Verslag van een schriftelijk overleg over studievoorschotvouchers en toezeggingen gedaan tijdens het Algemeen Overleg, gehouden op 16 oktober 2019, over DUO
Studiefinanciering
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2020D11044, datum: 2020-03-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24724-169).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 24724 -169 Studiefinanciering.
Onderdeel van zaak 2020Z05325:
- Indiener: I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-03-26 10:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-04-21 12:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2020-06-04 10:35: VSO Studievoorschotvouchers en toezeggingen AO 16 oktober 2019 over DUO (24724-169) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2020-06-10 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
24 724 Studiefinanciering
Nr. 169 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 maart 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 12 december 2019 over studievoorschotvouchers en toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg over DUO1 van 16 oktober 2019 en de begrotingsbehandeling van 7 november 2019 (Kamerstuk 24 724, nr. 167).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 februari 2020 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 19 maart 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 |
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
– Inbreng van de leden van de CDA-fractie | 2 | |
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie | 3 | |
– Inbreng van de leden van de SP-fractie | 4 | |
– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie | 4 | |
– Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie | 5 | |
II | Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 5 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de studievoorschotvouchers. Hierover hebben zij nog enkele opmerkingen en vragen. Zo vragen de leden met welke organisaties de Minister in gesprek is gegaan om beide voorstellen voor te leggen.
Studievoorschotvouchers
De leden lezen dat is afgesproken bij de wet Studievoorschot om de eerste vier cohorten studenten onder het studievoorschot gedeeltelijk te compenseren door ze de mogelijkheid te bieden om tussen de 5 en 10 jaar na afstuderen nogmaals scholing te volgen en dat ook studenten die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten aanspraak kunnen maken op een voucher. Zij vragen hoe groot deze groep precies is en welk bedrag specifiek voor deze groep wordt gereserveerd. Tevens vragen zij of deze vouchers ook te gebruiken zijn in het buitenland.
De leden vragen hoe, zowel de groep studenten die via voorinvesteringen al hebben moeten profiteren van verbeterde onderwijskwaliteit, als de groep die verder gaat profiteren van de vrijgekomen investeringen door het studievoorschot, kunnen merken en volgen dat de gelden ook daadwerkelijk besteed worden aan kwalitatief beter onderwijs in hun eigen instelling. Wanneer is de Minister van mening dat er sprake is van een kwalitatieve verbetering van het onderwijs? Ook vragen zij hoe de individuele student kan merken of controleren dat er daadwerkelijk kwalitatieve verbeteringen hebben plaatsgevonden. Is dat enkel het geval wanneer de bestuurlijke afspraken worden nagekomen of moet het daadwerkelijk aantoonbaar kunnen zijn voor de individuele student? Tot slot vragen zij wanneer er sprake is van een aantoonbare verbetering.
Jongerenadviesraad DUO
De voornoemde leden zijn blij om te lezen dat er opvolging is gegeven aan de toezegging aan het lid Wiersma. Op welke termijn pakt DUO de adviezen van de Jongerenadviesraad op? Tevens vragen zij of er budgettaire gevolgen aan deze adviezen zitten.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 december 2019 inzake de studievoorschotvouchers en toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg DUO van 16 oktober 2019. Zij zijn gematigd positief over de geschetste opties met betrekking tot het studievoorschotvoucher-vraagstuk. Toch hebben zij nog enkele vragen. De leden zien veel in het idee om de studievoorschotvouchers in te zetten als verlaging van de studieschuld. Zij hebben hierover een motie van het lid Rog c.s.2 ingediend, die de regering verzoekt om studenten een korting te geven van € 2.000 indien zij een studieschuld hebben of € 2.000 uit te betalen indien zij geen studieschuld hebben. Deze motie is op verzoek van de Minister aangehouden. De Minister schetst nu drie opties.
Opties 1 en 2 (dat wil zeggen verlaging studieschuld vijf jaar na afstuderen/zo snel mogelijk en als er geen studieschuld is, een uitbetaling) zijn voor de leden allebei wenselijke situaties. Vanuit de student gezien, hebben de leden een voorkeur voor optie 2 (dat wil zeggen verlaging/uitbetaling zo snel mogelijk). Echter, zij snappen ook dat het plan technisch uitvoerbaar moet zijn, waardoor zij ook kunnen leven met optie 1 (dat wil zeggen vijf jaar na afstuderen). Optie 3 is wat hen betreft niet-wenselijk.
Financiële consequenties scenario 1 en 2
De voornoemde leden uiten hun verbazing over de raming met betrekking tot de studievoorschotvouchers. Daarbij is uitgegaan dat niet elke student gebruik zou maken van de studievoorschotvouchers, waardoor een mogelijke verlaging van de studieschuld of uitbetaling neerkomt op een bedrag van € 1.835. Waarom ging de Minister bij de raming van de studievoorschotvouchers ervan uit dat niet iedereen gebruik zou maken van de studievouchers? Zij vragen hoe zij dit begrotingstechnisch had moeten oplossen als (in theorie) wel iedereen gebruik had gemaakt van de studievoorschotvouchers. De Minister geeft aan dat er nu geen financiële ruimte is voor dit plan. De leden hebben ook kennisgenomen dat uitsluitsel over de kasschuif om dit plan mogelijk te maken pas in het voorjaar gegeven kan worden. Tot slot vragen zij waarom de Minister er op voorhand al van uit gaat dat een kasschuif niet mogelijk is, waardoor zij de motie van het lid Rog cs. 3 moest ontraden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de Minister gehoor heeft gegeven aan de oproep van de leden Rog, Van der Molen, Futselaar en Westerveld om verschillende scenario’s uit te werken om het budget van de studievoorschotvoucher aan studenten uit te keren. De voornoemde leden zijn van mening dat dit voornemen een compensatie is voor de eerste lichting studenten onder het leenstelsel die niet hebben kunnen profiteren van de voorinvesteringen in onderwijskwaliteit. Vervolgens stelt de Minister dat na overleg met de Minister van Financiën is gebleken dat deze scenario’s momenteel niet kunnen worden uitgevoerd omdat er binnen het uitgavenplafond hiervoor geen ruimte is. Wat was de boodschap van de Minister van Financiën aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Tevens vragen zij hoe het kan het dat een Kamerwens van onder meer coalitiepartij CDA door een CDA-minister mogelijkerwijs niet wordt ingewilligd. Kan de Minister specificeren waarom pas in het voorjaar uitsluitsel kan worden gegeven of de benodigde kasschuif om de studievoorschotvouchers aan studenten uit te keren, mogelijk is? Kan de Minister beamen dat een dergelijke kasschuif uitvoeringstechnisch «mogelijk» is, maar met «niet mogelijk» eigenlijk wordt bedoeld dat er in dat geval onvoldoende steun daarvoor is in het kabinet? Ook vragen zij of de studentenverenigingen (ISO4, LSVb5) betrokken zijn bij de besluitvorming en de totstandkoming van de voorgenoemde scenario’s.
Tot slot maken de voornoemde leden zich zorgen over de inkomenspositie van studenten met pleegouders. De Minister zet uiteen dat het mogelijk is dat een studerend kind dat in een pleeggezin woont, én geen financiële steun van de ouder(s) krijgt voor zijn of haar studie, kan vragen om het inkomen van de ouder(s) buiten beschouwing te laten. De leden vragen of de Minister bereid is dit veel beter onder de aandacht te brengen van studenten met pleegouders. Zo ja, op welke wijze is de Minister dit van plan te doen? Zo nee, waarom vindt de Minister dat dit niet beter onder de aandacht moet worden gebracht, zo vragen de eerder genoemde leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de studievoorschotvouchers en toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg, gehouden op 16 oktober 2019. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden zijn benieuwd of de infrastructuur voor het uitkeren van de studievouchers al opgezet is, bijvoorbeeld bij DUO. De leden zijn benieuwd op welke wijze oud-studenten gaan worden geattendeerd op het feit dat ze aanspraak kunnen maken op de studievouchers. Is er een percentage wel/niet gebruik van studievouchers waar rekening mee wordt gehouden en in hoeverre komt dat overeen met het vastgestelde budget voor studievouchers?
Tevens vragen zij hoe ervoor gezorgd gaat wordend dat medewerkers bij DUO voldoende zijn toegerust om studenten die vragen hebben over de studievoorschotvouchers te woord te staan en van correcte informatie te voorzien. In het verleden zijn er bij bijvoorbeeld studentenorganisatie LSVb veel klachten binnengekomen over foutieve informatie en communicatie vanuit DUO. De leden vragen welke lessen hieruit getrokken zijn en op welke wijze dit in de toekomst omtrent de studievoorschotvouchers voorkomen gaat worden.
Daarnaast vinden de leden het treurig dat de Minister vasthoudt aan de huidige vorm van de studievoorschotvouchers. Een groot deel van de Kamer zou graag zien dat deze regeling anders wordt ingevuld en doet hier ook concrete voorstellen voor. Dat de Minister deze consequent afwijst, is betreurenswaardig, zeker omdat het hier een generatie studenten betreft die materieel in vrijwel alle opzichten slechter af is dan voorgaande.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief.
Tijdens het algemeen overleg van 16 oktober 2019 (Kamerstuk 25 268, nr. 177) kwam naar voren dat sommige medewerkers van DUO ontslag nemen en dezen zich vervolgens laten inhuren als zelfstandige zonder personeel (zzp’er), waardoor de kosten miljoenen hoger uitvallen. Deze ontwikkeling baart de leden zorgen. Zij vragen of de Minister een update kan geven over hoe het staat met de inhuur van dure zzp'ers voor klussen met betrekking tot informatie- en communicatietechnologie. Tevens vragen zij hoe de Minister gaat voorkomen dat in de toekomst dit soort praktijken nog plaatsvinden. Hoe kan de Minister verantwoorden dat publieke middelen op deze manier worden besteed. Hoe gaat de Minister in de toekomst voorkomen dat er op onderwijs bezuinigd moet worden om (onverwachte) ICT-investeringen bij DUO te kunnen bekostigen, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de studievoorschotvouchers. Deze leden vinden het van belang dat studenten daadwerkelijk iets hebben aan de studievoorschotvouchers. Daarom zien zij veel in het idee om de vouchers in te zetten ter verlaging van de studieschuld of uit te betalen als er geen studieschuld is, zoals verwoord in scenario’s 1 en 2 in de brief van de Minister. Genoemde leden hebben nog enkele vragen.
De leden vragen of de Minister de mening deelt dat inzet van de vouchers ter verlaging van de studieschuld een adequate en waardevolle invulling is van de studievoorschotvouchers en dat dit voor de betreffende studenten een zeer welkome maatregel zou zijn. De leden vragen tevens wat het benodigde budget zou zijn als wel alle studenten een bedrag zouden ontvangen ter hoogte van de huidige waarde van de voucher. Ook vragen de leden of de verlaging van de studieschuld c.q. het uitbetalen van het geldbedrag (zoals beschreven in scenario’s 1 en 2) automatisch zal geschieden of dat studenten hier zelf actie voor zullen moeten ondernemen. Zij lezen dat er bij scenario 1 en 2 een kasschuif nodig is, maar dat dit niet mogelijk zou zijn. Kan de Minister nader toelichten waarom een kasschuif niet mogelijk is? Op welke manier zou dit na de voorjaarsbesluitvorming wel mogelijk zijn, zo vragen de eerder genoemde leden.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik heb met belangstelling kennis genomen van de vragen van de leden van de fracties van de VVD, CDA, GroenLinks, SP, PvdA en ChristenUnie. Ik dank de leden voor hun inbreng en beantwoord deze hieronder. Om aan de vragen en opmerkingen recht te doen, houd ik in mijn beantwoording de volgorde van de inbreng aan.
Vragen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen mij met welke organisaties ik in gesprek ben gegaan om beide voorstellen voor te leggen. Voor de totstandkoming van mijn Kamerbrief6 over de studievoorschotvouchers d.d. 12 december 2019, heb ik overleg gevoerd met de Minister van Financiën en DUO. In eerdere stadia heb ik gesproken met de VH7 en VSNU8 over de invulling van de studievoorschotvouchers, alsmede de studentvertegenwoordigers van ISO en LSVb.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie mij hoe groot de groep vouchergerechtigden is en welk bedrag specifiek voor deze groep wordt gereserveerd. De exacte grootte van de groep die recht heeft op een voucher is nog niet bekend. Dit komt omdat een voorwaarde voor de voucher is dat studenten in het hbo binnen tien jaar nadat zij zijn begonnen met studeren een bachelordiploma behalen. In het wo geldt de voorwaarde dat studenten binnen eenzelfde periode een bachelor- en masterdiploma behalen. Dat betekent dat ik pas in 2029 met zekerheid kan zeggen hoe groot de groep vouchergerechtigden is.
De groep studenten die begonnen is aan een bacheloropleiding in de eerste vier cohorten na de invoering van het studievoorschot, is ongeveer 450.000 studenten groot. Het tienjaarsdiplomarendement circa 72% is in het hbo en 77% in het wo. In totaal zou het dan gaan om afgerond 330.000 studenten met recht op een voucher. In de afgelopen jaren zijn er echter maatregelen genomen met het doel het tienjaarsdiplomarendement te laten stijgen. In mijn eerdergenoemde brief van 12 december 2019 ben ik daarom uitgegaan van een potentiële groep vouchergerechtigden van 355.000 studenten. Het geschatte tienjaarsdiplomarendement daarbij is dan 77% in het hbo en 82% in het wo.
Het budget dat nu in de begroting is gereserveerd voor de vouchers bedraagt € 652 miljoen voor de periode 2022–2035. De huidige voucherwaarde (deze wordt jaarlijks geïndexeerd) is € 2.070. Dit betekent dat het budget voldoende is voor circa 315.000 vouchers.
Ook vragen de leden van de VVD-fractie mij of de vouchers te gebruiken zijn in het buitenland. Het antwoord is ja. Deze inzetbaarheid is niet beperkt tot Europa9. Bij inzet van de voucher aan een buitenlandse instelling geschiedt uitbetaling via de student en dus niet via de instelling.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie mij of studenten met een niet Nederlandse nationaliteit aanspraak kunnen maken op een voucher. Ook vragen zij hoe groot deze groep precies is en welk bedrag specifiek voor deze groep wordt gereserveerd. Alle studenten die zich tussen september 2015 en augustus 2018 voor het eerst hebben ingeschreven voor een voltijd bacheloropleiding, daarvoor voor het eerst aanspraak hebben gemaakt op studiefinanciering voor hoger onderwijs en binnen tien jaar hun hbo-bachelordiploma of wo-bachelor- én masterdiploma hebben gehaald, kunnen vijf tot tien jaar na afstuderen aanspraak maken op een voucher. Dat kunnen ook studenten met een niet Nederlandse nationaliteit zijn. De groep studenten met een niet Nederlandse nationaliteit die mogelijk aanspraak kunnen maken op een voucher bestaat uit 15.000 tot 20.000 personen. Ik reserveer geen bedrag voor een specifieke groep studenten, enkel voor de gehele groep vouchergerechtigden.
De leden van de VVD-fractie vragen mij hoe, zowel de groep studenten die via voorinvesteringen al hebben moeten profiteren van verbeterde onderwijskwaliteit, als de groep die verder gaat profiteren van de vrijgekomen investeringen door het studievoorschot, kunnen merken en volgen dat de gelden ook daadwerkelijk besteed worden aan kwalitatief beter onderwijs in hun eigen instelling. Ook vragen zij mij wanneer ik van mening ben dat er sprake is van een kwalitatieve verbetering van het onderwijs. Daarnaast vragen zij hoe de individuele student kan merken of controleren dat er daadwerkelijk kwalitatieve verbeteringen hebben plaatsgevonden. De leden vragen of dat enkel het geval is wanneer de bestuurlijke afspraken worden nagekomen of dat het daadwerkelijk aantoonbaar moet kunnen zijn voor de individuele student. Tot slot vragen de leden wanneer er sprake is van een aantoonbare verbetering.
Bij het akkoord over het studievoorschot in 2014 stond centraal dat de studievoorschotmiddelen ten goede zouden komen aan de kwaliteit van het onderwijs. Dat was en is nog altijd het belangrijkste doel van de inzet van de studievoorschotmiddelen. Dat is een belofte aan de student die we gestand doen.
Op 5 november 2019 heb ik uw Kamer een brief10 gestuurd met de stand van zaken van de inzet van de studievoorschotmiddelen. In de plannen van instellingen komt in de concrete bestedingen van de middelen duidelijk terug dat de student centraal staat, aangezien in vrijwel alle plannen wordt ingezet op studentbegeleiding omwille van studentenwelzijn en studentsucces. Dat gebeurt bijvoorbeeld door:
– Het inzetten van tutoren, studentpsychologen en het bieden van een betere voorbereiding op de arbeidsmarkt.
– Het aannemen van meer docenten, aandacht voor professionalisering van docenten en het doen van investeringen in de digitale leeromgevingen, studieplekken en ontmoetingsruimtes.
Uit de stand van zaken blijkt dat er een aantal instellingen is waarbij het plan voor de kwaliteitsafspraken nog niet voldoende is uitgewerkt. Zij krijgen de mogelijkheid om een nieuw plan in te dienen. In 2021 moeten de plannen zijn goedgekeurd. Instellingen zullen zich de komende jaren over de concrete voortgang van de plannen verantwoorden in hun jaarverslag. Daarbij krijgt ook de medezeggenschap de gelegenheid om te rapporteren over de voortgang. Studenten hebben in hun eigen instelling ook instemmingsrecht op de investeringen uit het studievoorschot. Ik vind dat daarmee de stem van studenten goed is geborgd.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie mij op welke termijn DUO de adviezen van de Jongerenraad oppakt. De adviezen van de Jongerenraad van DUO op de algemene communicatie over de terugbetalingsregels worden samen met de feedback uit andere klantonderzoeken gebruikt om de bestaande teksten, instrumenten en navigatie van de webpagina’s aan te passen.
Daarnaast gaat DUO ook de ingezette beweging richting meer persoonsgericht innen en het maken van maatwerkafspraken met (oud)studenten met betalingsachterstanden opnemen in haar communicatie naar studenten en debiteuren. Deze aanpassingen worden voor de zomerperiode uitgewerkt en uiterlijk bij de start van de nieuwe inningsperiode (najaar 2020) in gebruik genomen.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen mij waarom ik er bij de raming van de studievoorschotvouchers van uitging dat niet iedereen gebruik zou maken van de studievouchers.
Uitgangspunt bij de raming in 2014 was wel degelijk dat 100% van de vouchergerechtigden gebruik zou maken van de voucher (circa 321.500 gediplomeerden). Daarvoor is een budget gereserveerd van € 643 miljoen in de periode 2022–2035. Dit budget is door loon- en prijsbijstelling gestegen naar € 652 miljoen en de voucherwaarde door indexatie naar € 2.070.
Sinds de Referentieraming 2014 zijn de aantallen studenten in het hoger onderwijs gestegen. In de vier cohorten die het betreft zitten ongeveer 450.000 studenten. Hoeveel daarvan vouchergerechtigd zijn kan pas worden bepaald in 2029. Een van de voorwaarden is dat een student binnen tien jaar na de start van de opleiding zijn diploma behaalt. Voor de brief van 12 december 2019 is op basis van een geraamd tienjaarsdiplomarendement uitgegaan van een potentiële groep vouchergerechtigden van 355.000 studenten. Ik weet niet hoeveel van deze studenten de voucher ook daadwerkelijk gaan gebruiken (dat kan pas in 2036 worden vastgesteld). De uiteindelijke kosten voor de voucher zijn daarvan afhankelijk. De ervaring leert dat de meeste persoonsgebonden regelingen niet 100% worden uitgeput door de doelgroep. Het budget is daarom niet tussendoor bijgesteld.
De leden van het CDA vragen tevens hoe ik het begrotingstechnisch had moeten oplossen als (in theorie) wel iedereen gebruik had gemaakt van de studievoorschotvouchers.
De afspraak tussen het Ministerie van OCW en Ministerie van Financiën is dat de budgetten voor vouchers over de jaren heen worden gemonitord tot en met 2036. Wanneer blijkt dat inderdaad 100% van de gerechtigden de voucher gebruikt zou er dan dekking moeten worden gezocht voor het tekort.
De leden van de CDA-fractie vragen mij tot slot waarom de Minister er op voorhand al van uit gaat dat een kasschuif niet mogelijk is, waardoor zij de motie van het lid Rog cs. moest ontraden.
Op het moment van schrijven van de brief van 12 december 2019, kon geen uitsluitsel over een kasschuif worden gegeven omdat, na overleg met de Minister van Financiën, bleek dat binnen het huidige uitgavenplafond die ruimte er niet is. Ook op de begroting van OCW is een dergelijke kasschuif niet mogelijk zonder de bekostiging van instellingen daarmee te raken. De financiële dekking voor de motie ontbreekt daarmee en daarom is deze conform de budgettaire spelregels ontraden. In het voorjaar worden alle gewenste kasschuiven opnieuw meegewogen in het integrale financiële beeld van het uitgavenkader. Zoals ook opgenomen in de brief kan uitsluitsel over het inpassen van de kasschuif pas in het voorjaar worden gegeven. De Voorjaarsnota wordt door de Minister van Financiën uiterlijk 1 juni 2020 aan de Kamer verzonden. Om in ieder geval tijdig de vouchers uit te kunnen keren, is DUO vanaf januari 2020 wel gestart met gesprekken met instellingen om, in het voorjaar, tot definitieve specificaties te komen voor het bouwen van het vouchersysteem. Na de voorjaarsbesluitvorming kan dan een definitief besluit worden genomen.
Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen mij wat de boodschap van de Minister van Financiën was. De boodschap van de Minister van Financiën was dat er binnen het huidige uitgavenkader geen ruimte is om een dergelijke kasschuif in te passen. Uitsluitsel over de kasschuif kan pas na de voorjaarsbesluitvorming worden gegeven. Dan worden alle financiële gevolgen, beleidswensen en gewenste kasschuiven van alle ministeries in beeld gebracht en wordt hier integraal over besloten.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het kan dat een Kamerwens van onder meer coalitiepartij CDA door een CDA-minister mogelijkerwijs niet wordt ingewilligd. Ook vragen zij of ik kan specificeren waarom «pas in het voorjaar uitsluitsel kan worden gegeven of de benodigde kasschuif om de studievoorschotvouchers aan studenten uit te keren, mogelijk is». Daarnaast vragen zij of ik kan beamen dat een dergelijke kasschuif uitvoeringstechnisch «mogelijk» is, maar met «niet mogelijk» eigenlijk wordt bedoeld dat er in dat geval onvoldoende steun daarvoor is in het kabinet.
Conform de begrotingsregels worden moties waarvoor geen dekking is ontraden. De politieke kleur van een Minister speelt hierin geen rol. Dat is ook de reden dat deze budgettaire spelregels bestaan. De reden dat pas in het voorjaar kan worden aangegeven of een kasschuif mogelijk is, is omdat dat het hoofdbesluitvormingsmoment is voor de begroting en uitgavenkaders. In het voorjaar worden van alle ministeries de financiële gevolgen, wijzigingen op de begroting en gewenste kasschuiven afgewogen tegen het budgettaire kader. De voorjaarsnota wordt door de Minister van Financiën uiterlijk 1 juni 2020 aan de Kamer verzonden. Of de kasschuif uitvoeringstechnisch mogelijk is kan daarom pas worden aangegeven in het voorjaar. Dat de kasschuif niet in de brief van 12 december 2019 kon worden gegarandeerd is een gevolg van de begrotingsregels en dus niet afhankelijk van de steun van het kabinet. Uiteraard is de integrale besluitvorming in het voorjaar wel een keuze van het kabinet waarin zij de belangen van alle wijzigingen bij ministeries afweegt. De Kamer kan hier vervolgens over debatteren bij de behandeling van de Voorjaarsnota in de Tweede Kamer.
De leden van GroenLinks vragen mij tevens naar de betrokkenheid van de studentenorganisaties ISO en LSVb. Eerder refereerde ik al aan het feit dat ik studentvertegenwoordigers over hun standpunten rond de vouchers heb gesproken. Ik ben op de hoogte van de voorkeuren van studentvertegenwoordigers voor wat betreft de studievoorschotvouchers.
Tot slot maken de leden van de GroenLinks-fractie zich zorgen over de inkomenspositie van studenten met pleegouders. Ze melden dat de Minister uiteen zet dat het mogelijk is dat een studerend kind dat in een pleeggezin woont, én geen financiële steun van de ouder(s) krijgt voor zijn of haar studie, vraagt om het inkomen van de ouder(s) buiten beschouwing te laten. De leden vragen of de Minister bereid is dit veel beter onder de aandacht te brengen van studenten met pleegouders. Zo ja, dan vragen de leden op welke wijze de Minister van plan is dit te doen. Zo nee, dan vragen de leden waarom de Minister vindt dat dit niet beter onder de aandacht moet worden gebracht.
Allereerst wil ik benadrukken dat alle studenten (en niet alleen studenten met pleegouders) de mogelijkheid hebben om DUO te vragen het inkomen van de ouder(s) buiten beschouwing te laten, indien er sprake is van bijvoorbeeld het ontbreken van enig contact met de ouder(s) of een ernstig, structureel conflict. Dat laat onverlet dat ik begrip heb voor het verzoek van de GroenLinks-fractie om deze mogelijkheid juist bij deze doelgroep extra onder de aandacht te brengen. Daarom zal de betreffende DUO-procedure binnenkort onder de aandacht gebracht worden van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen en Jeugdzorg Nederland, zodat deze informatie extra onder de aandacht kan komen van studenten in pleeggezinnen. Daarnaast zal DUO onderzoeken hoe ze deze procedure het beste onder de aandacht van studenten kan brengen. DUO zal in ieder geval de betreffende informatie delen met studentdecanen, aangezien zij vaak een adviserende rol spelen bij het proces om te komen tot financiële onafhankelijkheid van de student van zijn wettelijke ouder(s).
Vragen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of de infrastructuur voor het uitkeren van de studievouchers al is opgezet. Er is op dit moment slecht een beperkte geautomatiseerde infrastructuur voor het uitkeren van de studievouchers opgezet bij DUO. Studenten die aan de voorwaarden voor het in aanmerking komen voor een dergelijke voucher voldoen, ontvangen van DUO een brief, waarin wordt aangegeven dat de student in aanmerking komt voor een voucher en op welke termijn deze voucher kan worden ingezet (volgens de bestaande regelgeving vijf jaar na het behalen van het diploma). Dit proces is geautomatiseerd.
Voor het verdere proces is er bij DUO (nog) geen geautomatiseerde infrastructuur opgezet voor het afhandelen van de studievoorschotvouchers.
Ook zijn de leden van de SP-fractie benieuwd op welke wijze oud-studenten worden geattendeerd op het feit dat ze aanspraak kunnen maken op de studievouchers. In de impactanalyse studievoorschotvouchers van 2 september 2019, die is meegezonden met mijn brief van 8 oktober 2019, is aangegeven op welke wijze DUO studenten wil attenderen op het feit dat ze aanspraak kunnen maken op de studievouchers. Het voornemen is om de student op de volgende momenten voor te lichten over de inzet van de voucher:
– Brief recht op voucher;
– Brief vóór de start van de inzet periode;
– Brief vóór het eind van de inzet periode als deze nog niet is ingezet;
Daarnaast is voorzien dat studenten in MijnDUO de informatie omtrent de voucher kunnen inzien.
Tevens vragen de leden van de SP-fractie hoe ervoor gezorgd gaat worden dat medewerkers bij DUO voldoende zijn toegerust om studenten die vragen hebben over de studievoorschotvouchers te woord te staan en van correcte informatie te voorzien. De werkzaamheden van DUO op het terrein van de communicatie zijn opgenomen in het communicatieplan dat DUO heeft opgesteld. In dit communicatieplan is opgenomen dat DUO een opleidingstraject zal opstellen voor medewerkers die klantencontacten onderhouden. Deze medewerkers worden geïnformeerd via opleidingen en via de zogeheten kennisbank (een verzameling van instructies voor medewerkers, die intern online geraadpleegd kan worden). Hierin zullen ook (de processen rond) de vouchers worden opgenomen.
Ook vragen de fractieleden van de SP welke lessen DUO heeft getrokken uit eerdere communicatiefouten vanuit DUO en op welke wijze dit in de toekomst omtrent de studievoorschotvouchers voorkomen gaat worden.
De door de LSVb aangedragen aanbevelingen, voor zover deze op het terrein van de werkzaamheden van DUO liggen, zullen worden overgenomen. Zo wordt bijvoorbeeld de aanbeveling om de informatievoorziening te verbeteren vormgegeven door één centraal opleiding-, en trainingsprogramma voor alle medewerkers te hanteren en één bron te gebruiken voor het delen van instructies en informatie (de «kennisbank»). Daarnaast wordt binnen DUO voortdurend het gesprek gevoerd over de kwaliteit van dienstverlening.
Vragen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister een update kan geven over hoe het staat met de inhuur van dure ZZP'ers voor klussen met betrekking tot informatie- en communicatietechnologie. Tevens vragen zij hoe de Minister gaat voorkomen dat in de toekomst dit soort praktijken nog plaatsvinden en hoe de Minister kan verantwoorden dat publieke middelen op deze manier worden besteed. Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de Minister in de toekomst gaat voorkomen dat er op onderwijs bezuinigd moet worden om (onverwachte) ICT-investeringen bij DUO te kunnen bekostigen.
Per 1 januari 2017 zijn, na een aanbestedingstraject voor ICT-inhuur, raamovereenkomsten gesloten met externe partijen die ICT-personeel kunnen aanbieden. Als DUO behoefte heeft aan ICT-personeel en dit intern niet beschikbaar heeft of niet op korte termijn intern kan opleiden, dan wordt bij die externe partijen een uitvraag gedaan. DUO sluit geen rechtstreekse contracten met ZZP’ers. Als intern ICT-personeel al ontslag neemt met de intentie om zich vervolgens aan te bieden als ZZP’er dan is dat dus niet mogelijk. DUO kent geen recente voorbeelden van intern ICT-personeel dat ontslag genomen heeft om daarna als ZZP’er voor DUO te gaan werken.
Medio 2017 heeft DUO het Programma Externe Inhuur gestart met als doel onder meer het terugdringen van het aantal externen. Daarnaast is in het najaar 2017 een programma opgezet om ICT-medewerkers te werven.
Het is DUO gelukt om het aantal ICT-externen terug te dringen van 464 medio 2017 naar 233 in januari 2020. Dit is onder meer bewerkstelligd door interne mobiliteit (o.a. via ICT-opleidingsklassen), het omzetten van externen naar internen en het binnenhalen van nieuwe medewerkers (o.a. door werving van young potentials). De inhuur van extern ICT-personeel blijft echter noodzakelijk vanwege arbeidsmarktkrapte, tijdelijke klussen en omdat soms specifieke expertise benodigd is. Voor de komende jaren zet DUO in op verdere werving én binding, om de nieuwe mensen voor DUO en/of de Rijksdienst te kunnen behouden. Dit doet DUO onder meer door het stimuleren van interne mobiliteit (o.a. via ICT-opleidingsklassen) en het werven van nieuwe medewerkers waaronder young potentials uit het mbo, hbo en wo.
Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie vragen mij wat ik vind van de inzet van de vouchers ter verlaging van de studieschuld. In de eerdergenoemde Kamerbrief van 12 december jl. heb ik aangegeven dat het uitgangspunt van de voucher is dat deze ingezet kan worden voor het volgen van een geaccrediteerde opleiding of delen daarvan (modulair onderwijs), aan zowel publieke als private instellingen. Ik zie echter ook de wens vanuit de Tweede Kamer om een andere uitwerking van de vouchers. Vandaar ook mijn uitwerking van alternatieve scenario’s.
De leden vragen tevens wat het benodigde budget zou zijn als wel alle studenten een bedrag zouden ontvangen ter hoogte van de huidige waarde van de voucher. Uitgaande van de bijgestelde raming van circa 355.000 gediplomeerden en de huidige voucherwaarde van € 2.070 zou een budget van circa € 735 miljoen benodigd zijn. Er is op dit moment € 652 miljoen beschikbaar voor de vouchers.
Ook vragen de leden of de verlaging van de studieschuld c.q. het uitbetalen van het geldbedrag (zoals beschreven in scenario’s 1 en 2) automatisch zal geschieden of dat studenten hier zelf actie voor zullen moeten ondernemen. Een scenario waarbij DUO het bedrag van de voucher afboekt van de bestaande studieschuld, c.q. het (resterende) bedrag uitbetaalt aan de student, kan voor het overgrote deel van de doelgroep geautomatiseerd geschieden. Alleen als het bedrag aan de student zelf moet worden uitbetaald en DUO niet (meer) beschikt over een actueel rekeningnummer, zal de student deze gegevens moeten verstrekken.
Tevens vragen zij of de Minister nader kan toelichten waarom een kasschuif niet mogelijk is en op welke manier dit na de voorjaarsbesluitvorming wel mogelijk zou zijn. Op het moment van schrijven van de brief (12 december 2019) kon geen uitsluitsel over een kasschuif worden gegeven omdat, na overleg met de Minister van Financiën, bleek dat binnen het huidige uitgavenplafond die ruimte er niet is. Ook op de begroting van OCW is een dergelijke kasschuif niet mogelijk zonder de bekostiging van instellingen daarmee te raken. De financiële dekking voor de motie ontbreekt daarmee en daarom is deze conform de begrotingsregels ontraden. In het voorjaar worden alle gewenste kasschuiven opnieuw meegewogen in het integrale financiële beeld van de uitgavenkaders. Zoals ook opgenomen in de brief kan uitsluitsel over het inpassen van de kasschuif pas in het voorjaar worden gegeven. De voorjaarsnota wordt door de Minister van Financiën uiterlijk 1 juni 2020 aan de Kamer verzonden. Om in ieder geval tijdig de vouchers uit te kunnen keren, is DUO vanaf januari 2020 wel gestart met gesprekken met instellingen om, in het voorjaar, tot definitieve specificaties te komen voor het bouwen van het vouchersysteem.
DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs↩︎
Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 54↩︎
Ibidem↩︎
ISO: Het Interstedelijk Studenten Overleg↩︎
LSVb: De Landelijke Studentenvakbond↩︎
Kamerbrief Studievoorschotvouchers en toezeggingen uit AO over DUO, 12 december 2019, Kamerstuk 24 724, nr. 167.↩︎
Vereniging Hogescholen↩︎
Vereniging van Universiteiten↩︎
Zie ook: WSF 2000, art. 12.15, lid 2, onder c. En: impactanalyse DUO die is meegezonden als bijlage bij Kamerstuk 25 268, nr. 176.↩︎
Kamerbrief over besteding opbrengsten leenstelsel en stand van zaken kwaliteitsafspraken, 5 november 2019, Kamerstuk 31 288, nr. 792.↩︎