[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35263, eindtekst

Regels inzake invoering van een tijdelijke mogelijkheid voor experimenten in de rechtspleging (Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging)

Eindtekst

Nummer: 2020D07689, datum: 2020-02-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2019Z15302:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

11 februari 2020



	Regels inzake invoering van een tijdelijke mogelijkheid voor
experimenten in de rechtspleging (Tijdelijke Experimentenwet
rechtspleging)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
tijdelijke regeling te treffen die het mogelijk maakt om met het oog op
het bevorderen van eenvoudige, snelle, effectieve en de-escalerende
geschilbeslechting, bij wijze van experiment en derhalve voordat
besloten wordt tot definitieve aanpassing van enkele wetten die
betrekking hebben op de rechtspraak en de rechtspleging, voor een
bepaalde periode af te wijken van die wetten;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1. Bij algemene maatregel van bestuur kan, met het oog op het bevorderen
van eenvoudige, snelle, effectieve en de-escalerende geschilbeslechting,
bij wijze van experiment gedurende een periode van ten hoogste drie jaar
worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens:

a. het Eerste, Tweede en Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 14, 19
tot en met 22b en 25 tot en met 30;

b. de procesrechtelijke bepalingen uit Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek;

c. de procesrechtelijke bepalingen uit de Faillissementswet;

d. de Wet op de rechterlijke organisatie, met uitzondering van de
artikelen 1 tot en met 39, 76 en 84 tot en met 109.

2. Ten behoeve van een experiment als bedoeld in het eerste lid, kan
tevens worden afgeweken van:

a. de Wet op de rechtsbijstand, met uitzondering van artikel 8a en de
afdelingen 1 en 3 van hoofdstuk II;

b. de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

3. Een afwijking van de wetten, genoemd in het tweede lid, leidt niet
tot een verlaging van het bedrag van de vergoeding dat aan een
rechtsbijstandverlener wordt verstrekt of tot een verhoging van het
griffierecht, ten opzichte van de bij of krachtens die wetten geldende
bedragen en rechten.

4. De bij of krachtens de wetten, genoemd in het eerste en tweede lid,
geldende regels zijn op de experimenten van toepassing, behoudens voor
zover daarvan bij de algemene maatregel van bestuur wordt afgeweken. Bij
die maatregel kan alleen van die wetten worden afgeweken voor zover dit
nodig is voor het doel van het experiment.

5. Elk experiment waarborgt ten minste:

a. het recht op toegang tot de rechter,

b. het recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke en
onpartijdige rechter,

c. het beginsel van hoor en wederhoor,

d. het beginsel van openbaarheid van rechtspraak,

e. het recht op afwikkeling van de procedure binnen een redelijke
termijn,

f. de beginselen die uit een goede procesorde voortvloeien, en

g. het recht op het instellen van hoger beroep en cassatie van een
vonnis in een experimentele procedure,

voor zover daarvan niet bij wet wordt afgeweken.

6. Van voor Nederland in werking getreden verdragen, van verordeningen
van de Europese Unie, van de bijbehorende goedkeurings- en
uitvoeringsregelingen en van bepalingen die strekken tot implementatie
van richtlijnen van de Europese Unie, kan niet bij wijze van experiment
worden afgeweken.

7. De rechter kan ambtshalve en op verzoek in elke stand van de
procedure bepalen dat de toepassing van de regels die bij algemene
maatregel van bestuur zijn gesteld, achterwege blijft, indien de
toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Alsdan
bepaalt de rechter of de procedure kan worden voortgezet volgens het
bepaalde bij of krachtens de regels van de in het eerste en tweede lid
genoemde wetten. Zo dit het geval is, bepaalt hij wat de volgende
proceshandeling zal zijn, en zo dit niet het geval is, bepaalt hij wat
hij geraden acht.

8. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
het eerste lid, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het
ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2

1. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1, eerste lid,
regelt:

a. het doel en de duur van het experiment,

b. op welke categorieën rechtzoekenden, procedures en vorderingen of
verzoeken het experiment betrekking heeft,

c. van welke in de bij of krachtens de wetten, genoemd in artikel 1,
eerste en tweede lid, geldende artikelen wordt afgeweken en op welke
wijze en onder welke voorwaarden dat gebeurt,

d. welke gerechten aan het experiment deelnemen,

e. de methode en criteria aan de hand waarvan het experiment wordt
geëvalueerd, en

f. het overgangsrecht aan het begin en aan het einde van het experiment.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gegeven voor de opzet, inhoud en evaluatie van een experiment.

Artikel 3

1. Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt ten minste drie maanden
voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van
bestuur als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aan de Staten-Generaal een
verslag over de evaluatie van het experiment en in het bijzonder de
doeltreffendheid en de effecten daarvan in de praktijk, alsmede een
standpunt over het voornemen tot wetswijziging naar aanleiding van het
experiment.

2. Indien tijdens het evaluatieonderzoek de verwachting is dat er
onvoldoende informatie kan worden vergaard om de doeltreffendheid en de
effecten van het experiment in de praktijk te kunnen vaststellen, en die
informatie bij verlenging van het experiment alsnog kan worden
verkregen, kan bij regeling van Onze Minister voor Rechtsbescherming, in
afwijking van artikel 1, eerste lid, de duur van het experiment eenmalig
met maximaal twee jaar worden verlengd.

3. Indien het standpunt een voornemen tot wetswijziging inhoudt of
indien voordat het experiment is geëvalueerd en beëindigd een voorstel
van wet daaromtrent is ingediend bij de Staten-Generaal, kan bij
regeling van Onze Minister voor Rechtsbescherming, in afwijking van
artikel 1, eerste lid, de duur van het experiment eenmalig met maximaal
drie jaar worden verlengd tot de inwerkingtreding van de desbetreffende
wetswijziging.

4. Indien het voorstel van wet, bedoeld in het derde lid wordt
ingetrokken of indien een van de beide Kamers der Staten-Generaal het
voorstel verwerpt, dan zal de algemene maatregel van bestuur onverwijld
worden ingetrokken op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van
bestuur ingetrokken met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van
die wet.

Artikel 4

1. Indien voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel
van bestuur als bedoeld in artikel 1, eerste lid, blijkt dat het
experiment tot zodanige onbedoelde gevolgen leidt dat voortzetting van
het experiment het belang van een goede rechtspleging in het algemeen
ernstig schaadt, dan zal de algemene maatregel van bestuur met
onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.

2. Indien na de gehele of gedeeltelijke intrekking van de algemene
maatregel van bestuur gerechtelijke procedures aanhangig zijn waarop de
algemene maatregel van bestuur van toepassing was, worden deze
voortgezet volgens de regels van de wetten, genoemd in artikel 1, eerste
en tweede lid, voor zover de intrekking daarop betrekking heeft.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over de gevolgen van de gehele of gedeeltelijke intrekking.

4. De Minister voor Rechtsbescherming informeert de Staten-Generaal over
de intrekking van een algemene maatregel van bestuur.

Artikel 5

1. Met het oog op het bevorderen van eenvoudige, snelle, effectieve en
de-escalerende geschilbeslechting, kan het bestuur van een rechtbank bij
wijze van een bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel
1, eerste lid, aangewezen experiment, gedurende een periode van ten
hoogste drie jaar een enkelvoudige en een meervoudige kamer vormen, die
wordt bezet door één, onderscheidenlijk drie rechterlijk ambtenaren
met rechtspraak belast en een persoon, niet zijnde rechterlijk
ambtenaar, als toegevoegd deskundig lid. Op dezelfde wijze kan het
bestuur van een gerechtshof een deskundig lid toevoegen aan een
meervoudige kamer. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de
rechterlijk ambtenaar onderscheidenlijk de rechterlijk ambtenaren de
doorslag. Artikel 1, vijfde tot en met achtste lid, en de artikelen 2, 3
en 4 zijn van overeenkomstige toepassing. Bij de algemene maatregel van
bestuur kunnen tevens regels worden gesteld over de benoeming en
vergoeding van de kosten van deze toegevoegd deskundige leden.

2. In een zaak waarop de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het
eerste lid van toepassing is, kan de rechter de zaak ambtshalve en op
verzoek verwijzen naar een kamer waaraan een deskundig lid is
toegevoegd.

3. De toegevoegd deskundige leden worden benoemd door het bestuur van
een gerecht en leggen alvorens zij met hun werkzaamheden aanvangen, de
eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de
bijlage bij de Wet op de rechterlijke organisatie.

4. Op het toegevoegd deskundige lid zijn de volgende artikelen van
overeenkomstige toepassing:

a. de artikelen 7, derde lid, 12 tot en met 13g en 48a, tweede, vijfde
en zesde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. de artikelen 44, eerste, vierde tot en met achtste en tiende lid, en
44a, eerste tot en met achtste en tiende lid, van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren, met dien verstande dat

i. het bestuur van het gerecht wordt aangemerkt als zijn functionele
autoriteit,

ii. dit lid voor de overeenkomstige toepassing van artikel 44, eerste en
zevende lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt
gelijkgesteld met plaatsvervangers in hetzelfde gerecht, en

iii. de president van het gerecht ten aanzien van dit lid de
bevoegdheid, bedoeld in artikel 44, zesde lid, van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren uitoefent.

Artikel 6

1. Er is een Toetsingscommissie experimenten rechtspleging, die tot taak
heeft te toetsen of voorstellen voor een algemene maatregel van bestuur
als bedoeld in artikel 1, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, voldoen
aan de eisen zoals opgenomen in deze wet en in de algemene maatregel als
bedoeld in artikel 2, tweede lid, en zo nodig of het voorstel aanpassing
behoeft.

2. Van een advies van de Toetsingscommissie kan enkel op zwaarwegende
gronden worden afgeweken.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld voor de samenstelling en het functioneren van de
Toetsingscommissie en de wijze waarop zij toetst.

Artikel 7

Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt binnen tien jaar na de
inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 8

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld, en vervalt vijftien jaar na het
tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 9

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister voor Rechtsbescherming,

 

 

 PAGE    

 PAGE   5