[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoering van de motie van het lid Rudmer Heerema c.s. over het oordeel "goed" aanpassen naar "voldoende" ten behoeve van het experiment flexibele onderwijstijden

Primair Onderwijs

Brief regering

Nummer: 2020D07882, datum: 2020-02-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-509).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -509 Primair Onderwijs.

Onderdeel van zaak 2020Z03779:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 293 Primair Onderwijs

Nr. 509 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2020

Op verzoek van het lid Heerema (VVD) informeer ik u met deze brief over de wijze waarop ik uitvoering zal geven aan de motie1 die op 4 februari is aangenomen (Handelingen II 2019/20, nr. 49, Stemmingen motie Grenzen aan de ruimte in de onderwijstijd).

De motie roept op om bij het nieuwe experiment (Experiment ruimte in onderwijstijd) de deelname-eis aangaande de onderwijskwaliteit te verlagen van waardering «goed» naar het oordeel «voldoende». Ik heb deze motie sterk ontraden vanwege het feit dat tijdens het Experiment flexibiliseren onderwijstijden de Inspectie van het onderwijs (hierna: inspectie) heeft geconstateerd dat er risico’s zijn ontstaan voor de onderwijskwaliteit2. De inspectie heeft mij ook geadviseerd om vast te houden aan de waardering «goed» als deelnamevoorwaarde voor het nieuwe experiment.

Hoewel ik graag recht wil doen aan de eerdere motie3 van uw Kamer om binnen het Experiment ruimte in onderwijstijd de onderwijskwaliteit te waarborgen, biedt de korte tijdspanne geen mogelijkheid voor het uitwerken van een alternatieve waarborg voor de onderwijskwaliteit. Ik hecht er namelijk aan dat het nieuwe experiment per 1 augustus 2020 van start kan gaan. Dit kan alleen als de scholen nu hun plan kunnen maken zodat zij tussen 1 april en 1 mei een aanvraag in kunnen dienen. Uiterlijk 12 juni zal dan het besluit volgen en dat geeft de scholen de tijd om hun plan te implementeren en de uitvoering voor te bereiden.

Ik heb er daarom voor gekozen om de motie als volgt uit te voeren: Het experiment geeft maximaal twintig scholen vijf jaar lang extra ruimte in de invulling en organisatie van de onderwijstijd. De acht scholen die deelnemen aan het Experiment flexibiliseren onderwijstijd, krijgen als eerste toegang en kunnen volstaan met het oordeel «voldoende». Het feit dat zij reeds ervaring hebben met flexibele onderwijstijden biedt dan hopelijk een waarborg voor de onderwijskwaliteit. Voor de resterende plekken kunnen zowel scholen met het oordeel «voldoende» als met de waardering «goed» zich aanmelden. Bij de selectie zal echter voorrang worden gegeven aan scholen met de waardering «goed». Tot slot wordt bij de selectie gestreefd naar een goede geografische spreiding zodat idealiter elke provincie vertegenwoordigd is. Deelname van een school aan het experiment wordt onverwijld beëindigd als deze gedurende het experiment van de inspectie het oordeel «onvoldoende» of «zeer zwak» krijgt.

De overige eisen voor deelname blijven ongewijzigd. Dat betekent dat de medezeggenschapsraad heeft ingestemd met het experiment; de toelating tot de school niet afhankelijk is gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders, zoals bepaald in artikel 40 WPO en bij de beschrijving van de didactische visie en onderwijsfilosofie duidelijk is dat en hoe het gebruik van de vrijstellingen voor ruimte in onderwijstijd onderdeel uitmaken van deze visie en filosofie.

Als de basiskwaliteit van een school op orde is en de school eigen ambities heeft geformuleerd die in de praktijk worden waargemaakt, dan kan de school bij de inspectie het verzoek doen voor de waardering «goed» Uit gesprekken met het veld is gebleken dat de criteria voor het verkrijgen van de waardering «goed» nog niet algemeen bekend zijn. Zo werd gedacht dat een school voor alle standaarden als «goed» beoordeeld moet worden. Dat is niet het geval. Alle standaarden dienen ten minste als «voldoende» beoordeeld te worden, de standaard Kwaliteitscultuur als «goed» en daarnaast ten minste twee standaarden uit het gebied Onderwijsproces en/of Schoolklimaat als «goed». En alle onderzochte overige wettelijke eisen worden nageleefd.

Ik hoop dat een groeiend aantal scholen de ambitie gaat tonen om de waardering «goed» te verkrijgen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob


  1. Kamerstuk 31 293, nr. 501↩︎

  2. Kamerstuk 31 293, nr. 451↩︎

  3. Kamerstuk 31 293, nr. 469↩︎