Verslag van een werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Defensie aan Brussel op 17 februari 2020
Verslag van een werkbezoek aan Brussel door een delegatie van de commissie Defensie
Verslag van een werkbezoek
Nummer: 2020D10224, datum: 2020-03-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34249-4).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Bosman, Tweede Kamerlid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 34249 -4 Verslag van een werkbezoek aan Brussel door een delegatie van de commissie Defensie.
Onderdeel van zaak 2020Z04904:
- Indiener: A. Bosman, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2020-04-20 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
34 249 Verslag van een werkbezoek aan Brussel door een delegatie van de commissie Defensie
Nr. 4 VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK VAN EEN DELEGATIE UIT DE VASTE COMMISSIE VOOR DEFENSIE AAN BRUSSEL OP 17 FEBRUARI 2020
Vastgesteld 12 maart 2020
Een delegatie uit de vaste commissie voor Defensie heeft op maandag 17 februari 2020 een werkbezoek gebracht aan Brussel. Dit werkbezoek werd georganiseerd in het kader van de kennisagenda van de commissie en had tot doel kennis op te doen over de laatste stand van zaken ten aanzien van het Industrieel Ontwikkelingsprogramma voor de Europese Defensie (EDIDP) en het Europees Defensiefonds (EDF). Het werkbezoek past binnen een reeks aan activiteiten over het kennisthema EDIDP/EDF en dient ter voorbereiding op een rondetafelgesprek en een algemeen overleg met de Minister van Defensie later dit jaar.
De delegatie bestond uit de leden Bosman (VVD), Anne Mulder (VVD), Belhaj (D66), Karabulut (SP) en Diks (GroenLinks). De delegatie werd ambtelijk ondersteund door mevrouw Prenger, EU-specialist van de commissie en de heer Van Haeften, kenniscoördinator van de commissie.
De delegatie brengt als volgt verslag uit van dit werkbezoek.
Gesprek met het kabinet van de eurocommissaris voor de Interne Markt
De delegatie werd op maandagochtend ontvangen door de heer Comptour, politiek adviseur in het kabinet van de eurocommissaris voor de Interne Markt, onder wiens verantwoordelijkheid EDIDP en het EDF vallen. Daarnaast was de heer Alexis aanwezig, Head of Unit van de afdeling EDF van de Europese Commissie. In zijn inleiding sprak de heer Comptour over de doelstelling van EDIDP/EDF, te weten het versterken van het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese defensie-industrie. Om dit te bewerkstelligen wordt alleen financiering verstrekt aan projecten die worden uitgevoerd door ondernemingen uit tenminste drie verschillende lidstaten en wordt grensoverschrijdende deelname van het MKB gestimuleerd. Ook is 8% van het voorziene budget voor het EDF bestemd voor disruptieve technologieën. Daarvoor gelden minder stringente voorwaarden voor samenwerking. Voor de meeste te financieren activiteiten is cofinanciering vereist, bijvoorbeeld door de lidstaten. Tot slot werd de belangrijke rol van de lidstaten in de governance van het fonds benadrukt. De lidstaten, vertegenwoordigd in een programmacomité, moeten onder meer de jaarlijkse werkprogramma’s met gekwalificeerde meerderheid goedkeuren, evenals met gekwalificeerde meerderheid instemmen met de lijst van projecten waar financiering aan wordt toegekend. Zo werd door de lidstaten bijvoorbeeld het besluit goedgekeurd om 28% van het totale EDIDP-budget te oormerken voor twee projecten, Eurodrone en ESSOR. Dit was namelijk onderdeel van het werkprogramma. In de toeleveringskanalen van deze projecten zal volgens de Europese Commissie wel sprake zijn van concurrentiestelling.
In de daaropvolgende discussie werden vanuit de delegatie kritische vragen gesteld over de rol van de onafhankelijk deskundigen in het toekenningsproces, en het vertrouwelijke karakter van de lijst van deskundigen. In reactie hierop lichtte de Europese Commissie het proces toe. De Europese Commissie heeft een besloten databank opgezet met deskundigen die zijn geselecteerd naar aanleiding van een openbare oproep. Het comité wordt jaarlijks geïnformeerd over de lijst van deskundigen in deze databank, maar de lijst wordt niet openbaar gemaakt in verband met veiligheidsrisico’s. Voor iedere oproep worden uit deze databank deskundigen geselecteerd, waarbij de Europese Commissie erop toe ziet dat er geen belangenconflicten ontstaan. Bovendien zullen de deskundigen alleen een advies geven over de toekenning van financiering; de Europese Commissie zal hiervan een review uitvoeren, en de uiteindelijke beslissing ligt bij het comité. De Europese Commissie is verder voornemens om meer deskundigen uit de lidstaten te integreren in het onlangs opgerichte DG Defensie-Industrie en Ruimtevaart, om zo de kennis van buiten naar binnen te halen.
Een ander belangrijk punt van discussie was de vraag in hoeverre het EDF zal bijdragen aan het daadwerkelijk competitiever maken van de Europese defensie-industrie. Vanuit de delegatie werd opgebracht dat er op dit moment sprake is van oneerlijke concurrentie doordat defensiebedrijven in een aantal lidstaten in handen zijn van de staat. De Europese Commissie stelde in reactie hierop dat in de onderhandelingen voor EDIDP/EDF, zowel vanuit de lidstaten als vanuit het Europees Parlement, geen verzoek is gekomen om een onderscheid te maken tussen staatsbedrijven en private bedrijven. Alle bedrijven maken dus evenveel kans om mee te dingen voor financiering vanuit het EDF. Bij de beoordeling wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen PESCO-projecten en andere projecten.
Lunch met leden van de subcommissie voor Defensie (SEDE) van het Europees Parlement
Tijdens de lunch sprak de delegatie met de voorzitter van de subcommissie voor Defensie (SEDE) van het Europees Parlement, mevrouw Loiseau (Frankrijk, Renew), en het SEDE-lid Auštrevičius (Litouwen, Renew). De voorzitter van de commissie gaf een algemene inleiding over nut en noodzaak van het EDF. In de optiek van de voorzitter is het EDF zinvol om innovatie te financieren, zodat de EU defensie-industrie klaar is voor de wereld van morgen. Daar is grensoverschrijdende samenwerking in Europa voor nodig. De voorzitter wees er op dat de defensie-industrie niet in alle EU-lidstaten even innovatief is en dat dit consequenties kan hebben voor de verdeling van middelen uit het fonds, dat immers gericht is op onderzoek en ontwikkeling.
Binnen het Europees Parlement is er een subcommissie voor Defensie, maar geen zelfstandige defensiecommissie. Voor het parlement is defensie een relatief nieuw onderwerp, omdat de Europese Commissie op dit gebied voorheen nauwelijks een rol speelde. Mede daardoor heeft het Europees Parlement nog nauwelijks ervaren defensiewoordvoerders. Verder zijn verschillende Europees commissarissen betrokken bij het EU-defensiebeleid. Dat stelt de parlementaire controle vanuit het Europees Parlement voor een uitdaging. De voorzitter signaleerde een behoefte aan kennis en informatie, zodat het parlement in staat zal zijn om de uitvoering van het EDF te kunnen controleren. Het Europees Parlement heeft bijvoorbeeld behoefte aan kennis die het parlement in staat stelt te kunnen beoordelen of het fonds een bijdrage levert aan relevante innovatie.
De Europese Commissie maar ook de lidstaten hebben (via het comité) een rol in de besturing en uitvoering van het EDF. Daarom is er niet alleen een controlerende rol voor het Europees Parlement maar ook voor de nationale parlementen. De voorzitter onderschreef daarom het belang van informatie-uitwisseling en contact tussen parlementariërs van het Europees Parlement en van nationale parlementen. In dat kader werd vanuit delegatie de aangenomen motie Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 35 189, nr. 6) naar voren gebracht, waarin de Tweede Kamer uitspreekt het initiatief te zullen nemen om de interparlementaire samenwerking op het gebied van defensie en veiligheid in de EU te versterken. Dit initiatief werd door de voorzitter verwelkomd.
Gesprek met vertegenwoordigers van het European Network Against Arms Trade (ENAAT)
Aansluitend sprak de delegatie met vertegenwoordigers van het European Network Against Arms Trade (ENAAT) die zeer kritisch staan ten opzichte van EDIDP/EDF. Volgens ENAAT militariseert EDIDP/EDF de EU en onttrekt het geld dat anders had kunnen worden ingezet voor vreedzame doelen. Bovendien betwijfelt ENAAT of het fonds daadwerkelijk tot innovatie zal leiden, en of de lidstaten de producten van het fonds ook daadwerkelijk zullen gaan gebruiken. Ook sprak ENAAT haar zorgen uit over de beperkte rol van het Europees Parlement in de controle op EDIDP/EDF. Het Europees Parlement heeft – in tegenstelling tot het comité – geen stem bij de totstandkoming van het werkprogramma of de toekenning van financiering. Het parlementair toezicht beperkt zich tot het ontvangen van een afschrift van de documenten die het comité ook ontvangt. Ook hoeft de Europese Commissie pas na vier jaar te rapporteren over de voortgang van het fonds. ENAAT pleitte voorts voor een jaarlijks rapportage en voor maximale transparantie vanuit de Europese Commissie over welke projecten worden gefinancierd en welke bedrijven daarbij zijn betrokken. Die informatie is onder meer nodig om inzicht te kunnen krijgen in de participatie van het midden- en kleinbedrijf. Als die informatie niet openbaar wordt gemaakt zal ENAAT naar de Europese Ombudsman stappen, zoals het ook al eerder met succes deed.
Gesprek met de Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de EU
Tot slot sprak de delegatie met de Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de EU, de heer De Groot. De heer De Groot lichtte de ontwikkelingen op het terrein van EU-defensiesamenwerking toe, waaronder de ontwikkeling van het strategisch kompas waar de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de lidstaten in de Raad momenteel aan werken. Dit politiek en strategisch document moet een concretisering en actualisering van de ambities en prioriteiten op het terrein van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) omvatten.
Door de voortgaande ontwikkeling van de EU-defensiesamenwerking zal de EU-Defensieraad, met ministers van Defensie, meer aandacht moeten gaan krijgen, aldus de heer De Groot. De heer De Groot wees er verder op dat wat betreft de besturing van het EU-defensiebeleid een tussenvorm benodigd is tussen een volledig communautaire aanpak door middel van Europese regelgeving enerzijds en een intergouvernementele aanpak anderzijds.
Om participatie van de Nederlandse industrie en kennisinstellingen in het EDF te bevorderen is een interdepartementale coördinatiegroep Europese Defensiesamenwerking (ICG EDS) opgericht. Daarnaast is generaal b.d. Tom Middendorp als bijzonder vertegenwoordiger aangesteld. De ICG wordt als Europese best practice beschouwd. Meerdere landen, waaronder Nederland, dringen er op aan dat middelen uit het EDF niet alleen bij enkele landen met een grote defensie-industrie terecht komen.
De delegatieleider,
Bosman
De griffier van de delegatie,
Prenger