[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang sectorakkoorden funderend onderwijs (Kamerstuk 31293/31289-502)

Primair Onderwijs

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D09086, datum: 2020-03-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D09086).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z01815:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D09086 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 31 januari 2020 inzake voortgang sectorakkoorden funderend onderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 502).

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Verouden

Inhoud Blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie 4
Inbreng van de leden van de D66-fractie 5
Inbreng van de leden van de SP-fractie 6
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie 7
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media 8

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang sectorakkoorden funderend onderwijs en hebben hierover nog enkele vragen.

In het rapport «inzicht besteding prestatieboxmiddelen PO»1 lezen deze leden dat een deel van de besturen de middelen uit de prestatiebox inzetten op structurele kostenposten waar na dit jaar nog doorlopende verplichtingen aan verbonden zijn. Wat zijn de gevolgen hiervan voor scholen? Worden doorlopende verplichtingen dan uit de reserves van scholen betaald of gaat dit ten koste van andere taken zoals het verminderen van de werkdruk? Deze leden vragen of de prestatieboxmiddelen ook besteed kunnen worden aan extra beloning voor excellent presterende docenten? Zijn er schoolbesturen die dit al doen en wat zijn de resultaten daarvan? Deze leden lezen dat het inzetten van de middelen uit de prestatiebox voor het verhogen van de lerarensalarissen geen compensatie is voor de negatieve effecten van het verminderen of stopzetten van de prestatieboxgelden. Geldt deze constatering voor een algemene verhoging van de lerarensalarissen of is het wel mogelijk om goed presterende docenten extra te belonen, zonder dat dit ten koste gaat van de opgebouwde resultaten van de prestatieboxgelden, zo vragen de leden.

In het rapport «oplossingen voor het bewegingsonderwijs, hoe komen we verder?»2 worden er vijf belangrijke knelpunten aangedragen die belemmeren dat scholen voldoen aan het geven van bevoegde lessen bewegingsonderwijs en het geven van minimaal twee lesuren bewegingsonderwijs per week (samen vormt dit de norm bewegingsonderwijs). Kan de Minister op elk knelpunt ingaan en ook ingaan op welke rol de Minister zal spelen om dit knelpunt weg te nemen? Kan de Minister tevens ingaan op elke oplossingsrichting die wordt aangeboden, zowel op rijks als school en gemeenteniveau?

Voornoemde leden lezen dat in de casestudie er schoolleiders zijn die bewust de ruimte voor bewegingsonderwijs inzetten voor een ander vak om zich als school te profileren. Welke maatregelen gaat de Minister nemen om dit tegen te gaan? Daarnaast lezen de leden dat in de meeste gevallen de ruimte voor bewegingsonderwijs wordt ingevuld door kernvakken. Op welke manier gaat de Minister bij deze scholen onder de aandacht brengen dat ruimte voor bewegingsonderwijs ook daadwerkelijk aan bewegingsonderwijs besteed moet worden?

Deze leden lezen dat het Rijk een oplossing kan bieden om de prioriteit van voldoende bevoegd bewegingsonderwijs sterker over te brengen. Op welke manier gaat de Minister het amendement van de leden Rudmer Heerema en Van Nispen3 over bewegingsonderwijs als deugdelijkheidseis, na de behandeling in de Eerste Kamer, onder de aandacht brengen bij schoolbesturen? Ziet de Minister dit als een oplossing die het Rijk kan aandragen om de prioriteit van voldoende bevoegd bewegingsonderwijs sterker over te brengen of neemt de Minister daarnaast nog extra stappen om dit doel te bereiken? Op welke manier gaat de Minister met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport samenwerken om deze prioriteit sterker over te brengen?

Deze leden lezen dat de reistijd naar de accommodatie ook een rol speelt voor scholen om in plaats van twee uur maar een uur bewegingsonderwijs aan te bieden. Van de gemeenten geeft 30 procent aan dat zij niet voor elke school altijd voldoen aan de accommodatieverplichting. Kan de Minister een overzicht geven over de afgelopen vijf jaar van hoeveel procent van de gemeenten aangeeft niet altijd te kunnen voldoen aan de accommodatieverplichting? Is hier een verbetering zichtbaar? Op welke manier worden gemeenten herinnerd aan hun accommodatieverplichting? Daarnaast lezen de leden dat er ook scholen zijn waar de reistijd de reden was voor minder lesuren bewegingsonderwijs, maar dat de accommodatie zich wel binnen een kilometer van het schoolgebouw bevindt. Hoe gaat de Minister toezien dat deze scholen wel twee lesuren bewegingsonderwijs gaan aanbieden?

Voornoemde leden lezen in «extra inspanningen achterblijven ambities»4 dat vrijwel alle gemeenten gebruik maken van combinatiefunctionarissen, waarbij sportverenigingen zich verbinden aan scholen. Op welke manier worden sportverenigingen gecompenseerd wanneer zij actief samenwerken met scholen? Ziet de Minister mogelijkheden om samen met gemeenten sportverenigingen die zich vrijwillig committeren aan scholen tegemoet te komen in bijvoorbeeld de zaalhuur of op een andere manier te belonen dat zij zich maatschappelijk inzetten? Deze leden lezen dat de Minister in gesprek zal gaan met de VSG5 om meer aandacht te vragen voor de rol van gemeenten als procesregisseur als het bijvoorbeeld gaat om de hoeveel accommodaties in gemeenten. Wanneer zal dit plaatsvinden en wanneer wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de uitkomsten van dit gesprek?

Deze leden lezen dat de Minister op korte termijn, samen met de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, in gesprek zal gaan met de PO-raad en de VSG om de samenwerking tussen scholen en gemeenten verder te stimuleren. Wanneer zal dit gesprek plaatsvinden, heeft dit gesprek toevallig al plaatsgevonden en wanneer wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de uitkomsten van dit gesprek?

De aan het woord zijnde leden lezen in de begeleidende brief6 dat de Minister het laatste jaar van de sectorakkoorden gaat gebruiken om te komen tot een nieuwe inrichting. Tegelijkertijd constateert de Minister dat er momenteel te weinig verantwoording en inzicht is in de besteding van de middelen van de sectorakkoorden. Ziet de Minister nu al mogelijkheden om in ieder geval de verantwoording en inzicht van de besteding van de middelen te verbeteren en deze dit jaar te implementeren? Is de Minister het met deze leden eens dat het belangrijk is dat er goed inzicht is in de besteding van overheidsgeld en dat hier op een goede manier verantwoording voor moet worden afgelegd? Deze leden lezen tevens dat er meer nodig is om de uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Op welke manier gaat de Minister ervoor zorgen dat de ambities waargemaakt worden? Welke consequenties volgen er wanneer bestuurders niet de vereiste stappen zetten om de ambities te kunnen behalen, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen in de onderhavige begeleidende brief van de Minister dat er sinds de vorige brief over de sectorakkoorden uit juli 20197 enige verbetering is opgetreden in het halen van de gemaakte afspraken op de diverse gebieden. In de bijlage8 waar de Minister naar verwijst wordt een aantal zaken opgesomd waar de scholen mee bezig zijn geweest sinds juli 2019, maar is het deze leden niet duidelijk waar de vooruitgang ten opzichte van juli 2019 nu precies in zit. Deze leden vragen de Minister dan ook of het mogelijk is om voortbordurend op het verslag van vorig jaar per onderdeel aan te geven hoe het er in juli 2019 voorstond en hoe het er nu voorstaat, bijvoorbeeld door aan te geven hoe groot het percentage scholen is dat nu wel voldoet aan de gemaakte afspraken uit het sectorakkoord van 2014.

Voornoemde leden vragen de Minister of hij zich zorgen maakt over de voortgang van de uitvoering van de sectorakkoorden, nu aan het einde van de rit na ongeveer zes jaren nog steeds blijkt dat scholen zich niet houden aan de gemaakte afspraken. Deze leden vragen de Minister of er consequenties zitten aan het nog steeds niet voldoen aan de sectorakkoorden voor de scholen. Zo ja, gaat het dan om beleidsmatige consequenties of om financiële consequenties? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen ook of de Minister gezien de ervaringen met de uitvoering van deze sectorakkoorden voornemens is om de afspraken voor de nieuwe sectorakkoorden in een nieuwe vorm te gieten waarbij beter gestuurd kan worden op het voldoen door scholen aan de gemaakte afspraken.

De aan het woord zijnde leden lezen dat uit het onderzoek van Regioplan9 naar aanleiding van de motie van de leden Van Meenen en Rog10 zou blijken dat als er middelen uit de prestatiebox zouden worden ingezet voor lerarensalarissen scholen zouden moeten bezuinigen op extra formatie en in sommige gevallen ook op reguliere formatie. Deze leden vragen of hierbij ook de effecten van de extra middelen zijn meegenomen die de scholen deze kabinetsperiode hebben gekregen, met name de extra middelen van afgelopen najaar. Deze leden vragen welk gevolg de Minister gaat geven aan het onderzoek van Regioplan. Betekent dit dat hij geen verdere stappen gaat ondernemen om te kijken in hoeverre het mogelijk is om middelen vanuit de prestatiebox in te zetten voor salarissen? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot het niet nakomen van de gemaakte afspraken uit de sectorakkoorden door de scholen? Zijn hier ook middelen mee gemoeid die niet zijn ingezet vanwege het niet nakomen van de afspraken?

Deze leden lezen in de bijlage over het bewegingsonderwijs11 dat scholen vanwege allerlei redenen niet voldoen aan de eisen voor bewegingsonderwijs zoals het aantal uren, maar ook op het gebied van de bevoegde docenten. Deze leden vragen welke actie de Minister gaat ondernemen tegen scholen die hebben besloten om helemaal geen bewegingsonderwijs te geven, maar deze tijd volledig te benutten aan de kernvakken. Deze leden vragen de Minister tevens om hoeveel scholen het gaat. Tot slot op dit punt vragen deze leden wat de gevolgen zijn van het aangenomen amendement van de leden Rudmer Heerema en Van Nispen12 waarbij bewegingsonderwijs een deugdelijkheidseis is geworden voor bovengenoemde scholen en andere scholen die niet voldoen aan de gestelde eisen.

Tot slot lezen de aan het woord zijnde leden in de bijlage over de stand van zaken van de uitvoering van de sectorakkoorden13 dat het niet alle scholen voor voortgezet onderwijs lukt om binnen de gestelde termijn een afdeling die onvoldoende of zelfs zeer zwak scoort op onderwijskwaliteit weer op orde te hebben. Deze leden vragen hoe dit kan. De afspraak was toch dat scholen die zeer zwak zijn binnen een jaar weer basiskwaliteit moeten laten zien? Welke consequenties zijn er voor scholen die deze termijn niet halen en wordt hier op gehandhaafd door de Inspectie van het Onderwijs? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om hier extra acties op te zetten om te zorgen dat de gestelde termijn voor herstel wel wordt gehaald, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang sectorakkoorden funderend onderwijs en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

Deze leden vragen de Minister of hij oordeelt dat het bestuursakkoord PO en het sectorakkoord VO hebben geleid tot de gewenste kwaliteitsimpuls? Tegenover de gemaakte afspraken heeft in 2014 een investering gestaan van jaarlijks 440 miljoen die apart via de prestatiebox wordt bekostigd. De Minister stelt dat een groot aantal doelen van de sectorakkoorden zijn gehaald. Deze leden vragen de Minister welke doelen hij precies bedoelt bij het primair onderwijs. Wanneer kan de Kamer de eindevaluatie van de sectorakkoorden verwachten? Deze leden constateren uit de tussenrapportage dat doelen uit 2014 nauwelijks zijn bereikt. Zo is er weinig vooruitgang in de doelstelling om twee lesuren bewegingsonderwijs te bieden, is er geen enkele ontwikkeling geweest in het aandeel basisschoolbesturen dat voldoende kwaliteitszorg op basis van een zelfevaluatie heeft en is dus de doelstelling van 80 procent bij lange na niet gehaald, wordt Vensters slechts door 39 procent van de scholen ingevuld, blijft het aantal masteropgeleide leraren achter op de ambitie en is er niet meer gedifferentieerd onderwijs. Deze leden constateren dat vervolgens bij de actualisatie de doelen zijn vervaagd en nauwelijks meetbaar zijn, waardoor bij de eindevaluatie de doelen lastig getoetst kunnen worden. Dit terwijl het voortgezet onderwijs in de tussenrapportage een betere prestatie heeft geleverd én bij de actualisatie duidelijk meetbare doelen heeft opgesteld. Deze leden vragen een reactie van de Minister hierop. Is er bij de actualisatie geen kans verloren gegaan om de verantwoording en inzicht in de bestedingen van prestatieboxmiddelen in het PO te versterken? Is het nog wel mogelijk voor de besturen van het primair onderwijs om te voldoen aan de eis van voldoende realisatie14 van het bestuursakkoord om een deel van de middelen aan de lumpsum toe te voegen? Deze leden vragen de Minister of hij de nakoming van de afspraken in het bestuursakkoord van 2014 voldoende vindt. Deze leden vragen de Minister of er consequenties hangen aan het niet voldoen aan deze afspraken. Deze leden lezen in het onderzoek dat het grootste deel van de besturen zegt dat de activiteiten uit het bestuursakkoord waarin ze hebben geïnvesteerd nog doorlopen na dit jaar, terwijl in het akkoord is afgesproken dat alleen bij voldoende realisatie de middelen in 2020 in de lumpsum terecht zouden komen. Deze leden vragen een reactie van Minister hierop.

Voornoemde leden vragen hoe de Minister dit soort eenzijdige akkoorden beoordeelt, waar alleen via de werkgevers afspraken worden gemaakt voor een gehele sector. De Minister geeft aan een nieuwe inrichting te wensen voor het sectorakkoord in 2020 met de inspraak van schoolleiders, leraren en onderwijsondersteuners, en daar de toekomstige inzet van middelen van af te laten hangen. Deze leden vragen de Minister of hij als mogelijke uitkomst ziet dat een deel van de prestatieboxmiddelen wordt ingezet voor het salaris van basisschoolleraren, aangezien hij dit niet als scenario omschrijft. Deze leden vragen de Minister of de kans niet sowieso groot is dat er een andere prioritering voor de middelen komt aangezien hij van plan is om de sectorakkoorden anders in te richten met inspraak van leraren en schoolleiders.

Deze leden lezen in het onderzoek15 dat het geld uit de prestatieboxmiddelen wordt uitgegeven aan structurele uitgaven met doorlopende verplichtingen, zoals salaris of afschrijving. Deze leden lezen dat het geld is geïnvesteerd in ICT-hardware, ICT-coördinatoren en plusklassen. Deze leden vragen de Minister of de lumpsum niet toereikend zou moeten zijn om dit soort personele en materiële zaken te bekostigen. Hoe beoordeelt de Minister deze uitgaven in het licht van het lerarentekort en de gevolgen daarvan op de onderwijskwaliteit, zoals deze week geschetst in het centraal economisch plan van het CPB1617? Deelt de Minister de uitkomst van het CPB18 dat de leraar de sleutel is tot kwalitatief goed onderwijs? Is de Minister het eens met deze leden dat in tijden van een lerarentekort de leraar zowel in beleid als in investeringen de grootste prioriteit zou moeten zijn? Is de Minister het tevens met deze leden eens dat de onderwijskwaliteit sterker onder druk komt te staan door het lerarentekort, dan door wegvallende ICT-investeringen? Deze leden vragen de Minister of hij bereid is bij de nieuwe inrichting van de sectorakkoorden de middelen te herprioriteren naar het lerarentekort. Hoe beoordeeld de Minister de rol van de werkgevers vanaf 2014 ten aanzien van het lerarentekort en strategisch personeelsbeleid? Is hier sprake geweest van goed werkgeverschap?

Kan de Minister aangeven hoe de bevindingen uit dit onderzoek19 samenhangen met het onderzoek naar de toereikendheid van de bekostiging? Worden de uitkomsten van dit onderzoek naar de uitgaven van de prestatieboxmiddelen meegenomen in het onderzoek naar de toereikendheid en wanneer kan de Kamer uitkomsten verwachten, zo vragen deze leden. De leden vragen de Minister of er bij het onderzoek is uitgegaan van de bekostiging in 2014 of dat de latere investeringen zijn meegerekend, zoals het herfstakkoord, het regeerakkoord en het werkdrukakkoord. Is er nog steeds sprake van bezuinigingen indien deze structurele investeringen worden meegerekend, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang van de sectorakkoorden in het funderend onderwijs. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.

Uit het onderzoek naar of, en op welke wijze, verantwoord een deel van de middelen uit de prestatiebox po per 2020 kan worden aangewend voor verdere verbetering van de salarispositie en carrièrepaden van basisschoolleerkrachten, blijkt dat minder middelen uit de prestatiebox zou betekenen dat een deel van de besturen moet bezuinigen op personeel en professionalisering. Welke andere mogelijke geldposten ziet de Minister om aan te wenden voor verbetering van de salarispositie en de carrièrepaden van basisschoolleerkrachten die geen negatief effect hebben op het onderwijs?

De Minister geeft aan dat samen met de werkgeversorganisaties en vertegenwoordigers van schoolleiders, leraren en (onderwijs)ondersteuners het gesprek zal worden gevoerd over de toekomstige inzet van de middelen. Welke vertegenwoordigers bedoelt de Minister precies? Wat is hun stem waard in deze gesprekken ten opzichte van de werkgevers? Is de Minister überhaupt al gestart met deze gesprekken? Zo ja, wat is daar tot nu toe uitgekomen?

Hoe wordt de voortgang van het bewegingsonderwijs in het po in de gaten gehouden en door wie? Wat is hierbij de rol van de Inspectie van het Onderwijs? Op welke wijze wordt nu al bevorderd dat zoveel mogelijk ALO20-opgeleide vakleerkrachten bewegingsonderwijs gaan geven? Hoeveel geld uit de werkdrukmiddelen wordt door scholen besteed aan bewegingsonderwijs door een vakleerkracht? Hoeveel scholen zetten de werkdrukmiddelen op deze manier in, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. De Minister meldt dat op het onderdeel professionele scholen met name wordt geïnvesteerd in de vaardigheden van startende en zittende leraren en schoolleiders door het inkopen van scholing en het vrijroosteren van leerkrachten. Deze leden vragen in hoeverre leraren en leerkrachten hierbij ook zeggenschap krijgen over deze scholing zodat deze leraren en leerkrachten zich professionaliseren met scholing waar zij vooral zelf behoefte aan hebben.

Hoe denkt de Minister het strategisch personeelsbeleid op scholen binnen afzienbare tijd te verbeteren? Hoe denkt hij over een professionele gesprekkencyclus waarin in ieder geval aandacht bestaat voor professionalisering en beloning? Een onderdeel van strategisch personeelsbeleid is ook behoud van personeel. Hoe verklaart de Minister dat in tijden van lerarentekorten het aantal tijdelijke contracten groeit ten opzichte van het aantal vaste contracten? Uit het onderzoek naar strategisch personeelsbeleid blijkt dat zowel bestuurders, schoolleiders als leraren professionele ontwikkeling beoordelen als relatief zwak. In het onderzoek van Regioplan naar de besteding van de prestatieboxmiddelen21, geven bestuurders aan een groot deel van deze middelen te besteden aan professionalisering. Hoe kan het dat bestuurders melden relatief veel middelen uit te geven aan professionalisering (versterken vaardigheden leraren), maar tegelijkertijd dit als relatief zwak beoordelen? Ook de beloning wordt als zwak punt van het personeelsbeleid beoordeeld. Hoe kan het dat er in het personeelsbeleid zo weinig aandacht is voor beloning, terwijl er voldoende mogelijkheden bestaan en de behoefte onder onderwijspersoneel groot is?

Voornoemde leden vinden dat de reguliere bekostiging voldoende moet zijn om gewoon goed onderwijs te geven en goed onderwijs vraagt om zekerheid en continuïteit. In dat licht past de overheid een zekere terughoudendheid met aanvullende middelen en beleidsprioriteiten. Hoe denkt de Minister hierover? Deze leden signaleren dat schoolbesturen de uitgaven van de prestatieboxmiddelen niet concreet hebben bijgehouden en men zich in een evaluatie dus enkel kan baseren op wat schoolbesturen zeggen. Het is immers niet vastgelegd. Er is bovendien geen directe link te leggen tussen de inzet van (extra) middelen en de realisatie van doelen. Hoe denkt de Minister over extra voorwaarden voor de besteding en verantwoording van onderwijsgeld in het algemeen? Door vooraf meer voorwaarden te stellen kan ook beter gewaarborgd worden waaraan de middelen besteed worden. Met heldere bestedingsvoorwaarden kunnen medezeggenschapsorganen ook beter in positie worden gebracht. Wat is de reactie van de Minister op deze overwegingen?

De Minister kondigt in onderhavige brief aan dat hij de prestatieboxmiddelen in het schooljaar 2020/2021 voor het laatst onder de huidige voorwaarden beschikbaar blijft stellen aan scholen en dat hij voor het einde van 2020 zal komen met scenario’s voor de toekomstige inzet van middelen opdat scholen hier bij hun begroting voor 2021–2022 rekening mee kunnen houden. Kan de Minister toelichten wat dit betekent voor scholen in het voortgezet onderwijs die, in tegenstelling tot het primair onderwijs, niet worden bekostigd per schooljaar, maar per kalenderjaar? Waar kunnen zij rekening mee houden voor het kalenderjaar 2021, zo vragen deze leden.

II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media


  1. Regioplan, Inzicht besteding prestatieboxmiddelen po, 2020D03818 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  2. Ecorys, Oplossingen voor het bewegingsonderwijs Hoe komen we verder?, 2020D03819 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  3. Kamerstuk 35 102, nr. 23.↩︎

  4. Extra inspanningen achterblijvende ambities, 2020D04339 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  5. VSG: Vereniging Sport en Gemeenten.↩︎

  6. Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  7. Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 489.↩︎

  8. Extra inspanningen achterblijvende ambities, 2020D04339 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  9. Regioplan, Inzicht besteding prestatieboxmiddelen po, 2020D03818 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  10. Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 68.↩︎

  11. Ecorys, Oplossingen voor het bewegingsonderwijs Hoe komen we verder?, 2020D03819 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  12. Kamerstuk 35 102, nr. 23.↩︎

  13. Extra inspanningen achterblijvende ambities, 2020D04339 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  14. Bestuursakkoord PO 2014–2020, p. 26, Kamerstuk 31 293, nr. 211.↩︎

  15. Regioplan, Inzicht besteding prestatieboxmiddelen po, 2020D03818 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  16. CPB: Centraal Planbureau.↩︎

  17. CPB, Centraal economisch plan 2020.↩︎

  18. CPB, Kansrijk Onderwijsbeleid 2016.↩︎

  19. Regioplan, Inzicht besteding prestatieboxmiddelen po, 2020D03818 bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎

  20. ALO: Academie voor Lichamelijke Opvoeding.↩︎

  21. Regioplan, Inzicht besteding prestatieboxmiddelen po. Bijlage bij Kamerstuk 31 293, nr. 502.↩︎