[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over stand van zaken over de moties inzake onderzoek naar blootstelling aan homogenezingstherapieën (Kamerstuk 28345-225)

Aanpak huiselijk geweld

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D04751, datum: 2020-02-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z22292:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


  HYPERLINK
"http://parlisweb/parlis/KamerstukDossier.aspx?id=2dde994e-94fc-4236-bd2
7-b5880ba6d81e" \t "_self"  28 345 		Aanpak huiselijk geweld

Nr. 			Inbreng verslag van een schriftelijk overleg

			

Vastgesteld…………….2020

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij
enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te
leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over
de brief van 10 juli 2019 over de uitvoering van de nader gewijzigde
motie van het lid Bergkamp c.s. over onderzoek naar blootstelling aan
homogenezingstherapieën (Kamerstuk 28345, nr. 219) en de brief van 15
november 2019 over de reactie op het verzoek om de commissie te
informeren over de stand van zaken over de moties inzake onderzoek naar
blootstelling aan homogenezingstherapieën (Kamerstuk 28345, nr. 225).

De op 6 februari 2020 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door
de minister van VWS bij brief van ……. 2020 toegezonden antwoorden
hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Lodders

Adjunct-griffier van de commissie,

Nieuwerf



Inhoudsopgave

I	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II	Reactie van de minister

I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van
de brief over de stand van zaken over de motie inzake onderzoek naar
blootstelling aan homogenezingstherapieën. Voor genoemde leden is het
onbestaanbaar dat kwetsbare personen en jongeren bloot worden gesteld
aan deze schadelijke therapieën en hebben over onderhavige stukken dan
ook enkele vragen.

Stand van zaken moties

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in augustus en september 2019
verkennende gesprekken zijn gevoerd met vertegenwoordigers van
christelijke lhbti-organisaties, deskundigen en professionals om een
beeld te vormen hoe het onderzoek het best vormgegeven kan worden.
Waarom heeft de minister gekozen om specifiek met deze organisaties te
spreken? Kan de minister een overzicht geven van de organisaties waarmee
hij precies gaat praten in het kader van dit onderzoek? Gaat de minister
ook in gesprek met andere organisaties, bijvoorbeeld lhbti-organisaties
met een andere religieuze achtergrond zoals joodse en islamitische
lhbti-organisaties? Op welke manier borgt de minister daarnaast dat er
ook gesproken wordt met ervaringsdeskundigen, die zich niet laten
vertegenwoordigen door ‘organisaties’ maar daarmee wel hele
waardevolle input kunnen leveren aan dit onderzoek?

Onderzoeksrapport

De leden van de VVD-fractie lezen dat in maart 2020 duidelijk wordt of
het mogelijk wordt om tot een kwantitatieve inschatting in te komen dan
wel het mogelijk wordt om deze praktijken kwantitatief te onderzoeken.
Als dit niet mogelijk blijkt te zijn, welke stappen gaat de minister dan
nemen? Is de minister dan van mening dat er geen verdere stappen in dit
dossier genomen kunnen worden? Of zorgt de minister er dan alsnog voor
dat de praktijken rondom homogenezingstherapieën verboden gaan worden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er in fase twee een rapport wordt
opgeleverd met mogelijke richtingen (beleidsmaatregelen) om
homogenezingstherapie in Nederland tegen te gaan en te voorkomen. Hoe
verhouden deze uitkomsten zich tot de motie-Yesilgöz-Zegerius
(Kamerstuk 30420, nr. 311) die oproept tot een wettelijk verbod op
homogenezingstherapieën? 

Planning

De leden van de VVD-fractie lezen dat eind januari 2020 een eerste fase
van het onderzoek gereed is en dat deze wordt toegezonden aan de Kamer.
Dit is tot op heden nog niet gebeurd. Wanneer ontvangt de Kamer deze
stukken? Kloppen de andere deadlines nog wel die in de brief staan of
schuiven deze ook op? Indien deze opschuiven, waarom?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Inspectie Gezondheidszorg en
Jeugd (IGJ) iedere melding van het ‘genezen’ van homoseksualiteit
natrekt en hieraan maatregelen verbindt. Welke maatregelen zijn dit? Hoe
vaak heeft de IGJ meldingen ontvangen en hoe vaak zijn hier maatregelen
aan verbonden?

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief: “op dit moment bestaan
er reeds diverse mogelijkheden om op te treden tegen
conversietherapieën”. Welke mogelijkheden zijn dit en hoe verhoudt
dit statement zich tot de constatering dat “in de beleidsreactie
worden bezien of aanvullende (strafrechtelijke) regelgeving aangewezen
is”? Is de minister nu wel of niet van mening dat er momenteel al
genoeg mogelijkheden zijn om op te treden tegen conversie therapieën?
Kan de minister zijn antwoord nader verklaren? 

De leden van de VVD-fractie lezen dat de minister in gesprek zal gaan
met het Openbaar Ministerie, de politie en belangenorganisaties om de
aangiftebereidheid te vergroten. Welke zijn deze belangenorganisaties?
Wat is er uit deze gesprekken gekomen en wanneer is de minister tevreden
over een eventuele toename van aangiftebereidheid? Kan de minister dit
kwantitatief aangeven? Waarom kiest de minister er niet voor om ook met
ervaringsdeskundigen te praten?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de minister erover nadenkt om te
komen tot een gedragscode. Heeft de minister hier inmiddels al over
nagedacht en wat is de stand van zaken hiervan? Hoe ziet de minister een
dergelijke gedragscode voor zich? Wie gaat er toezien op de gedragscode
en wie grijpt er in als deze niet wordt nageleefd? En hoe hoog acht de
minister de kans dat organisaties die gebruikmaken van conversie
therapieën aan dergelijke gedragscodes deelnemen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling de brief over de
onderzoeksopzet naar blootstelling aan homogenezingstherapieën gelezen
en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie vragen wat de stand van zaken is van het
uitgezette onderzoek. Kan de minister aangeven bij welke partijen het
onderzoek is uitgezet? Wanneer wordt de eerste fase van het onderzoek
verwacht, aangezien in de planning is opgenomen dat die eind januari
naar de Kamer zou worden verstuurd? Genoemde leden vragen of de minister
nader kan ingaan op wat de eerste fase van het onderzoek omvat en welke
onderzoeksmethoden daarbij zijn gebruikt. Wordt in de onderzoeksmethoden
ook gekeken naar allerhande trainingen en bijbelscholen gericht op
verandering en identiteit die worden aangeboden door bijvoorbeeld
evangelische christenen? Is er ook gekeken naar andere onderzoeken,
bijvoorbeeld naar misbruik van kinderen, waar het niet altijd voor de
hand ligt dat slachtoffers zich zelf melden of het misbruik herkennen? 

De leden van de D66-fractie vragen aan de minister of bij het tweede
deel van het rapport met mogelijke beleidsmaatregelen ook wordt gekeken
naar de verschillende internationale voorbeelden, zoals de aangekondigde
wetgeving in Duitsland. Op welke manier leidt het onderzoek naar
aanleiding van de motie-Bergkamp c.s. over onderzoek naar blootstelling
aan homogenezingstherapieën (Kamerstuk 28345, nr. 219) tot uitvoering
van de motie-Yesilgöz-Zegerius c.s. (Kamerstuk 30420, nr. 311)? Bij
welke uitkomsten gaat de minister over tot het maken van een
wetsvoorstel, of is dat niet afhankelijk van de uitkomsten van het
onderzoek?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie verwelkomen de uitvoering van de aangenomen
motie. Genoemde leden vragen of in het onderzoek ook eerdere
slachtoffers van homogenezingstherapieën worden meegenomen en kunnen
zij zich ergens melden? Hoe wordt er ruchtbaarheid gegeven aan dit
onderzoek? Voorts vragen zij de minister hoe de medewerking van kerken
en religieuze instellingen aan dit onderzoek gewaarborgd wordt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de wijze waarop de
minister invulling geeft aan de moties inzake het kwalitatief onderzoek
naar ‘conversietherapieën’. Genoemde leden maken graag van de
gelegenheid gebruik om hierover enkele vragen te stellen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de minister in de afgelopen
periode diverse gesprekken heeft gevoerd met belangenorganisaties,
verenigingen en overkoepelende organen van kerken. Het doel van deze
gesprekken was “een concreter beeld te krijgen van de problematiek, om
zo beter te kunnen bepalen hoe een onderzoek eruit zou moeten zien”
(Kamerstuk 28345, nr. 219). Genoemde leden vragen de minister om aan te
geven met welke deskundigen, organisaties en kerken precies is
gesproken. Wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken? Heeft de minister
hierdoor inderdaad een concreter beeld gekregen van de problematiek? Zij
constateren dat de minister hier in zijn tweede brief (Kamerstuk 28345,
nr. 225) niet op ingaat en vragen hem dit alsnog te doen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat volgens de planning het
onderzoek inmiddels is gestart. Genoemde leden hebben vernomen dat de
opdracht is verstrekt aan Bureau Beke in samenwerking met Ateno. Deze
leden vragen de minister om toe te lichten wat de criteria van de
gunning waren en wat de exacte onderzoeksopdracht of vraagstelling is
die aan de onderzoekers is meegegeven. Zij hebben geconstateerd dat aan
het einde van de vragenlijst die door de onderzoekers is uitgezet, wordt
gewezen op de website dogmavrij.nl/hulp-nodig. Kan de minister
toelichten waarom gekozen is om naar deze site door te verwijzen?
Behoort dit ook tot de onderzoeksopdracht?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de minister in zijn brieven
verschillende termen gebruikt om de problematiek te omschrijven, zoals
‘homogenezingsbehandelingen’ of ‘conversietherapieën’, maar dat
deze niet worden gedefinieerd. Genoemde leden vragen de minister om een
definitiebepaling onderdeel te laten zijn van het onderzoek.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de IGJ iedere melding van het
‘genezen’ van homoseksualiteit natrekt en hieraan maatregelen
verbindt. Genoemde leden vragen de minister of er ooit een melding is
gedaan, waarna uit onderzoek van de IGJ bleek dat er inderdaad sprake
was van het aanbieden van een conversietherapie? Welke maatregelen zijn
destijds vervolgens getroffen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat in antwoord op eerdere
Kamervragen reeds is aangeven dat in de zorg geen ruimte is voor het
aanbieden van conversietherapie, maar ook dat het iedereen in Nederland
vrij staat om cursussen, coaching of therapieën te geven die niet
voorbehouden zijn aan gereguleerde beroepen zoals beschreven in de Wet
op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Aanhangsel Handelingen
II 2018/2019, nr. 1788). In aanvulling hierop vragen genoemde leden aan
de minister om te bevestigen dat eenieder die dat wil in vrijheid
gebruik zou moeten kunnen maken van dergelijke cursussen, coaching of
therapieën. Deelt de minister de mening dat er pas een probleem
ontstaat indien er sprake zou zijn van dwang? Deze leden vragen de
minister of het klopt dat het strafrecht op dit punt reeds mogelijkheden
biedt om op te treden tegen het niet in vrijheid ondergaan van
conversietherapieën. Zij vragen de minister of er ooit rechtszaken zijn
geweest die te maken hadden met het aanbieden van conversietherapieën.
De leden van de SGP-fractie vragen de minister hoe deze juridische
aspecten wordt betrokken bij het onderzoek. Ook vragen genoemde leden de
minister om, met betrekking tot het tweede deel van het onderzoek, toe
te lichten welke partijen om juridisch advies zal worden gevraagd.

II	Reactie van de minister

 PAGE   \* MERGEFORMAT 1