Reactie op de motie van het lid Van Meenen over ontschotten van de middelen voor onderwijs, ondersteuning en zorgen (Kamerstuk 31497-352) en de motie van de leden Westerveld en Kwint over voor langere tijd afgeven van een beschikking voor regulier onderwijs aan een gehandicapt kind (Kamerstuk 31497-349)
Passend onderwijs
Brief regering
Nummer: 2020D08229, datum: 2020-02-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31497-356).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 31497 -356 Passend onderwijs.
Onderdeel van zaak 2020Z03927:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-03-03 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-03-12 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-09-17 14:45: Aanvang middagvergadering: Extra regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
31 497 Passend onderwijs
24 170 Gehandicaptenbeleid
Nr. 356 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 februari 2020
Tijdens het Verslag Algemeen Overleg onderwijs en zorg op 19 februari jongstleden is een tweetal moties ingediend waarop Minister Slob u mijn schriftelijke reactie heeft toegezegd.
De leden Westerveld en Kwint vragen of het mogelijk is om te onderzoeken of een beschikking vanuit de Jeugdwet voor een langere tijd dan een half jaar kan worden afgegeven voor kinderen met een handicap in het reguliere onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 349). Ik kan u informeren dat hier in 2019 onderzoek naar is gedaan door onderzoeksbureau Significant, mede in opvolging van de gewijzigde motie van het lid Bergkamp c.s.1 over kortdurende beschikkingen.2 Hieruit blijkt dat de wettelijke ruimte om meerjarig te beschikken weinig wordt gebruikt door gemeenten. Mijn uitgangspunt is dat de duur van de beschikking moet aansluiten op de specifieke situatie van de aanvrager. In dit geval dus een meerjarige beschikking omdat het gaat om een kleine groep kinderen met een levenslange ondersteuningsvraag. Samen met cliëntorganisaties wordt nu gewerkt aan een integraal afwegingskader voor gemeenten en cliënten wanneer er sprake is van een levensbrede en levenslange beperking. Dit afwegingskader moet lokale teams handvatten geven, bijvoorbeeld voor de afweging rond beschikkingsduur. In dit afwegingskader zal expliciete aandacht komen voor kinderen met levenslange ondersteuningsvragen en de verbinding met onderwijs. Gezien het bovenstaande ontraad ik deze motie.
De voorgestelde motie van het lid Van Meenen (Kamerstuk 31 497, nr. 352) verzoekt om de middelen voor onderwijs en voor ondersteuning en zorg in onderwijs te ontschotten. Als hiermee bedoeld wordt de financiering van onderwijs én die van zorg en ondersteuning tijdens onderwijstijd, vanuit één centraal loket direct aan de scholen te verstrekken, ontraad ik deze motie. In onze brief van 30 oktober 20193 hebben Minister Slob en ik u geïnformeerd over de uitwerking van de afspraak in het regeerakkoord om «te bezien hoe de zorg voor leerlingen binnen een beperkt aantal onderwijsinstellingen met complexere casuïstiek direct uit de middelen voor zorg in onderwijstijd kan worden gefinancierd». Stapsgewijs werken wij toe naar een structurele oplossing daarvoor: één collectieve financiering van zorg in onderwijstijd. Deze collectieve financiering voor zorg in onderwijstijd wordt aanvullend op de financiering die de school ontvangt vanuit het samenwerkings-verband passend onderwijs om het onderwijs en onderwijsondersteuning te organiseren. De middelen hiervoor zullen onder andere uit het pgb moeten komen dat ouders nu tot hun beschikking hebben, en waar nu op individueel niveau afspraken over gemaakt worden. De onderbouwing van de budgetten luistert daarom erg nauw, en het kost tijd om in kaart te brengen welke budgetten er nodig zijn en hoe dit zorgvuldig georganiseerd kan worden.
Minister Slob en ik zijn ons bewust van het belang om voor scholen, leerlingen en hun ouders op korte termijn de afstemmingsproblemen te verlichten. Daarom hebben wij besloten een aantal tussenstappen te nemen. Deze betreffen het ophogen van de Regeling bijzondere bekostiging voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking, scholen helpen met zorgarrangeurs en het inrichten van pilots met collectieve financiering. Hiermee willen we scholen en ouders in de tussentijd helpen én informatie uit de praktijk ophalen om toe te werken naar een collectieve financiering van zorg tijdens onderwijstijd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge