Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over de wijze van uitvoering van de motie Van der Staaij c.s. over het beter benutten van initiatieven om de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders te versterken (Kamerstuk 35300-XVI-115)
Jeugdzorg
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D04069, datum: 2020-02-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D04069).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L. Nieuwerf, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z00053:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-01-15 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-01-16 14:30: Procedurevergadering (afwijkende dag) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-01-30 14:00: Reactie op verzoek commissie over de wijze van uitvoering van de motie Van der Staaij c.s. over het beter benutten van initiatieven om de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders te versterken (Kamerstuk 35300-XVI-115) - 31830-702 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-06-17 14:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-06-23 16:00: Jeugd (Algemeen overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-09-09 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D04069 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over de brief van 6 januari 2020 over de reactie op het verzoek van de commissie over de wijze van uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. over het beter benutten van initiatieven om de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders te versterken (Kamerstuk 31 839, nr. 702).
De voorzitter van de commissie,
Lodders
Adjunct-griffier van de commissie,
Nieuwerf
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van VWS over het beter benutten van initiatieven om de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders te versterken. Wat de genoemde leden betreft is het een goede ontwikkeling om te werken met (informeel) mentorschap. Deze leden hebben geen verdere vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de wijze van uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. over het beter benutten van initiatieven om de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders te versterken. Genoemde leden hebben een enkele vraag hierbij.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij bekend is met de Eigen Kracht Centrale? Is de Minister daarnaast bekend met het feit dat de Eigen Kracht Centrale in zwaar weer verkeert? Is de Minister bereid om in het kader van de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. in gesprek te gaan met de Eigen Kracht Centrale om te bezien hoe deze stichting gered zou kunnen worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de voorliggende brief van de Minister tot zich genomen. Genoemde leden hebben nog enkele vragen hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister het inzetten van informele mentoren voor jeugdigen binnen het programma Zorg voor de Jeugd wil versterken. Zo meldt de Minister in de brief dat in het programma is opgenomen: «voor elk uithuisgeplaatst kind wordt een mentor uit zijn of haar netwerk georganiseerd, zoals bijvoorbeeld een «JIM» of een «maatje» om zodoende de «pedagogische context» van de jongere duurzaam te versterken». De Minister stelt echter niet hoe dit geregeld gaat worden. Genoemde leden vragen zich af bij wie de verantwoordelijkheid gaat liggen om de mentor te regelen en of deze verantwoordelijkheid ook vastgelegd gaat worden? En gaat ook gecontroleerd worden of het inderdaad zo is dat elk uithuisgeplaatst kind een mentor krijgt?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister het mentorschap verder onder de aandacht wil brengen bij aanbieders en gemeenten die een belangrijke rol hebben in het versterken van het informeel mentorschap. Genoemde leden vragen de Minister op welke manier hij dit wil doen? De Minister denkt ook aan het ondersteunen van professionals en (potentiele) informele mentoren, en het vergroten van effectiviteit van het inzetten van informeel mentorschap. Deze leden vragen de Minister op welke manier hij dit wil doen? En bij wie deze taak komt te liggen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen tenslotte dat de Minister verwacht voor het zomerreces van 2020 meer te kunnen zeggen over de verschillende acties die in gang worden gezet en welke verdere stappen er door de verschillende partners in het veld genomen worden. Genoemde leden vragen de Minister waarom dit nog zo lang moet duren, als duidelijk uit de brief van de Minister blijkt dat bijna iedereen het belang van informeel mentorschap onderschrijft. Zouden bepaalde acties niet eventueel sneller in gang gezet kunnen worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister over de wijze waarop hij invulling wil geven aan de motie-Van der Staaij c.s. om de eigen kracht van jeugdigen en hun netwerk te versterken. Graag maken genoemde leden van de gelegenheid gebruik om over deze belangrijke ontwikkeling enkele verdiepende vragen te stellen. Het gaat immers om een kernelement uit de Jeugdwet, waarvan blijkt dat het in de praktijk nog niet goed uit de verf komt.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister in zijn brief vooral ingaat op de Jouw Ingebrachte Mentor en niet op de Eigen Kracht Centrale. Genoemde leden vragen hem hier als nog op in te gaan. Deze leden vragen de Minister voorts om de uitwerking van de motie-Van der Staaij c.s. niet te beperken tot twee voorbeelden die in de motie worden genoemd. Hoe gaat hij hiervoor zorgen?
De leden van de SGP-fractie hebben het idee dat initiatieven of interventies gericht op het versterken van de eigen kracht van jongeren en hun netwerk slecht bekend zijn bij gemeenten. Heeft de Minister zicht op de mate waarin gemeenten gebruikmaken van dergelijke initiatieven of deze onder de aandacht brengen van ouders of professionals? Wat weerhoudt gemeenten of jeugdzorgregio’s volgens de Minister om hiermee aan de slag te gaan? Welke drempels ervaren zij en welke rol kan de Minister spelen om deze weg te nemen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister graag de mogelijkheid wil bieden om via de website van Zorg voor de Jeugd praktijkvoorbeelden of initiatieven te delen. Zij vinden dit een goede eerste stap. Genoemde leden vragen de Minister of er op dit moment al gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid. Zijn aanbieders en gemeenten ook op de hoogte van deze maatregel? Zo nee, hoe gaat hij hen hiervan op de hoogte brengen?
Ziet de Minister ook andere mogelijkheden om bestaande initiatieven die ook op andere plekken worden aangeboden meer onder de aandacht te brengen van gemeenten of ouders? De leden van de SGP-fractie denken hier met name aan het vergroten van de bekendheid van de databases erkende interventies op het gebied van (preventieve) opvoedingsondersteuning, zoals via de site https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies. Wordt er bij het (door)ontwikkelen van nieuwe interventies ook specifiek rekening gehouden met het doel van de Jeugdwet om de eigen kracht van jongeren te versterken? Heeft de Minister het idee dat er voldoende aanbod is op dit vlak en dat dit aanbod ook voldoende is opgenomen in de databank met interventies?
De leden van de SGP-fractie vinden het belangrijk dat maatregelen die de Minister neemt ter uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. verder gaan dan «het overzichtelijk bij elkaar brengen van het aanbod». Genoemde leden wijzen erop dat gemeenten conform de Jeugdwet een wettelijke plicht hebben om de eigen kracht van jogneren te versterken. Deze leden vragen de Minister hoe hij – met in achtneming van de decentrale verantwoordelijkheid – gemeenten gaat aanjagen en ondersteunen om hiermee aan de slag te gaan zodat deze maatregelen treffen overeenkomstig hun wettelijke plicht. Zij vragen de Minister om preciezer aan te geven welke rol hij hierin voor zichzelf ziet weggelegd alsook voor de Vereniging Nederlandse Gemeenten.