Antwoord op vragen van het lid Leijten over het Zwartboek van de Stichting Afkoop Belastingschulden
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D12139, datum: 2020-03-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-2273).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van zaak 2020Z03998:
- Gericht aan: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
- Indiener: R.M. Leijten, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2273
Vragen van het lid Leijten (SP) aan de Staatssecretaris van Financiën over het zwartboek van Stichting Afkoop Belastingschulden (ingezonden 2 maart 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 30 maart 2020).
Vraag 1
Klopt het dat het ministerie op 20 februari 2020 een zwartboek in ontvangst heeft genomen van de Stichting Afkoop Belastingschulden?
Antwoord 1
Het Ministerie van Financiën heeft op 20 februari 2020 het «Rapport over het functioneren van de belastingdienst Rivierenland en het Ministerie van financiën periode 2001–2019» in ontvangst genomen van de Stichting Afkoop Belastingschulden.
Vraag 2
Wat is uw beeld van de geschetste kwesties in het zwartboek?
Antwoord 2
Gelet op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 67 van de Invorderingswet 1990 kunnen geen inhoudelijke mededelingen worden gedaan over individuele zaken.
Vraag 3
Hoe oordeelt u over het feit dat de mensen achter het zwartboek al dik 20 jaar aan het procederen zijn tegen een beslissing van de Belastingdienst?
Antwoord 3
Het staat belanghebbenden vrij om te procederen tegen een beslissing van de Belastingdienst. Het is niet aan mij om daar een oordeel over te hebben. Overigens heeft de Staat ook kort geding procedures gevoerd tegen (de personen achter de) Stichting. Uit de uitspraak van een van deze procedures volgt dat de Stichting veroordeeld is om zijn beschuldigingen van onrechtmatige en strafbare handelingen aan het adres van de Belastingdienst en zijn medewerkers van het internet te verwijderen en verwijderd te houden.1
Vraag 4
Hoe wordt omgegaan met de meldingen in het zwartboek? Kunt u de Kamer op de hoogte houden?
Antwoord 4
De procedures tussen de (personen achter de) Stichting en het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst zijn geëindigd met de inmiddels onherroepelijk geworden gerechtelijke uitspraken. Daarmee zijn de kwesties uit het rapport afgerond.
Vraag 5
Is u bekend of er vergelijkbare langlopende kwesties zijn tussen de Belastingdienst en belastingplichtigen? Bent u bereid hier onderzoek naar te (laten) doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
Er zijn (gerechtelijke) procedures tussen de Belastingdienst en belastingplichtigen die lang lopen. Iedere zaak heeft zijn eigen kenmerken en dynamiek, zodat zaken niet vergelijkbaar zijn. Bovendien zijn er verschillende redenen, waaronder de complexiteit van de zaak en de proceshouding van partijen, waardoor (gerechtelijke) procedures ondanks de daarvoor voorgeschreven termijnen lang kunnen lopen. Een onderzoek acht ik daarom niet zinvol.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de Belastingdienst juridische procedures niet tot in lengte van dagen moet rekken en dat burgers snel duidelijkheid over hun zaak verdienen?
Antwoord 6
Uitgangspunt is dat de Belastingdienst van zijn kant juridische procedures voortvarend ter hand neemt. De Belastingdienst is bij bezwaar- en gerechtelijke procedures gebonden aan wettelijke termijnen. Ondanks deze wettelijke termijnen kan om uiteenlopende redenen niet altijd worden voorkomen, dat een (gerechtelijke) procedure meer tijd kost dan gewenst is. Zo nodig houdt de rechter met de doorlooptijd van een procedure onder meer rekening bij de proceskostenvergoeding en eventuele toekenning van immateriële schadevergoeding.
ECLI:NL:RBGEL:2014:5589↩︎