[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgangsbrief drugspreventie (Kamerstuk 24077-456)

Drugbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D04150, datum: 2020-02-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D04150).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z25270:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D04150 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 16 december 2019 over de Voortgangsbrief drugspreventie (Kamerstuk 24 077, nr. 456).

De voorzitter van de commissie,
Lodders

De adjunct-griffier van de commissie,
Krijger

Inhoudsopgave blz.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II. Reactie van de Staatssecretaris 7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsbrief over drugspreventie. Deze leden vinden het beschermen van jongeren tegen de risico’s van drugsgebruik een taak van de overheid. Dat begint in eerste instantie bij het voorkomen van (het eerste) drugsgebruik. Het behelst echter ook het verkleinen van gezondheidsrisico’s bij drugsgebruik en kwalitatief goede verslavingszorg. Vanuit die gedachte hebben deze leden een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie constateren allereerst dat de Staatssecretaris in zijn brief schrijft dat het vooronderzoek van de ontwikkeling van een interventie gericht op het voorkomen van het eerste drugsgebruik in de afrondende fase zit. Genoemde leden vragen naar de richtingen van mogelijke interventies uit het vooronderzoek. Wat is de verdere planning van de ontwikkeling van de interventies? Wanneer verwacht de Staatssecretaris dat deze concept interventies gereed zijn voor toepassing? Tevens vragen deze leden wie de interventie vervolgens, op welke plekken, zal toepassen.

Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat de Staatssecretaris een aantal acties heeft ondernomen om de toegang naar de verslavingszorg te verbeteren. Of die acties tot het gewenste effect hebben geleid, is onduidelijk door een probleem met de gegevens van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS). Zonder deze gegevens kunnen genoemde leden niet beoordelen of het ingezette beleid de toegang tot de verslavingszorg inderdaad heeft verbeterd. Deze leden verwachten dat de Staatssecretaris de Kamer informeert zodra het probleem is opgelost en de Kamer daarbij direct voorziet van een duiding van de cijfers over de afgelopen jaren, inclusief een oordeel over de toegang tot de verslavingszorg. De Staatssecretaris geeft verder aan de campagne «Hey, het is oké» dit jaar te willen verbreden naar middelenstoornissen. In de afgelopen jaren was de campagne gericht op angst- en stemmingsstoornissen. De leden van de VVD-fractie vragen of de campagne daar de beoogde effecten heeft gehad. Waarom denkt de Staatssecretaris dat een campagne met dezelfde insteek ook voor deze doelgroep geschikt is? Genoemde leden vragen of het onderliggende probleem hetzelfde is. Tevens vragen zij of de doelgroep vatbaar is voor een zelfde aanpak. Of wordt de campagne aangepast aan deze nieuwe doelgroep, waarbij, zoals de Staatssecretaris zelf aangeeft, mensen worstelen met schuldgevoel?

Tot slot, de wetgeving omtrent het verbieden van verschillende designer drugs (NPS) heeft enige vertraging opgelopen. Kan de Staatssecretaris de leden van de VVD-fractie voorzien van een planning van het verdere wetgevingstraject?

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief van de Staatssecretaris met betrekking tot het drugspreventiebeleid. Deze leden delen de opvatting dat het belangrijk is om de gedachte tegen te gaan dat drugsgebruik normaal is of bij iemands leefstijl hoort. Te veel jongeren en zwakkeren in onze samenleving zijn slachtoffer van de Nederlandse consumptiemaatschappij waarin het aanbod van drugs groot en divers is, en drugs relatief goedkoop en gemakkelijk verkrijgbaar zijn. De leden van de CDA-fractie vinden het niet normaal dat drugsgebruik een breed verspreid fenomeen is geworden en leggen zich dan ook bijvoorbeeld niet neer bij de opvatting die bij een enkeling leeft dat jongeren zonder schuldgevoel drugs moeten kunnen gebruiken. Deze leden steunen dan ook de inzet van deze Staatssecretaris om het gemak waarmee drugs gebruikt worden en hoe normaal dat onder sommige groepen wordt gevonden tegen te gaan.

Juist omdat de leden van de CDA-fractie de urgentie zien van een effectieve aanpak van (de normalisering van) drugsgebruik hebben zij nog enkele vragen bij genoemde voortgangsbrief.

Het door de Staatssecretaris aangekondigde Platform tegengaan stijging drugsgebruik zal in een periode van een jaar, vier keer bijeenkomen met als eindresultaat een bondige notitie met een concreet overzicht van waar nog kansen liggen om tot betere preventie in het drugsdomein te komen. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer dit eindresultaat gereed is en wanneer deze met bijbehorende handelingsperspectieven naar de Kamer gezonden wordt.

De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat de implementatie van de persona’s uit het persona onderzoek voor gebruik in verschillende settings plaatsvindt gedurende 2020. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris uitgebreider kan aangeven wie voor welke setting de persona’s gaat gebruiken. Deze leden vragen tevens welke inzichten uit het persona onderzoek nu al door het Trimbos-instituut worden gebruikt.

Binnen het project om tot interventies te komen gericht op het voorkomen van het eerste gebruik van drugs is er de mogelijkheid om zes concept-interventies te ontwikkelen en te testen met als resultaat dat er uiteindelijk één interventie wordt opgeleverd. De leden van de CDA-fractie vragen waarom er hierbij wordt toegewerkt naar slechts één interventie, als mogelijk meerdere interventies bewezen effectief kunnen zijn, al dan niet in verschillende situaties.

De Staatssecretaris geeft aan dat het Trimbos-instituut zich zal blijven inzetten om gemeenten te ondersteunen bij (het ontwikkelen van) een GHB-aanpak. De leden van de CDA-fractie vragen hoe die blijvende ondersteuning er uitziet. Waar kunnen gemeenten op rekenen als zij ondersteuning bij het ontwikkelen van een effectieve GHB-aanpak nodig hebben?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris het XTC-gebruik in Nederland en de ontwikkeling daarvan in de afgelopen jaren kan afzetten tegen het XTC-gebruik in andere West-Europese landen. Deze leden vragen daarnaast welke concrete stappen de Staatssecretaris tegen de (verdere) normalisering van XTC-gebruik zet.

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de strategische verkenning van het Trimbos-instituut naar cocaïne uitgevoerd wordt en wanneer hier mogelijk resultaten van te verwachten zijn.

De Staatssecretaris geeft aan dat de campagne «Hey, het is oké» in 2020 voortgezet en verbreed wordt naar alle psychische aandoeningen. Klopt het dat de leden van de CDA-fractie hierin mogen lezen dat verslavingsproblematiek als psychische aandoening een (zichtbaar) onderdeel van deze campagne wordt?

De leden van de CDA-fractie vragen wat het privacy-technische probleem is waardoor vanaf het jaar 2016 geen gegevens uit het LADIS gehaald kunnen worden.

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de fractie van D66 danken de Staatssecretaris voor zijn brief. In deze brief geeft de Staatssecretaris aan normalisering van drugsgebruik tegen te willen gaan. Het valt op dat in het politieke debat en in uitingen van bewindspersonen regelmatig over de «normalisering» van drugsgebruik wordt gesproken. Genoemde leden hebben daar nog een behoorlijk aantal vragen over.

Welke wetenschappelijke definitie van «normalisering» van drugsgebruik gebruikt de Staatssecretaris? Een wetenschappelijke definitie kan immers meetbaar maken of er daadwerkelijk «normalisering» optreedt.

De Staatssecretaris noemt als gevolg van die «normalisering» drugsgebruik een breed verspreid fenomeen, dat in verschillende vormen voorkomt binnen alle lagen van de bevolking. Wat de leden van de D66-fractie weer doet vragen naar de gehanteerde definitie. Als met «drugsgebruik» alleen middelen worden bedoeld op lijst 1 van de Opiumwet, geldt dat de prevalenties nog steeds heel laag liggen. Nog geen 3% van de bevolking heeft in het laatste jaar XTC gebruikt. De prevalenties voor cocaïne en amfetamine liggen nog lager. Als naar het «breed verspreide fenomeen» wordt gekeken, gaat het dus per definitie om de algemene bevolking, en daar is «drugsgebruik» praktisch afwezig getuige de lage prevalenties. Al deze prevalenties zijn bovendien stabiel sinds er degelijke kwaliteit data beschikbaar zijn (2015): er is dus geen sprake van een stijging (of «normalisering», als dat gedefinieerd wordt als een toename in gebruik). Verder constateren genoemde leden dat in dit kader de zogenaamde «ooit-prevalentie» vaak wordt aangehaald als graadmeter: als de ooit-prevalentie stijgt, zou ook het gebruik stijgen. Dat is een verkeerde redenering, immers: de ooit-prevalentie van sporten onder de Nederlandse bevolking is bijna 100%, terwijl toch te weinig mensen sporten. Graag ontvangen deze leden een reactie van de Staatssecretaris hierover.

De leden van de D66-fractie vragen welke drugs precies worden bedoeld, als de Staatssecretaris de term normalisering van drugsgebruik gebruikt. Waar zijn de cijfers die zijn verhaal onderbouwen?

De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat geschreven wordt: «Mijn begrip van normalisering is dat in Nederland onder verschillende lagen van de bevolking drugsgebruik steeds normaler wordt gevonden en een geaccepteerd onderdeel vormt van iemands leefstijl». In welke feiten en cijfers ziet de Staatssecretaris hier bewijs voor? Er is geen meetinstrument dat elk jaar in kaart brengt hoe «normaal» iets wordt gevonden, dus er kunnen geen trends over tijd in kaart worden gebracht. Bovendien is uit psychologisch onderzoek al decennia bekend dat de persoonlijke indrukken van mensen, zelfs van professionals, vaak verstoord zijn en dus niet betrouwbaar om trends over de tijd te signaleren. Verder geven data uit losse studies geen reden om aan te nemen dat er een verandering optreedt. Hoe heeft de Staatssecretaris deze ontwikkeling dan waargenomen? Deze leden ontvangen hierover graag een reactie.

De leden van de D66-fractie vragen welke definitie de Staatssecretaris gebruikt bij het woord «leefstijl». Ziet de Staatssecretaris zo’n leefstijl dan als iets stabiels? Dat is bij middelengebruik namelijk niet van toepassing; we weten dat de meeste mensen die in Nederland lijst-1 drugs gebruiken dat doen in het uitgaansleven, en voor veel mensen is dat een fase die ze ook weer verlaten (door toegenomen verantwoordelijkheid zoals door kinderen of een baan). Hoe heeft de Staatssecretaris deze ontwikkeling dan waargenomen? Deze leden ontvangen hierover graag een reactie.

Verder zien de leden van de D66-fractie in het betoog van de Staatssecretaris twee botsende waarden. Hoe wil de Staatssecretaris het met elkaar verenigen dat men zich enerzijds normatief opstelt (het gebruik van drugs mag geen geaccepteerd gedrag worden), maar dat men anderzijds wil dat mensen de weg naar hulpverlening vinden?

Is de Staatssecretaris het met de leden van de D66-fractie eens dat daarom ook opgehouden moet worden met het steeds meer stigmatiseren van mensen die drugs gebruiken? Volgens de Nederlandse wet is bezit, productie, vervoer en verkoop illegaal. Níet het gebruik. Laten we de openheid die er (nog) rondom drugsgebruik bestaat waarderen. Dit voorkomt ontwijking van behandeling en hulpverlening en maakt de hulpverlening ook beter van kwaliteit (hulpverleners die uitgaan van «eigen schuld» blijken in de praktijk minder goede hulp te verlenen). Als gebruik in openheid, verantwoord, weloverwogen en goed geïnformeerd gebeurt, voorkomt dat ongelukken en slachtoffers. Deze leden ontvangen hierover graag een reactie.

De leden van de D66-fractie vragen waarom de Staatssecretaris normalisering bij voorbaat als iets negatiefs ziet. Hoe meer het gebruik van drugs geaccepteerd is, hoe minder stigmatisering er is, en dus hoe minder schade voor de volksgezondheid. Bij stabiele prevalentie, zoals op dit moment, is het totaalresultaat dus per saldo positief. Hij geeft zelf aan dat het feit dat drugsgebruik in Nederland bespreekbaar is en realistische, evidence-based informatie wordt gegeven, een van de belangrijkste verworvenheden is van het Nederlandse voorlichtings- en preventiebeleid. De Opiumwet is primair gericht op bescherming van de volksgezondheid. Productie, handel en bezit van drugs zijn strafbaar, het gebruik van drugs is bewust buiten de werkingssfeer van de Opiumwet gelaten. Deze leden ontvangen hierover graag een reactie.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang betreffende drugspreventie van de Staatssecretaris. Genoemde leden zijn van mening dat goede voorlichting essentieel is om problematisch drugsgebruik te voorkomen. Deze leden zijn van mening dat wanneer het fout gaat goede laagdrempelige verslavingszorg essentieel is. Tegelijkertijd merken deze leden op dat er nog geen integraal beleid wordt gevoerd als het gaat om drugspreventie. De leden van de GroenLinks-fractie hebben eerder al om een kabinetsbrede visie gevraagd. Hoe verhouden de plannen van de Staatssecretaris zich tot het beleid van de Minister van Justitie en Veiligheid, zo vragen genoemde leden.

Evenementenvergunning

Het valt de leden van de GroenLinks-fractie op dat in het te voeren beleid onderzocht wordt of burgemeesters de evenementenvergunning beter kunnen inzetten bij de bestrijding van harddrugs. Genoemde leden hebben hier ernstige vraagtekens bij. Op welke wijze zou de evenementenvergunning kunnen worden ingezet? Wat voor capaciteit is hiervoor nodig om dit te handhaven? Wat voor politie-inzet is hiervoor nodig? Deze leden wijzen de Staatssecretaris erop dat juist zorgverleners binnen de geestelijke gezondheidszorg en de GGD GHOR ervoor pleiten om niet drugs te criminaliseren maar drugs op dergelijke evenementen te testen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris op de hoogte is van de voordelen van drugstests op evenementen voor zowel de volksgezondheid als de gezondheid van de gebruiker. Tevens vragen deze leden hoe lang de totale wachttijden in de geestelijke gezondheidszorg zijn voor mensen met een alcohol- of drugsprobleem.

Onderwijs

De leden van de GroenLinks-fractie vragen tenslotte waarom het onderwijs geen belangrijke rol lijkt te hebben in het preventiebeleid van deze Staatssecretaris. Genoemde leden zijn van mening dat in veel gevallen jongeren voor het eerst in aanraking komen met drugs op het schoolplein en de omgeving. Juist goede voorlichting op school over de gezondheidsrisico’s van drugs kan wat betreft deze leden een wereld van verschil maken. Ook ontvangen deze leden signalen dat op onderwijsinstellingen – met name op mbo-instellingen en hogescholen – docenten en decanen niet altijd in staat zijn bij studenten problematisch drugsgebruik te signaleren om hen vervolgens juist advies te geven. Zou dit niet veel beter onder de aandacht gebracht moeten worden, zo vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgangsbrief over drugspreventie. Deze leden hebben alvast onderstaande opmerkingen en vragen.

Wetenschappelijke onderbouwing normalisering

De leden van de SP-fractie lezen op pagina 2 van de brief dat in «de normaliseringsthese uit de jaren ’90 zou onder jongeren drugsgebruik de regel worden, en niet-gebruik de uitzondering. Met andere woorden, normalisering zou leiden tot meer gebruik. Critici vragen zich echter af of normalisering ook daadwerkelijk leidt tot hogere gebruiksincidentie». In de brief wordt voorts aangegeven dat een consensus over deze stelling minder relevant wordt geacht. Genoemde leden kunnen deze gedachtenlijn weliswaar enigszins volgen, maar zij hebben toch behoefte aan meer informatie. Kan een nadere toelichting worden gegeven op de voorspelling die door middel van de normaliseringsthese is gedaan? Deze leden vragen of niet-gebruik inderdaad een uitzondering is geworden? Deze leden vragen of het niet zo is dat nog steeds een minderheid van de bevolking drugs gebruikt. Tevens ontvangen deze leden graag een nadere reflectie op de opgenomen vraag van critici of normalisering al dan niet leidt tot een hogere gebruikersincidentie.

De leden van de SP-fractie delen de mening dat het een belangrijke verworvenheid is dat er ruimte is voor een gesprek over drugsgebruik op basis van betrouwbare informatie, inclusief preventie en (verslavings)zorg. Graag ontvangen genoemde leden een nadere toelichting op de gesprekken, voorlichting- en/of preventieprojecten die op dit moment lopen aangaande dit specifieke thema. Bij welke doelgroepen zijn die projecten bekend en hoeveel geld stelt de Staatssecretaris hiervoor beschikbaar vanuit de begroting van VWS?

Voortgang preventiemaatregelen

De leden van de SP-fractie begrijpen dat het vooronderzoek van het onderzoek naar «interventie voorkomen eerste gebruik van drugs» nu in de afrondende fase zit. Wanneer zal het gehele onderzoek naar verwachting afgerond worden? Het onderzoek richt zich op jongvolwassenen, aangezien het om het voorkomen van eerste gebruik gaat. Deze leden vragen of er ook over is nagedacht om adolescenten bij het vooronderzoek te betrekken.

Aanvullende acties

De leden van de SP-fractie vragen wanneer zij naar verwachting de resultaten van de strategische verkenning van het Trimbos-instituut naar cocaïne kunnen verwachten.

Overige onderwerpen

De leden van de SP-fractie vinden het zeer belangrijk dat er aandacht is voor taboes en stigma’s verbonden aan verslavingsproblematiek (en/of andere psychische stoornissen). Genoemde leden begrijpen dat dit de komende tijd één van de onderwerpen wordt van de campagne «Hey, het is oké». Kan nader worden toegelicht hoe dit uitgewerkt wordt? Daarnaast begrijpen deze leden dat de stichting Samen Sterk zonder Stigma door de Staatssecretaris is gesubsidieerd. Graag ontvangen deze leden meer informatie over de resultaten van deze stichting. Op hoeveel scholen zijn zij bijvoorbeeld actief geweest en hoeveel mensen hebben zij weten te bereiken? Kan ook meer informatie gegeven worden over de kwalitatieve resultaten van de inzet van de stichting?

Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie of aangegeven kan worden wat precies het privacy-technische probleem is aangaande het LADIS. Hoe kan het dat een dergelijk probleem invloed heeft op de beschikbaarheid van de gegevens sinds 2016 tot op heden? Welke oplossing is gevonden voor het privacy-technische probleem?

II. Reactie van de Staatssecretaris