Antwoord op vragen van de leden Ploumen, Karabulut en Van Ojik over het zogeheten 'Istanboel 10'-proces
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D08817, datum: 2020-03-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-1943).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2020Z03365:
- Gericht aan: S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
- Indiener: E.M.J. Ploumen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: A. van Ojik, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: S. Karabulut, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1943
Vragen van de leden Ploumen (PvdA), Karabulut (SP) en Van Ojik (GroenLinks) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het zogeheten «Istanboel 10»-proces (ingezonden 19 februari 2020).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 4 maart 2020).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van laatste zitting in het zogeheten «Istanboel 10»-proces waar een groep van elf mensenrechtenverdedigers terecht staat die in 2017 werden gearresteerd tijdens een training voor digitale veiligheid?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kent u de analyse van het Nederlands Helsinki Comité gebaseerd op de officiële procesdocumenten en informatie van Turkse mensenrechtenverdedigers?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Deelt u de zorg over de aanklacht die is gebaseerd op de Turkse antiterrorismewetgeving? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Nederland kan niet oordelen over individuele aanklachten, maar maakt zich in het algemeen zorgen over het effect van de huidige Turkse anti-terrorismewetgeving op de mensenrechtensituatie in het land. Nederland heeft recent bijvoorbeeld in VN-verband bij Turkije aangedrongen op aanpassing van deze wetgeving.
Vraag 4, 5, 6
Deelt u de zorg over een eerlijke procesgang voor deze mensenrechtenverdedigers? Zo ja, heeft u deze zorgen geuit tegenover uw Turkse ambtsgenoot? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat de ruimte voor het maatschappelijk middenveld, inclusief mensenrechtenverdedigers in Turkije, onder druk staat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier geeft u opvolging aan deze zorgen?
Bent u bereid om openlijk aandacht te schenken aan deze zaak en via de geijkte kanalen druk uit te oefenen op de Turkse autoriteiten om alle beklaagden een eerlijk proces te geven, al dan niet samen met uw Europese collega’s?
Antwoord 4, 5, 6
Nederland volgt deze zaak op de voet en heeft elke hoorzitting samen met andere Europese partners gemonitord, meest recentelijk op 19 februari jl. Nederland mag en kan zich echter niet mengen in de rechtsgang in een andere staat. De Nederlandse regering zal bij de Turkse autoriteiten het belang van een functionerende rechtsstaat, waaronder het recht op een eerlijk proces, onder de aandacht blijven brengen. Ook in relatie tot deze zaak. Dit doet Nederland ook in Europees verband.
Verder blijft Nederland het maatschappelijk middenveld, en mensenrechtenverdedigers in Turkije steunen, onder andere dankzij het Matra-programma en het Mensenrechtenfonds.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Raad Buitenlandse Zaken op 4 maart aanstaande?
Antwoord 7
Ja.