[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over reactie op verzoek commissie over een reactie op de brief van Advies Onderwijsraad inzake uitbesteding van bekostiging aan particulier onderwijs (Kamerstuk 31497-345)

Passend onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D08879, datum: 2020-03-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D08879).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z02166:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D08879 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 5 februari 2020 over het advies van de Onderwijsraad inzake uitbesteding van bekostiging aan particulier onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 345).

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoudsopgave Blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie 3
Inbreng van de leden van de D66-fractie 5
Inbreng van de leden van de SP-fractie 5
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het briefadvies van de Onderwijsraad inzake de uitbesteding van de bekostiging aan particulier onderwijs en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden constateren dat sinds 2013 het aantal thuiszitters in absolute cijfers toeneemt en dat maatregelen om dit tegen te gaan niet het gewenste effect hebben gehad. Zij vragen of de Minister deze mening deelt. De leden lezen dat de Minister heeft besloten het wetstraject rond het uitbesteden van bekostiging aan particulier onderwijs niet door te zetten. Voor de leerlingen met een complexere ondersteuningsbehoefte gaat de Minister op zoek naar structurele oplossingen in het publiek bekostigde onderwijs. Wanneer kunnen de leerlingen uiterlijk een oplossing verwachten? Daarnaast lezen de leden dat de Minister oplossingen zoekt in maatregelen die de Minister samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zoekt in de verbinding tussen onderwijs en zorg. Bij welk resultaat van deze samenwerking is de Minister tevreden met de uitkomsten en bij welke resultaten is de Minister ontevreden? Wanneer gaat de Minister deze maatregelen evalueren? Tevens vragen zij bij welke resultaten van de evaluatie de Minister tevreden is met de resultaten van de maatregelen en bij welke resultaten ontevreden. De leden lezen in de brief van de Minister dat het uitbesteden van leerlingen aan particuliere scholen, voor wie geen passend aanbod in het publiek bekostigd stelsel is, geen passende oplossing is. Waarom is ook een tijdelijke uitbesteding geen oplossing? Is de enige oplossing niet dat deze kinderen niet meer thuis komen te zitten, zo vragen zij.

De leden van voornoemde fractie lezen ook dat het onwenselijk is om het wettelijk mogelijk te maken om bekostiging over te hevelen naar particulier onderwijs, omdat dit een risico geeft op uitholling van het publieke stelsel. Is dit ook het geval als er maar maximaal voor één jaar bekostigd kan worden vanuit het particulier onderwijs? Kan de Minister tevens in kaart brengen wat de kosten zijn voor het onderbrengen van thuiszittende hoogbegaafde leerlingen in het particulier onderwijs en wat de kosten zijn van het thuis laten zitten van deze groep, zo vragen zij.

De leden lezen dat in december 2018 de Subsidieregeling begaafde leerlingen po1 en vo2 is gepubliceerd. Samenwerkingsverbanden konden tot 31 maart 2019 een aanvraag indienen voor een subsidie van vier jaar. 5% van de samenwerkingsverbanden heeft dit niet gedaan; om hoeveel scholen gaat dat? Hoeveel kinderen kunnen dus niet profiteren van deze subsidieregeling, omdat hun samenwerkingsverband verzuimt om gebruik te maken van deze regeling? Tevens vragen zij wanneer deze subsidieregeling een succes is en wanneer de Minister deze regeling gaat evalueren.

De voornoemde leden lezen dat naast de maatregelen die recent zijn ingevoerd, de Minister ook meer mogelijkheden ziet voor maatwerk die structurele oplossingen kunnen bieden binnen het reguliere onderwijs. Welke mogelijkheden zijn dit? Tevens vragen zij wanneer de Minister dit gaat onderzoeken en wanneer de Kamer hierover de eerste resultaten ontvangt.

De leden lezen dat de Minister ervan overtuigd is dat de huidige wetgeving nu al meer ruimte biedt om voor alle leerlingen een passend aanbod te realiseren en dat de Minister in het kader van onderwijszorgarrangementen aan de slag is om deze mogelijkheden nog verder te verruimen. Hoe verklaart de Minister dan dat er steeds meer kinderen thuis komen te zitten, als de huidige wetgeving nu al meer ruimte biedt om voor alle leerlingen een passend aanbod te realiseren? Tevens vragen zij waarom scholen en/of samenwerkingsverbanden hier geen gebruik van maken en of de Minister weet welke scholen en samenwerkingsverbanden hier geen gebruik van maken. Zo nee, waarom niet? Hoe gaat de Minister er dan voor zorgen dat zij wel die ruimte nemen? Wanneer is de Minister tevreden met de mogelijkheden die hij in het kader van onderwijszorgarrangementen onderneemt, wanneer gaat de Minister dit evalueren en wanneer kan de Kamer hiervan de resultaten verwachten, zo vragen de eerder genoemde leden.

De leden lezen dat de Minister stelt dat de oplossing voor leerlingen met een complexere onderwijsondersteuning niet ligt in het uitwijken naar het particulier onderwijs, maar in het benutten van de mogelijkheden die er binnen het regulier bekostigd onderwijs zijn. Hoe komt deze stelling overeen met de steeds groter wordende groep thuiszitters en wanneer kan de Kamer een actieplan verwachten? Tot slot vragen de voornoemde leden hoe de Minister de motie van het lid Rudmer Heerema3 gaat uitvoeren.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met daarin het advies van de Onderwijsraad over de uitvoering van de motie van de leden Rog/Ypma4. De motie Rog/Ypma riep op om in het kader van het terugdringen van de thuiszittersproblematiek te bevorderen dat scholen en samenwerkingsverbanden meer gaan samenwerken met particulier onderwijs om kinderen maatwerk te kunnen bieden op een andere locatie dan de school waar zij staan ingeschreven en dit maatwerk op een particuliere school ook van rijkswege te bekostigen. De achterliggende reden voor de motie was het feit dat er kinderen zijn die vanwege verschillende redenen (langdurig) thuis zitten of dreigen thuiszitter te worden die niet in het bekostigd onderwijs kunnen worden geholpen, maar vanwege hun specifieke omstandigheden alleen in het particulier onderwijs. Bijvoorbeeld een kind dat na het vmbo5-basisdiploma te hebben behaald op een cluster-02-school door wil naar het mbo6, maar daarvoor een hoger vmbo-diploma nodig heeft en niet op een bekostigde school dit diploma kan halen vanwege de hulp die nodig is, maar wel op een particuliere school. Of een kind dat al tijden thuiszit omdat het niet kan aarden op een bekostigde school vanwege gedragsproblemen, gepest wordt etcetera, steeds uitvalt en wel een diploma kan halen op een particuliere school vanwege het geboden maatwerk en kleinere klassen. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden van kinderen die om wat voor reden dan ook niet meer naar een bekostigde school kunnen en om te voorkomen dat ze thuis komen te zitten, alleen nog naar een particuliere school kunnen gaan die een specifiek op het kind toegepast programma kan bieden met bijvoorbeeld meer begeleiding en kleinere klassen. Het gaat dus echt om de uitzonderingsgevallen. De voornoemde leden lezen in de brief van de Minister dat de Onderwijsraad zich op het standpunt stelt dat alle kinderen een plekje moeten kunnen krijgen in het passend onderwijs en daarom de mogelijkheid van mee betalen aan particulier onderwijs door de overheid afraadt. Deze leden zijn het volledig eens met de Onderwijsraad dat dit ook zo zou moeten zijn, maar dat de praktijk weerbarstiger is met als gevolg dat nog steeds duizenden kinderen thuis zitten en niet naar school kunnen en de doelstelling van het Thuiszitterspact van nul thuiszitters bij lange na niet is gehaald. Deelt de Minister deze mening? Is de Minister het ook met deze leden eens dat naar alle creatieve oplossingen gekeken moet worden om het aantal thuiszitters daadwerkelijk fors terug te dringen? Deze leden vragen de Minister ook om aan te geven hoe groot de groep kinderen is die definitief uitvalt en ondanks alle pogingen niet meer terugkeert in de schoolbanken. De voornoemde leden lezen verder in de brief dat de Minister zich op het standpunt stelt dat vanwege het negatieve advies van de Onderwijsraad hij niet verder gaat met een wetsvoorstel dat in voorbereiding was om de uitvoering van de motie mogelijk te maken. Deze leden hebben begrip voor de opstelling van de Minister vanwege het advies van de Onderwijsraad, maar vragen toch of er niet verder kan worden gekeken of uitvoering van de motie mogelijk gemaakt kan worden in uitzonderlijke gevallen. Bijvoorbeeld als het gaat om een tijdelijke situatie waarbij van geval tot geval bekeken moet worden of er echt geen goede plek voor het kind gevonden kan worden in het bekostigd onderwijs waar voldoende begeleiding geboden kan worden en alleen als dit echt niet mogelijk is, maar het particulier onderwijs dit wel kan bieden, gekeken kan worden of dit (tijdelijke) particuliere onderwijs niet (deels) bekostigd kan worden. Op die manier kunnen niet alleen kinderen van ouders die zich dit particuliere onderwijs kunnen veroorloven alsnog hun diploma halen, maar ook kinderen van ouders die dit niet kunnen betalen. Deze leden vragen nader toe lichten in hoeverre dit mogelijk is en welke stappen hiertoe gezet kunnen worden. De leden vragen ook in hoeverre het mogelijk is om specifieke expertise of mogelijkheden voor begeleiding en kleinere klassen, die het particulier onderwijs in sommige gevallen kan bieden, ook kan worden aangeboden in maatwerkarrangementen in samenwerking tussen bekostigd en particulier onderwijs en hoeverre het ook mogelijk is dat dit door de overheid wordt betaald.

Eveneens vragen de leden of de Minister kan aangeven hoeveel kinderen de afgelopen jaren vanuit een thuiszitterssituatie naar een particuliere school zijn gegaan. Dus om hoeveel kinderen zou het gaan als de motie wordt uitgevoerd? Kan daarbij ook worden aangegeven hoe lang deze kinderen thuis hebben gezeten en tegen welke problemen zij aanliepen op hun oude school? Kan ook worden aangegeven hoeveel van deze kinderen uiteindelijk hun diploma hebben gehaald in het particulier onderwijs, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie op het briefadvies van de Onderwijsraad inzake uitbesteding van bekostiging aan particulier onderwijs en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

Zij lezen dat de ambtsvoorganger van de huidige Minister de vraag heeft gekregen om te onderzoeken of bekostiging van particulier onderwijs als tijdelijke oplossing mogelijk gemaakt kan worden. Begin 2017 is de internetconsultatie geopend van een nieuwe wet die dit mogelijk maakt. De leden vragen wat er is gebeurd tussen 2017 en 2020. Waarom heeft het zo lang geduurd tot de Onderwijsraad het briefadvies heeft gegeven? Deze leden zijn ook benieuwd naar de reacties in de internetconsultatie. Is de Minister bereid een verslag van deze consultatie naar de Kamer te sturen, zo vragen deze leden.

De voornoemde leden constateren dat een aantal samenwerkingsverbanden voortvarend aan de slag zijn gegaan in 2017 en er daardoor leerlingen zijn die passend onderwijs ontvangen op particulier onderwijs. Is het bekend bij de Minister hoeveel leerlingen op dit moment in het particulier onderwijs zitten met bekostiging vanuit passend onderwijs? Wat zijn de gevolgen voor deze leerlingen, zo vragen deze leden. De leden zien een bijzondere verantwoordelijkheid voor deze leerlingen aangezien de overheid drie jaar lang heeft nagelaten duidelijkheid te bieden aan deze groep waardoor ze nu onrechtmatig benadeeld worden en gebonden zijn op een school. Graag ontvangen zij een reactie van de Minister.

De eerder genoemde leden lezen dat de Minister meer mogelijkheden ziet voor maatwerk die structurele oplossingen kunnen bieden binnen het reguliere onderwijs, juist voor leerlingen met een complexere ondersteuningsbehoefte. Deze leden zijn benieuwd wat de Minister voor mogelijkheden ziet. Wanneer kan de Kamer concrete voorstellen verwachten? Tevens vragen zij hoe de moties passen die de Kamer aangenomen heeft over passend onderwijs in particulier onderwijs en leerlingen met complexere ondersteuningsbehoefte in deze mogelijkheden. Deze leden lezen dat de Minister blijft inzetten op het afdwingen op de zorgplicht door scholen en samenwerkingsverbanden. Hoe vaak heeft de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) geconstateerd dat scholen en samenwerkingsverbanden niet voldoen aan de zorgplicht? Wat zijn de gevolgen en wat houden de herstelopdrachten in en wat gebeurt er als samenwerkingsverbanden en scholen de herstelopdracht niet vervullen? Tot slot vragen zij hoe de Minister de zorgplicht denkt af te dwingen.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van de commissie om een reactie te krijgen op het briefadvies van de Onderwijsraad inzake uitbesteding van bekostiging aan particulier onderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.

De Minister geeft aan dat hij signalen heeft ontvangen uit gesprekken met veldpartijen. Zij vragen of de Minister nader kan toelichten welke signalen hij dan heeft ontvangen van deze veldpartijen en of deze veldpartijen wellicht ook andere oplossingsrichtingen hebben voorgesteld en zo ja, welke. Tevens vragen zij wat op dit moment de status is van de uitvoering van de motie van het lid Kwint7 die de regering verzoekt doorzettingsmacht bij de inspectie te beleggen, teneinde een schoolbestuur een aanwijzing te kunnen geven om de samenwerking met een initiatief dat onderwijs buiten school aanbiedt aan te gaan.

De leden vragen de Minister hoeveel scholen zich het afgelopen schooljaar en in het nu lopende schooljaar niet hebben gehouden aan de zorgplicht en welke maatregelen de inspectie daarop heeft genomen. Voldeden de betreffende scholen na ingrijpen van de inspectie wel of niet aan de zorgplicht? Zij vragen tot slot of de Minister zijn antwoord kan toelichten.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media


  1. po: primair onderwijs.↩︎

  2. vo: voortgezet onderwijs.↩︎

  3. Gewijzigde motie van het lid Rudmer Heerema over bekostiging particulier onderwijs voor hoogbegaafde kinderen meenemen in conceptwetsvoorstel (Kamerstuk 31 293, nr. 510 ter vervanging van Kamerstuk 31 293, nr. 508).↩︎

  4. Motie van de leden Rog en Ypma over het bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden samenwerken met externe (particuliere) onderwijs- en zorgaanbieders (Kamerstuk 31 497, nr. 218).↩︎

  5. vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs.↩︎

  6. mbo: middelbaar beroepsonderwijs.↩︎

  7. Kamerstuk 31 497, nr. 300.↩︎