[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over het bericht 'Minister Slob maakt 9 miljoen euro extra vrij voor zij-instromers onderwijs'

Werken in het onderwijs

Brief regering

Nummer: 2020D05157, datum: 2020-02-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27923-389).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27923 -389 Werken in het onderwijs.

Onderdeel van zaak 2020Z02468:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2020

In deze brief reageer ik op uw verzoek om meer informatie over de € 9 miljoen die ik heb vrijgemaakt voor zijinstroom in de G5.

Op 27 januari jl. hebben Amsterdam, Den Haag en Rotterdam hun (concept) noodplannen voor de aanpak van de tekorten aan scholen, besturen en gemeenten in de G5 (G4 plus Almere), aan de inspectie en aan mij gepresenteerd.1

In deze brief wil ik nogmaals mijn waardering uitspreken voor het vele werk dat in korte tijd door veel betrokkenen is verzet. Uit de plannen spreekt solidariteit tussen de besturen om gezamenlijk de kwaliteit, continuïteit en de kansengelijkheid zo goed mogelijk te borgen. Dat is nodig, want scholen en besturen kunnen de oplopende tekorten niet alleen oplossen. Zij hebben elkaar nodig, de inspectie en het Ministerie van OCW.

Laat ik ook helder zijn dat niet alle maatregelen die worden voorgesteld de eerste keus zijn van scholen en besturen en ook niet van mij. Daarom gaan gezamenlijk door met alle acties gericht op het werven, maar zeker ook het behouden van leraren. We leggen ons niet neer bij de huidige situatie. Het ingezette beleid heeft gelukkig ook effect. Zo is de instroom op de pabo met bijna 10% toegenomen in 2019 ten opzichte van vorig jaar. Maar meer inspanningen zijn nodig, en daar zijn de plannen van de G5 ook op gericht.

Scholen en besturen zoeken naar alternatieven en hebben ruimte nodig om de kwaliteit, continuïteit en de kansengelijkheid zo goed mogelijk te borgen. In de plannen worden daar voorstellen voor gedaan. De meerwaarde van de plannen die er nu liggen vind ik dat leraren en scholen hebben meegedacht en meegewerkt aan de totstandkoming. De plannen worden ook voorgelegd aan de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden.

Voor zijinstroom, waar alle steden kansen in zien, heb ik € 9 miljoen vrijgemaakt voor de G5. Deze middelen zijn beschikbaar gekomen door herprioritering binnen de OCW-begroting en komen van artikel 1 van primair onderwijs («overige subsidies») en artikel 9 van het lerarenbeleid («regeling korte scholingstrajecten»). Het doel is om samen met de partijen in de G5 tot een aanpak zijinstroom te komen waarbij onder andere door de opleidingen maatwerk wordt geboden en er goede begeleiding is op de school zodat zijinstromers enthousiast blijven over werken in het onderwijs. We weten immers onder meer uit de analyse van Merel van Vroonhoven, – door mij aangesteld als aanjager van de aanpak van de tekorten – dat zijinstromers en scholen knelpunten ervaren.

Ook voor andere onderwerpen in de noodplannen zijn vervolgacties afgesproken. Zo zijn afspraken gemaakt om te komen tot een eenduidige analyse van de tekorten. Ook wordt gewerkt aan een beleidsexperiment voor de G5 om vanaf komend schooljaar meer ruimte te bieden voor voorstellen om tot een verrijkend programma in een aangepaste weekindeling te komen. Ook hiervoor geldt dat kwaliteit, continuïteit en kansengelijkheid de basis vormen. Over de concrete uitwerking zal ik de Kamer voor de zomer informeren.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob


  1. Aangekondigd in de brief aan de Kamer met Kamerstuk 27 923, nr. 387↩︎