[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Kwint over de GenietFabriek als voorziening voor thuiszitters

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2020D03739, datum: 2020-01-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-1576).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z26171:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1576

Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de GenietFabriek als voorziening voor thuiszitters (ingezonden 23 december 2019).

Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 31 januari 2020).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het initiatief «de GenietFabriek» als voorziening voor kinderen die (tijdelijk) niet in het regulier onderwijs mee kunnen komen, tevens niet naar het speciaal onderwijs kunnen, en daardoor thuis komen te zitten?1

Antwoord 1

Zie gezamenlijke beantwoording vraag 2.

Vraag 2

Wat is uw mening over de essentie van de GenietFabriek, namelijk kinderen tot rust laten komen en te helpen met hun complexe zorgvraag in een veilige omgeving, zodat zij zich weer kunnen gaan ontwikkelen en er ook de weg naar het onderwijs weer kunnen vinden?

Antwoord 2

Begin september 2019 is de Stichting ter bevordering van «de GenietFabriek» opgericht, met als doel om het idee van «de GenietFabriek» een concrete vorm te geven. Aangezien «de GenietFabriek» vooralsnog enkel op papier bestaat en daarmee een idee is heb ik vanuit onderwijskundig perspectief geen oordeel.

De essentie van «de GenietFabriek», het tot rust laten komen van kinderen en hen helpen met hun complexe zorgvraag in een veilige omgeving, zodat zij zich weer kunnen gaan ontwikkelen en er ook de weg naar het onderwijs weer kunnen vinden, is iets dat ik onderschrijf.

Ten eerste werken Minister De Jonge en ik onverminderd en intensief door aan een betere aansluiting tussen het onderwijs- en zorgdomein, zodat ook kinderen met een aandoening, ziekte of beperking zich optimaal kunnen ontwikkelen, zoals de onderwijs-zorgarrangementen.2

Binnen het huidige stelsel zijn daarnaast al diverse mogelijkheden binnen de huidige wet- en regelgeving om onderwijs op een andere locatie te volgen, zoals eerder beantwoord in de door u gestelde Kamervragen.3 De essentie van de «GenietFabriek» komt terug in het doel van een orthopedagogisch didactisch centrum (opdc). Het is voor samenwerkingsverbanden mogelijk om een opdc in te richten, bedoeld voor leerlingen die tijdelijk vastlopen in het reguliere onderwijs.4 Hier kunnen leerlingen kortdurend (voor een periode van maximaal twee jaar voor voortgezet onderwijs en een halfjaar voor primair onderwijs) intensieve begeleiding krijgen.

Vraag 3

Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie Kwint om doorzettingsmacht bij de Inspectie van het Onderwijs te beleggen, teneinde een schoolbestuur een aanwijzing te geven om de samenwerking met een initiatief dat onderwijs buiten school aanbiedt aan te gaan?5

Antwoord 3

De notie van deze motie en het probleem dat deze motie aankaart begrijp en draag ik. Mijn streven is om alle kinderen zich zo goed mogelijk te laten ontwikkelen en dat dit zoveel mogelijk op school plaatsvindt. Daarbij realiseer ik mij dat voor sommige kinderen langdurig of permanent niet haalbaar is om een (volledig) onderwijsprogramma te volgen. Oplossingen voor dit probleem werk ik samen met Minister De Jonge uit bij de onderwijszorgarrangementen.

Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van AEF is duidelijk geworden dat het gaat om complexe problematiek, waar Minister De Jonge en ik actief mee bezig zijn om te bepalen wat geregeld moet worden om deze onderwijszorgarrangementen in te richten. Van belang is dat gezien de complexiteit dit zorgvuldig gebeurt. Zo zal in de onderwijszorgarrangementen de samenwerking tussen samenwerkingsverbanden, de schoolbesturen en gemeenten om onderwijs en zorg voor het kind te verbinden centraal staan. De verwachting is dat dit voor de zomer 2020 concreet wordt.

Vraag 4

Kunnen samenwerkingsverbanden, als ze zouden willen, nu al de samenwerking aangaan met dit soort initiatieven? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 4

Zie de informatie bij vraag 2.

Vraag 5

Bent u het ermee eens dat het doel van passend onderwijs om een zo passend mogelijk onderwijsprogramma voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben in het onderwijs, oftewel geen thuiszitters meer, niet behaald is, aangezien het aantal thuiszitters juist stijgt? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 5

Zie gezamenlijke beantwoording vraag 6.

Vraag 6

Bent u het ermee eens dat gezien deze stijging het noodzakelijk is om een voorziening in te richten voor kinderen die maanden tot jaren thuiszitten en daardoor geen enkele vorm van onderwijs volgen en hierdoor in sommige gevallen zelfs compleet buiten de maatschappij komen te staan? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 6

Het gaat mij aan het hart dat leerlingen die een extra ondersteuning nodig hebben in het onderwijs thuiszitten. Vandaar dat ik samen Minister De Jonge en Minister Dekker in de jaarlijkse verzuimbrief uiteenzet hoe de complexe thuiszittersproblematiek gezamenlijk aangepakt wordt de aankomende jaren.6

Vraag 7

Bent u bereid om met de initiatiefnemers van de GenietFabriek in gesprek te gaan over wat zij kunnen betekenen in het terugdringen van het aantal thuiszitters met als insteek het starten van een pilot met collectieve financiering, zoals beschreven in uw brief over onderwijs en zorg van 30 oktober jl.? Zo nee, waarom niet?7

Antwoord 7

Dit initiatief valt, voor zover ik weet, onder geen van de categorieën financier, school of zorgaanbieder en is daarmee nu geen geschikte partij voor een pilot met collectieve financiering.

De pilots met collectieve financiering hebben als doel om de voorgenomen structurele oplossing van collectieve financiering voor de zorg in onderwijstijd in de praktijk uit te proberen. Hiertoe willen we in de pilot gemeenten de verantwoordelijkheid geven om met het gebundelde budget alle zorg in onderwijstijd in te kopen. Dat betekent dat per pilotregio één gemeente de verantwoordelijkheid heeft voor de inkoop van zorg in onderwijstijd voor één of meerdere (V)SO scholen in de deze regio. Deze gemeente koopt vervolgens de zorg in bij één of twee zorgaanbieders op basis van de totale zorgbehoefte van kinderen op een school. Startpunt voor de gesprekken over de pilots zijn dus de financiers van zorg in onderwijstijd; gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars en de betreffende scholen. Daarnaast worden de (voorgenomen) zorgaanbieder(s) voor het leveren van de zorg op school betrokken.

Vraag 8

Bent u bereid de antwoorden op deze Kamervragen naar de Kamer te zenden voor het algemeen overleg Onderwijs en Zorg van 5 februari aanstaande?

Antwoord 8

Ja.


  1. Brochure «De Genietfabriek»↩︎

  2. Kamerstuk 31 497, nr. 334↩︎

  3. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1674.↩︎

  4. Op grond van artikel 18a, lid 10a van de Wet op het primair onderwijs en artikel 17a, lid 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs.↩︎

  5. Kamerstuk 31 497, nr. 300↩︎

  6. Zie tweedekamer.nl↩︎

  7. Kamerstuk 31 497, nr. 334↩︎