[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Begrotingstoelichting bij de Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Brief Kamer

Nummer: 2020D08878, datum: 2020-03-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35405-3).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35405 -3 Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.

Onderdeel van zaak 2020Z04268:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 405 Raming der voor de Tweede Kamer in 2021 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 3 BEGROTINGSTOELICHTING (UITGAVEN EN ONTVANGSTEN)

1. Algemeen

a. Algemene uitgangspunten

Tussen de Eerste en Tweede Kamer en de regering zijn afspraken gemaakt over het financieel beheer (bijlage bij Kamerstuk 29 833, nr. 17).

Afwijking door de regering in de ontwerp Rijksbegroting van de door de beide Kamers opgestelde Ramingen kan in beginsel niet aan de orde zijn, tenzij hiervoor een evident zwaarwegende reden bestaat.

Voorafgaand aan het vastleggen van deze afspraken is het begrip «evident zwaarwegende reden» nader toegelicht door de Minister van Financiën tijdens de behandeling van de wijziging van de Comptabiliteitswet in de Eerste Kamer (Kamerstuk 29 833, C):

«In het licht van het met de Tweede Kamer gevoerde plenaire debat over het onderhavige wetsvoorstel heeft het kabinet besloten om algemene efficiencytaakstellingen voortaan niet meer door te vertalen naar de begrotingen van de beide kamers. De aangehaalde, eerdere opmerking van de regering waaraan wordt gerefereerd, moet thans zo worden geïnterpreteerd dat zowel een toets op passendheid in het budgettaire beleid als een toets op doelmatigheid, waarbij ook naar de kostenonderbouwing wordt gekeken, slechts op zeer marginale wijze zullen plaatsvinden.»

Uitgangspunt daarbij is dat de Eerste en Tweede Kamer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het financiële beheer en dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zich strikt beperkt tot de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2016.

Controle achteraf is daarbij een instrument om te beoordelen of beide Kamers bij hun financieel beheer binnen de grenzen blijven die de Comptabiliteitswet stelt. Daartoe worden de administraties van beide Kamers jaarlijks gecontroleerd door de Auditdienst Rijk en vindt periodiek overleg plaats met deze dienst.

b. Financiële uitgangspunten

Het uitgangspunt voor de Raming 2021 is het meerjarencijfer voor dat jaar zoals opgenomen in hoofdstuk IIA van de Rijksbegroting voor 2020 met betrekking tot de bovengenoemde artikelen (Kamerstuk 35 000 IIA).

De mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2020 hebben betrekking op het jaar 2020 (en op de jaren na 2020).

De afronding van de Rijksbegroting is later dan de behandeling van de Raming in de Kamer. Uit deze afronding kunnen nog generieke mutaties voor de Raming voortvloeien, die vanzelfsprekend nog niet zijn verwerkt.

c. Opbouw

De Raming van de uitgaven en ontvangsten van de Tweede Kamer keert terug in drie artikelen van

hoofdstuk IIA (Staten-Generaal) van de Rijksbegroting:

– artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

– artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

Mede-wetgeving en controle van de regering zijn de kerntaken van de Kamer. Onder dit artikel vallen alle apparaatsuitgaven ofwel alle kosten van de ambtelijke organisatie en van de fractieorganisaties, de uitgaven voor onderzoek en kennisverkrijging, de kosten van publicaties, de reiskosten van commissiedelegaties naar het buitenland, alsmede de bijdrage van de Tweede Kamer aan de kosten van ProDemos.

– artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

Onder dit artikel vallen alle uitgaven ten behoeve van de deelname van de gemengde delegaties uit beide Kamers naar de interparlementaire organen.

Bij elk artikel zullen de algemene doelstelling, de geraamde uitgaven en ontvangsten alsmede enkele kengetallen worden gepresenteerd. In een afzonderlijke bijlage, de Staat van de Kamer 2019, zijn prestatiegegevens over 2019 opgenomen.

De meer specifieke doelstellingen en bedrijfsvoeringsaspecten zijn niet per artikel in deze toelichting opgenomen, maar alle vermeld in de uitvoerige begeleidende brief (nr. 1).

In de budgetverdelingstabellen wordt geen onderscheid gemaakt tussen reeds aangegane verplichtingen en vrije beleidsruimte. Bij de Tweede Kamer zijn de verschillende budgetten te beschouwen als apparaatskosten en is de vrij beïnvloedbare ruimte beperkt.

Vanwege de bijzondere positie van de Staten-Generaal wijkt deze presentatie op deze punten af van de in de Rijksbegrotingvoorschriften (Rbv) voorgeschreven sjablonen en richtlijnen.

2. Artikel 2: Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer

Onder dit artikel worden rechtspositionele uitgaven aan leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede hun nagelaten betrekkingen.

De Tweede Kamer draagt ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer (Stb. 1997, nr. 250), de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Stb. 1969, nr. 594) en de Wet schadeloosstelling leden Europees parlement (Stb. 1979, nr. 379) zorg voor de uitgaven ten behoeve van:

– schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

– de reis- en overige kostenvergoedingen van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1);

– de wachtgelden van oud-leden van de Tweede Kamer (artikel 2.2);

– de pensioenen van oud-leden van de Tweede Kamer en hun nabestaanden (artikel 2.2);

Het betreft de volgende aantallen gerechtigden voor de pensioenen en wachtgelden:

Pensioenen oud-leden 455 460 455 448 442 430
Wachtgelden oud-leden 55 36 15 69 62 54
Totaal 510 496 470 517 504 484

Er is een bijstelling binnen het artikel aangezien er geen Europarlementariërs meer zijn die vanuit de Tweede Kamer hun schadeloosstelling ontvangen. Dit artikelonderdeel vervalt daarmee en de vrijgekomen gelden worden bij de schadeloosstelling toegevoegd. Dit betreft een structurele budgetverschuiving van € 0,112 miljoen.

De uitgaven bedragen:

2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer
Verplichtingen 32.396 33.972 32.930 31.930 32.416 33.916
Uitgaven 32.396 33.972 32.930 31.930 32.416 33.916
1. schadeloosstelling 21.486 21.486 21.487 21.487 21.487 21.487
1. Bijstelling schadeloosstelling 112 112 112 112 112 112
2. pensioenen en wachtgelden 10.798 12.374 11.331 10.331 10.817 12.317
3. schadeloosstelling Europarlementariërs 0 0 0 0 0 0
3. Bijstelling schadeloosstelling Europarlementariërs – 112 – 112 – 112 – 112 – 112 – 112
Ontvangsten 86 86 86 86 86 86

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, de gerealiseerde uitgaven en gemiddelden van de artikelonderdelen opgenomen voor de jaren 2015–2019.

2.1. schadeloosstelling 19.304 22.583 22.180 23.461 24.416
gemiddeld per lid TK 129 152 148 156 163
2.2. pensioenen en wachtgelden 8.775 8.606 11.296 10.943 9.463
2.3. schadeloosstelling leden Europees parlement 99 103 103 117 45

3. Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

Op dit artikel staat het grootste deel van de apparaatsuitgaven ten behoeve van de uitvoering van de grondwettelijke taken van de Tweede Kamer geraamd, te weten medewetgeving en controle van de regering.

De ambtelijke organisatie ondersteunt de Tweede Kamer bij haar taken, waarborgt de continuïteit en kwaliteit, en maakt het werk van de Kamer toegankelijk en inzichtelijk voor de samenleving.

Zoals eerder opgemerkt worden alle beleidsdoelstellingen alsmede de specifieke doelstellingen voor 2021 uitvoerig toegelicht in de begeleidende brief (Kamerstuk 35 405, nr. 1).

De uitgangspositie voor dit artikel is het meerjarencijfer 2021 bezien vanuit de ontwerpbegroting 2020 (Kamerstuk 35 300 IIA) aangevuld met (structurele doorwerking van) de mutaties naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2020. De Tweede Kamer heeft «Voorjaarsnotamutatie(s)» (suppletoire begrotingswijziging bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 2020) aangemeld bij het Ministerie van BZK. Het gaat hierbij om:

Artikel 3.1:

1) Incidentele wijzigingen:

– Uitstel renovatie en verhuizing; Zowel de instandhouding van het Binnenhof als de oplevering van B67 leiden tot hogere uitgaven in 2020 en 2021. Hiervoor zijn aanvullende middelen noodzakelijk. Dit betreft een bijstelling van € 4,72 miljoen in 2020 en € 1,18 miljoen in 2021. Hierbij moet in acht genomen worden dat systemen, installaties en overig materieel zijn verouderd. Gedacht kan worden aan de restaurantfaciliteiten en IT installaties. Er wordt (hard) gewerkt aan noodscenario’s en onderdelen worden preventief vervangen. Daarmee wordt het risico van verstoringen van bedrijfsprocessen minder. Echter alle verstoring op voorhand voorkomen is niet mogelijk. Indien storingen zich voordoen, dan leidt dit mogelijk tot overlast en extra uitgaven die niet begroot zijn.

– Kasschuif 2019; Bij de Najaarsnota 2019 heeft een kasschuif plaatsgevonden van € 3,70 miljoen van 2019 naar 2020 voor uitgaven voor audiovisuele middelen en datacenters. Deze technische mutatie wordt bij de Voorjaarsnota 2020 verwerkt.

– Kasschuif reguliere uitgaven voor eigen werkplekinrichting; voor onder andere het eigen meubilair in B67 is een kasschuif opgenomen. Met deze kasschuif wordt het mogelijk gemaakt om (budgetneutraal) tijdig in B67 nieuwe en goede werkplekken te realiseren. Dit betreft een verschuiving van reguliere uitgaven binnen de raming.

– Eindejaarsmarge; de onderuitputting op de Raming in 2019 wordt via de eindejaarsmarge toegevoegd aan de Raming van 2020. Dit betreft een bijstelling van € 1,50 miljoen in 2020.

2) Structurele wijzigingen

– Reorganisatie Beveiligingsdienst; de reorganisatie van de Beveiligingsdienst wordt ingezet, waardoor de Beveiligingsdienst verder wordt versterkt. Er komt meer inzet van eigen goed opgeleid personeel en dit leidt tot een verhoging van de formatie. Daarmee stijgen structureel de personele lasten met € 0,70 miljoen. Hiertoe wordt de Raming structureel opgehoogd.

– Formaliseren meerjarenreeks; bij de Raming 2020 is de Raming voor de jaren 2019 en 2020 opgehoogd. Dit wordt meerjarig verwerkt in de Raming 2021. Deze ophoging hangt samen met de structureel hogere uitgaven van de Kamer voor onder andere informatiebeveiliging, de structureel hogere lasten voor beheer en onderhoud van ICT systemen, de aansluiting bij de Rijksschoonmaakorganisatie en het geven van invulling aan de Participatiewet. Hierin is de besparingsopgave van structureel € 1 miljoen verwerkt. Dit bedrag komt totaal uit op ophoging van € 4,63 miljoen in 2021, € 4,68 miljoen in 2022 en vanaf 2023 structureel € 4,78 miljoen.

Artikel 3.6:

1) Incidentele wijziging

– Parlementaire ondervragingscommissie; In 2020 is er € 0,088 miljoen beschikbaar voor de parlementaire ondervragingscommissie op artikel 3.6.

Artikel 3. ontvangsten:

1) Structurele wijziging

– Verlaging uitgaven en ontvangsten van het Restaurantbedrijf; dit is een technische mutatie als gevolg van het stoppen met de interne facturatie tussen diensten. Dit betekent een verlaging van € 0,35 miljoen aan zowel de opbrengsten kant als aan de uitgaven kant. Tevens worden er € 0,02 toegevoegd aan de ontvangsten. Dit is afkomstig van de overheveling van de ontvangsten van artikel 4.

Naast de mutaties die zijn opgenomen in de Voorjaarsnota is voor artikel 3.4 het amendement Sneller (Kamerstuk 35 300 IIA, nr. 5) in de Raming verwerkt. Dit betreft een structurele ophoging van € 1,49 miljoen op artikel 3.1 en een structurele ophoging van € 8,27 miljoen op artikel 3.4.

Uitgaven1 135.029 128.562 120.671 120.328 119.805 122.805
3.1: apparaat 81.293 71.707 71.708 71.765 71.771 71.771
3.1: Ramingsbijstelling 11.498 11.538 5.739 5.839 5.839 5.839
3.2: kennis en onderzoek 2.323 2.323 2.323 2.323 2.323 2.323
3.3: publicatie officiële documenten 1.859 1.859 1.859 1.859 1.859 1.859
3.4: fractiekosten 27.230 30.397 28.303 27.803 27.274 30.274
3.4: bijstelling fractiekosten 8.265 8.265 8.265 8.265 8.265 8.265
3.5: uitzending leden 448 448 448 448 448 448
3.6: parlementaire enquêtes 88
3.7: bijdrage ProDemos 2.025 2.025 2.025 2.026 2.026 2.026
3. Ontvangsten 3.966 3.966 3.966 3.966 3.966 3.966
3. Ontvangstenbijstelling – 327 – 327 – 327 – 327 – 327 – 327
1 In 2020 is er sprake van incidentele uitgaven ten behoeve van o.a. het uitstel van de verhuizing en AV waardoor er verschil is in de hoogte van de uitgaven tussen 2020 en 2021.

Kengetallen zijn opgenomen in de Staat van de Tweede Kamer 2019 (bijlage)1.

4. Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

Op dit artikel zijn de uitgaven geraamd ten behoeve van gezamenlijke activiteiten van Eerste en Tweede Kamer, te weten deelname aan activiteiten van interparlementaire organen.

Verplichtingen 1.508 1.508 1.508 1.508 1.508 1.508
Uitgaven 1.508 1.508 1.508 1.508 1.508 1.508
3. interparlementaire betrekkingen 1.508 1.508 1.508 1.508 1.508 1.508
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
3. Ontvangstenbijstelling – 23 – 23 – 23 – 23 – 23 – 23

Het betreft de volgende uitgavenposten:

– uitzending van Kamerleden naar internationale organisaties;

– aandeel van Nederland in de kosten van interparlementaire organen;

– contacten tussen de (voormalige) parlementen van het Koninkrijk;

– ontvangst van buitenlandse parlementsleden en delegaties van internationale organisaties;

– de activiteiten van de Nederlandse groep van de Interparlementaire Unie (IPU).

Er is een bijstelling op de ontvangsten voor artikel 4: Op dit artikel komen geen ontvangsten meer.

Dit leidt tot een verlaging van € 0,02 miljoen op dit artikel. De verlaging van artikel 4 leidt tot een ophoging van de ontvangsten bij artikel 3 van € 0,02 miljoen.

In onderstaand overzicht zijn, als kengetallen, in meerjarig perspectief (2015–2019) de uitgaven met betrekking tot dit artikel opgenomen. Voorts zijn, afgeleid hiervan, gemiddelden per Kamerzetel (van Eerste en Tweede Kamer) opgenomen.

Interparlementaire betrekkingen 1.357 1.070 1.007 1.171 1.180
totaal artikel 4 1.357 1.070 1.007 1.171 1.180
gemiddeld per zetel (225) 6 5 4 5 5

  1. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl↩︎