[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in Utrecht en Flevoland (Kamerstuk 29697-84)

Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D11539, datum: 2020-03-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D11539).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z03602:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D11539 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de haar brief inzake de oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in Utrecht en Flevoland (Kamerstuk 29 697, nr. 84).

De voorzitter van de commissie,
Diks

De griffier van de commissie,
Nava

Inhoudsopgave Blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II Antwoord/reactie van de Staatssecretaris 4

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering voor de oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in Utrecht en Flevoland. De leden hebben aan de hand van dit voornemen nog vragen en opmerkingen.

Deze leden lezen dat de Algemene Rekenkamer (ARK) aangeeft dat er niet altijd een duidelijke exit-strategie is. Het is dus onduidelijk wanneer overheden stoppen met projecten via de ROM’s te subsidiëren. Ondanks dat de regering aangeeft dat de ROM’s voor onbepaalde duur zijn, vragen zij of er niet moet worden nagedacht over een exit-strategie. Hoe wenselijk het eigenlijk is dat de ROM’s geen tijdshorizon kennen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat voor een kapitaalbehoefte die de capaciteit van de ROM’s ontstijgt, de ROM’s gestimuleerd worden de samenwerking zoeken met collega ROM’s en Invest-NL. De leden vragen wanneer een bedrijf bij een ROM kan aankloppen en vanaf wanneer het dit bij Invest-NL kan doen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de oprichting van ROM’s in Utrecht en Flevoland. Zij zijn positief over de voorgenomen oprichting van twee nieuwe ROM’s, waarmee een land dekkend stelsel van ROM’s verder vorm krijgt.

In haar brief schrijft de Staatssecretaris onder meer dat zij «rekening houdt met de verschillende regionaal economische speerpunten en economische omvang van beide regio’s». Wat kan de Staatssecretaris over elke regio melden ten aanzien van de economische speerpunten en economische omvang? Waar kunnen de nieuwe ROM’s in haar ogen het verschil gaan maken?

De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de nieuw op te richten ROM’s een belangrijke rol zullen vervullen bij de uitvoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Hoopt en/of verwacht de Staatssecretaris dat ook zij medeondertekenaar worden van het recent gesloten Kennis- en Innovatieconvenant? Kan zij een inschatting maken van hoeveel bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) in elk van beide provincies straks kunnen gaan profiteren van de (participatieactiviteiten) van de twee nieuwe ROM’s?

Een van de kerntaken van de ROM’s is acquisitie, waarvoor de Staatssecretaris aan de ROM Regio Utrecht B.V. en het Groeifonds Flevoland B.V. respectievelijk € 1 mln. en € 500.000 subsidie op jaarbasis toekent (periode 2020–2024). Deze leden vragen hoe het acquisitiebeleid van de nieuwe ROM’s gaat aanhaken bij de nationale acquisitiestrategie.

Aangaande Invest-NL lezen de leden van de CDA-fractie dat «(d)e participatieactiviteiten (...) met name gericht (zijn) op het verstrekken van risicodragend vermogen aan startende en innovatieve mkb’ers. Van belang hierbij is een goede samenwerking met Invest-NL» (pagina 2), en «dat (v)oor een kapitaalbehoefte die de capaciteit van de ROM’s ontstijgt (...) de ROM’s (worden) gestimuleerd de samenwerking te zoeken met collega ROM’s en Invest-NL» (pagina 3). Deze leden zijn benieuwd of er afspraken zijn of zullen worden gemaakt tussen de ROM’s en Invest-NL over het ondersteunen van het brede mkb en zo ja, wat die afspraken inhouden.

Ten aanzien van het Groeifonds Flevoland B.V. merken de leden van de CDA-fractie op dat, anders dan bij de meest ROM’s, wordt gekozen voor het werken zonder Raad voor Commissarissen. Zij vragen wie of wat die rol dan op zich neemt.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de ARK, waarin vijf aandachtspunten worden genoemd:

• de onverenigbaarheid van functies;

• het scherper benoemen dat de leden van de investeringscommissies en directieleden niet mee vergaderen en beslissen bij zaken waarbij zij een persoonlijk belang hebben;

• de bevoegd- en verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) om te controleren of subsidies recht- en doelmatig worden besteed;

• de vraag of EZK’s participatie in de nieuwe ROM’s van onbepaalde duur is;

• het belang van duidelijke afspraken omtrent informatievoorziening aan het parlement over de financiële prestaties van revolverende fondsen.

In haar brief licht de Staatssecretaris toe hoe zij met elk van deze aandachtspunten omgaat. Deze leden hebben hier geen op-/aanmerkingen bij. Waar de Staatssecretaris in haar brief niet op ingaat, is de zorg van de ARK over het ontbreken van een bevoegdheid van rekenkamers om ter plaatse onderzoek te doen bij (klein)dochterondernemingen van gezamenlijke overheidsdeelnemingen. Dit terwijl de eigenlijke bedrijfsactiviteiten van veel overheidsdeelnemingen juist in (klein)dochterondernemingen worden uitgevoerd

Op pagina 24 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers schrijft de regering dat «het haar niet is gebleken dat in de huidige praktijk noodzaak bestaat voor een verdere uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden van rekenkamers op dit punt». Echter, de ARK wijst erop dat de voorgenomen oprichting van het Participatiefonds ROM Regio Utrecht BV als een 100% dochteronderneming van ROM Regio Utrecht BV «laat zien dat dergelijke situaties zich wel degelijk voordoen». Gevolg is dat de ARK en decentrale rekenkamers straks niet de bevoegdheid hebben om ter plaatse onderzoek te doen bij deze dochteronderneming, terwijl dáár nu juist het publieke geld wordt uitgegeven. De ARK dringt er daarom op aan dat het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers op dit punt wordt gewijzigd. Is de Staatssecretaris bereid dit dringende advies van de ARK over te nemen, bij de Minister van BZK onder de aandacht te brengen en hierover aan de Kamer te (laten) rapporteren?

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de zogeheten «digitale MKB-werkplaatsen», dit in het licht van het amendement-Amhaouch/Verhoeven over middelen voor Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 18). Met dit amendement komt in 2020 € 500.000 extra beschikbaar om ROM’s een rol te geven bij experimenten ter versterking van digitale MKB-werkplaatsen. De indieners hebben de ROM’s de ruimte gegeven om zelf binnen de grenzen van dit amendement te prioriteren. Deze leden vragen in hoeverre de nieuwe ROM’s ook voor deze extra middelen in aanmerking zullen komen. Dezelfde vraag hebben de zij ook ten aanzien van het amendement Amhaouch/Weverling over extra middelen voor Trade&InnovateNL (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 19): waar landt deze extra 2.000.000 euro?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Deze leden wensen iedereen in de provincie Utrecht en Flevoland en de betrokkenen bij het oprichten van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) veel kracht toe tijdens deze coronacrisis. Zij willen de Staatssecretaris nog enkele vragen stellen.

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris welke gevolgen de afgekondigde maatregelen naar aanleiding van het coronavirus hebben voor voortgang van het oprichten van de ROM’s en de beschikbare financiering van de ROM’s in Utrecht en Flevoland.

De leden van de D66-fractie memoreren dat uit de evaluatie van de ROM’s door onderzoeksbureau Ecorys in 2016 (bijlage bij Kamerstuk 29 697, nr. 23) blijkt dat het voor de ROM’s in andere provincies zoeken is naar de juiste aansturing van de ROM’s. Zo blijkt dat aan de ene kant sturing nodig is vanuit het beleid om succesvol te zijn op de beleidsdoelen, terwijl aan de andere kant ROM’s aangeven beleidsvrijheid nodig te hebben om slagkracht te hebben. Daarom vragen deze leden hoe de aansturing in Utrecht en Flevoland georganiseerd gaat worden om het succes en de slagkracht van de ROM’s te waarborgen.

De leden van de D66-fractie constateren dat het onduidelijk is waar de financiering van de ROM’s besteed gaat worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten of zij voornemens is randvoorwaarden te stellen aan de besteding van de beschikbare financiering, bijvoorbeeld gelijk aan de aandachtsgebieden en randvoorwaarden geformuleerd voor Invest-NL (Kamerstuk 28 165, nr. 320).

De leden van de D66-fractie vragen tot slot in welke ROM's de Staat, na de oprichting van Flevoland en Utrecht, een deelneming heeft en of de Staatssecretaris ook onderzocht heeft wat de kansen van een ROM voor Caribisch Nederland zou kunnen zijn.

II Antwoord / reactie van de Staatssecretaris