 32e. Invoering onderhoudsplicht bekwaamheid
Artikel 21, derde lid, vindt, wat het onderhouden van de bekwaamheid betreft, voor een bepaalde personeelscategorie voor het eerst toepassing met ingang van het tijdstip waarop de bekwaamheidseisen voor die categorie in werking treden.
E
In de artikelen 36, 41, 42, 42a, 47b, 48a, 66a, 66b, 66c, 66d, 69, 71, 71c, 75, 76, 76a, 76b, 78, 80, 83, 84, 86, 111, 113 en 116a wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
F
Na artikel 118 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 118a. Aanspraken op grond van artikel E 16, E 17 of E 18 Overgangswet ISOVSO
De Overgangswet ISOVSO zoals die luidde op 31 juli 1998 blijft van toepassing op aanspraken die op die datum op grond van artikel E 16, E 17 of E 18 van die wet bestaan, met dien verstande dat in artikel E 18 van die wet onder âeen school voor speciaal onderwijsâ tevens wordt begrepen: een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.
G
In de artikelen 119, 120, 129 en 132 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
H
Artikel 134a vervalt.
I
In de artikelen 145a, 146, 146a, 147, 148, 149, 157, 158, 159, 162b en 162c wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
J
In artikel 162e wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
3. Op 31 juli 2006 nog geldige geschiktheidsverklaringen, afgegeven op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, gelden vanaf 1 augustus 2006 als te zijn afgegeven op grond van het eerste lid, indien deze verklaringen vanaf dat tijdstip geldig zouden zijn geweest.
K
Artikel 162h wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Instellingen voor hoger onderwijs die op 31 juli 2006 op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs bevoegd waren tot het verrichten van een geschiktheidsonderzoek worden aangemerkt als instellingen met een erkenning als bedoeld in het eerste lid.
L
Artikel 162j wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Een melding, gedaan voor 1 augustus 2006 onder overlegging van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2006, geldt als te zijn gedaan op grond van het eerste lid.
M
In de artikelen 162k, 162m, 163, 164a, 164b en 164c wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
N
Voor de slotpunt van artikel 166, tweede lid, wordt toegevoegd â, zoals dat artikel luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallenâ.
O
In de artikelen 169, 169a, 170a, 170b, 172, 174, 175, 177 en 178e wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
ARTIKEL XXI. WET OP DE NEDERLANDSE ORGANISATIE VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, tweede zin, komt te luiden:
Nadat de raad van toezicht over de begroting is gehoord, stelt de raad van bestuur de begroting vast.
2. Het derde lid komt luiden:
3. De raad van bestuur zendt de begroting voor 1 november ter goedkeuring aan Onze Minister.
B
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, tweede zin, komt te luiden:
Nadat de raad van toezicht over de jaarrekening is gehoord, stelt de raad van bestuur de jaarrekening vast.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De raad van bestuur zendt de jaarrekening ter goedkeuring aan Onze Minister.
ARTIKEL XXII. WET OP DE ONDERWIJSRAAD
In artikel 2, eerste lid, onder b van de Wet op de Onderwijsraad vervalt âen Onze Minister van Economische Zakenâ.
ARTIKEL XXIII. WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
2. Onderdeel w komt te luiden:
w. persoonsgebonden nummer: burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, of het onderwijsnummer, bedoeld in artikel 7.31e, derde lid;
B
In de artikelen 1.5, 1.7a, 1.8, 1.12 en 1.14 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
C
In het opschrift van artikel 1.17a wordt â1.17a.â vervangen door âartikel 1.17a.â
D
In de artikelen 1.19a en 2.2a wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
E
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt â, voor onderwijs en onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken,â.
2. In het tweede lid wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
F
In de artikelen 2.4 en 2.5 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
G
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt âdan wel per Ad-programmaâ.
2. In het vijfde en zevende lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
H
In de artikelen 2.6a, 2.7 en 2.8 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
I
Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
2. In lid 1a wordt de zinsnede âIndien na de goedkeuring van Onze minister, bedoeld in artikel 7.8a, derde lid, de uitvoering van een Ad-programma gedeeltelijk wordt uitgevoerdâ vervangen door âIndien na goedkeuring van Onze Minister, bedoeld in artikel 7.8a, tweede lid, een associate degree-opleiding gedeeltelijk wordt uitgevoerdâ.
3. In het derde, vijfde en zesde lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
J
In de artikelen 2.10, 2.13, 2.16, 2.18, 2.19, 2.20, 3.1, 3.2, 3.3 en 4.2 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
K
In artikel 5.3, eerste lid, onder d, wordt âĂ©Ă©n maalâ vervangen door âĂ©Ă©nmaalâ.
L
In de artikelen 6.2, 6.5, 6.6, 6.7, 6.7a, 6.7b, 6.7c, 6.7d en 6.9 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
M
Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ en wordt âde naleving van de artikelen 1.3, vijfde lid, en 1.12, tweede en derde lidâ vervangen door âde naleving van de artikelen 1.3, vijfde lid, 1.12, tweede lid, of 1.12, derde lidâ.
2. In het vierde en vijfde lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
N
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel w, wordt âartikel 7.10aâ vervangen door âartikel 7.10a, eerste en tweede lidâ.
2. In het vierde en zesde lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
O
In artikel 6.14 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
P
Artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
2. In het vierde lid wordt de zinsnede âde inschrijving voor de bacheloropleiding dan wel inschrijving voor de masteropleiding niet meer openstaatâ vervangen door âde inschrijving voor een opleiding niet meer openstaatâ.
Q
In artikel 7.1, tweede lid, wordt â7.3a, tweede lid, onder bâ vervangen door â7.3a, tweede lid, onder câ.
R
In artikel 7.3d, eerste lid, wordt â5a.9, 5a.11â vervangen door â5.6, 5.11â.
S
In artikel 7.4a wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
T
In artikel 7.8a, derde lid, wordt âvijfde lidâ vervangen door âvierde lidâ.
U
In artikel 7.8b, eerste lid, wordt na âvoltijdse of dualeâ ingevoegd âassociate degree-opleiding ofâ.
V
In de artikelen 7.17, 7.17a, 7.30b, 7.31a en 7.31e wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
W
Artikel 7.34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt â7.30a, derde lid,â.
2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
X
In artikel 7.36 vervalt de tweede zin.
Y
Artikel 7.39 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de eerste zin te luiden:
Bij de inschrijving legt de student of extraneus tevens zijn persoonsgebonden nummer over door middel van een van overheidswege verstrekt document, waarop tevens de geslachtsnaam, de voorletters, de geboortedatum en het geslacht van de betrokkene zijn vermeld.
2. In het eerste lid vervalt de derde zin.
3. In het tweede, derde en vijfde lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
Z
In de artikelen 7.42 en 7.45, het opschrift van hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 2b, het opschrift en het eerste lid van artikel 7.51k, en de artikelen 7.53, 7.64, 7.65 en 7.68 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
AA
In artikel 7a.5 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
3. Tot het voeren van een in het eerste lid genoemde titel is eveneens gerechtigd degene aan wie op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs vanaf 1 september 2002 het getuigschrift van een met goed gevolg afgesloten bekwaamheidsonderzoek is uitgereikt.
BB
In de artikelen 9.6, 9.7, 9.9, 9.39, 9.50a en 9.51 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
CC
Artikel 10.3c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel f wordt geletterd e.
2. In de laatste zin wordt âonder eâ vervangen door âonder dâ.
DD
In de artikelen 10.8, 10.37, 10.38, 11.4, 11.5, 11.7, 12.4, 12.10, 12.13, 12.18, 12.20, 13.1, 13.2, 13.3, 13.10, 15.1, 16.14 en 16.17 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
EE
In de artikelen 18.29, tweede lid, en 18.30, tweede lid, wordt âartikel 1.18, eerste lidâ telkens vervangen door âartikel 1.18â.
FF
In het opschrift en de tekst van artikel 18.32a en in de artikelen 18.63 en 18.75 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
GG
In hoofdstuk 18 vervalt titel 12.
HH
In artikel 19.1 wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
II
De bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en het daarbij behorende opschrift komen als volgt te luiden:
Bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
In deze bijlage zijn in de onderdelen a tot en met i opgenomen de bekostigde instellingen voor hoger onderwijs, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, en zijn in onderdeel j opgenomen de academische ziekenhuizen, bedoeld in artikel 1.13, eerste lid. De namen van de privaatrechtelijke rechtspersonen in deze bijlage worden weergegeven, zoals zij luiden op 1 januari 2019.
a. De openbare universiteiten te:
- Leiden;
- Groningen;
- Amsterdam;
- Utrecht;
- Delft;
- Wageningen;
- Eindhoven;
- Enschede;
- Rotterdam;
- Maastricht.
b. De bijzondere universiteit te:
- Amsterdam, uitgaande van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg;
- Nijmegen, uitgaande van de Stichting Katholieke Universiteit;
- Tilburg, uitgaande van de Stichting Katholieke Universiteit Brabant.
c. (vacant)
d. (vacant)
e. (vacant)
f. (vacant)
g. De bijzondere hogescholen:
- Aeres Hogeschool, uitgaande van de Stichting Aeres Groep;
- Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, uitgaande van de Stichting Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten;
- ArtEZ hogeschool voor de kunsten, uitgaande van de Stichting ArtEZ;
- Avans Hogeschool, uitgaande van de Stichting Avans;
- Breda University of Applied Sciences, uitgaande van de Stichting Breda University of Applied Sciences;
- Christelijke Hogeschool Ede, uitgaande van de Stichting voor Christelijk Hoger Beroepsonderwijs op Gereformeerde grondslag;
- Christelijke Hogeschool Windesheim, uitgaande van de Stichting Christelijke Hogeschool Windesheim;
- Codarts, Hogeschool voor de Kunsten, uitgaande van de Stichting Codarts, Hogeschool voor de Kunsten;
- De Haagse Hogeschool, uitgaande van de Stichting Hoger Beroepsonderwijs Haaglanden;
- Design Academy, uitgaande van de Stichting The Design Academy;
- Fontys Hogescholen, uitgaande van de Stichting Fontys;
- Hanzehogeschool Groningen, uitgaande van de Stichting Hanzehogeschool Groningen;
- HAS Hogeschool, uitgaande van de Stichting HAS Opleidingen te âs-Hertogenbosch;
- Hogeschool van Amsterdam, uitgaande van de Stichting Hogeschool van Amsterdam;
- Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, uitgaande van de Stichting Hogeschool van Arnhem en Nijmegen;
- Hogeschool «De Driestar», uitgaande van de Stichting voor Christelijk Hoger Onderwijs op Reformatorische grondslag «De Driestar»;
- Hogeschool der Kunsten Den Haag, uitgaande van de Stichting Hogeschool der Kunsten Den Haag;
- Hogeschool INHOLLAND, uitgaande van de Stichting Hoger Onderwijs Nederland;
- Hogeschool IPABO Amsterdam/Alkmaar, uitgaande van de Stichting voor de Protestants Christelijke en de Rooms-Katholieke lerarenopleiding voor het Basisonderwijs in Noord-Holland;
- Hogeschool Leiden, uitgaande van Stichting Hogeschool Leiden;
- Hogeschool Rotterdam, uitgaande van de Stichting Hogeschool Rotterdam;
- Hogeschool Utrecht, uitgaande van de Stichting Hogeschool Utrecht;
- Hogeschool Viaa, uitgaande van Stichting Hogeschool Viaa;
- Hogeschool voor Beeldende Kunst en Vormgeving, uitgaande van de Stichting Gerrit Rietveld Academie;
- Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, uitgaande van de Stichting Hogeschool voor de Kunsten Utrecht;
- Hotelschool The Hague, uitgaande van de Stichting Hotelschool Den Haag;
- HZ University of Applied Sciences, uitgaande van de Stichting HZ University of Applied Sciences;
- Iselinge Hogeschool, uitgaande van de Stichting Iselinge Hogeschool;
- Katholieke PABO, uitgaande van de Stichting Katholieke Opleiding tot Leraren in het Basisonderwijs;
- Marnix Academie, uitgaande van de Stichting Protestants Christelijke Hoger Beroepsonderwijs Utrecht;
- NHL Stenden Hogeschool, uitgaande van Stichting NHL Stenden Hogeschool;
- Pedagogische Hogeschool de Kempel, uitgaande van de Stichting De Kempel;
- Saxion Hogeschool, uitgaande van de Stichting Saxion;
- Thomas More Hogeschool, uitgaande van de Stichting Thomas More Hogeschool;
- Van Hall Larenstein, uitgaande van de Stichting Van Hall Larenstein;
- Zuyd Hogeschool, uitgaande van de Stichting Zuyd Hogeschool.
h. de Open Universiteit te Heerlen.
i. de levensbeschouwelijke universiteiten:
- Protestantse Theologische Universiteit, te Amsterdam, uitgaande van de Protestantse Kerk in Nederland;
- Theologische Universiteit der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, te Apeldoorn, uitgaande van het kerkgenootschap Christelijke Gereformeerde Kerken;
- Universiteit voor Humanistiek, te Utrecht, uitgaande van de Stichting Universiteit voor Humanistiek.
- Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland, te Kampen, uitgaande van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt).
j. 1. De rechtspersoonlijkheid bezittende academische ziekenhuizen bij de openbare universiteiten te:
- Leiden;
- Groningen;
- Amsterdam;
- Utrecht;
- Rotterdam;
- Maastricht.
2. De academische ziekenhuizen bij de bijzondere universiteiten te:
- Amsterdam;
- Nijmegen.
ARTIKEL XXIV. WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder a, vervalt âen, voorzover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Onze Minister van Economische Zakenâ.
B
In artikel 23, tweede lid, vervalt âna overleg met Onze Minister van Economische Zakenâ.
C
In artikel 24, tweede lid, vervalt âna overleg met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatieâ.
ARTIKEL XXV. WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
B
In artikel 3, derde lid, wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ en wordt âbuiten Nederlandâ vervangen door âbuiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserlandâ.
C
In de artikelen 5, 8, 9, 9b, 30 en 32a wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
D
Na artikel 32b worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 32c. Overgangsrecht bekwaamheidseisen voor werkzaamheden van leidinggevende aard
Totdat de bekwaamheidseisen voor werkzaamheden van leidinggevende aard, bedoeld in artikel 32a, tweede lid, in werking treden, blijven ten aanzien van de benoeming of tewerkstelling als directeur of adjunct-directeur de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, zoals luidend op 31 juli 2006, van toepassing.
Artikel 32d. Overgangsrecht voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs en verrichten van onderwijsondersteunende werkzaamheden daarvoor
1. Degene die op 31 juli 2017 voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school is benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming, alsmede degene die eerder al voor het geven van dat onderwijs benoemd is geweest of tewerkgesteld zonder benoeming, voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs.
2. Degene die binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf 1 augustus 2017 voor de eerste keer wordt benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school, dient binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf het tijdstip van die eerste benoeming of die eerste tewerkstelling zonder benoeming, te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs om belast te kunnen blijven worden met de desbetreffende werkzaamheden. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze periode worden verlengd met een daarbij te bepalen periode indien verlenging noodzakelijk is voor een goede invoering van die bekwaamheidseisen.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die:
a. onderwijsondersteunende werkzaamheden ten behoeve van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school verricht, vanaf het moment dat voor die werkzaamheden bekwaamheidseisen zijn vastgesteld; of
b. is aangewezen, eerder was aangewezen onderscheidenlijk voor de eerste keer wordt aangewezen voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid.
Artikel 32e. Invoering onderhoudsplicht bekwaamheid
Artikel 12, derde lid, vindt, wat het onderhouden van de bekwaamheid betreft, voor een bepaalde personeelscategorie voor het eerst toepassing met ingang van het tijdstip waarop de bekwaamheidseisen voor die categorie in werking treden.
E
In de artikelen 36 en 40b wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
F
In artikel 45 wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:
4. Onze Minister zendt elke twee jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van het bepaalde in het tweede en het derde lid, alsmede van het bepaalde in artikel 11, onderdeel p, van de Wet medezeggenschap op scholen.
G
In de artikelen 45a, 64a, 64b, 64c, 64d en 68 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
H
Na artikel 69 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 69a. Bekostiging koorscholen
De op 31 juli 1998 uit de openbare kassen bekostigde scholen, uitgaande van de Stichting Muziekinstituut van de Kathedraal St. Bavo te Haarlem, onderscheidenlijk van de Stichting Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek te Utrecht, ten behoeve waarvan op grond van artikel 3, tweede lid, van de Lager-onderwijswet 1920 vergunning is verleend dat deze scholen minder dan 6 achtereenvolgende leerjaren omvatten, worden bekostigd als basisscholen, waarbij:
a. op deze scholen de bepalingen van deze wet waar mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat het onderwijs is bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van omstreeks acht jaar; en
b. voor deze scholen voor de toepassing van artikel 153, eerste lid, als opheffingsnorm het getal 45 geldt.
I
In de artikelen 70, 74, 77, 79, 80, 83, 84, 84a, 85 en 85a wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
J
Na artikel 85a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 85b. Overgangsbepaling bekostiging afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs
1. De afdelingen voor internationaal georiënteerd basisonderwijs die op 31 juli 2014 door Onze Minister werden bekostigd, worden aangemerkt als afdelingen, bedoeld in artikel 85a.
2. Artikel 40, vijfde lid, is niet van toepassing ten aanzien van de leerlingen die op 31 juli 2014 onderwijs volgden op een afdeling als bedoeld in het eerste lid.
K
In de artikelen 87, 88, 89, 113, 116 en 118b wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
L
Na artikel 121 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 122. Aanspraken op grond van artikel E 17 of E 18 Overgangswet WBO
De Overgangswet WBO zoals die luidde op 31 juli 1998 blijft van toepassing op aanspraken die op die datum op grond van artikel E 17 of E 18 van die wet bestonden.
M
In de artikelen 123, 125a, 135 en 138 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
N
Artikel 140a vervalt.
O
In de artikelen 155 en 156 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
P
Artikel 157a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met vierde lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het derde en het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing voor openbare scholen die als gevolg van een besluit van Onze Minister op grond van artikel II van de Wet van 28 oktober 2010 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met onder meer een discretionaire bevoegdheid van de minister ten aanzien van kwalitatief goede scholen met minder dan 23 leerlingen met perspectief op hoger aantal leerlingen (Stb. 2010, 755) in stand zijn gehouden of voor bijzondere scholen waarvan als gevolg van een besluit van Onze Minister op grond van artikel II van de hiervoor genoemde wet de bekostiging is voortgezet.
Q
In de artikelen 158, 160, 161, 163b, 163c, 164, 164a, 164b, 167a, 171, 172 en 173 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
R
In artikel 176b wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
3. Op 31 juli 2006 nog geldige geschiktheidsverklaringen, afgegeven op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, gelden vanaf 1 augustus 2006 als te zijn afgegeven op grond van het eerste lid, indien deze verklaringen vanaf dat tijdstip geldig zouden zijn geweest.
S
Artikel 176e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste tot en met derde lid wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Instellingen voor hoger onderwijs die op 31 juli 2006 op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs bevoegd waren tot het verrichten van een geschiktheidsonderzoek worden aangemerkt als instellingen met een erkenning als bedoeld in het eerste lid.
T
Artikel 176g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âOnze ministerâ vervangen door âOnze Ministerâ.
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Een melding, gedaan voor 1 augustus 2006 onder overlegging van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2006, geldt als te zijn gedaan op grond van het eerste lid.
U
In de artikelen 176h, 176j, 177, 178a, 178b en 178c wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
V
Voor de slotpunt van artikel 180, tweede lid, wordt ingevoegd â, zoals dat artikel luidde op de dag direct voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallenâ.
W
In de artikelen 183, 183a, 184a, 184b, 187, 188, 188a, 188b, 189, 190, 193 en 194d wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
ARTIKEL XXVI. WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van âOnze Ministerâ vervalt âen, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Economische Zakenâ.
2. Aan het slot van de begripsomschrijving van âvoortgezet onderwijsâ wordt een puntkomma toegevoegd.
B
In artikel 6g, vijfde lid, wordt na â11c, eerste lidâ ingevoegd â, 11fâ.
C
Artikel 18, vijfde lid, vervalt.
D
In artikel 21 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
E
In artikel 25 wordt na âartikelenâ ingevoegd â6d,â en wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
F
In de artikelen 29, 29a, 31, 32d en 33 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
G
Artikel 33a komt te luiden:
Artikel 33a. Bekwaamheid op grond van buitenlands getuigschrift
Onze Minister kan in aanvulling op artikel 33, eerste lid, aan personen die in het bezit zijn van een buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland behaald bewijsstuk, de bevoegdheid verlenen tot het geven van voortgezet onderwijs. Hij kan daarbij voorwaarden en beperkingen stellen.
H
Na artikel 37a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 37b. Overgangsrecht voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs en voor het verrichten van onderwijsondersteunende werkzaamheden daarvoor
1. Degene die op 31 juli 2017 voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school is benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming, alsmede degene die eerder al voor het geven van dat onderwijs benoemd is geweest of tewerkgesteld zonder benoeming, voldoet aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs.
2. Degene die binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf 1 augustus 2017 voor de eerste keer wordt benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school, dient binnen een periode van vijf jaren gerekend vanaf het tijdstip van die eerste benoeming of die eerste tewerkstelling zonder benoeming, te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het geven van dat onderwijs om belast te kunnen blijven worden met de desbetreffende werkzaamheden. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze periode worden verlengd met een daarbij te bepalen periode indien verlenging noodzakelijk is voor een goede invoering van die bekwaamheidseisen.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op degene die:
a. onderwijsondersteunende werkzaamheden ten behoeve van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan een school verricht, vanaf het moment dat voor die werkzaamheden bekwaamheidseisen zijn vastgesteld; of
b. is aangewezen, eerder was aangewezen onderscheidenlijk voor de eerste keer wordt aangewezen voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste tot en met derde lid.
Artikel 37c. Invoering onderhoudsplicht bekwaamheid
Artikel 24, derde lid, vindt, wat het onderhouden van de bekwaamheid betreft, voor een bepaalde personeelscategorie voor het eerst toepassing met ingang van het tijdstip waarop de bekwaamheidseisen voor die categorie in werking treden.
I
In de artikelen 39c, 46, 47, 53b, 54, 56, 57, 58, 59, 85a en 89 wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
J
Artikel 96g1 vervalt.
K
In de artikelen 96m, 96o, 97, 103b, 104, 104a, 108 en 118a wordt âOnze ministerâ telkens vervangen door âOnze Ministerâ.
L
In artikel 118k wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, luidende:
3. Op 31 juli 2006 nog geldige geschiktheidsverklaringen, afgegeven op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, gelden vanaf 1 augustus 2006 als te zijn afgegeven op grond van het eerste lid, indien deze verklaringen vanaf dat tijdstip geldig zouden zijn geweest.
M
In artikel 118n wordt na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:
4. Instellingen voor hoger onderwijs die op 31 juli 2006 op grond van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs bevoegd waren tot het verrichten van een geschiktheidsonderzoek worden aangemerkt als instellingen met een erkenning als bedoeld in het eerste lid.
N
In artikel 118p worden na het derde lid een lid toegevoegd, luidende:
4. Een melding, gedaan voor 1 augustus 2006 onder overlegging van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2006, geldt als te zijn gedaan op grond van het eerste lid.
O
In Titel IVE komt het opschrift van âAfdeling III. Overgangsrecht Voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool) (Stb. xxxx, xx)â te luiden: Afdeling IV. Overgangsrecht Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool) (Stb. 2017, 327).
P
In artikel 118dd, tweede lid, wordt âwet van ......... tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool)â vervangen door âWet van 19 augustus 2017 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met de vereenvoudiging van de vorming van samenwerkingsscholen (Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool) (Stb. 2017, 327)â.
Q
Aan het slot van titel IVE wordt een afdeling toegevoegd [waarvan de nummering aansluit op de laatste afdeling van die titel], luidende:
AFDELING #. OVERGANGSRECHT IN VERBAND MET DE WET VAN 29 APRIL 2004 TOT WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS IN VERBAND MET VERBETERINGEN VAN UITEENLOPENDE, VOORNAMELIJK UITVOERINGSTECHNISCHE AARD (STB. 2004, 216)
Artikel 118#. Overgangsrecht voorziening verticale scholengemeenschap met vakinstelling
Artikel 76v.1 is van overeenkomstige toepassing op de school of scholengemeenschap die samen met een vakinstelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs als scholengemeenschap in de zin van de artikelen 2.6 en 12.2.3 WEB is aangemerkt.
ARTIKEL XXVII. WET PRIMAIR ONDERWIJS BES
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, derde lid, wordt âbuiten Nederlandâ vervangen door âbuiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserlandâ.
B
Artikel 16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste onderdeel l vervalt âenâ.
2. De tweede onderdelen k en l worden verletterd tot m en n.
C
In artikel 167d wordt â16, eerste lid, onderdeel kâ vervangen door â16, eerste lid, onderdeel mâ.
ARTIKEL XXVIII. WET REGISTER ONDERWIJSDEELNEMERS
Artikel 18, derde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers komt te luiden:
3. De diplomagegevens kunnen met het persoonsgebonden nummer worden verstrekt aan Onze Minister voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van overige wettelijke taken door Onze Minister, waaronder wordt verstaan de uitvoering van taken met betrekking tot:
a. de verstrekking van studiefinanciering, vouchers en langstudeerderskrediet bij of krachtens de Wet studiefinanciering 2000;
b. de verstrekking van studiefinanciering BES en opstarttoelages bij of krachtens de Wet studiefinanciering BES; en
c. het beheer van het lerarenregister, bedoeld in de WPO, WEC, WVO en WEB.
ARTIKEL XXIX. WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN
In artikel 54, derde lid, onder k, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen vervalt âen, voorzover het betreft het onderwijs of onderzoek op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Onze Minister van Economische Zakenâ.
ARTIKEL XXX. WET STUDIEFINANCIERING 2000
De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden in de alfabetische rangschikking vier begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
achterstallige schuld: achterstallige schuld als bedoeld in artikel 6.8,
diplomatermijn beroepsonderwijs: termijn als bedoeld in artikel 4.9,
diplomatermijn hoger onderwijs: termijn als bedoeld in artikel 5.5,
termijnbetaling: bedrag als bedoeld in artikel 6.9, of als het een debiteur betreft op wie hoofdstuk 10a van toepassing is: bedrag als bedoeld in artikel 10a.6,.
2. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van âassociate degree-opleidingâ de zinsnede âdie is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van de WHW, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaanâ vervangen door âwaaraan accreditatie als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van de WHW is verleendâ.
3. In het eerste lid komt de begripsomschrijving behorende bij het begrip âbelastbaar minimumloonâ te luiden: belastbaar minimumloon als bedoeld in artikel 6.1a,.
B
In artikel 1.5, tweede lid, wordt na âstudiefinancieringâ ingevoegd âvoor een opleiding buiten Nederlandâ.
C
Artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. studiefinanciering met ingang van:
1°. de eerste dag van de maand volgend op het kwartaal waarin hij de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt; of
2°. de eerste dag van het kwartaal indien hij op die dag de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt.
D
In artikel 2.5, tweede lid, vervalt â, stagesâ.
E
In artikel 2.7a vervalt âdie na 31 juli 2005 voor het eerst studiefinanciering ontving voor het volgen van beroepsonderwijs,â.
F
Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt âaan bekostigde instellingenâ
2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede âbekostigde universiteit of hogeschoolâ wordt vervangen door âuniversiteit of hogeschoolâ.
b. Aan het slot wordt toegevoegd âof aan een rechtspersoon voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de WHWâ.
G
Artikel 2.9 vervalt.
H
In artikel 2.12, onderdeel b, vervalt â, onderdeel a,â.
I
In artikel 2.15a vervalt âdie na 31 juli 2005 voor het volgen van beroepsonderwijs voor het eerst studiefinanciering ontving enâ.
J
Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Voor studerenden aan een opleiding binnen Nederland die een deel van deze opleiding buiten Nederland volgen is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt âtweede en derde lidâ vervangen door âtweede, derde en vierde lidâ.
K
Artikel 3.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel a, wordt âtermijnenâ vervangen door âtermijnbetalingenâ.
2. In het zevende lid wordt âeen de reisvoorzieningâ vervangen door âeen reisvoorzieningâ.
L
Artikel 3.21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âvoor het eindeâ vervangen door âvóór het eindeâ.
2. In het derde lid vervalt âgelegenâ.
3. In het vierde lid wordt âdie is gelegen vóórâ vervangen door âvoorafgaand aanâ.
4. In het vijfde lid wordt na âaangeeftâ ingevoegd â, met dien verstande dat de onderbreking of beĂ«indiging niet plaatsvindt voor een periode voorafgaand aan de datum van de indiening van de aanvraagâ.
M
In artikel 3.27, eerste lid, onder b, wordt âderde lidâ vervangen door âvierde lidâ.
N
In artikel 3.29, eerste lid, wordt â3 maanden voorâ vervangen door â8 weken vóórâ.
O
In artikel 4.6 vervalt â, en die na 31 juli 2005 voor het volgen van beroepsonderwijs voor het eerst studiefinanciering ontvingenâ.
P
In artikel 4.8, tweede lid, wordt âderde lidâ vervangen door âvierde lidâ.
Q
In artikel 4.10 wordt âper 1 januariâ vervangen door âuiterlijk per 1 januariâ.
R
In artikel 4.11 vervalt âop zijn aanvraagâ en wordt âper 1 januariâ vervangen door âuiterlijk per 1 januariâ.
S
Artikel 4.22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âvan de diplomatermijnâ vervangen door âvan de diplomatermijn beroepsonderwijsâ.
2. In het tweede lid wordt âper 1 januariâ vervangen door âuiterlijk per 1 januariâ.
T
In artikel 4.23 wordt âVoorzoverâ vervangen door âVoor zoverâ.
U
In artikel 5.3, tweede lid, wordt âderde lidâ vervangen door âvierde lidâ.
V
In artikel 5.9, eerste en tweede lid, wordt âper 1 januariâ telkens vervangen door âuiterlijk per 1 januariâ.
W
In artikel 5.10 wordt âop 1 januariâ vervangen door âuiterlijk per 1 januariâ.
X
In artikel 5.11 wordt âper 1 januariâ vervangen door âuiterlijk per 1 januariâ.
Y
Na artikel 6.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.1a. Belastbaar minimumloon
Het belastbaar minimumloon in de zin van deze wet is een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag, afgeleid van het totaal van het minimumloon en de minimumvakantiebijslag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Z
In artikel 6.4, eerste lid, vervalt âals bedoeld in artikel 6.8â.
AA
Artikel 6.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a vervalt âofâ.
b. In onderdeel b vervalt âlevenlanglerenkrediet geniet ofâ en wordt de punt aan het slot vervangen door â; ofâ.
c. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. op de wijze bepaald krachtens artikel 6.19b zolang de debiteur opnieuw studerende is en levenlanglerenkrediet geniet.
2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef, wordt âeen diplomatermijn heeft gegolden op grond van artikel 4.9 onderscheidenlijk artikel 5.5â vervangen door âeen diplomatermijn beroepsonderwijs of diplomatermijn hoger onderwijs heeft gegoldenâ.
b. In onderdeel a vervalt âofâ.
c. In onderdeel b vervalt âlevenlanglerenkrediet ofâ en wordt de punt aan het slot vervangen door â; ofâ.
d. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. op de wijze bepaald krachtens artikel 6.19b zolang de debiteur opnieuw studerende is en levenlanglerenkrediet geniet.
BB
In artikel 6.8, derde lid, wordt âbij de vaststelling van de maandelijkse termijn, bedoeld in artikel 6.9 en 6.15â vervangen door âbij de vaststelling van de termijnbetaling en de gewijzigde termijnbetaling, bedoeld in artikel 6.15â.
CC
Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 6.9. Vaststelling en aflossing termijnbetalingen
2. In het tweede en derde lid wordt âtermijnenâ telkens vervangen door âtermijnbetalingenâ.
3. In het derde lid vervalt de tweede zin.
4. In het vierde lid wordt âterugbetalingstermijnenâ vervangen door âtermijnbetalingenâ.
DD
Na artikel 6.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.9a. Versneld aflossen
1. De debiteur is bevoegd om bovenop de termijnbetalingen, kosteloos extra aflossingen te doen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen over de aflossing, genoemd in het eerste lid, regels worden gesteld met betrekking tot onder meer:
a. de wijze waarop extra aflossingen kunnen worden gedaan;
b. de voorwaarden waaronder, in afwijking van artikel 6.9, tweede lid, tot herberekening van de termijnbetalingen kan worden besloten; en
c. de goede uitvoering van extra aflossingen.
EE
In artikel 6.10, vierde lid, wordt âvastgestelde termijn, berekend op grond van artikel 6.9,â vervangen door âtermijnbetalingâ.
FF
Artikel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede âbetaling van de eigen termijn op grond van artikel 6.9â wordt vervangen door âeigen termijnbetalingâ.
b. De zinsnede âde voor hem op grond van artikel 6.9 vastgestelde termijnâ wordt vervangen door âdiens termijnbetalingâ.
2. In het derde lid wordt âterugbetalingstermijn, danwelâ vervangen door âtermijnbetaling, dan welâ.
GG
Artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âmaandelijkse termijnâ vervangen door âtermijnbetalingâ.
2. De zinsnede âtermijn, bedoeld in artikel 6.9, tweede lidâ wordt vervangen door âtermijnbetalingâ.
3. De zinsnede âzijn termijnâ wordt vervangen door âzijn termijnbetalingâ.
4. De zinsnede âgewijzigde termijnâ wordt vervangen door âgewijzigde termijnbetalingâ.
HH
Artikel 6.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt â6.5, tweede lid,â vervangen door â6.5, tweede, derde en vierde lidâ.
2. Het derde lid vervalt.
II
Na artikel 6.19 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 6.19a. Schorsing terugbetaling levenlanglerenkrediet in eerste vier maanden van de terugbetalingsperiode
De terugbetaling van de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet wordt geschorst gedurende de eerste vier maanden van de terugbetalingsperiode.
Artikel 6.19b. Schorsing terugbetaling bij samenloop levenlanglerenkrediet en reguliere studieschuld
Voor een debiteur voor wie de terugbetalingsperiode is begonnen van een lening beroepsonderwijs, lening hoger onderwijs of een lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet, en aan wie levenlanglerenkrediet of studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, wordt toegekend of die studerende wordt zonder studiefinanciering te ontvangen, kan op bij ministeriële regeling te bepalen wijze schorsing plaatsvinden van:
a. de terugbetalingsperiode van de lening beroepsonderwijs of lening hoger onderwijs; en
b. de terugbetalingsperiode van de lening die is ontstaan door toekenning van het levenlanglerenkrediet.
JJ
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âMinisterâ vervangen door âOnze Ministerâ.
2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel c wordt âtermijnâ vervangen door âtermijnbetalingâ.
b. Aan het slot van onderdeel k vervalt âofâ.
c. Aan het slot van het eerste onderdeel l wordt de punt vervangen door â, ofâ.
d. Het tweede onderdeel l wordt verletterd tot onderdeel m.
3. In het tweede en derde lid wordt âtermijnâ telkens vervangen door âtermijnbetalingâ.
KK
In artikel 9.2, derde lid, wordt âterugbetalingstermijnenâ vervangen door âtermijnbetalingenâ.
LL
In artikel 9.5, eerste lid, vervalt â, 2.9â.
MM
Artikel 10a.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 10a.6. Vaststelling en aflossing termijnbetalingen
2. In het tweede en derde lid wordt âtermijnenâ telkens vervangen door âtermijnbetalingenâ.
3. In het derde lid vervalt de tweede zin.
4. In het vijfde lid wordt âterugbetalingstermijnenâ vervangen door âtermijnbetalingenâ.
NN
In artikel 10a.7, eerste en vierde lid, wordt âtermijnâ telkens vervangen door âtermijnbetalingâ.
OO
Artikel 10a.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âtermijnâ vervangen door âtermijnbetalingâ.
2. In het tweede lid wordt âtermijn, bedoeld in artikel 10a.6, tweede lid,â vervangen door âtermijnbetalingâ.
PP
In artikel 10a.12 wordt âtermijnâ vervangen door âtermijnbetalingâ.
In artikel 10a.13, tweede lid, wordt âtermijnâ vervangen door âtermijnbetalingâ.
RR
Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âAanpassingâ vervangen door âWijzigingâ.
2. In het eerste lid wordt âpast Onze Ministerâ vervangen door âwijzigt Onze Ministerâ en wordt âaan op eenâ vervangen door âop eenâ.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. Op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze kunnen bij ministeriële regeling de bedragen, genoemd in de artikelen 6.9, derde lid, en 10a.6, derde lid, gelet op de loonontwikkeling worden gewijzigd.
SS
Artikel 12.1aa vervalt.
TT
Artikel 12.1b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âde artikelen 2.8 en 2.9â vervangen door âartikel 2.8â.
2. In het eerste en tweede lid wordt âde artikelen 2.8 en 2.9â vervangend door âartikel 2.8â.
3. In het vierde lid wordt âartikel 2.9â vervangen door âartikel 2.8â.
UU
In artikel 12.1ca wordt âzoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel P, van de Wet studievoorschot hoger onderwijsâ vervangen door âzoals dat luidde op 31 juli 2015â.
VV
In artikel 12.10, eerste tot en met vierde lid, wordt âzoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AZ, van de Wet studievoorschot hoger onderwijsâ telkens vervangen door âzoals dat luidde op 31 augustus 2015â.
WW
In artikel 12.14, eerste lid, wordt âvóór 1 september van het jaar waarin de Wet studievoorschot hoger onderwijs in werking treedtâ vervangen door âvóór 1 september 2015â en wordt âzoals die luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AX, van de Wet studievoorschot hoger onderwijsâ vervangen door âzoals die luidden op 31 augustus 2015â.
XX
Artikel 12.18 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede âzoals dat artikel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T, van de Wet studievoorschot hoger onderwijsâ wordt vervangen door âzoals dat luidde op 31 december 2015â.
2. De zinsnede âzoals die artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BA, van de Wet studievoorschot hoger onderwijsâ wordt vervangen door âzoals die artikelen luidden op 31 juli 2015,â.
YY
Aan hoofdstuk 12 wordt een paragraaf toegevoegd [waarvan de nummering aansluit op de laatste paragraaf van dat hoofdstuk], luidende:
Paragraaf 12.#. Overgangsbepaling in verband met de Verzamelwet OCW 20##
Artikel 12.#. Cohortgarantie deelnemer opleiding niveau 3 of 4 voor 1 augustus 2005
Op de deelnemer die voor 1 augustus 2005 voor het volgen van beroepsonderwijs studiefinanciering ontving, blijven de artikelen 2.7a, 2.15a, 4.6 en 12.1aa van toepassing zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel XXX, onderdeel E, van de Wet tot wijziging van de verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20##)(Stb. ..., ...) in werking is getreden.
ZZ
Hoofdstuk 13 vervalt.
ARTIKEL XXXI. WET STUDIEFINANCIERING BES
De Wet studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid worden in de alfabetische rangschikking twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
achterstallige schuld: achterstallige schuld als bedoeld in artikel 4.8,
termijnbetaling: bedrag als bedoeld in artikel 4.9,.
2. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van âassociate degree-opleidingâ de zinsnede âdie is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van die wet, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaanâ vervangen door âwaaraan accreditatie als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van die wet is verleendâ.
3. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van âbacheloropleidingâ de zinsnede â, die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van die wet, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaanâ vervangen door âwaaraan accreditatie als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van die wet is verleendâ.
4. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van âmasteropleidingâ de zinsnede â, die is geaccrediteerd als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van die wet, of die de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van die wet, met positief gevolg heeft ondergaanâ vervangen door âwaaraan accreditatie als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel q, van die wet is verleendâ.
B
In artikel 1.5 wordt vóór de slotpunt van het eerste lid een zinsnede toegevoegd, luidende: , met uitzondering van de deelnemer die op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de WSF 2000 uitsluitend in aanmerking komt voor een reisvoorziening.
C
Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt âdie gelegen is voorâ telkens vervangen door âvoorafgaand aanâ en wordt âdochâ vervangen door âmaarâ.
2. In het vierde lid wordt na âaangeeftâ ingevoegd â, met dien verstande dat de onderbreking of beĂ«indiging niet plaatsvindt voor een periode voorafgaand aan de datum van de indiening van de aanvraagâ.
D
In de artikelen 3.1, derde lid, 3.2, zevende lid, en 3.5, tweede lid, wordt âper 1 januariâ telkens vervangen door âuiterlijk per 1 januariâ.
E
In artikel 4.8, derde lid, wordt âmaandelijkse termijn, bedoeld in artikel 4.9â vervangen door âtermijnbetalingâ.
F
Artikel 4.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âbetaling terugbetalingstermijnenâ vervangen door âaflossing termijnbetalingenâ.
2. In het tweede en derde lid wordt âtermijnenâ telkens vervangen door âtermijnbetalingenâ.
3. In het derde lid vervalt de laatste zin.
4. In het vierde lid wordt âterugbetalingstermijnenâ vervangen door âtermijnbetalingenâ.
G
Na artikel 4.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.9a. Versneld aflossen
1. De debiteur is bevoegd om bovenop de termijnbetalingen kosteloos extra aflossingen te doen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen over de aflossing, genoemd in het eerste lid, regels worden gesteld met betrekking tot onder meer:
a. de wijze waarop extra aflossingen kunnen worden gedaan;
b. de goede uitvoering van versnelde aflossingen.
H
Artikel 4.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âtermijnenâ vervangen door âtermijnbetalingenâ.
2. In het eerste lid wordt âtermijnâ vervangen door âtermijnbetalingâ.
I
In artikel 4.11, vierde lid, wordt âtermijn, berekend op grond van artikel 4.9,â vervangen door âtermijnbetalingâ.
J
In het opschrift van artikel 4.12 wordt âTenietgaan schuldâ vervangen door âGarantiebepalingenâ.
K
In artikel 5.1 wordt âtermijnâ telkens vervangen door âtermijnbetalingâ.
L
Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âAanpassingâ vervangen door âWijzigingâ.
2. In het eerste lid vervalt de derde zin.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze kan bij ministeriële regeling het bedrag, genoemd in artikel 4.9, derde lid, gelet op de loonontwikkeling worden gewijzigd.
ARTIKEL XXXII. WET SUBSIDIĂRING LANDELIJKE ONDERWIJSONDERSTEUNENDE ACTIVITEITEN 2013
De Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt in de begripsomschrijving van âOnze Ministerâ â, en, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Economische Zakenâ.
B
Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b vervalt.
2. De onderdelen c tot en met f worden geletterd b tot en met e.
C
In artikel 4 wordt âonderdelen a tot en met eâ vervangen door âonderdelen a tot en met dâ.
D
Artikel 7, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt âonderdelen a tot en met eâ vervangen door âonderdelen a tot en met dâ.
2. In onderdeel b wordt âonderdeel fâ vervangen door âonderdeel eâ.
E
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âonderdelen a tot en met eâ vervangen door âonderdelen a tot en met dâ.
2. In het tweede lid wordt âonderdeel fâ vervangen door âonderdeel eâ.
ARTIKEL XXXIII. WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking worden acht begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
achterstallige schuld: achterstallige schuld als bedoeld in de WSF 2000, berekend op grond van artikel 6.3,
AWIR: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen,
termijnbetaling: termijnbetaling als bedoeld in de WSF 2000, berekend op grond van artikel 6.3,
WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs,
WEC: Wet op de expertisecentra,
WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000,
WVO: Wet op het voortgezet onderwijs,.
2. In de begripsomschrijving van âhavoâ vervalt âvan deâ.
3. In de begripsomschrijving van âonderbouwâ vervalt in de onderdelen a en b âvan deâ.
4. In de begripsomschrijving van âpartnerâ wordt âvan de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingenâ vervangen door âAWIRâ.
5. In de begripsomschrijving van âreguliere studiefinancieringâ wordt âvan de Wet studiefinanciering 2000â vervangen door âWSF 2000â.
6. De begripsbepaling van âschoolâ komt te luiden:
school: school of instelling in de zin van de Experimentenwet onderwijs, Wet op de erkende onderwijsinstellingen, WEC, WHW of WVO,.
7. In de begripsomschrijving van âtoetsingsinkomenâ wordt âvan de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingenâ vervangen door âAWIRâ.
8. In de begripsomschrijving van âvavoâ wordt âvan de Wet educatie en beroepsonderwijsâ vervangen door âWEBâ.
9. In de begripsomschrijving van âvwoâ vervalt âvan deâ.
B
In artikel 1.8 komt de aanhef te luiden: Op deze wet zijn de volgende artikelen van de AWIR van toepassing:
C
In de artikelen 2.9, onderdelen b en d, en 2.10 vervalt âvan deâ.
D
Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âonderdeel aa, van de WHWâ vervangen door âonderdeel aa, WHWâ.
2. In het eerste lid wordt âonderdeel q, van de WHWâ vervangen door âonderdeel q, WHWâ.
3. In het tweede lid vervalt âvan deâ.
E
In artikel 2.12 wordt âvan de WECâ vervangen door âWECâ, wordt âvan de WVOâ vervangen door âWVOâ en wordt âvan de WEBâ vervangen door âWEBâ.
F
In artikel 2.13, onderdeel a, vervalt âvan deâ.
G
Artikel 2.16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de tweede zin.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding â1.â voor het eerste lid vervallen.
H
Artikel 2.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt âWet studiefinanciering 2000â vervangen door âWSF 2000â.
2. In het vierde lid wordt âvan de Wet studiefinanciering 2000â vervangen door âWSF 2000â en wordt âin de Wet studiefinanciering 2000â vervangen door âin de WSF 2000â.
I
In artikel 2.22 wordt âvan de Wet studiefinanciering 2000â vervangen door âWSF 2000â.
J
In artikel 2.23, eerste lid, wordt âvan de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingenâ vervangen door âAWIRâ.
K
In artikel 4.14, eerste lid, wordt âvan de WEBâ vervangen door âWEBâ.
L
In artikel 5.7 wordt âhoofdstukken 4 of 10â vervangen door âhoofdstuk 4â.
M
In artikel 6.3 wordt âvan de Wet studiefinanciering 2000â vervangen door âWSF 2000â.
N
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âMinisterâ vervangen door âOnze Ministerâ.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt â, 5.10 en 10.9, tweede tot en met vierde en zesde tot en met achtste lid,â vervangen door âof 5.10â.
O
In artikel 7.3, tweede lid, wordt âvoorzoverâ vervangen door âvoor zoverâ.
P
Artikel 9.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âDe natuurlijke persoon van wie of het bestuur van de rechtspersoon waarvan een school als bedoeld in de paragrafen 2.3 en 2.4 uitgaatâ vervangen door âDe natuurlijke persoon van wie of het bestuur van de rechtspersoon waarvan een school uitgaat die onderwijs aanbiedt als bedoeld in de paragrafen 2.3 en 2.4â.
2. In het tweede lid wordt âDe natuurlijke persoon van wie of het bestuur van de rechtspersoon waarvan een school als bedoeld in de artikelen 2.9, onderdelen a tot en met d, en 2.10 uitgaatâ vervangen door âDe natuurlijke persoon van wie of het bestuur van de rechtspersoon waarvan een school uitgaat die onderwijs aanbiedt als bedoeld in de artikelen 2.9, onderdelen a tot en met d, en 2.10â.
Q
Hoofdstuk 10 vervalt.
R
Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt âAanpassingâ vervangen door âWijzigingâ.
2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede âpast Onze Ministerâ wordt vervangen door âwijzigt Onze Ministerâ.
b. De zinsnede â, 5.10, 10.5, tweede lid, en 10.7, derde lidâ wordt vervangen door âen 5.10â.
c. De zinsnede âaan op eenâ wordt vervangen door âop eenâ.
d. De tweede zin vervalt.
S
In artikel 12.3a wordt âvan de WHWâ telkens vervangen door âWHWâ.
T
De artikelen 12.5 en 12.10 vervallen.
U
Het tweede artikel 12.12 wordt genummerd 12.12a.
V
Artikel 12.15 vervalt.
ARTIKEL XXXIV. WET VAN 23 DECEMBER 1992, HOUDENDE SPOEDWET VERMINDERING VERGOEDING VOOR MATERIĂLE INSTANDHOUDING EN ANDERE VOORZIENINGEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS
De Wet van 23 december 1992, houdende Spoedwet vermindering vergoeding voor materiële instandhouding en andere voorzieningen in het primair onderwijs (Stb. 1992, 696) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXV. WET VAN 5 MAART 1998, HOUDENDE WIJZIGING VAN ENKELE ONDERWIJSWETTEN IN VERBAND MET HET ONDERWIJS IN ALLOCHTONE LEVENDE TALEN EN ENKELE TECHNISCHE AANPASSINGEN
De Wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 1998, 148) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXVI. WET VAN 2 APRIL 1998 TOT WIJZIGING VAN ENKELE ONDERWIJSWETTEN EN TECHNISCHE WIJZIGING VAN ENKELE ANDERE WETTEN IN VERBAND MET HET TOTSTANDBRENGEN VAN ONDER MEER EEN WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS EN EEN WET OP DE EXPERTISECENTRA
De Wet van 2 april 1998 tot wijziging van enkele onderwijswetten en technische wijziging van enkele andere wetten in verband met het totstandbrengen van onder meer een Wet op het primair onderwijs en een Wet op de expertisecentra (Stb. 1998, 228) wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen I tot en met IV vervallen.
B
Van artikel V vervallen het eerste, tweede en achtste lid.
C
Van artikel VI vervallen het eerste en tweede lid.
D
De artikelen VII tot en met LII vervallen.
E
Artikel LIII, tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding â1.â voor het eerste lid.
F
De artikelen LIV tot en met LV-6 vervallen.
ARTIKEL XXXVII. WET VAN 18 JUNI 1998 TOT WIJZIGING VAN EEN AANTAL ONDERWIJSWETTEN IN VERBAND MET ONDER MEER DE INVOERING VAN HET SCHOOLPLAN, DE SCHOOLGIDS EN HET KLACHTRECHT
De Wet van 18 juni 1998 tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder meer de invoering van het schoolplan, de schoolgids en het klachtrecht (Stb. 1998, 398) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXVIII. WET VAN 10 DECEMBER 1998 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS, DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS EN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK INZAKE DE ONDERSTEUNING BIJ HET ONDERWIJS AAN ZIEKE LEERLINGEN (ONDERSTEUNING ONDERWIJS AAN ZIEKE LEERLINGEN)
De Wet van 10 december 1998 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek inzake de ondersteuning bij het onderwijs aan zieke leerlingen (ondersteuning onderwijs aan zieke leerlingen) (Stb. 1998, 733) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XXXIX. WET VAN 2 DECEMBER 1999 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS IN VERBAND MET DE VERKLEINING VAN DE GROEPSGROOTTE VOOR DE 4- TOT EN MET 7-JARIGE LEERLINGEN VAN BASISSCHOLEN
De Wet van 2 december 1999 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de verkleining van de groepsgrootte voor de 4- tot en met 7-jarige leerlingen van basisscholen (Stb. 1999, 527) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XL. WET VAN 5 JULI 2001 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA EN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS TER BESTENDIGING EN ACTUALISERING VAN DE REGELS OVER DE LERAREN-IN-OPLEIDING (LERAREN-IN-OPLEIDING)
De Wet van 5 juli 2001 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs ter bestendiging en actualisering van de regels over de leraren-in-opleiding (leraren-in-opleiding) (Stb. 2001, 352) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLI. WET VAN 17 JANUARI 2002, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA EN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET HET VERVOER VAN LEERLINGEN
De Wet van 17 januari 2002, houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het vervoer van leerlingen (Stb. 2002, 59) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLII. WET VAN 28 NOVEMBER 2002 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS EN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET DE INVOERING VAN EEN LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING EN DE VORMING VAN REGIONALE EXPERTISECENTRA (REGELING LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING)
De artikelen IV tot en met VI, IX tot en met XIII en XV, van de Wet van 28 november 2002 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van een leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (regeling leerlinggebonden financiering) (Stb. 2002, 631) vervallen.
ARTIKEL XLIII. WET VAN 8 MEI 2003 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS IN VERBAND MET AFSCHAFFING VAN DE BESTEDINGSVERPLICHTING TEN AANZIEN VAN DE FORMATIE TEN BEHOEVE VAN HET ONDERWIJS AAN LEERLINGEN VAN 4 TOT EN MET 7 JAAR
De Wet van 8 mei 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met afschaffing van de bestedingsverplichting ten aanzien van de formatie ten behoeve van het onderwijs aan leerlingen van 4 tot en met 7 jaar (Stb. 2003, 215) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLIV. WET VAN 17 DECEMBER 2003 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS EN DE WET MEDEZEGGENSCHAP ONDERWIJS 1992 IN VERBAND MET EEN VERRUIMING VAN DE BESTEDINGSVRIJHEID VOOR SCHOLEN IN HET PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
De Wet van 17 december 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2004, 16) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLV. WET VAN 24 MEI 2004 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA EN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS, ONDER MEER IN VERBAND MET DE BEĂINDIGING VAN DE BEKOSTIGING VAN HET ONDERWIJS IN ALLOCHTONE LEVENDE TALEN
De Wet van 24 mei 2004 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen (Stb. 2004, 253) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLVI. WET VAN 10 JUNI 2004 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS EN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA IN VERBAND MET DE DECENTRALISATIE VAN ARBEIDSVOORWAARDEN
De Wet van 10 juni 2004 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de decentralisatie van arbeidsvoorwaarden (Stb. 2004, 271) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLVII. WET VAN 16 JULI 2005 TOT WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA EN DE WET MEDEZEGGENSCHAP ONDERWIJS 1992 IN VERBAND MET DE INVOERING VAN LUMPSUMBEKOSTIGING IN HET PRIMAIR ONDERWIJS
De Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 2005, 423) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLVIII. WET VAN 1 JUNI 2006, HOUDENDE WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, EN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET DE VRAAGFINANCIERING VOOR SCHOOLBEGELEIDING EN DE BEKOSTIGING VAN HET ONDERWIJS AAN ZIEKE LEERLINGEN
De Wet van 1 juni 2006, houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de vraagfinanciering voor schoolbegeleiding en de bekostiging van het onderwijs aan zieke leerlingen (Stb. 2006, 297) wordt ingetrokken.
ARTIKEL XLIX. WET VAN 28 JUNI 2006 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS EN DE WET OP DE BEROEPEN IN HET ONDERWIJS ONDER MEER IN VERBAND MET HET AANBRENGEN VAN ENKELE VERBETERINGEN IN DE REGELS OVER DE BEKWAAMHEID VAN ONDERWIJSPERSONEEL ZOALS DEZE KOMEN TE LUIDEN DOOR DE WET OP DE BEROEPEN IN HET ONDERWIJS (AANPASSING REGELS BEKWAAMHEIDSEISEN ONDERWIJSPERSONEEL)
De Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de beroepen in het onderwijs onder meer in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen in de regels over de bekwaamheid van onderwijspersoneel zoals deze komen te luiden door de Wet op de beroepen in het onderwijs (aanpassing regels bekwaamheidseisen onderwijspersoneel) (Stb. 2006, 329) wordt ingetrokken.
ARTIKEL L. WET VAN 7 JULI 2006 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA EN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET WIJZIGINGEN IN HET ONDERWIJSACHTERSTANDENBELEID
De Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2006, 340) wordt ingetrokken.
ARTIKEL LI. WET VAN 20 NOVEMBER 2006 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS EN DE WET MEDEZEGGENSCHAP ONDERWIJS 1992 IN VERBAND MET BUITENSCHOOLSE OPVANG
De Wet van 20 november 2006 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met buitenschoolse opvang (Stb. 2006, 590) wordt ingetrokken.
ARTIKEL LII. WET VAN 27 SEPTEMBER 2007 TOT WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP DE EXPERTISECENTRA EN DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT IN VERBAND MET HET WEGNEMEN VAN ENKELE KNELPUNTEN BIJ LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING EN HET OPHEFFEN VAN DE LANDELIJKE COMMISSIE TOEZICHT INDICATIESTELLING
De Wet van 27 september 2007 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij leerlinggebonden financiering en het opheffen van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (Stb. 2007, 445) wordt ingetrokken.
ARTIKEL LIII. WET VAN 4 FEBRUARI 2010 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS, DE WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN EN DE LEERPLICHTWET 1969 IN VERBAND MET DE INVOERING VAN BEKOSTIGINGSVOORSCHRIFTEN VOOR MINIMUMLEERRESULTATEN, ALSMEDE EEN AANVULLING VAN DE INTERVENTIEMOGELIJKHEDEN IN HET KADER VAN HET OVERHEIDSTOEZICHT, EN DE VERBETERING VAN HET INTERN TOEZICHT
De Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht (Stb. 2010, 80) wordt ingetrokken.
ARTIKEL LIV. WET VAN 28 OKTOBER 2010 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS IN VERBAND MET ONDER MEER EEN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEID VAN DE MINISTER TEN AANZIEN VAN KWALITATIEF GOEDE SCHOLEN MET MINDER DAN 23 LEERLINGEN MET PERSPECTIEF OP HOGER AANTAL LEERLINGEN
De Wet van 28 oktober 2010 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met onder meer een discretionaire bevoegdheid van de minister ten aanzien van kwalitatief goede scholen met minder dan 23 leerlingen met perspectief op hoger aantal leerlingen (Stb. 2010, 755) wordt ingetrokken.
ARTIKEL LV. WET VAN 26 MEI 2011 TOT WIJZIGING VAN ENIGE ONDERWIJSWETTEN INZAKE SAMENWERKINGSSCHOLEN
De Wet van 26 mei 2011 tot wijziging van enige onderwijswetten inzake samenwerkingsscholen (Stb. 2011, 287) wordt ingetrokken.
ARTIKEL LVI. WET VAN 19 APRIL 2012 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS IN VERBAND MET DE WETTELIJKE VERANKERING VAN AFDELINGEN VOOR INTERNATIONAAL GEORIĂNTEERD BASISONDERWIJS
De Wet van 19 april 2012 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de wettelijke verankering van afdelingen voor internationaal georiënteerd basisonderwijs (Stb. 2012, 216) wordt ingetrokken.
ARTIKEL LVII. WET VAN 11 OKTOBER 2012 TOT WIJZIGING VAN ONDER MEER DE WET OP DE EXPERTISECENTRA IN VERBAND MET DE KWALITEIT VAN HET SPECIAAL EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS
De Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 2012, 545) wordt ingetrokken.
ARTIKEL LVIII. WET VAN 8 APRIL 2016 TOT WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS, DE WET PRIMAIR ONDERWIJS BES, DE WET OP DE EXPERTISECENTRA, DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS, DE WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES EN DE WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT IN VERBAND MET EEN DOELTREFFENDER REGELING VAN HET ONDERWIJSTOEZICHT
In artikel XIVB van de Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht (Stb. 2016, 179) vervalt â, in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken,â.
ARTIKEL LIX. WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES
De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt in de begripsomschrijving van âOnze Ministerâ âen, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteitâ.
B
Artikel 51, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste onderdeel i vervalt âenâ.
2. De onderdelen ea tot en met het tweede onderdeel i worden verletterd tot f tot en met l.
C
Artikel 81 komt te luiden:
Artikel 81. Bekwaamheid op grond van buitenlands getuigschrift
Onze Minister kan in aanvulling op artikel 80, eerste lid, aan personen die in het bezit zijn van een buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland behaald bewijsstuk de bevoegdheid verlenen tot het geven van voortgezet onderwijs in de openbare lichamen. Hij kan daarbij voorwaarden en beperkingen stellen.
D
In artikel 218b wordt â51, eerste lid, onderdeel hâ vervangen door â51, eerste lid, onderdeel kâ.
ARTIKEL LX. SAMENLOOP MET WET REGISTER ONDERWIJSDEELNEMERS
A
Indien de artikelen 35, onderdeel H, 37, onderdeel D, 38, onderdelen C en G, en 39, onderdeel F, van de Wet register onderwijsdeelnemers eerder in werking treden of zijn getreden dan de artikelen IV, onderdeel F, XX, onderdeel E, XXV, onderdeel U, en XXVI, onderdeel I, van deze wet:
a. wordt in artikel IV, onderdeel F, van deze wet âde artikelen 21a en 25â vervangen door âartikel 25â;
b. vervalt in artikel XX, onderdeel E, van deze wet â, 47bâ;
c. wordt in artikel XX, onderdeel M, van deze wet â, 164a, 164b en 164câ vervangen door âen 164aâ; en
d. wordt in artikel XXV, onderdeel U, van deze wet â, 178a, 178b en 178câvervangen door âen 178aâ.
B
Indien artikel 45, onderdeel B, van de Wet register onderwijsdeelnemers later in werking treedt dan artikel VI, onderdeel B, van deze wet, vervalt artikel 45, onderdeel B, van die wet.
ARTIKEL LXI. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL MEER RUIMTE VOOR NIEUWE SCHOLEN
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 oktober 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (35050) tot wet is of wordt verheven en de artikelen I, onderdelen D en F, en II, onderdeel Q, van die wet eerder in werking treden of zijn getreden dan de artikelen XXV, onderdeel I, en XXVI, onderdeel K, van deze wet:
a. vervalt in artikel XXVI, onderdeel I, van deze wet â, 74, 77, 79, 80, 83â en â, 84aâ; en
b. vervalt in artikel XXVI, onderdeel K, van deze wet â, 108â.
ARTIKEL LXII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL VERSTERKEN POSITIE MBO-STUDENTEN
Indien het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met diverse maatregelen gericht op het versterken van de positie van mbo-studenten (Wet versterken positie mbo-studenten) (35252) tot wet is of wordt verheven en:
a. artikel I, onderdeel H, onder 3, van die wet later in werking treedt dan artikel XII, onderdeel F, van deze wet, vervalt artikel I, onderdeel H, onder 3, van die wet.
b. artikel VII van die wet eerder in werking treedt dan artikel XXX van deze wet, wordt:
1°. in het in artikel XXX, onderdeel J, van deze wet voorgestelde artikel 3.7, derde lid (nieuw), âstuderendeâ vervangen door âstudentâ;
2°. in het in artikel XXX, onderdeel AA, van deze wet voorgestelde derde lid, onderdeel c, en vierde lid, onderdeel c, âstuderendeâ telkens vervangen door âstudentâ;
3°. in het in artikel XXX, onderdeel II, van deze wet voorgestelde artikel 6.19b âstuderendeâ vervangen door âstudentâ; en
4°. in het opschrift en het lichaam van het in artikel XXX, onderdeel YY, van deze wet voorgestelde artikel 12.# âdeelnemerâ vervangen door âmbo-studentâ.
c. artikel VII van die wet later in werking treedt dan artikel XXX, van deze wet:
1°. worden in artikel VII van die wet in de alfabetische rangschikking de volgende onderdelen ingevoegd, luidende:
A1
In artikel 3.7, derde lid, wordt âstuderendenâ vervangen door âstudentenâ.
D2
In artikel 6.5, derde lid, onderdeel c, en vierde lid, onderdeel c, wordt âstuderendeâ telkens vervangen door âstudentâ.
D3
In artikel 6.19b wordt âstuderendeâ vervangen door âstudentâ.
D4
In het opschrift en het lichaam van artikel 12.# wordt âdeelnemerâ vervangen door âmbo-studentâ.
2°. vervalt regel 109 van de in artikel XIX van die wet opgenomen tabel;
3°. wordt regel 63 van de in artikel XLII van die wet opgenomen tabel vervangen door de volgende regel:
63. | Wet studiefinanciering 2000 | 7.1 | 1 | m |
---|
4°. wordt regel 4 van de in artikel XLIII van die wet opgenomen tabel vervangen door de volgende regel:
4. | Wet studiefinanciering 2000 | 3.7 | 4 |
---|
5°. vervalt regel 8 van de in artikel XXXVIII van die wet opgenomen tabel;
d. artikel VIII van die wet eerder in werking treedt dan artikel XXXI, onderdeel B, van deze wet, wordt in artikel XXXI, onderdeel B, van deze wet âdeelnemerâ vervangen door âmbo-studentâ.
e. artikel VIII van die wet later in werking treedt dan artikel XXXI, onderdeel B, van deze wet, wordt artikel VIII van die wet als volgt gewijzigd:
1°. De aanhef komt te luiden:
De Wet studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:
2°. Na de aanhef (nieuw) wordt ingevoegd:
A
3°. De aanhef van onderdeel A (nieuw) komt te luiden:
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
4°. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
In artikel 1.5 wordt âdeelnemerâ vervangen door âmbo-studentâ.
f. artikel IX van die wet later in werking treedt dan artikel XXXIII van deze wet, vervalt regel 97 van de in artikel XXXVIII van die wet opgenomen tabel;
g. artikel IX van die wet later in werking treedt dan artikel XXXIII, onderdeel Q, van deze wet, vervallen de regels 108 tot en met 120 van de in artikel XXXVIII van die wet opgenomen tabel en regel 28 van de in artikel XXXIX van die wet opgenomen tabel;
h. artikel IX, onderdeel D, van die wet later in werking treedt dan artikel XXXIII, onderdeel U, van deze wet, wordt in artikel IX, onderdeel D, van die wet âartikel 12.12*â vervangen door âartikel 12.12aâ.
ARTIKEL LXIII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL TAAL EN TOEGANKELIJKHEID
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het stellen van voorschriften ten behoeve van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en met betrekking tot taal in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs (Wet taal en toegankelijkheid) (35282) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel BB, van die wet eerder in werking treedt dan artikel XXIII, onderdeel Z, van deze wet, vervalt in artikel XXIII, onderdeel Z, van deze wet â7.53,â.
ARTIKEL LXIV. INWERKINGTREDING
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XII, onderdeel J, en XXVI, onderdeel Q, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, en werken zij terug tot 1 juli 2004.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,