35102, eindtekst
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs)
Eindtekst
Nummer: 2020D04231, datum: 2020-02-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2018Z22811:
- Indiener: A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-12-04 16:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2018-12-13 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-12-13 11:15: Ambtelijke technische briefing over het Wetsvoorstel actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs (Technische briefing), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2018-12-20 10:45: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-01-29 10:00: Wetsvoorstel actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-06-20 10:15: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2019-06-20 14:35: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-01-22 19:15: Wet actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs (35102) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2020-02-04 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 4 februari 2020 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in het funderend onderwijs de deugdelijkheidseisen en het daarmee samenhangende onderwijstoezicht te actualiseren, het aantal administratieve verplichtingen en voorschriften voor verantwoording te verminderen, en dat het voorts gewenst is een aantal wetstechnische gebreken te repareren; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3a, tweede lid, laatste volzin, vervalt. B In artikel 4, zevende lid, wordt âartikel 27, eerste lid, van de Wet personenvervoerâ vervangen door âartikel 30, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000â. C Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het zesde en zevende lid komen te luiden: 6. Het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs is er tevens op gericht leerlingen waar mogelijk tot het volgen van onderwijs in basisscholen of scholen voor voortgezet onderwijs te brengen. 7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat, behoudens voor de eerste 2 schooljaren, toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde. 2. Het achtste lid vervalt. D Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: 1. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 2a. Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste twee uren per schoolweek. 2. In het veertiende lid wordt âartikel 8, zevende lidâ vervangen door âartikel 8, negende lidâ. E In artikel 9b, vierde lid, wordt âartikel 8, zesde lidâ vervangen door âartikel 8, zevende lidâ. F In artikel 9c wordt âartikel 8, zevende lid, en artikel 9b, achtste en negende lidâ vervangen door âartikel 9b, zevende en achtste lidâ. G In artikel 10a, derde lid, wordt âartikel 9b, achtste lidâ vervangen door âartikel 9b, zevende lidâ. H In artikel 11 wordt âartikel 8, zesde lidâ vervangen door âartikel 8, zevende lidâ. I Artikel 12, derde lid, onderdeel b komt te luiden: b. cijfers over de mate van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities,. J Onder vernummering van het derde tot tweede lid vervalt het tweede lid van artikel 13. K Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 13a. Vaststelling en beschikbaarstelling schoolplan en schoolgids 1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie. 2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders en de inspectie. L Artikel 16 vervalt. M Artikel 30 komt te luiden: Artikel 30. Evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities Het bevoegd gezag streeft evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities na. N Artikel 31, vierde lid, komt te luiden: 4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar. O In artikel 36, derde lid, vervalt âdan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectieâ. P In artikel 40c, derde lid, wordt âin kennisâ vervangen door âonverwijld in kennisâ. Q Artikel 44 vervalt. R In artikel 45, eerste lid, vervalt de laatste volzin. S Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt âartikel 8, zevende lidâ vervangen door âartikel 8, negende lidâ. 2. Het tweede lid, dat begint met âHet bevoegd gezagâ wordt genummerd 3. T In artikel 57 wordt âartikel 8, zevende lidâ vervangen door âartikel 8, negende lidâ. U Artikel 64b, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden: c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie op grond van artikel 32, eerste dan wel vierde lid, tweede volzin, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer op grond van artikel 36 van de Wet medezeggenschap op scholen. V In artikel 77, vierde lid, wordt âartikel 283 van de Gemeentewetâ vervangen door âartikel 3 van de Wet algemene regels herindelingâ en wordt â HYPERLINK "http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0003718&artikel=1&g=2016-12-12&z =2016-12-12" artikel 1, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling â vervangen door âartikel 1, onderdeel h, van de Wet algemene regels herindelingâ. W In Hoofdstuk I, titel IV, komt het opschrift van paragraaf 6 te luiden: § 6. Bestedingsmogelijkheden en financieel beheer X Na artikel 148a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 148b. Beheer van de middelen Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd. Y Artikel 156 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, wordt âartikel 283 van de Gemeentewetâ vervangen door âartikel 3 van de Wet algemene regels herindelingâ. 2. In het tweede en vierde lid wordt â HYPERLINK "http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0003718&artikel=1&g=2016-12-12&z =2016-12-12" artikel 1, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling â vervangen door âartikel 1, onderdeel h, van de Wet algemene regels herindelingâ. Z Artikel 161 vervalt. AA Artikel 171 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen, 2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende: 7. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk het samenwerkingsverband maakt het jaarverslag openbaar. 8. Bij ministeriĂ«le regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt. BB Na artikel 174 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 175. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging 1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school. 2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze minister correcties aanbrengen op de bekostiging. 3. Onze minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging. 4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 171, eerste lid, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 171, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid. 6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. 7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze minister betaald. CC In artikel 176j, tweede volzin, wordt âHet bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van die periodeâ vervangen door âOp verzoek van de inspectie zendt het bestuur een overzicht vanâ. DD In artikel 188b wordt âartikel 8, zesde lidâ vervangen door âartikel 8, zevende lidâ. ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het derde lid, onderdeel d, wordt âlandbouwâ vervangen door âgroenâ. 2. In het zesde lid, onderdeel d, wordt âlandbouwâ vervangen door âgroenâ. B Artikel 24, derde lid, onderdeel d, komt te luiden: d. cijfers over de mate van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities, en. C In artikel 24a vervalt het derde lid. D Na artikel 24a wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 24a1. Vaststelling en beschikbaarstelling schoolplan en schoolgids 1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie. 2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders, voogden, verzorgers dan wel de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, en de inspectie. E Artikel 24c vervalt. F Artikel 24f vervalt. G Artikel 24g, derde lid, komt te luiden: 3. Het bevoegd gezag stelt de actuele versie van het leerlingenstatuut voor de leerlingen beschikbaar. H In artikel 27a, eerste lid, vervalt de tweede volzin. I In artikel 32, zevende lid, vervalt de laatste volzin. J Artikel 32c, vierde lid, komt te luiden: 4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar. K Artikel 32d komt te luiden: Artikel 32d. Evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities Het bevoegd gezag streeft evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities na. L In artikel 35, derde lid, vervalt de laatste volzin. M In artikel 35a vervalt de laatste volzin. N In artikel 39c, vierde lid, vervalt in de laatste volzin âdan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectieâ. O Artikel 53g, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden: c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie op grond van artikel 32, eerste dan wel vierde lid, tweede volzin, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer op grond van artikel 36 van de Wet medezeggenschap op scholen. P In artikel 60, zevende en negende lid, wordt âCollege voor examensâ vervangen door âCollege voor toetsen en examensâ. Q Na artikel 99a wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 99b. Beheer van de middelen Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd. R Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen, 2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende: 7. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk het samenwerkingsverband maakt het jaarverslag openbaar. 8. Bij ministeriĂ«le regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt. S Na artikel 103a2 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 103a3. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging 1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school. 2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging. 3. Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging. 4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 103, eerste lid, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 103, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid. 6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. 7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald. T Onder vernummering van het derde tot tweede lid vervalt het tweede lid van artikel 106. U In artikel 118s wordt âHet bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van in die periodeâ vervangen door âOp verzoek van de inspectie van het onderwijs zendt het bestuur een overzicht vanâ. V In artikel 118w, 118x en 118y wordt â(Stb. XXX, XXX)â telkens vervangen door â(Stb. 2015, 149)â. ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 3a, tweede lid, vervalt de laatste volzin. B In artikel 8, eerste lid, derde volzin, wordt âartikel 2, aanhef en onderdelen a, b en câ telkens vervangen door âartikel 2, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b en câ. Ba Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het zevende lid komt te luiden: 7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat, behoudens voor de eerste 2 schooljaren, toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde. 2. Het achtste lid vervalt. Bb In artikel 13 wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende: 5a. Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en vijfde lid, onderdelen a en b, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste twee uren per schoolweek. C In artikel 18c wordt âartikel 11, achtste lid, en artikel 18b, achtste en negende lidâ vervangen door âartikel 18b, zevende en achtste lidâ. D Artikel 21, derde lid, onderdeel d, komt te luiden: d. cijfers over de mate van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities, en. E Onder vernummering van het zevende tot zesde lid vervalt het zesde lid van artikel 22. F Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 22a. Vaststelling en beschikbaarstelling schoolplan en schoolgids 1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie. 2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders en de inspectie. G Artikel 27 vervalt. H Artikel 30 komt te luiden: Artikel 30. Evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities Het bevoegd gezag streeft evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities na. I Artikel 31, vierde lid, komt te luiden: 4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar. J In artikel 36, derde lid, vervalt in de laatste volzin: en aan de inspectie. K In artikel 40a, derde lid, wordt âin kennisâ vervangen door âonverwijld in kennisâ. L Artikel 48 vervalt. M In artikel 53 wordt het tweede lid, dat begint met âHet bevoegd gezagâ genummerd 3. N Artikel 66b, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden: c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie op grond van artikel 32, eerste dan wel vierde lid, tweede volzin, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer op grond van artikel 36 van de Wet medezeggenschap op scholen. O In artikel 117, tweede lid, wordt âDe bedragen, bedoeld in het eerste en derde lidâ vervangen door âDe bedragen, bedoeld in het eerste en vierde lidâ. P In Titel IV, Afdeling 7, komt het opschrift van paragraaf 6 als volgt te luiden: § 6. Bestedingsmogelijkheden en financieel beheer Q Na artikel 143a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 143b. Beheer van de middelen Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd. R In artikel 149, eerste lid, wordt âhet aantal openbare scholenâ vervangen door âhet aantal door de gemeente in stand gehouden openbare scholenâ. S Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen, 2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende: 7. Het bevoegd gezag maakt het jaarverslag openbaar. 8. Bij ministeriĂ«le regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt. T Na artikel 160 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 161. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging 1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school. 2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze minister correcties aanbrengen op de bekostiging. 3. Onze minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging. 4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 157, eerste lid, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 157, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid. 6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. 7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze minister betaald. U In artikel 162m wordt âHet bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van die periodeâ vervangen door âOp verzoek van de inspectie van het onderwijs zendt het bestuur een overzicht vanâ. ARTIKEL IV. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 2.5.3 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het vierde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede âDe jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheidâ vervangen door âDe jaarrekening gaat vergezeld van de overige gegevens, bedoeld in HYPERLINK "http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0003045&artikel=392&g=2017-03-17 &z=2017-03-17" artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring omtrent de getrouwheidâ. 2. In het vijfde lid wordt de zinsnede âvergezeld van de verklaringâ vervangen door âvergezeld van de overige gegevens en de verklaringâ. 3. Aan het slot van het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriĂ«le regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking plaatsvindt. B In artikel 2.5.4, tweede lid, wordt âover de inrichtingâ vervangen door âover de inrichting en de wijze en het tijdstip van openbaarmakingâ. C In artikel 6.1.4, eerste lid, onderdeel a, wordt âonvoldoendeâ vervangen door âzeer zwakâ. D Na artikel 6.1.4a wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 6.1.4b. Zeer zwakke opleiding 1. De kwaliteit van een beroepsopleiding is zeer zwak indien het studiesucces van die opleiding onvoldoende is, en het bevoegd gezag onvoldoende uitvoering geeft aan: a. de zorgplicht inzake het onderwijsprogramma en de examinering, bedoeld in artikel 7.4.8, b. de beroepspraktijkvorming, bedoeld in de artikelen 7.2.8 en 7.2.9, of c. de regels op het gebied van veiligheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, derde lid, onderdeel k. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het studiesucces, bedoeld in het eerste lid, wordt gemeten en beoordeeld. 3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. E In artikel 6.2.2, eerste lid, onderdeel a, wordt âonvoldoendeâ vervangen door âzeer zwakâ. F Na artikel 6.2.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 6.2.2a. Zeer zwakke opleiding 1. De kwaliteit van een beroepsopleiding is zeer zwak indien het studiesucces van die opleiding onvoldoende is en het bevoegd gezag onvoldoende uitvoering geeft aan: a. de zorgplicht inzake het onderwijsprogramma en de examinering, bedoeld in artikel 7.4.8, of b. de beroepspraktijkvorming, bedoeld in de artikelen 7.2.8 en 7.2.9. 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het studiesucces, bedoeld in het eerste lid, wordt gemeten en beoordeeld. 3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. ARTIKEL V. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd: Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede âoverige financiĂ«le gegevensâ vervangen door âoverige gegevens als bedoeld in HYPERLINK "http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0003045&artikel=392&g=2017-03-17 &z=2017-03-17" artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek â. 2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende: 7. Het instellingsbestuur maakt het verslag openbaar. Bij ministeriĂ«le regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking plaatsvindt. ARTIKEL VI. WIJZIGING LEERPLICHTWET 1969 De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1a1, eerste lid, onderdeel a, wordt âbedoeld in de artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde, achtste lid, onderdeel a, negende en tiende lidâ vervangen door âbedoeld in de artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde, negende lid, onderdeel a, tiende en elfde lidâ. B Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding â1.â geplaatst. 2. Na het eerste lid worden vier leden toegevoegd, luidende: 2. Ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde toezicht kan de Inspectie van het onderwijs ambtenaren als bedoeld in artikel 16 aanwijzen indien burgemeester en wethouders hierom verzoeken. 3. Aan de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, ligt een samenwerkingsovereenkomst tussen de Inspectie van het onderwijs en burgemeester en wethouders ten grondslag, waarvan het model bij ministeriĂ«le regeling wordt vastgesteld en waarin in ieder geval de werkzaamheden zijn opgenomen die door deze ambtenaren worden verricht. 4. Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, treffen burgemeester en wethouders maatregelen om te voorkomen dat de aangewezen ambtenaren taken verrichten ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 16, met betrekking tot de scholen of instellingen waarop hij als aangewezen ambtenaar toezicht houdt. De instructie, bedoeld in artikel 16, vierde lid, is niet van toepassing voor zover het de werkzaamheden van de aangewezen ambtenaren betreft. 5. De ambtenaren, bedoeld in het tweede lid, zijn niet bevoegd om namens de minister een bestuurlijke boete op te leggen als bedoeld in artikel 27. C Artikel 25, derde lid, vervalt. D In artikel 27, aanhef, vervalt âdan wel, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,â. ARTIKEL VII. WIJZIGING WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt âbeoordelenâ vervangen door âtoezien opâ en wordt âen het bevorderen van de financiĂ«le continuĂŻteitâ vervangen door âen de financiĂ«le continuĂŻteitâ. 2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt de zinsnede âof artikel 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoekâ vervangen door â, artikel 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of artikel 38 van de Wet medezeggenschap op scholenâ. 3. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden: e. de bestuurlijke boete op te leggen, bedoeld in artikel 27 van de Leerplichtwet 1969, artikel 39 van de Leerplichtwet BES of artikel 15.7 tot en met 15.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of Aa In artikel 20, zesde lid, wordt na âhet onderwijsâ ingevoegd âof de opleidingâ en wordt âen artikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijsâ vervangen door â, artikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en de artikelen 6.1.4b en 6.2.2a van de Wet educatie en beroepsonderwijsâ. B Artikel 24l, onder f, komt te luiden: f. College voor toetsen en examens: College voor toetsen en examens, genoemd in artikel 2 van de Wet College voor toetsen en examens, of Ă©Ă©n van diens rechtsvoorgangers, genoemd in artikel 12 van die wet, op het gebied van staatsexamens; ARTIKEL VIII. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 7, derde lid, vervalt âde geledingen enâ en wordt âde betrokken geleding of radenâ vervangen door âhenâ. B Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 8a. Sollicitatiecommissie bestuurder Voor het benoemen van een bestuurder wordt een sollicitatiecommissie ingesteld waarvan in elk geval deel uitmaken: a. een lid dat afkomstig is uit of namens het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen, en b. een lid dat afkomstig is uit of namens het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders of de leerlingen is gekozen. C Artikel 9 komt te luiden: Artikel 9. Van overeenkomstige toepassing verklaring van de artikelen 6, 7, 8 en 8a De artikelen 6, 7, 8 en 8a zijn, met uitzondering van de onderdelen c en d voor wat betreft artikel 8a, van overeenkomstige toepassing op: a. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, met dien verstande dat het de algemene gang van zaken in alle scholen of de meerderheid van de scholen vallend onder dezelfde onderwijswet betreft, b. de medezeggenschapsraad van een samenwerkingsverband, c. de medezeggenschapsraad van een centrale dienst, d. de medezeggenschapsraad, bedoeld in artikel 3, zesde lid, en e. de ondersteuningsplanraad. D Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onder b, vervalt âof de onderwijs- en examenregelingâ. 2. De aanduiding â1.â voor het eerste lid, alsmede het tweede lid vervallen. E Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel a wordt âartikel 10, eerste lid, onderdeel iâ vervangen door âartikel 10, onderdeel iâ. 2. In onderdeel q wordt âbedoeld in artikel 28, voor zover die betrekking heeft op personeelâ vervangen door âbedoeld in artikel 28, derde lidâ. 3. In onderdeel r wordt âartikel 10, eerste lid, onderdeel jâ vervangen door âartikel 10, onderdeel jâ. F In artikel 13, eerste lid, onderdeel a, wordt âartikel 10, eerste lid, onderdeel iâ vervangen door âartikel 10, onderdeel iâ. G In artikel 15, derde lid, wordt âartikelen 10, eerste lid, onderdeel hâ vervangen door âartikelen 10, onderdeel hâ. H In artikel 34, vijfde lid, wordt âvoorstelâ vervangen door âbesluitâ. I Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het opschrift komt te luiden: Besluit medezeggenschap onderwijs 2. Het eerste lid alsmede de aanduiding â2â voor het tweede lid vervallen. J De artikelen 41 tot en met 43 en artikel 46 vervallen. ARTIKEL IX. WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4, tweede lid, laatste volzin, vervalt. Aa In artikel 11 wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: 2a. Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste twee uren per schoolweek. Ab In artikel 12 wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: 2a. Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste twee uren per schoolweek. B Artikel 16, tweede lid, vervalt. C Er wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 16a. Vaststelling en beschikbaarstelling schoolplan en schoolgids 1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie. 2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders en de inspectie. D Artikel 21 vervalt. E Artikel 33, vierde lid, komt te luiden: 4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar. F In artikel 41, derde lid, vervalt âdan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectieâ. G Artikel 49 vervalt. H In artikel 50, tweede lid, vervalt de laatste volzin. I In Hoofdstuk I, titel III, Afdeling 7, komt het opschrift van paragraaf 6 als volgt te luiden: § 6. Bestedingsmogelijkheden en financieel beheer J Na artikel 119 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 119a. Beheer van de middelen Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd. K Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen, 2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende: 7. Het bevoegd gezag maakt het jaarverslag openbaar. 8. Bij ministeriĂ«le regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt. L Na artikel 134 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 135. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging 1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school. 2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging. 3. Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging. 4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 131, eerste lid, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 131, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid. 6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. 7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald. M In artikel 145, tweede volzin, wordt âHet bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van in die periodeâ vervangen door âOp verzoek van de inspectie zendt het bestuur een overzicht vanâ. ARTIKEL X. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt âCollege voor examensâ telkens vervangen door âCollege voor toetsen en examensâ. B Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het derde lid, onderdeel d, wordt âlandbouwâ vervangen door âgroenâ. 2. In het zesde lid, onderdeel d, wordt âlandbouwâ vervangen door âgroenâ. C Artikel 51, derde lid, vervalt. D Na artikel 51 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 51a. Vaststelling en beschikbaarstelling schoolplan en schoolgids 1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie. 2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders, voogden, verzorgers dan wel de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, en de inspectie. E Artikel 53 vervalt. F Artikel 59 vervalt. G Artikel 60, derde lid, komt te luiden: 3. Het bevoegd gezag stelt de actuele versie van het leerlingenstatuut voor de leerlingen beschikbaar. H Artikel 79, vierde lid, komt te luiden: 4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar. I In artikel 84, vierde lid, vervalt de laatste volzin. J In artikel 85 vervalt de laatste volzin. K In artikel 94, vierde lid, laatste volzin, vervalt âdan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectieâ. L In artikel 116, eerste en tweede lid, wordt âCollege voor examensâ telkens vervangen door âCollege voor toetsen en examensâ. M Na artikel 172 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 172a. Beheer van de middelen Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd. N Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden: b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen, 2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende: 7. Het bevoegd gezag maakt het jaarverslag openbaar. 8. Bij ministeriĂ«le regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt. O Na artikel 178 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 178a. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging 1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school. 2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging. 3. Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging. 4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 175, eerste lid, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 175, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging. 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid. 6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. 7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald. P Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid vervalt het tweede lid van artikel 187. ARTIKEL XI. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 2.3.1. wordt als volgt gewijzigd: 1. In het vierde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede âDe jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheidâ vervangen door âDe jaarrekening gaat vergezeld van de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring omtrent de getrouwheidâ. 2. In het vijfde lid wordt de zinsnede âvergezeld van de verklaringâ vervangen door âvergezeld van de overige gegevens en de verklaringâ. 3. Aan het slot van het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriĂ«le regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking plaatsvindt. B In artikel 2.3.2, tweede lid, wordt âover de inrichtingâ vervangen door âover de inrichting en de wijze en het tijdstip van openbaarmakingâ. ARTIKEL XII. WIJZIGING LEERPLICHTWET BES De Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 28, eerste lid, wordt in de eerste volzin na âde naleving van deze wetâ ingevoegd: anders dan door de hoofden. B Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding â1â geplaatst. 2. Na het eerste lid worden vier leden toegevoegd, luidende: 2. Ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde toezicht kan de Inspectie van het onderwijs ambtenaren als bedoeld in artikel 28 aanwijzen indien het bestuurscollege hierom verzoekt. 3. Aan de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, ligt een samenwerkingsovereenkomst tussen de Inspectie van het onderwijs en het bestuurscollege ten grondslag, waarvoor het model bij ministeriĂ«le regeling wordt vastgesteld en waarin in ieder geval de werkzaamheden zijn opgenomen die door deze ambtenaren worden verricht. 4. Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, treft het bestuurscollege maatregelen om te voorkomen dat de aangewezen ambtenaren taken verrichten ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 28, met betrekking tot de scholen of instellingen waarop hij als aangewezen ambtenaar toezicht houdt. De instructie, bedoeld in artikel 28, vierde lid, is niet van toepassing voor zover het de werkzaamheden van de aangewezen ambtenaren betreft. 5. De ambtenaren, bedoeld in het tweede lid, zijn niet bevoegd om namens de minister een bestuurlijke boete op te leggen als bedoeld in artikel 39. ARTIKEL XIII. SAMENLOOPBEPALINGEN Indien het bij koninklijke boodschap van 2 oktober 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen; Kamerstukken II 2018/19, 35050, nr. 2) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel V, van deze wet, wordt in Artikel I, onderdeel V, van deze wet âartikel 77â vervangen door âartikel 76â. Indien het bij koninklijke boodschap van 2 oktober 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen; Kamerstukken II 2018/19, 35050, nr. 2) tot wet is of wordt verheven en artikel 76 van artikel I, onderdeel D, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel V, van deze wet, wordt in artikel 76, vierde lid, van artikel I, onderdeel D, van die wet âartikel 283 van de Gemeentewetâ vervangen door âartikel 3 van de Wet algemene regels herindelingâ en wordt â HYPERLINK "http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0003718&artikel=1&g=2016-12-12&z =2016-12-12" artikel 1, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling â vervangen door: artikel 1, onderdeel h, van de Wet algemene regels herindeling. ARTIKEL XIV. INWERKINGTREDING Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel D, III, onderdeel Bb, en IX, onderdelen Aa en Ab, die in werking treden drie jaar na de dag volgend op de datum van uitgifte in het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, PAGE PAGE 25