Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 februari 2020 (Kamerstuk 21501-32-472)
Raad voor Concurrentievermogen
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D06526, datum: 2020-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D06526).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L. Nieuwerf, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z00744:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-01-24 12:00: Raad voor Concurrentievermogen (informeel) 3 en 4 februari 2020 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2020-01-28 15:35: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-02-04 16:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2021-04-14 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D06526 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 27 en 28 februari 2020 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 472), de kabinetsinzet voor het realiseren van een gelijk speelveld op de Europese interne markt voor alle ondernemingen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 470) en het verslag van het schriftelijk overleg over onder andere de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 februari (Kamerstuk 21 501-30, nr. 473).
De voorzitter van de commissie,
Diks
De adjunct-griffier van de commissie,
Nieuwerf
Inhoudsopgave | Blz. | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties zzzz | 2 |
II | Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris | 8 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Europese Green Deal – een transitie naar een klimaatneutraal en circulaire Europese industrie
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de resolutie die door het Europees Parlement op 15 januari 2020 is aangenomen wordt onderstreept dat de industriestrategie duidelijke stappenplannen moet omvatten voor financieringsmogelijkheden, de toepassing van nieuwe technologieën en regelgevende beperkingen moet wegnemen. Omvat dit ook het wegnemen van belemmeringen voor kernenergie en het toepassen van het afvangen en opvangen van CO2 (CCS)?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris voorts om een tijdspad rondom de plannen van de Europese Unie (EU) omtrent de Europese Green Deal (hierna: Green Deal) en de transitie naar een klimaat neutrale en circulaire Europese Industrie te schetsen.
Kabinetsinzet voor het realiseren van een gelijk speelveld op de Europese Interne Markt voor alle ondernemingen (level playing field instrument)
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het «level playing field» instrument. Deze leden hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen. Hoe vaak komt het voor dat de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een onderzoek instelt naar een bedrijf. Hoe vaak blijkt uit zo’n onderzoek dat het bedrijf zich niet gedraagt als vergelijkbare ondernemingen onder normale marktomstandigheden?
Strategische Innovatie Agenda Europees Instituut voor Innovatie en Technologie
De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel van de komende Raad is om een positie aan te nemen over het voorstel voor de Strategische Innovatie Agenda (SIA) van het Europees Instituut van Innovatie en Technologie (EIT). Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de inhoud is van de mogelijke Raadspositie. Zijn er met betrekking tot deze raadspositie wijzigingen ten opzichte van het voorstel van de Commissie? Zo ja, waar bestaan deze uit en hoe waardeert de Staatssecretaris deze wijzigingen?
Verder lezen de leden van de VVD-fractie in de geannoteerde agenda dat veel lidstaten bij de tiende kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG) een voorbehoud maken totdat er meer duidelijkheid is over het budget voor het EIT onder Horizon Europe. Hoe ziet het krachtenveld in de Europese Raad er op dit moment uit? Ook lezen deze leden dat Nederland het belangrijk vindt dat de KIG’s na vijftien jaar in competitie financiering kunnen verwerven door niet-marktconforme activiteiten zoals onderwijs. Kan de Staatssecretaris toelichten wat hiermee wordt bedoeld? Kan de Staatssecretaris toelichten waarom Nederland deze mening is toegedaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Interne markt en industrie
De leden van de CDA-fractie lezen over het beleidsdebat over de Green Deal. In de resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Green Deal (2019/2956(RSP)) maakt het parlement ten aanzien van de Europese industrie de volgende punten:
30. beschouwt de transitie naar een moderne, klimaatneutrale, uiterst hulpbronnenefficiënte en concurrerende industriële basis in de EU uiterlijk in 2050 als een belangrijke uitdaging en een kans, en is ingenomen met de aankondiging dat de Commissie in maart 2020 met een nieuwe industriële strategie en een kmo-strategie zal komen; benadrukt dat het industrieel concurrentievermogen en het klimaatbeleid elkaar onderling versterken en dat de totstandbrenging van een innovatieve en klimaatneutrale herindustrialisering nieuwe banen zal scheppen en het concurrentievermogen van de Europese economie zal waarborgen;
31. benadrukt dat de industriële strategie moet toegespitst zijn op het stimuleren van waardeketens voor economisch levensvatbare en duurzame producten, processen en bedrijfsmodellen die gericht zijn op het bereiken van klimaatneutraliteit, efficiënt gebruik van hulpbronnen, circulariteit en een niet-toxisch milieu, en daarbij het internationale concurrentievermogen te handhaven en de verplaatsing van Europese industrieën te voorkomen; is het eens met de Commissie dat energie-intensieve industrieën zoals de staal-, chemische en cementindustrie essentieel zijn voor de Europese economie, maar dat het tegelijkertijd cruciaal is dat deze industrieën moderniseren en ontkolen;
32. verzoekt de Commissie zorg te dragen voor de economische, sociale en territoriale cohesie van de overgangsprocessen, met bijzondere aandacht voor de meest achtergestelde regio’s, gebieden die worden getroffen door de industriële overgang (voornamelijk steenkoolwinningsgebieden, en gebieden die afhankelijk zijn van koolstofintensieve industrieën zoals de staalproductie), dunbevolkte gebieden en ecologisch kwetsbare gebieden;
33. onderstreept dat de industriële strategie en de strategie voor kmo’s duidelijke stappenplannen moeten omvatten voor het ter beschikking stellen van een omvattende waaier aan stimulansen en financieringsmogelijkheden voor innovatie, voor de toepassing van baanbrekende technologieën en voor nieuwe duurzame bedrijfsmodellen, alsmede voor het wegnemen van alle regelgevende beperkingen; dringt aan op EU-steun voor koplopers op het gebied van klimaat en hulpbronnen, door middel van een technologieneutrale benadering die in overeenstemming is met de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en met de klimaat- en milieudoelstellingen van de EU op de lange termijn; onderstreept de rol van milieuveilige koolstofafvang en -opslag bij het klimaatneutraal maken van de zware industrie wanneer er geen directe opties voor emissiereductie beschikbaar zijn.
Kan de Staatssecretaris voor elk van deze punten aangeven hoe Nederland er tegenover staat en hoe het politieke krachtenveld in de Raad eruitziet?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Green Deal «over het algemeen» goed wordt ontvangen, maar dat er «op de onderliggende thema’s nog verdeeldheid onder de gewenste mate van ambitie van klimaat- en milieubeleid en hoe de industrie geholpen kan worden om de doelen te behalen, zonder te zorgen voor een ongelijk speelveld of weglekeffecten». Hoe verwacht de Staatssecretaris dat deze verdeeldheid gaat worden beslecht?
De leden van de CDA-fractie wijzen op de verwachting dat Raadsconclusies over betere regelgeving worden aangenomen, onder meer ter voorkoming van onnodige regeldruk en administratieve lasten. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij in dit kader verwacht van het «one in, one out»-systeem (OIOO) dat de Europese Commissie voorstelt, inhoudend dat een maatregel die leidt tot toename van regeldruk wordt gecompenseerd met een maatregel die zorgt voor een overeenkomstige vermindering van regeldruk op hetzelfde beleidsterrein? Welke impact zal dit systeem hebben op bestaande en toekomstige EU-wetgeving op haar portefeuilles? Hebben deze leden het goed begrepen dat het OIOO-systeem erop gericht is regelgeving zowel te verminderen en te vereenvoudigen als te verbeteren? In hoeverre gaat het «one in, one out»-systeem leiden tot lastenverlichting voor ondernemingen, bijvoorbeeld het midden- en kleinbedrijf (mkb)? De inzet van Nederland is dat er binnen het OIOO-systeem tevens dialoog met belanghebbenden dient plaats te vinden. Op welke manier wordt dit geoperationaliseerd en/of geborgd? Denkt de Staatssecretaris na deze Raad meer te weten over de vorm en het moment van invoering van het OIOO-systeem?
De leden van de CDA-fractie lazen in het BNC-fiche: Mededeling Stand van zaken en toekomst EU Betere Regelgevings-beleid van 29 mei 2019 dat:
• «de bekendheid van consultaties kan worden vergroot en er behoefte is aan meer informatie over de uitkomst van consultaties;
• t.a.v. impact assessments beter zou moeten worden uitgelegd waarom er in een bepaald geval afgezien wordt van het maken van een impact assessment, en dat verslagen van impact assessments moeilijk leesbaar en te weinig gebruiksvriendelijk zijn;
• de kwaliteit van evaluaties achterblijft bij die van impact assessments op het gebied van o.a. timing, vraagstelling, een objectieve benadering en gebruik;
• de opzet van de Regulatory Scrutiny Board, de Raad voor Regelgevingstoetsing, volgens sommige belanghebbenden anders zou kunnen, de RSB beter bekend moet worden bij het publiek én dat de ervaring en kennis van de RSB binnen de Commissie beter benut zou kunnen worden ter verbetering van processen.»
Kan de Staatssecretaris per punt schetsen in hoeverre zij verwacht dat de Raadsconclusies aan deze verbetersuggesties tegemoet komen? Hoezeer is daarbij ook een betere toepassing van het «innovatieprincipe» verzekerd?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat tijdens de Raad het Single Market Performance Report zal worden besproken, de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze strategie? De Green Deal moet de nieuwe groeistrategie voor Europa worden. Welke elementen uit de Green Deal vindt de Staatssecretaris interessant voor de groeistrategie van Nederland, vastgelegd in de «groeibrief» van het kabinet? Wat zijn de vervolgstappen in de Raad?
Diverse punten
De leden van de CDA-fractie wijzen op het werkprogramma voor 2020 dat de Commissie op 29 januari 2020 heeft gepresenteerd, met op het gebied van industrie en interne markt de volgende beleidsdoelen:
• een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk;
• een Europese aanpak voor artificiële intelligentie;
• digitale diensten;
• een nieuwe industriestrategie voor Europa;
• een consumentenagenda.
In een mededeling bij het werkprogramma kondigt de Commissie verschillende initiatieven aan, waaronder: een nieuwe Europese datastrategie, een witboek over artificiële intelligentie, een nieuwe wet inzake digitale diensten, een herziening van de richtlijn inzake de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, een voorstel over cryptoactiva, een alomvattende nieuwe industriële strategie voor Europa, een specifieke kleine en middelgrote ondernemingen (kmo)-strategie, een verslag over de belemmeringen voor de eengemaakte markt, een actieplan voor de handhaving van de eengemaakte markt, een witboek over een instrument betreffende buitenlandse subsidies, voorstellen om de arbeidsomstandigheden van platformwerkers te verbeteren en een geactualiseerd actieplan voor digitaal onderwijs. Kan de Staatssecretaris per initiatief een doorkijkje geven naar de Nederlandse inzet/gedachtes hierbij en in algemeenheid aangeven hoe zij tegen de interne markt en industrieaspecten uit het werkprogramma aankijkt? Wanneer verwacht de Staatssecretaris de kabinetsappreciatie over het werkprogramma naar de Kamer te sturen?
Onderzoek
Over de Nederlandse positie ten aanzien van het EIT en de strategische innovatie agenda (SIA) heeft het kabinet op 13 september 2019 een BNC-fiche ontvangen. De leden van de CDA-fractie steunen de Nederlandse inzet op dit punt. Gegeven de discussiepunten, over het wel of niet verminderen van geoormerkte budgetten, financiering van de KIG’s via competitie, onderbouwing van een nieuw instrument ter vergroting van de innovatiecapaciteit van hoger onderwijsinstellingen, en de invulling en startdatum van twee nieuwe KIG’s («Cultuur en Creatieve Sector» en «Water, Marine en Maritiem») vernemen deze leden graag wat de Staatssecretaris verwacht van de uitkomst. Wat is de inhoud van de Raadspositie, die mogelijk tijdens deze Raad wordt aangenomen? Hoe waardeert Nederland deze? Welke verschillen zijn er tussen de Raadspositie en het oorspronkelijke voorstel van de Commissie? Wanneer start de triloog?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er tijdens de Raad een beleidsdebat zal plaatsvinden over een «strategic approach to international cooperation in research en development (R&D)». Is de Staatssecretaris bereid in dit kader te informeren wat andere lidstaten doen om het percentage R&D-uitgaven, zowel publiek als privaat, te verhogen en deze bevindingen met de Kamer te delen? Deze leden lezen dat Nederland van mening is dat «samenwerking vanuit de EU met derde landen moet plaatsvinden op basis van wederkerigheid, excellentie en impact, waarbij er ook een goede balans dient te zijn tussen onder andere openheid versus veiligheidsoverwegingen en overwegingen met betrekking tot concurrentievermogen». Hoe zou dit in de ogen van de Staatssecretaris vorm moeten krijgen?
Kabinetsinzet voor het realiseren van een gelijk speelveld op de Europese interne markt voor alle ondernemingen (level playing field instrument)
De leden van de CDA-fractie herkennen in de brief van de Staatssecretaris de probleemanalyse en het geschetste handelingsperspectief, zoals een mondiale aanpak van het ongelijke speelveld, strenger toezicht binnen de EU, en als «ultimum remedium» het weren van partijen uit derde landen op de Europese interne markt wanneer zij ongewenst gedrag op de interne markt vertonen. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat wordt bedoeld met de zin «het is dan wel om rekening te houden met de reeds geldende EU kaders om doublures te voorkomen». Welke doublures worden hier bedoeld?
Over de Nederlandse inzet om het Europese mededingingskader en onafhankelijk mededingingstoezicht te versterken door een nieuwe tak aan het EU-mededingingsrecht toe te voegen, gericht op het waarborgen van gelijkwaardige mededingingsomstandigheden op de Europese interne markt voor alle ondernemingen, hebben de leden van de CDA-fractie al eens eerder opgemerkt benieuwd te zijn naar welke routes en termijnen de Staatssecretaris hierbij in gedachten heeft en hoe en wanneer de voorstellen hun beslag krijgen in Europese wetgeving.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Nederlandse inzet niet is gericht op het bevorderen van reciprociteit en markttoegang in derde landen noch dat er sprake is van een handelspolitiek instrument. Deze leden vragen zich daarbij af welke acties wel lopen om reciprociteit en markttoegang in derde landen te bevorderen.
De leden van de CDA-fractie hebben tot slot nog een aantal vragen over de maritieme maakindustrie, in het bijzonder over de concurrentiepositie van de scheepsbouwsector. Klopt het dat de huidige WTO- en EU-instrumenten ten aanzien van import en grens- of douanemaatregelen niet van toepassing zijn dan wel niet passen of werken op het specifieke karakter van de scheepsbouwsector (onder andere vanwege het kunnen «omvlaggen» van schepen)? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid om in EU-verband te pleiten voor sectorspecifieke maatregelen? Herkent de Staatssecretaris het beeld dat China in het kader van haar «Made in China 2025»-beleid actief probeert Nederlandse scheepswerven over te nemen? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat China dit doet door inzet van staatssteun en concurrentievervalsend beleid, waarbij geen sprake is van wederkerigheid? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de maritieme industriële basis van strategisch belang is voor zowel Nederland als de EU? Zo ja, welke mogelijkheden ziet zij om dit te stimuleren en te beschermen, en een gelijk speelveld voor de industriële scheepsbouwsector te bevorderen? Zou inzet van unilaterale maatregelen hieraan kunnen bijdragen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding van de Raad voor Concurrentievermogen die op 27 en 28 februari 2020 gehouden zal worden. Deze leden zijn vooral geïnteresseerd in de doelen van de Green Deal in relatie tot het concurrentievermogen en in het werkprogramma van de Commissie in relatie tot de interne markt en industrie.
De leden van de GroenLinks-fractie zien de Green Deal als topprioriteit van de Commissie en delen de mening dat de Europese industriestrategie aan moet sluiten bij het actieplan voor circulaire economie en andere beleidsterreinen van de Green Deal. Alle sectoren dienen betrokken te worden bij de aanpak om klimaat en duurzaamheid te realiseren. Hoe ziet het krachtenveld in de Raad eruit als het gaat om deze initiatieven op het gebeid van de Europese industrie? Wat is de positie die Nederland in de Raad inneemt specifiek ten aanzien van de ambitie voor klimaat- en milieubeleid, waaronder ook de stikstofproblematiek in nationaal en Europees verband valt?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn het eens dat duurzaamheid centraal moet staan in de nieuwe groeistrategie voor Europa. Deze leden vinden dat klimaat en milieu cruciale onderdelen zijn van de strategie. Een goede implementatie en handhaving van bestaande interne marktregels vormt de basis voor goed economisch beleid. Wat is de visie van de Staatssecretaris op de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2020? Kan de Staatssecretaris de vervolgstappen in de Raad uiteenzetten?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over de verschillende initiatieven die door de Commissie zijn aangekondigd op het gebied van digitalisering in haar werkprogramma: interne markt en industrie-aspecten. Deze leden vinden dat de ontwikkeling vanuit vertrouwen moet voortkomen waarbij onze waarden en grondrechten gewaarborgd worden. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de interne markt en industrieaspecten uit het werkprogramma van de Commissie? Het is voor de Europese concurrentie van belang dat Europese bedrijven voorop lopen in de digitale ontwikkeling. Kan de Staatssecretaris de positie van Nederland uiteenzetten ten aanzien van de Europese cloudservice Gaia-X? Daarnaast vinden deze leden dat de Commissie ook aandacht moet hebben voor duurzaamheid binnen de digitale ontwikkelingen. Deze relatie wordt niet genoemd door de Commissie en daarom vragen deze leden aan de Staatssecretaris of zij zich hard kan maken voor duurzaamheid als onderdeel van digitalisering in haar werkprogramma: interne markt en industrie aspecten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggende stukken. Deze leden hechten zeer aan het realiseren van een gelijk speelveld en hebben daarbij in het bijzonder oog voor de maritieme industrie. Erkent de Staatssecretaris dat de maritieme maakindustrie een sector is waar het vraagstuk van een gelijk speelveld nadrukkelijk aanwezig is? Op welke wijze spant de Staatssecretaris zich in voor sectorspecifieke maatregelen om hier een gelijk speelveld te bewerkstelligen?
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de positie van de Nederlandse en Europese maritieme sector ten opzichte van China. Deze leden vragen of het juist is dat de huidige WTO- en EU-instrumenten ten aanzien van import, alsook van traditionele grens- of douanemaatregelen, niet van toepassing zijn op het specifieke karakter van de scheepsbouwsector en die sector daardoor op geen enkele wijze zich kan verdedigen tegen prijsdumping uit China. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de sector te helpen zich te verdedigen? Is zij bereid een rondetafelgesprek met relevante stakeholders te beleggen? Klopt het dat China, als onderdeel van haar strategie, actief Nederlandse scheepswerven probeert over te nemen (Telegraaf 24 januari 2020)? Erkent de Staatssecretaris dat dit onwenselijk is, mede gezien de strategische positie van deze werven?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de vrees van de sector dat China in haar maritieme strategie nadrukkelijk gebruik zal maken van grootschalige staatssteun. Deelt de Staatssecretaris deze zorg? Deelt zij tevens de mening dat het hier een sector van strategisch belang betreft, onder meer op het gebied van (water)veiligheid, voedselwinning en energiewinning? Kan de Staatssecretaris, juist vanwege dat strategische belang, in Europa het voortouw nemen gericht op EU-maatregelen ter actieve bescherming tegen concurrentievervalsing vanuit China? Is de Staatssecretaris bereid om de maritiem-technologische industrie ook als strategisch aan te merken?
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat de Commissie in haar China-mededeling van afgelopen jaar de mogelijkheid van unilaterale maatregelen ter bescherming van de Europese industrie identificeerde. Is de Staatssecretaris bereid om in te zetten op deze mogelijkheid voor actieve financiële ondersteuning van de Europese en Nederlandse scheepsbouwindustrie als tegenwicht tegen eventueel Chinees concurrentievervalsend beleid? Kan zo’n maatregel samen met de sector uitgewerkt worden? Is de Staatssecretaris bereid om ook andere unilaterale maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat de Nederlandse en Europese industrie niet ten ondergaan door staatsbedrijven uit China?
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat niet alle Europese subsidies ook de Europese maritieme maakindustrie ten goede komen. Kent de Staatssecretaris in dat licht het voorbeeld van de Connecting Europe Facility (CEF), die veelal wordt gebruikt voor aanschaf van producten uit China? Deelt zij de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie dat dit onwenselijk is? Is zij bereid dit ook Europees aan te kaarten?