[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweede nota van wijziging

Voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma

Nota van wijziging (initiatiefvoorstel)

Nummer: 2020D05325, datum: 2020-02-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35049-14).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35049 -14 Voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma.

Onderdeel van zaak 2018Z17437:

Onderdeel van zaak 2020Z02541:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 049 Voorstel van wet van het lid Van Meenen tot wijziging van de Wet kinderopvang teneinde te bevorderen dat ouders kunnen kiezen tussen kindercentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma

Nr. 14 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 10 februari 2020

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt voor de punt aan het slot van het voorgestelde artikel 1.49a, eerste lid, ingevoegd «, voor zover medische redenen daaraan niet aantoonbaar in de weg staan».

B

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Toelichting

Onderdeel A

Deze wijziging leidt ertoe dat houders van kindercentra het toelatingsbeleid waarop het eerste lid van artikel 1.49a ziet, niet kunnen hanteren als grond om kinderen te weigeren die om medische redenen geen deel kunnen nemen aan het Rijksvaccinatieprogramma. Dergelijke redenen doen zich overigens erg weinig voor. Daarom zal deze uitzondering hoogst zelden invloed hebben op de veiligheid in het betrokken kindercentrum.

Onderdeel B

De toevoeging komt tegemoet aan de behoefte om betrekkelijk snel na de inwerkingtreding van de wet de doeltreffendheid en de gevolgen ervan te evalueren. Daaronder vallen zowel de mate van verwerkelijking van de doelstellingen en de neveneffecten als de evenredigheid, subsidiariteit, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, afstemming op andere regelingen, eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid.


Van Meenen