Geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van 13 maart 2020 te Brussel
JBZ-Raad
Brief regering
Nummer: 2020D08818, datum: 2020-03-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32317-602).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ()
- Mede ondertekenaar: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming (Ooit VVD kamerlid)
- JenV Kwartaalrapportage EU-JBZ dossiers eerste kwartaal 2020
- Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 13 maart 2020 te Brussel
Onderdeel van kamerstukdossier 32317 -602 JBZ-Raad.
Onderdeel van zaak 2020Z04254:
- Indiener: F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-03-10 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-03-11 10:00: JBZ-Raad in Brussel 12-13 maart 2020 (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-03-11 12:00: JBZ-Raad in Brussel 12-13 maart 2020 (JBZ-onderwerpen op het terrein van asiel- en vreemdelingenbeleid) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-03-11 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2020-03-12 14:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
32 317 JBZ-Raad
Nr. 602 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2020
Hierbij bieden wij u de geannoteerde agenda aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 13 maart 2020 te Brussel. De Minister voor Rechtsbescherming is voornemens deel te nemen aan deze JBZ-Raad.
Als bijlage bij de geannoteerde agenda treft u een geactualiseerd voortgangsoverzicht aan van de JBZ-dossiers voor het eerste kwartaal van 20201.
Graag komt de Minister van Justitie en Veiligheid terug op de toezegging gedaan tijdens het AO JBZ-Raad op 28 november 2019 een situatieschets te geven van terrorismewetgeving in buurlanden en de Scandinavische EU-lidstaten (Kamerstuk 32 317, nr. 592).
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
De Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Situatieschets terrorismewetgeving
Richtlijn 2017/541
Anti-terrorismewetgeving, zowel nationaal als internationaal, vormt een belangrijke pijler van het anti-terrorismebeleid. Om deze reden heeft Nederland zich sterk gemaakt voor de totstandkoming van de Europese richtlijn 2017/541 van 15 maart 2017, die minimumeisen stelt aan de nationale terrorismewetgeving van de EU-lidstaten (hierna: richtlijn 2017/541)2. Dit met het oog op zo compleet mogelijke, onderling afgestemde wetgeving in de lidstaten, die de lidstaten in staat stelt alle vormen van terrorisme op adequate wijze te bestrijden en daarbij op effectieve wijze samen te werken – zowel onderling als in relatie met derde-landen.
De richtlijn kwam in de plaats van het kaderbesluit terrorismebestrijding (2002/475/JBZ, gewijzigd door kaderbesluit 2008/919/JBZ) en introduceerde in aanvulling op dit kaderbesluit een aantal maatregelen ter bestrijding van terrorisme, met name ten aanzien van «uitreizigers». De richtlijn bevatte onder andere de verplichting voor lidstaten om gedragingen strafbaar te stellen als:
– deelneming aan activiteiten van een terroristische organisatie,
– publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf,
– werving voor terrorisme,
– het geven van- training voor terrorisme,
– het ontvangen van training voor terrorisme,
– het reizen naar andere landen om terroristische misdrijven te plegen,
– het organiseren of anderszins faciliteren van reizen naar andere landen om terroristische misdrijven te plegen,
– het financieren van terrorisme.
Voornoemde gedragingen waren al strafbaar in Nederland. Ter implementatie van de richtlijn was slechts een enkele aanpassing van de Nederlandse wetgeving nodig, waaronder op het punt van rechtsmacht. Na de aanvaarding en inwerkingtreding van deze aanvullingen is de richtlijn op 3 december 2018 door Nederland genotificeerd.
Stand van zaken transponeren richtlijn 2017/514
Inmiddels hebben tenminste 22 lidstaten – waaronder Nederland – implementatie van de richtlijn genotificeerd. Drie lidstaten blijven nog achter – Griekenland en Luxemburg hebben aangekondigd de wettelijke werkzaamheden hiertoe voor eind 2019 gereed te hebben. Deze maand heeft het parlement van Luxemburg ingestemd met het wetsontwerp waarmee de richtlijn zou moeten worden geïmplementeerd. Polen heeft nationale maatregelen aangekondigd waarmee sprake van een gedeeltelijke implementatie zou zijn. Zowel Ierland en Denemarken hebben een zogenoemde uitzonderingsclausule of opt-out op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie, en hebben zich niet gecommitteerd aan de richtlijn. Dit geldt ook voor het Verenigd Koninkrijk, maar dat is vanwege de Brexit niet langer aan de orde.
Overzicht terrorismewetgeving in buurlanden en de Scandinavische landen
Zoals eerder benoemd, vormen de maatregelen uit bovengenoemde richtlijn de minimumeisen voor een geharmoniseerd strafrecht op niveau van de Europese Unie. De richtlijn is additioneel aan de nationale inzet van lidstaten en beperkt of belemmert deze niet. Iedere lidstaat werkt voortdurend aan het aanvullen, aanscherpen en wijzigen van de eigen wetgeving op het gebied van terrorismebestrijding. Onderstaand vindt u een kort overzicht van de huidige stand van zaken van terrorismewetgeving in diverse buurlanden en Scandinavische landen.
Finland
– Finland heeft sinds 2003 aparte strafrechtelijke bepalingen over terroristische misdrijven, in lijn met het EU kaderbesluit 2002.
– Op 15 november 2018 is de wetgeving verder gelijk getrokken met EU richtlijn 2017/541.
– Op 1 mei 2019 is een wijziging van de Nationality Act in werking getreden, waarmee de Finse nationaliteit kan worden ingetrokken wanneer er sprake is van veroordeling voor «an offence against the vital interests of Finland» (waarvoor een minimumstraf van 8 jaar staat).
Zweden
– In januari 2020 is er een wetsvoorstel aangenomen waarmee wordt voldaan aan de minimumeisen gesteld in de EU richtlijn 2017/541. De wet, die op 1 maart 2020 in werking is gegaan, maakt het bijdragen aan de activiteiten van een terroristische organisatie strafbaar.
Denemarken
– Denemarken heeft zich niet gecommitteerd aan de EU richtlijn 2017/541. Dat neemt niet weg dat de gedragingen in de richtlijn grotendeels in de Deense nationale wetgeving zijn verwerkt. Het verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied is in Denemarken apart strafbaar gesteld.
– Sinds oktober 2019 kan tevens het Deense burgerschap worden afgenomen in geval van betrokkenheid bij een terroristische organisatie.
Frankrijk
– EU richtlijn 2017/541 is volledig geïmplementeerd in nationale wetgeving.
– Op 31 oktober 2017 werd nieuwe wetgeving ingevoerd die aspecten van de noodtoestand die na aanslagen in 2015 was uitgeroepen, wettelijk vastlegde. Onder andere doorzoekingen in woningen en het opleggen van huisarrest werden hiermee vergemakkelijkt.
– Intrekking van de Franse nationaliteit in het kader van terrorisme is alleen mogelijk indien deze nationaliteit op volwassen leeftijd is verkregen. In 2016 bleek er onvoldoende steun te zijn om wetgeving omtrent intrekking van nationaliteit verder uit te breiden.
Duitsland
– EU richtlijn 2017/541 is volledig geïmplementeerd naar nationale wetgeving.
– Met de herziening van het «Staatsangehörigkeitsgesetz» (StAG) op 3 april 2019 is het mogelijk de Duitse nationaliteit in te trekken bij uitreizigers met een dubbele nationaliteit. Deze kan alleen op nieuwe gevallen worden toegepast.
Verenigd Koninkrijk
– Het Verenigd Koninkrijk heeft zich niet gecommitteerd aan EU richtlijn 2017/541. Met de Brexit is deze richtlijn bovendien voor het Verenigd Koninkrijk niet langer van toepassing. Dat neemt niet weg dat aan de in de richtlijn opgenomen bepalingen identieke strafbaarstellingen in nationale wetgeving zijn verwerkt.
– Met de nieuwe Counter-Terrorism and Border Security Act 2019 (12 april 2019) is de wetgeving nog verder aangescherpt, onder andere met verhoging van de strafmaxima voor bepaalde terroristische misdrijven, strafbaarstelling van uitingsvormen van steun aan terroristische organisaties en de aparte strafbaarstelling van verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied.
– In reactie op de aanslag op London Bridge (29 november 2019) is in december 2019 is nieuwe wetgeving aangekondigd, waarin minimumstraffen zullen worden geïntroduceerd voor «serious terrorist offenders». Daarnaast zal de aangekondigde nieuwe wetgeving de mogelijkheden tot vroegtijdige invrijheidstelling van veroordeelde terroristen gaan beperken.
België
– EU richtlijn 2017/541 is volledig geïmplementeerd in nationale wetgeving.
– Het verlies van de nationaliteit kan, behoudens enkele uitzonderingen, worden gevorderd wanneer iemand tot minimaal vijf jaar gevangenisstraf wordt veroordeeld voor terroristische misdrijven.
Tot slot
Nederland blijft zich inzetten voor EU-brede, volledige en effectieve aanpak van terrorisme. De Europese Commissie werkt momenteel aan een implementatierapport van de richtlijn. Dit rapport zal een overzicht geven van de stand van zaken ten aanzien van de implementatie van de richtlijn door alle EU-lidstaten in nationaal recht. Naar verwachting wordt dit rapport rond de zomer gepubliceerd. Ik zal uw Kamer uiteraard op de hoogte houden van de ontwikkelingen hieromtrent.