[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Bedrijfslevenbeleid

Bedrijfslevenbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D12603, datum: 2020-04-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D12603).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2019Z21775:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2020D12603 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brieven Invest-NL: staatssteungoedkeuring Europese Commissie (Kamerstuk 35 123, nr. 33), Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (Kamerstuk 26 485, nr. 313), Rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030 (Kamerstuk 34 682, nr. 31), Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven (Kamerstuk 32 637, nr. 388), Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) (Kamerstuk 26 485, nr. 320), Reactie op het verzoek van het lid Futselaar, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 28 november 2019, over het aangekondigde massaontslag bij Tata Steel (Kamerstuk 29 826, nr. 121), Nederlandse Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) rapport (Kamerstuk 32 852, nr. 110), Start Invest-NL (Kamerstuk 35 123, nrs. 34 en 35), Aanvullende Overeenkomst en investeringsbedragen Invest-NL (Kamerstuk 28 165, nr. 320) en CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers (Kamerstuk 30 573, nr. 179).

De voorzitter van de commissie,
Diks

De griffier van de commissie,
Nava

Inhoudsopgave blz.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
II Antwoord/Reactie van de Minister en de Staatssecretaris 18

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Invest-NL: staatssteungoedkeuring Europese Commissie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de correspondentie rondom Invest-NL en zijn blij dat de Minister nogmaals onderstreept dat er geen ondergrens van 5 miljoen euro is voor bedrijven die financiering zoeken bij Invest-NL.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de inzet van de Staatssecretaris met betrekking tot Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Deze leden vragen naar de ontwikkelingen op dit vlak. Hoe vaak wordt bijvoorbeeld de IMVO-scanner gebruikt? Op basis waarvan wordt besloten of grondstoffen risico’s hebben voor Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI)? Kan de Staatssecretaris hier voorbeelden van geven? Kan de Staatssecretaris ook toelichten op basis van welke criteria wordt besloten of grondstoffen een risico vormen voor MVI? Hoe verhouden bijvoorbeeld fossiele grondstoffen zich tot MVI? Kan de Staatssecretaris toelichten dat er bij de naleving van MVO criteria rekening wordt gehouden met de (administratieve) lasten voor het bedrijfsleven? Kan zij hierbij ook toelichten hoe zij rekening houdt met de (administratieve) lasten voor het bedrijfsleven?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de ontwikkelingen op het gebied van IMVO. Zij hebben verder nog enkele vragen over de brief van de Staatssecretaris over het IMVO-beleid. Deze leden wijzen op het feit dat het Nederlandse bedrijfsleven in internationale vergelijkingen bijzonder maatschappelijk verantwoord opereert op het internationale vlak, mede als gevolg van het succes van de IMVO-convenanten. Deelt de Staatssecretaris deze observatie? Zo ja, hoe beoordeelt zij in dat licht het over de afgelopen jaren gevoerde beleid van IMVO-convenanten? Is zij voornemens om ook in de komende jaren in te zetten op de dialoog met bedrijven en het uitlichten van goede voorbeelden?

In aanvulling op bovenstaande vragen hebben de leden van de VVD-fractie eveneens enkele vragen over het gebruik van een IMVO-kader bij alle EZK-instrumenten. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe in dit verband zij een proportioneel gebruik van dit kader ziet? Is zij voornemens om hierbij rekening te houden met de omvang van de betrokken bedrijven? Deelt zij verder de mening van de voorgenoemde leden dat het voorkomen van afschrikking voor bedrijven als gevolg van een IMVO-kader niet alleen een leidend principe zou moeten zijn bij het beoordelen van verzoeken om gebruik te maken van het EZK-instrumentarium, maar ook leidend zou moeten zijn bij het algehele IMVO-beleid?

Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken van de evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven. Zij vragen wanneer zij de resultaten van het evaluatieonderzoek kunnen verwachten en hoe de Staatssecretaris het verdere proces nu voor zich ziet.

Aanvullende Overeenkomst en investeringsbedragen Invest-NL

De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 11 van de aanvullende overeenkomst dat deze kan worden geactualiseerd. Kunnen er andere redenen zijn om de aanvullende overeenkomst en investeringsbedragen betreffende Invest-NL te wijzigen, bijvoorbeeld wanneer er op basis van nieuwe inzichten de huidige investeringsdomeinen aanpassing behoeven? Of wordt in dat geval te zijner tijd een nieuwe aanvullende overeenkomst gesloten? Welke redenen zouden ertoe kunnen leiden dat er een wijziging van de huidige aanvullende overeenkomst – of een nieuwe aanvullende overeenkomst – nodig is?

CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers. Zij vragen of de Staatssecretaris concreet uiteen kan zetten hoe het kabinet actief internationale kenniswerkers aantrekt in de sectoren technologie en ICT. Waar ligt het aan dat, in vergelijking met de andere landen uit het onderzoek, Nederland zo weinig technisch geschoolde kenniswerkers aantrekt? Wat zijn de lessen die we kunnen leren van andere landen die wel veel van deze kenniswerkers aantrekken? Is de Staatssecretaris bereid deze lessen toe te passen in Nederland?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Invest-NL: staatssteungoedkeuring Europese Commissie

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie op grond van de Europese staatssteunregels goedkeuring heeft verleend voor de voorgenomen oprichting van en kapitaalstorting in Invest-NL. In dit licht zijn deze leden benieuwd of Invest-NL een rol kan spelen bij het ondersteunen van ondernemingen die als gevolg van de coronacrisis in moeilijkheden zijn geraakt. Ziet de Minister hier mogelijkheden en is hij bereid deze te onderzoeken, bijvoorbeeld onder welke criteria dit wel of niet zou kunnen?

Daarnaast merken de leden van de CDA-fractie op dat er in het Noodpakket banen en economie vanwege de coronacrisis geen specifieke regeling voor start- en scale-ups is opgenomen. Deze jonge bedrijven hebben vaak geen bancaire financiering. Zouden de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) hier samen met Invest-NL wellicht een rol kunnen spelen en/of krijgen? Is de Minister het met deze leden eens dat Invest-NL in cofinanciering met de ROM’s juist nu voor start- en scaleups van betekenis kan zijn? Is hij bereid dit bij Invest-NL en de ROM’s onder de aandacht te brengen?

Rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030»

De leden van de CDA-fractie onderschrijven dat voldoende ruimte voor economische activiteiten cruciaal is voor de bijdrage aan het duurzaam economisch groeipotentieel, maar wijzen er ook op dat de beschikbare, schaarse ruimte slim moet worden benut.

De conclusies uit het rapport Ruimte voor economische activiteit tot 2030, een verkenning van de ruimtevraag naar bedrijventerreinen en kantoren, zijn het resultaat van een «behoefteraming». Deze leden zijn benieuwd hoe de naar verwachting groeiende behoeftes aan bedrijventerreinen en werklocaties in de periode 2018–2030 zich verhouden tot de daadwerkelijke beschikbare ruimte hiervoor. Kan met (de huidige wijze van) ons ruimtegebruik in deze behoeften worden voorzien? Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Amhaouch/Bruins over de verdozing van het landschap (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 43)?

In dit verband willen de leden van de CDA-fractie ook graag van de Minister vernemen hoe het kabinet binnen het vastgestelde acquisitiebeleid ruimte reserveert voor bedrijven die Nederland wil aantrekken.

Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven

De leden van de CDA-fractie lezen dat de gemiddelde betaaltermijn tussen ondernemingen in de afgelopen jaren licht is afgenomen, maar dat «ditzelfde kan niet gezegd worden over de betalingen aan het mkb». De Staatssecretaris schrijft dat deze termijnen geen verbetering vertonen «ondanks de maximering van de toelaatbare betaaltermijnen op 60 dagen voor betalingen van grote bedrijven aan het mkb per 1 juli 2017».

Deze leden delen de zorg van de Staatssecretaris dat dit een verkeerde tendens is, die een aanscherping van de wettelijk betaaltermijn tot 30 dagen in hun ogen noodzakelijk maakt. Alvorens hiertoe een wetwijziging voor te bereiden, heeft de Staatssecretaris aangegeven eerst de Wet betaaltermijnen grote bedrijven te willen evalueren. De resultaten verwachtte zij kort na de jaarwisseling 2019–2020 naar de Kamer te kunnen sturen, echter deze leden kunnen zich niet herinneren deze reeds te hebben ontvangen. Wanneer mogen zij de resultaten verwachten en op welke termijn kan, conform de aangenomen motie-Wörsdörfer/Amhaouch (Kamerstuk 32 637, nr. 363), een betaaltermijn van 30 dagen de wettelijke norm worden? Wat hen betreft gebeurt dit zo spoedig mogelijk, omdat een snellere betaaltermijn in hun ogen kan bijdragen aan de liquiditeitspositie van (mkb-)ondernemingen die nu zwaar worden getroffen door de coronacrisis. Is de Staatssecretaris dat met de leden van de CDA-fractie eens? Is zij bereid om haast te maken op dit dossier en een wetswijziging prioritair te verklaren? Is de Staatssecretaris daarnaast bereid om samen met de ministers van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te kijken naar mogelijkheden tot het nog sneller betalen van facturen door de overheid aan het bedrijfsleven?

Reactie op het verzoek van het lid Futselaar, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 28 november 2019, over het aangekondigde massaontslag bij Tata Steel

De leden van de CDA-fractie merken op dat de brief van de Minister over het aangekondigde massaontslag bij Tata Steel dateert van 19 december 2019. Op dat moment stelde de directie van Tata Steel Europe herziene plannen op, die door de Europese Ondernemingsraad en Tata Steel Nederland moesten worden beoordeeld. De Minister schrijft dat vervolgacties vanuit zijn ministerie afhankelijk zijn van de ontwikkelingen bij Tata Steel. Deze leden vragen naar de laatste stand van zaken hieromtrent en eventuele ondersteuningsacties van het kabinet.

Start Invest-NL

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg over de Start Invest-NL.

In antwoord op vragen 7, 8 en 9 schrijft de Minister: «In recent overleg heeft Invest-NL mij bovendien bevestigd dat het opzetten of financieren (met marktpartijen) van fondsen van waaruit het mkb ook voor kleinere bedragen wordt gefinancierd, tot de mogelijkheden behoort. Invest-NL heeft mij onlangs aangegeven gesprekken met marktpartijen en fondsen hierover te zijn gestart». Kan de Minister delen wat de uitkomst van deze gesprekken is geweest? Worden onder «marktpartijen» ook partijen als provinciale of regionale fondsen op het gebied van energie, innovatie et cetera bedoeld? Is Invest-NL bereid om in deze fondsen te participeren binnen de criteria die zijn opgezet?

In antwoord op vragen 11 en 12 schrijft de Minister dat Invest-NL «een professioneel en hoogwaardig management» vereist van het project of bedrijf waarin het investeert. Wat wordt precies verstaan onder «hoogwaardig management»?

In antwoord op vragen 13, 14, 15, 16 en 17 schrijft de Minister: «Op dit moment wordt van meer dan 50 proposities actief onderzocht of zij in aanmerking komen voor financiering. Hiervan behoort 90% tot het mkb, en betreffen de overige situaties voor 80% financieringsaanvragen van fondsen die gericht zijn op investeringen in innovatief mkb. In de ontwikkeltak wordt van meer dan 100 generieke en specifieke projecten onderzocht welke ondersteuning Invest-NL kan bieden om financieringsknelpunten weg te nemen. De projecten die binnen de focusdomeinen worden opgepakt bevatten grotendeels gebieden waar het mkb onderdeel vanuit maakt». Het doet de leden van de CDA-fractie deugd in deze proposities en projecten een hoog aandeel mkb terug te zien en zij hopen dat dit zich voortzet. Kan de Minister nogmaals concreet aangeven welke acties in de afgelopen drie maanden zijn ondernomen en welke (nieuwe) overeenkomsten met partners zijn gesloten om te expliciteren dat er geen ondergrens van 5 miljoen euro is in de doelstellingen van Invest-NL?

CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers

De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de Rapportage Internationale Kenniswerkers blijkt dat Nederland relatief weinig technisch geschoolde kenniswerkers aantrekt in vergelijking met de 13 concurrerende Europese landen. Het kabinet onderneemt verschillende acties om het vestigingsklimaat voor internationale kenniswerkers te versterken en internationaal te positioneren, met name op het terrein van toegangs-en verblijfsregelingen en informatievoorziening. Waarin verschilt het Nederlandse vestigingsbeleid en -klimaat nu van dat in andere Europese landen? Wat maakt dat andere landen succesvoller zijn in het aantrekken en vasthouden van technisch geschoolde kenniswerkers en wat kan Nederland van de buitenlandse aanpak leren? Gelet op het feit dat talent zowel een belangrijke pijler als voorwaarde is voor de Nederlandse groeistrategie op lange termijn, vragen deze leden wat Nederland nog meer kan doen? Is de Minister bereid om nieuw of aanvullend beleid te ontwikkelen om de behoefte aan kenniswerkers ook naar de toekomst toe veilig te stellen?

Overig

De leden van de CDA-fractie merken op dat recent het bedrijf Apollo Vredestein heeft aangekondigd dat in Enschede 750 banen zullen verdwijnen. Tegelijkertijd opent het bedrijf in Hongarije een nieuwe fabriek, waarvoor de Hongaarse overheid bijna 100 miljoen euro subsidie heeft verstrekt die de Europese Commissie niet als staatssteun heeft beschouwd en de facto heeft goedgekeurd. Deze leden maken zich zorgen over de grote negatieve gevolgen van dit massaontslag voor Enschede en de regio Twente. Is de Minister en/of de Staatssecretaris bereid om deze kwestie bij hun Europese collega’s aan de orde te stellen, in het bijzonder de gevolgen en omstandigheden van het staatssteunbesluit en de medeverantwoordelijkheid van de Europese Unie voor het vinden van een oplossing voor Enschede ten behoeve van behoud van werkgelegenheid? Zo ja, zouden zij de Kamer hierover per brief willen informeren?

Tot slot zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd naar de uitvoering van motie-Amhaouch/Wiersma over een onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 42). Wanneer kan de Kamer dat onderzoek verwachten? Is de Minister bereid om, in het licht van de coronacrisis, aanvullend op deze motie te laten onderzoeken hoe de Nederlandse maakindustrie en haar ketens in de huidige tijd functioneren en waar de zwak- en afhankelijkheden van derden zitten? Is de Minister ook bereid om de rol van de Nederlandse maakindustrie ten tijde van crisissituaties te onderzoeken teneinde de veiligheid, gezondheid en voedselvoorziening te borgen? Meer in het bijzonder, hoe kan worden gekomen tot een governancestructuur om deze kritische bedrijven proactief te informeren en te laten participeren, vrijwillig en/of met aanwijzing? Is bekend welke de kritische bedrijven zijn die hier een belangrijke rol kunnen spelen in het voorzien van grondstoffen, materialen en fabricage? Wat betekent het bovenstaande voor de «reshoring» van maakbedrijven terug naar Nederland en/of Europa?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven van de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat die zijn geagendeerd voor het schriftelijk overleg Bedrijfslevenbeleid. Deze leden willen de bewindspersonen nog enkele vragen stellen.

Start Invest-NL

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat Invest-NL van start is gegaan. Zij benadrukken opnieuw dat de ontwikkeling van start-ups en scale-ups belangrijk is en zijn daarom enthousiast dat Invest-NL de financiering van scale-ups als prioriteit heeft aangemerkt. Deze leden vragen de Minister naar de contacten en de activiteiten van Invest-NL om start-ups en scale-ups actief te bereiken en bij te dragen aan de investeringsplannen.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris naar het IMVO-beleid. Uit haar brief van 2 juli 2019 blijkt dat EZK diverse middelen inzet om (I)MVO te stimuleren in het bedrijfsleven, te weten de Transparantiebenchmark, Kristalprijs, MVI en de grondstoffenscanner. Uit haar brief van 19 december 2019 blijkt dat de Staatssecretaris onderzoekt hoe (I)MVO-kaders ook kunnen worden toegevoegd aan delen van de 200 EZK-instrumenten en -regelingen. Deze leden vragen hoe de huidige middelen om (I)MVO te stimuleren worden ontvangen door de bedrijven. Kunnen er lessen getrokken worden uit de ervaringen met de huidige instrumenten voor de uitrol van (I)MVO aan andere instrumenten en regelingen?

Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de cijfers over de gerealiseerde betaaltermijnen van grote bedrijven aan het mkb. Deze leden hechten eraan dat mkb-ondernemers tijdig worden betaald. Bij late betalingen hebben zij minder liquide middelen. Dat kan de mkb’ers schaden doordat ze bijvoorbeeld te weinig kasgeld hebben of investeringen moeten uitstellen. De voorgenoemde leden vragen de Staatssecretaris naar de stand van zaken van het evaluatieonderzoek van de Wet betaaltermijnen grote bedrijven en de implicaties van dit evaluatieonderzoek voor de wetgeving en flankerend beleid. In de brief over de stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven» wordt aangegeven dat deze evaluatie rond januari 2020 gereed zal zijn. Deze leden vragen op welke termijn deze evaluatie verwacht wordt en wanneer zij het wetsvoorstel bij de Kamer zal indienen.

CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de CBS-rapportage en betreuren het dat voor het overgrote deel van internationale kennismigranten Nederland niet de eerste keuze is, terwijl met name de vraag naar technisch opgeleid personeel het aanbod op de Nederlandse arbeidsmarkt sterk overschrijdt. Deze leden vragen de Staatssecretaris in welke sectoren de huidige internationale kennismigranten werkzaam zijn. Tevens vragen zij of de genoemde toegangs- en verblijfsregelingen afdoende zijn om kenniswerkers van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) aan te trekken of dat uitbreiding – inclusief evaluatie van de voor- en nadelen van uitbreiding – noodzakelijk zijn.

Coronacrisis

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich net als de Staatssecretaris grote zorgen over kleine en middelgrote ondernemers. Deze ondernemers worden onevenredig hard getroffen door de coronacrisis, maar zijn ook in veel gevallen een oplossing. Denk hierbij aan de eigen (nationale) productie van medische hulpmiddelen, beademingsapparaten, beschermingsmateriaal en testkits. Deze leden steunen daarnaast de oproep van de Staatssecretaris om juist bij lokale ondernemers inkopen te doen. Het kabinet neemt goede maatregelen. Toch hebben deze leden verschillende berichten gekregen dat enkele groepen uitgesloten lijken. Daarom enkele vragen en opmerkingen van deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat getroffen ondernemers gebruik kunnen maken van een Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS). Veel ondernemers keken ook erg uit naar de uitwerking van deze maatregel. Helaas werden velen afgelopen dagen teleurgesteld omdat de regeling niet op hen van toepassing blijkt te zijn, terwijl zij wel schade ondervinden. Inmiddels heeft het kabinet de regeling dan ook al uitgebreid. Maar deze leden zien nu al weer een groep die uitgesloten is van deze regeling, terwijl zij direct of indirect wel schade ondervinden van overheidsbeleid. Denk hierbij aan yoga- en pilatesscholen (SBI-86919), massagepraktijken (SBI-86812), paragliding-scholen (SBI-85519), de kleine ondernemers in de filmindustrie (onder andere SBI-5912), schippers en hostesses van de pleziervaart (SBI-5030, 7734 of 5222), de ontwerper die op afgelaste markten zijn werk verkoopt (SBI-1629), tatoeëerders, hondenuitlaters en hondenpensions die vaak als agrarisch bedrijf zijn ingeschreven. Hierover hebben deze leden enkele vragen.

Hoe heeft het kabinet in eerste instantie de sectoren die schade ondervinden vastgesteld? Welke argumenten werden hiervoor gebuikt? Waarom koos het kabinet er uiteindelijk toch voor de regeling uit te breiden? Zijn de bewindspersonen het met deze leden eens dat er nu niet te overzien is wie wel en niet geraakt zal worden door de coronacrisis? Is bij het vormgeven van TOGS gekeken naar andere noodmaatregelingen, zoals de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) waarbij gekeken wordt naar het omzetverlies in plaats van een SBI-code? Wanneer er sprake is van een minimaal 20% omzetverlies kan men aanspraak maken op deze regeling. De leden van de GroenLinks-fractie zien ook dat veel van de getroffen ondernemers innovatieve startups zijn. Wat doet het kabinet om deze specifieke groep te beschermen?

De leden van de GroenLinks-fractie zien aan de andere kant ook dat de beoefening van enkele beroepen is verboden waarvan de sector zelf denkt dat dit nu juist wel binnen de huidige regelgeving kan. Denk hierbij aan motorrijscholen, waarbij leerling en instructeur altijd met twee verschillende voertuigen onderweg zijn en met gemak 1,5 meter afstand kunnen houden. Wat is de reden dat het kabinet motorrijlessen verboden heeft terwijl deze ondernemers wel zouden kunnen overleven als dit niet het geval zou zijn?

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen heel goed dat het lastig is om in sneltreinvaart een volledig goed werkende regeling uit de grond te stampen. Deze leden denken daarom graag mee en geven wat aandachtspunten waar rekening mee gehouden kan worden bij de uitwerking. Ondernemers blijken in de praktijk soms problemen te ondervinden bij het aanvragen van de middelen uit de TOGS. Het gaat hierbij voornamelijk om ondernemers die ogenschijnlijk vanuit huis werken en dus op het eerste gezicht minder kosten zouden hebben. Veel ondernemers zijn wel bij de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven op hun woonadres, maar werken om allerhande redenen buiten de deur, bijvoorbeeld als autorijschoolinstructeurs die nu geen les kunnen geven maar wel verzekerings- en leasekosten hebben voor hun lesauto. Dit blijkt een bottleneck voor de aanvragen van deze ondernemers. Dit geldt ook voor ondernemers waarvan de werkruimte zakelijk gefinancierd is maar wel op het woonperceel staat, zoals bij veel fysiotherapeuten. Kunnen de bewindspersonen aangeven of zij in deze korte tijd nog meer praktische bezwaren tegen zijn gekomen en hoe zij met deze en de genoemde belemmeringen omgaan?

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ook grote zorgen over nog een andere groep die buiten de boot dreigt te vallen, te weten ondernemers die al voornemens waren om hun bedrijfsvoering op te heffen. Binnen de regelingen die nu worden opgetuigd lijkt er geen rekening gehouden te worden met type situatie van deze ondernemers. Denk hierbij aan kleine zelfstandigen zonder omvangrijke solvabiliteit, die nu reflecteren op een onzekere toekomst en bedenken dat ze toch maar weer wat anders gaan doen. Ook ondernemers op leeftijd die (vervroegd) gaan pensioneren worden onevenredig hard getroffen door deze crisis. Voor deze groep geldt dat 1) de bankrelatie soms al is opgezegd met ingangsdatum dit jaar, 2) er voor wat betreft crisismaatregelen geen toetsbare «levensvatbaarheid» meer is en 3) er geen mogelijkheid bestaat om huidige investeringen op een later moment (deels) te compenseren. Hoe gaat het kabinet rekening houden met deze groep ondernemers? Heeft het kabinet een berekening gedaan, waarbij het een vergelijking heeft gemaakt tussen enerzijds de kosten van het nu ruimhartig compenseren met een «financiële uitgeleide» van deze groep ondernemers waardoor zij hun bedrijf op korte termijn waardig kunnen stopzetten en anderzijds de kosten van het behouden van overheidssteun tot na de crisis en wanneer deze ondernemers dan alsnog hun bedrijf gaan beëindigen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook hoe het staat met het in de praktijk brengen van andere regelingen, zoals de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) of de onderlinge besluitvorming van ondernemers over fondsen gebaseerd op de Wet op de bedrijveninvesteringszones (Wet BIZ), financiering vanuit de opbrengsten van de reclamebelasting en de OZB-fondsen. Kan hierop worden ingegaan?

Er zijn verschillende signalen zowel vanuit het bedrijfsleven als het bancaire wezen dat het beschikbaar stellen van extra liquiditeit binnen de BMKB traag verloopt. Kan er ingegaan worden op de huidige stand van zaken met betrekking tot het operationele vermogen van banken om BMBK-kredietaanvragen te verwerken. Ook vragen deze leden op welke manier de staatsecretaris dit operationele vermogen kan bevorderen. Er wordt in verschillende media bijvoorbeeld gesuggereerd dat een sectoraanpak sneller en daarmee beter zou werken dan een bedrijfsspecifieke aanpak. Kan worden ingegaan op de voor- een nadelen van beide manieren? Op dit punt vragen de leden van de GroenLinks-fractie de Staatssecretaris tenslotte in te gaan op overige uitdagingen die de uitvoering van de verruimde BMKB-regeling parten spelen en de stappen die zij zet om deze te adresseren.

Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het kabinet het te billijken vindt dat er in deze buitengewone omstandigheden een provisie geldt van 3.9% die soms op kan lopen tot 3.500 euro aan extra kosten per individueel krediet. Welke stappen heeft het kabinet reeds gezet en is het kabinet op korte termijn bereid te zetten om hier ondernemers in te ondersteunen in plaats van te dwarsbomen?

Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie of, in het contact met banken en andere financiële instellingen, het kabinet overweegt om de mogelijkheid te benutten om de revisierente voor de afkoop van lijfrente tot nader orde op te schorten. Vele middenstanders die door de coronacrisis in de problemen zijn gekomen moeten namelijk hun spaarcenten aanspreken om rond te kunnen komen. Dit doen zij onder andere door het afkopen van lijfrentes die eigenlijk als oudedagsreserve waren bedoeld. De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het kabinet doet om te voorkomen dat deze ondernemers tweemaal gestraft worden.

De leden van de GroenLinksfractie vragen of de Staatssecretaris inzicht heeft in de tarieven die banken op dit moment voor BMKB-coronaluik-kredieten rekenen. In hoeverre zijn die marktconform gegeven het relatief lagere risico dat banken lopen door de overheidsgarantie? Is het onderdeel van het gesprek met banken om de billijkheid van die tarieven in de gaten te houden? Als laatste wat betreft de BMKB, brengen deze leden onder de aandacht dat zij horen dat diverse banken weigeren nieuwe relaties met MKB-bedrijven aan te gaan of heel erg strenge eisen stellen. Veel gezonde bedrijven hadden nog geen kredietrelatie, maar hebben deze door de uitzonderlijke situatie wel nodig. Bedrijven hebben hierdoor geen toegang tot de middelen van de BMKB. Wat doet het kabinet om deze normaliter gezonde bedrijven te steunen?

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

Tevens wensen de leden van de GroenLinks-fractie ook aandacht te besteden aan enkele andere zaken die nu niet de hoogste prioriteit hebben, maar wel al lang op de agenda stonden en belangrijk zijn voor een duurzaam herstel uit deze wereldwijde crisis. Als eerste internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Het ministerie laat al sinds 2004 de Transparantiebenchmark uitvoeren. Deze leden begrijpen dat het aandeel grote bedrijven dat de OESO-richtlijnen onderschrijft schommelt al jaren rond de 30 procent en uit de Transparantiebenchmark 2019 blijkt zelfs dat slechts 22 procent van de grootste bedrijven in Nederland zegt zich te houden aan de OESO-richtlijnen. De helft van de onderzochte bedrijven deed helemaal niets aan hun maatschappelijke verslaggeving. Wat vindt de Staatssecretaris van deze scores? Het beleidsdoel is dat 90 procent van de grote bedrijven in 2023 deze richtlijnen onderschrijft. Wat kan het ministerie doen om er voor te zorgen dat dit doel behaald wordt?

Deze leden zijn blij dat de Staatssecretaris MVO-voorwaarden invoert bij innovatiemissies. Kan de Staatssecretaris een tijdslijn schetsen voor de invoering van vergelijkbare voorwaarden bij andere EZK-instrumenten? In hoeverre is het voor een deel van de regelingen mogelijk om dit vanaf 2021 te doen? Gezien de blijvend slechte resultaten in de Transparantiebenchmark, kan de Staatssecretaris toezeggen dat het onderschrijven van de OESO-richtlijnen een voorwaarde wordt voor het ontvangen van financiering?

Start Invest-NL

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat Invest-NL sinds januari in werking is, maar de uitvoering van de motie Moorlag/Van der Lee over het borgen van het publiek belang (Kamerstuk 35 123, nr. 25) lijkt op zich te laten wachten. Het MVO-beleid van Invest-NL refereert niet aan de MVO-normen waarvan de overheid verwacht dat bedrijven ze naleven, de OESO-richtlijnen. Kan de Minister bevestigen dat Invest-NL de OESO-richtlijnen naleeft?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Coronacrisis

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda betreffende zaken aangaande het bedrijfslevenbeleid. Dit overleg kan alleen in het licht worden gezien van de enorme problemen die de coronacrisis voor de economie met zich meebrengt. Deze leden zijn zich er van bewust dat wij in de coronacrisis te maken met een ongekende situatie die Nederlandse bedrijven voor enorme uitdagingen stelt. Voor de leden van de SP-fractie is het van het grootste belang dat zoveel mogelijk werkgelegenheid behouden blijft en de continuïteit van zoveel mogelijk bedrijven kan worden geborgd. Deze leden steunen de insteek van het kabinet om middels een breed steunpakket de economie zoveel mogelijk draaiende te houden tijdens de crisis, en verwijzen daarvoor verder naar de bijdrage bij de behandeling van de begrotingswijzigingen. Zij begrijpen ook dat het kabinet in de korte tijd een veelvoud aan regelingen heeft moeten opstellen, maar verbazen zich tegelijk over de snelheid en omvang van wijzigingen.

De leden van de SP-fractie zouden willen vragen wat nu precies de redenering was om oorspronkelijk een groot deel van de «non-food retail» uit te sluiten van de TOGS. Daarnaast zijn deze leden benieuwd waarom het kabinet daarop besloot om binnen 48 uur de regeling aan te passen en te verbeden, een stap die de leden overigens verwelkomen. Deze leden constateren echter dat er verschillende economische sectoren lijken te zijn die buiten de boot dreigen te vallen ondanks de verliezen die zij op dit moment lijden.

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat ook na de uitbreiding van de TOGS-regeling met een serie SBI-codes in de «non-food retail», er nog altijd ondernemingen zijn die getroffen worden door de crisismaatregelen maar geen gebruik kunnen maken van de regeling. Zo wijzen deze leden er -puur als voorbeeld- op dat buiten de regeling valt SBI-code 85.51.9 (overig sport en recreatieonderwijs). Hieronder vallen onder andere yoga-instituten die in deze omstandigheden ook niet op normale wijze kunnen functioneren. Is het kabinet bereid op zijn minst voor specifieke groepen -ook wanneer zij geen eigen bedrijfsruimte hebben maar deze bijvoorbeeld huren- een uitzondering te maken?

Een andere groep die doorgaans geen bedrijfsruimte heeft maar wel hoge vaste lasten heeft is die van taxichauffeurs. Het kabinet heeft opgeroepen terughoudend te zijn met taxivervoer, maar de taxiverzekering en kosten voor het voertuig (vaak in leaseconstructie) lopen gewoon door. In een vergelijkbare situatie zitten de rijschoolhouders: geen bedrijfspand, maar wel hoge vaste lasten door onder andere het wagenpark. Ziet het kabinet in deze omstandigheden geen reden om ook deze groepen onder de TOGS te laten vallen?

Een verdere groep met problemen is die van de marktkooplui. Ook zij hebben geen bedrijfspand zien om begrijpelijke redenen hun inkomsten teruglopen of zelfs geheel verdwijnen in het geval van gesloten markten. Tegelijkertijd moeten zij moeten wel marktgeld blijven betalen, al krijgen ze uitstel omdat het een vorm van gemeentelijke belastingen betreft. Hun inkomsten vallen dus weg, maar de kosten blijven, ook na uitstel. De leden vragen de Staatssecretaris of zij de billijkheid erkent van een regeling voor deze groep.

De leden constateren dat de culturele sector in het bijzonder zeer hard getroffen is door de maatregelen. Voor veel zelfstandigen en productiebedrijven zijn de inkomsten geheel weggevallen. De leden herinneren de Staatssecretaris aan de oude regeling werk en inkomsten kunstenaars, zoals deze vroeger bestond en die bijverdiensten mogelijk maakt die aan het eind van het jaar verrekend worden met de uitkering. Is de Staatssecretaris bereid om met de ministers van Sociale Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te bezien of een dergelijke regeling tijdelijk kan worden opengezet?

Daarnaast zijn er op dit moment grote verliezen voor wat betreft afgezegde theatervoorstellingen of festivals. Hiervoor zijn vaak al grote investeringen gedaan. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om door middel van een steunfonds te voorkomen dat we ook hier faillissementen gaan zien, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Als het gaat om de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo-regeling) merken de leden op dat er verschillende groepen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) zijn, bijvoorbeeld de Gerechtstolken/vertalers, die mede vanwege de aard van hun werkzaamheden vaak niet aan de vereiste urennorm voldoen omdat de reiskostenvergoeding die bij hun werk hoort een substantieel deel van hun inkomen is, maar wel in financiële moeilijkheden komen. De leden vragen of het mogelijk is -al is het maar voor specifieke groepen- om af te wijken van deze norm.

Daarnaast ontvangen de leden van SP-fractie signalen van problemen bij grensoverschrijdend werk. Bijvoorbeeld een zzp’er met Nederlandse nationaliteit die in Nederland werkt maar net over de grens met België woont. Deze kan voor een vergoeding noch bij een Nederlandse gemeente terecht, want daar niet woonachtig, noch bij de Belgische overheid, want geen verlies van arbeidsuren en inkomsten in België. Ziet de staatsecretaris mogelijkheden voor dit soort gevallen?

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris te reageren op de uitspraken van de topman van Rabobank, die erop wijst dat de verruimde BMKB-regeling als nadeel heeft dat banken nu elk bedrijf individueel moeten beoordelen, wat tijdrovend is. Deze leden zouden van de Staatssecretaris willen weten of zij iets ziet in zijn suggestie om bedrijven per groep te beoordelen en op welke termijn dit haalbaar zou kunnen zijn. Zij vragen verder of de provisiekosten voor de BMKB-regeling niet tijdelijk verlaagd of afgeschaft zouden kunnen worden, zeker gezien de moeilijke positie waarin sommige bedrijven verkeren.

De leden van de SP-fractie vragen of er op kabinetsniveau afspraken zijn gemaakt over het doorbetalen van bedrijven of zzp’ers waarvan de rijksoverheid de belangrijkste klant is. Deze leden kunnen zich voorstellen dat het Rijk ervoor kiest om enkele maanden door te betalen ondanks terugvallende vraag om de continuïteit van de bedrijven te borgen, zeker wanneer deze een financieel kwetsbare of essentiële positie hebben. Zij denken dan bijvoorbeeld aan de verhouding tussen sociale advocatuur en Minister voor Justitie en Veiligheid (via de Raad voor de Rechtsbijstand). Deze ondernemers kunnen nu geen inkomen verwerven dor het sluiten van de rechtbanken en hoven, maar lijken buiten de bestaande regelingen te vallen. Deze leden horen graag of hierover afspraken worden gemaakt.

De leden van de SP-fractie zien vergelijkbare problemen bij andere sectoren. Zo is het doelgroepenvervoer afhankelijk van de regelingen die individuele (samenwerkingsverbanden van) gemeenten treffen. Ook hier zou de sector gebaat zijn bij een landelijke lijn van zoveel mogelijk doorbetalen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hierover afspraken kunnen worden gemaakt met lagere overheden.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de ontwikkelingen rond het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en vragen zich af of de gekozen strategie niet veel te vrijblijvend is. Zij vragen of het uitreiken van een prijs, hoewel sympathiek, een effectieve manier is om serieuze zaken als mensenrechten te waarborgen binnen het (I)MVO.

Kan de Staatssecretaris aangeven welke middelen en instrumenten zij bereid is in te zetten om er voor te zorgen dat bedrijven zich nationaal en internationaal houden aan de OESO richtlijnen?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over de invoering van een grondstoffenscanner. Is de Staatssecretaris bereid om, in het kader van de transparantie, jaarlijks een lijst te publiceren van de gescande grondstoffen en bedrijven die willens en wetens gebruik blijven maken van grondstoffen die in het kader van het maatschappelijk verantwoord ondernemen ongewenst zijn?

Rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030» en zijn verheugd dat, hoewel helaas pas aan het eind, wordt aangegeven dat de benodigde groei van bedrijventerreinen en kantoren voor een groot deel gevonden kan worden in de huidige leegstand. Zij waarderen bovendien het uitgangspunt van het rapport dat sprake dient te zijn van een kwalitatieve uitbreiding. De leden van de SP-fractie verzoeken de Minister om in dit verband een overzicht aan te leveren van de huidige leegstand op bedrijventerreinen en kantoorlocaties in verhouding met de in dit rapport aangegeven benodigde ruimte tot 2030.

Kan de Minister aangeven op welke wijze dit rapport in lijn is met de ladder voor duurzame verstedelijking? Kan de Minister aangeven op welke wijze hij de kwaliteit van toekomstige bedrijventerreinen en kantoorlocaties gaat borgen?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie de Minister of de binnen de omgevingswet gestelde regels afdoende zijn om de ambities rond milieudoelen, klimaatneutraliteit en meervoudig ruimtegebruik te realiseren.

Evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de evaluatie Wet betaaltermijnen en vinden de uitkomst verontrusten en vragen zich af of de door de staatsecretaris aangekondigde aanscherping voldoende zal blijken de betalingstermijn van grote bedrijven aan het mkb te verkorten.

De leden van de SP-fractie merken verder op dat de coronacrisis ertoe lijkt te leiden dat een beperkt aantal bedrijven zich van de slechtste kant laat zien. Specifiek wijzen deze leden op de berichtgeving dat winkelketen Action heeft aangekondigd betalingstermijnen aan leveranciers op te schorten naar 90 dagen, ondanks het feit dat 60 dagen het wettelijk maximum is. Dit lijkt sterk op misbruik van de machtspositie, zeker gezien de enorme dividenden die het bedrijf afgelopen jaren heeft uitgekeerd. De leden van de SP-fractie zouden de Staatssecretaris willen vragen zich tegen dit soort praktijken uit te spreken. Deze leden zien hier een breder probleem: zelfs met een wettelijke termijn is het heel lastig voor bedrijven die in een afhankelijkheidspositie zitten om naar de rechter te stappen. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke overige mogelijkheid zij ziet om bedrijven die structureel betalingstermijnen overschrijden aan te pakken, al is het maar door middel van «naming and shaming».

Reactie op het verzoek van het lid Futselaar, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 28 november 2019, over het aangekondigde massaontslag bij Tata Steel

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het initiatief dat de Minister heeft genomen richting Tata-Steel en zijn benieuwd naar de voortgang van deze ontwikkeling en verzoeken de Minister de Kamer zo spoedig mogelijk hierover te informeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de diverse stukken van de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, zoals die op de agenda van dit schriftelijk overleg staan. De aan het woord zijnde leden menen echter dat het bedrijfslevenbeleid door de economische impact van het coronavirus in een andere context is komen te staan. Vorige week is in het plenaire debat daarover al gesproken over het steunpakket voor ondernemingen. In dit kader hebben de leden van de PvdA-fractie nog enkele aanvullende vragen.

Coronacrisis

De leden van de PvdA-fractie vragen de bewindspersonen of zij zich er bewust van zijn dat er zelfstandigen, ondernemers en bedrijven zijn wier omzet geheel of grotendeels is weggevallen en die niet in aanmerking komen voor de voorzieningen uit het kosten- en inkomensondersteuningspakket dat is geïntroduceerd. Zo ja, welke categorieën zijn dat? Wat is de keuzerechtvaardiging om deze buiten de reikwijdte te laten? Zijn de bewindspersonen bereid om de reikwijdte te verruimen, zodat bijvoorbeeld ook alle zelfstandigen, ondernemingen en bedrijven, wier omzet geheel of grotendeels is weggevallen, onder de werkingssfeer van de regeling komen te vallen, bijvoorbeeld omdat zij geen fysieke inrichting buitenshuis hebben, waarbij onder meer kan worden gedacht aan zelfstandigen en ondernemingen die dagbesteding aan cliënten in de GGZ en Gehandicaptenzorg verlenen, zelfstandigen in het taxibedrijf of zzp’ers die thuis werken vakgebied van de uiterlijke verzorging en doorlopende vaste kosten hebben?

In dit kader zouden de leden van de PvdA-fractie er op willen wijzen dat enkel ondernemingen met bankschulden in aanmerking kunnen komen voor de BMKB-regeling. Echter ook onder de onderneming die geen schuld aan een bank hebben, kunnen vanwege de coronacrises eveneens in acute en ernstige liquiditeitsproblemen geraken. De leden van de PvdA-fractie vragen daarom aandacht voor dit probleem en vragen of er voor dit probleem ook een snelle en werkbare oplossing kan komen? Zo ja, waar denken de bewindspersonen aan? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat om in aanmerking te komen voor de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) van 4.000 euro een ondernemer de hoofdactiviteit moet overeenkomt met een van de in de regeling benoemde SBI-codes. Achten de bewindspersonen het mogelijk dat er ondernemingen zijn die buiten de benoemde SBI-codes vallen maar wel in identieke of vergelijkbare omstandigheden zijn komen te verkeren als de bedrijven die wel onder de SBI-codes vallen? Zo ja, kan voor dergelijke gevallen een hardheidsclausule in TOGS worden opgenomen zodat in voorkomende gevallen ook ondernemers buiten de SBI-codes voor een tegemoetkoming in aanmerking kunnen komen? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk?

Deelt het kabinet de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat het ongewenst is dat bedrijven een beroep kunnen doen op overheidssteun om hun continuïteit niet in gevaar te brengen tezelfdertijd hun solvabiliteits- en/of liquiditeitspositie verzwakken door hetzij het uitkeren van dividenden, of uitkeringen onder welke naam of titel dan ook aan de eigenvermogenverschaffers, hetzij door het uitkeren van bonussen? Is het kabinet bereid een antisamenloopbepaling als voorwaarde op te nemen in (te treffen) steunverlenings-maatregelen?

Is het kabinet bereid om in navolging van de oproep aan banken om geen dividend uit te keren een bredere oproep te doen aan het bedrijfsleven om af te zien van dividenduitkeringen of andere vormen van uitkeringen aan eigenvermogensverschaffers? Is het kabinet bereid om bedrijven uit te sluiten van steunverleningsmaatregelen, indien zij toch hun liquiditeits- of vermogenspositie verslechteren door doen van uitkeringen aan eigenvermogensverschaffers?

Deelt het kabinet het standpunt van de leden van de PvdA-fractie dat, in het geval er overheidssteunmaatregelen worden getroffen om ondernemingen te behoeden tegen omvallen, dit gepaard moet gaan met de voorwaarde dat eigen- en vreemdvermogenverschaffers geen dan wel niet disproportioneel middelen uit de onderneming mogen onttrekken of bedrijfsmiddelen mogen bezwaren?

De leden PvdA-fractie ondersteunen het maatregelenpakket om te voorzien in de meest ernstige en acuut optredende gevolgen van de coronapandemie op de Nederlandse economie, zelfstandigen, ondernemers en bedrijfsleven. De hoge kosten van het pakket voeden wel de vraag hoe het pakket vol te houden is. Kan het kabinet daar een indicatie van geven? Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen om de maatregelen wel of niet te kunnen verlengen? Wanneer dient naar het oordeel van het kabinet het reguliere vangnet weer van kracht te zijn? Is het kabinet bereid tijdig voorgenomen besluiten over verlenging van steunmaatregelen dan wel de introductie van nieuwe maatregelen de kaders aan de Kamer voor te leggen?

Ziet het kabinet, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, mogelijkheden om middelen te genereren om een steunpakket voor de meest ernstig getroffen delen van het bedrijfsleven te verlengen? Is het kabinet bereid om, naar analogie van de werknemersverzekeringen en volksverzekeringen, te kijken naar het introduceren van vormen van risicosolidariteit, waarbij niet of minder getroffen onderdelen van het bedrijfsleven bijdragen aan het lenigen van de nood in de zwaarder getroffen onderdelen van het bedrijfsleven?

Is het kabinet bereid om, na de acute crisisfase, grondig te bekijken hoe zelfstandigen, ondernemers en bedrijven weerbaarder gemaakt kunnen worden tegen economische disrupties, waarvan de kans weliswaar klein kan zijn dat ze zich voordoen, maar die wel voorzienbaar zijn? Wil het kabinet in dat kader bezien of en in welke mate reserve- of fondsvorming, verzekeringen en andere vormen van risicoverevening daaraan een bijdrage kan leveren?

Deelt het kabinet de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat de actuele crisis aantoont dat veel zelfstandigen, ondernemers en bedrijven niet dan wel onvoldoende weerbaar zijn tegen plotseling optredende schokken en dat, na het verstrijken van de crisisfase, bezien moet worden hoe de weerbaarheid kan worden vergroot door al dan niet verplichte buffer- of fondsvorming,dan wel verzekeringsvormen, in het licht van het gegeven dat de kans op het optreden van pandemieën, of andere bedreigingen, groter dan verwaarloosbaar is?

De disruptieve economische effecten van de coronacrisis kunnen ertoe leiden dat bedrijven die een sleutelrol hebben in de economie, bijvoorbeeld omdat ze essentiële producten of diensten leveren, bedrijven die van strategisch belang zijn voor de economie en bedrijven die beschikken over sleuteltechnologieën gaan omvallen of eigenaren ertoe dwingt deze te gaan vervreemden. Deelt het kabinet de opvatting dat het ongewenst is dat dergelijke bedrijven voor Nederland dan wel de EU verloren gaan en/of dat zij in handen of onder controle komen te vallen van (staats)bedrijven die onder invloed staan van mogendheden die potentieel een bedreiging vormen voor de Nederlandse economie of staatsveiligheid? Deelt het kabinet de opvatting dat er (wettelijke) voorzieningen moeten worden getroffen om dit te voorkomen? Deelt het kabinet de opvatting dat het gewenst is een voorziening te treffen waarmee essentiële bedrijven, productieprocessen, kennis en sleuteltechnologieën opgekocht kunnen worden om ze te behouden voor Nederland of om te voorkomen dat ze in handen vallen of onder controle komen te staan van partijen die een bedreiging kunnen vormen voor de Nederlandse veiligheid of economische belangen?

De leden van de PvdA-fractie vragen of bedrijven die eigendom van overheden zijn coulance betrachten ten aanzien van mkb-bedrijven die hun contractuele verplichtingen aan die overheidsbedrijven tijdelijk niet kunnen nakomen, bijvoorbeeld het betalen van huur of andere betalingsverplichtingen. Deze leden zouden graag zien dat het rijk als aandeelhouder van staatsbedrijven en gemeenten en provincies voor andere overheids-vennootschappen hun invloed op die overheidsbedrijven zouden willen uitoefenen om te bewerkstelligen dat die overheidsbedrijven de gevraagde coulance gaan betrachten. Deelt u die mening? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie zouden graag aandacht vragen voor «not for profit»-organisaties, zoals aan (sport)verenigingen, dorpshuizen, podiumaccomodaties die hun inkomsten volledig zien wegvallen en wel kampen met doorlopende lasten en daardoor ernstig in de problemen komen. Deze voorzieningen zijn naar de mening van de aan het woord zijn de leden belangrijk voor de samenleving en kunnen bij doorlopende kosten en wegvallende inkomsten omvallen. Een deel heeft werknemers in dienst of worden op pachtbasis geëxploiteerd, waarbij de pachters volledig afhankelijk zijn van de inkomsten. Wat is de rechtvaardigingsbasis om deze organisaties buiten de reikwijdte van de regelingen te houden en wordt de opvatting gedeeld dat zij redelijkerwijs binnen de regeling moeten vallen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag met betrekking tot de vitale beroepen. Is het waar dat bedrijven die zich bezighouden met onderhoud en reparatie van IT-apparatuur niet op de lijst van vitale beroepen staan? Zo ja, waarom niet? In hoeverre acht het kabinet het mogelijk om deze lijst van vitale beroepen aan te vullen als daar goede redenen voor blijken te zijn?

De leden van de PvdA-fractie hebben vernomen dat boekingsplatforms voor hotelkamers zoals Booking.com en Expedia de strenge eisen waar platforms hotels aan houden, met name als het gaat om annuleringen, ook in deze tijd blijven hanteren. Dit kan hotels direct in ernstige liquiditeitsproblemen brengen. Koninklijke Horeca Nederland meldt dat in het geval van annuleringen deze platformen bijvoorbeeld binnen vijf dagen geld terugeisen, waardoor hoteliers in betaalproblemen komen. Kent de Staatssecretaris ook u deze signalen(https://www.khn.nl/nieuws/boekingssite-monopolisten-laten-hoteliers-keihard-vallen-in-corona-crisistijd)? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de kapitaalkrachtige boekingssites coulance zouden moeten betonen ten aanzien van de hotels die niet voldoende financiële draagkracht hebben om deze crisis te overleven? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid daarover met deze boekingssites in overleg te treden? Zo nee, waarom niet?

Start Invest-NL

Ten aanzien van de onderwerpen op de agenda van het schriftelijk overleg hebben de leden van de PvdA-fractie nog enkele vragen. Zo lezen deze leden in de antwoorden op de schriftelijke vragen van dat er geen sprake is van een ondergrens van 5 miljoen euro voor bedrijven die financiering zoeken bij Invest-NL en dat ook het opzetten van MKB-fondsen tot de mogelijkheden behoort. Tegelijkertijd lezen deze leden dat Invest-NL bij aanvang de focus op energietransitie en doorgroei van scale-ups zal leggen. Betekent dit dat mkb-bedrijven die op de reguliere markt geen financiering kunnen krijgen en zich daarvoor tot Invest-NL richten daar aanvankelijk alleen voor in aanmerking komen als zij financiering zoeken in het kader van de energietransitie of als zij een doorgroeiende scale-up zijn?

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen & Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)

De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag over het (I)MVO beleid van de Staatssecretaris van EZK. Zij schreef de Kamer in juli 2019 een brief, waarin zij het aankondigde te gaan bekijken «hoe en in welke omvang IMVO-voorwaarden kunnen worden verbonden aan het EZK-instrumentarium (bijvoorbeeld aan subsidies of niet financiële instrumenten zoals innovatiemissies)». De Staatssecretaris kwam daar in haar brief van december 2019 op terug. De leden van de PvdA-fractie lezen daarin dat als eerste stap in het invoegen van IMVO in EZK-instrumenten dat bij alle EZK-instrumenten een online IMVO-brochure wordt toegevoegd om verder bekendheid van de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) te bevorderen. Hoe zeer ook de aan het woord zijnde leden van mening zijn dat die OESO-richtlijnen bekendheid moeten genieten, vragen zij toch of het beschikbaar stellen van een online folder het doel van IMVO daadwerkelijk gaan stimuleren. Waarom wordt niet bij ieder EZK-instrument als voorwaarde gesteld dat een onderneming daarvan alleen gebruikt mag maken als die onderneming de OESO-richtlijnen onderschrijft, in de praktijk hanteert en daar verifieerbaar rekenschap van aflegt? De Staatssecretaris schrijft in dezelfde brief welswaar dat zijn 2020 RVO.nl laat onderzoeken hoe een IMVO-kader kan worden gehanteerd bij de EZK-instrumenten en dat zij van plan is te starten met het stapsgewijs en proportioneel invoeren hiervan. De leden van de PvdA-fractie hopen dat dit invoeren voorspoedig zal verlopen maar vrezen dat door de kanttekening die de Staatssecretaris hierbij maakt het in de praktijk wellicht minder voortvarende kan uitpakken. De Staatssecretaris wil bij het invoeren van IMVO in het EZK-instrumentarium immers rekening houden met «de relatieve administratieve lasten, internationaal gelijk speelveld, uitvoeringskosten, IMVO-risico en omvang van de ondersteuning». Zij wil daarbij waken voor afschrikking van bedrijven bij het gebruiken van het EZK-instrumentarium. De leden van de PvdA-fractie zijn echter van mening dat de OESO-richtlijnen minimumeisen aan maatschappelijk verantwoord ondernemen stellen en niet gerelativeerd mogen worden. Bovendien zouden zij niet graag zien dat een Nederlandse onderneming door zich niet aan de OESO-richtlijnen te houden een oneerlijk en maatschappelijk ongewenst concurrentievoordeel zou hebben ten opzichte van ondernemingen die zich wel aan de OESO-richtlijnen houden. Kunt u hier nader op ingaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie danken de bewindspersonen voor de toegezonden stukken. Tevens danken zij de bewindspersonen en ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor hun inzet om in deze crisis bedrijven, en daarmee ook werknemers en gezinnen, waar dat kan te ondersteunen. In het licht van dit alles kiezen de leden van de ChristenUnie-fractie er daarom voor om beknopt enkele vragen te stellen, specifiek gericht op de gevolgen van de coronacrisis voor het bedrijfsleven.

Coronacrisis

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Nederlandse maakindustrie, en in het bijzonder de «high-tech» maakindustrie, zich kenmerkt door grote internationale verwevenheid op het gebied van toeleveranciers en klanten en beperkte mogelijkheden tot werken op afstand. Deze sector wordt dan ook zwaar getroffen door de crisis. De termijn waarop ondersteuningsmaatregelen noodzakelijk zijn om het hoofd boven water te kunnen houden, zit eerder op weken – of zelfs dagen – dan maanden. Wanneer ondernemingen uit dit soort branches bij een kredietaanvraag bij de bank vervolgens te horen krijgen dat deze pas in vier weken in behandeling kan worden, is dit meer dan problematisch. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om banken te helpen de toegang tot kredietaanvragen voor dergelijke ondernemingen te versnellen en vereenvoudigen?

Deze leden constateren dat voor productie ook de aanwezigheid van grondstoffen en onderdelen evident is. Welke mogelijkheden zijn er om Europees in te zetten op een doorgang van goederenvervoer, zodat aanvoer door kan gaan en ook onnodige opslagkosten kunnen worden vermeden?

De leden van de ChristenUnie vragen wat het boetebeleid is van de verschillende inspecties wanneer bedrijven uit de maakindustrie niet kunnen voldoen aan wettelijk vastgelegde onderhoudsverplichtingen als gevolg van beperkingen in de uitvoering van het werk.

Deze leden vragen of bedrijven die producten en diensten ter ondersteuning van de zorg maken (en hun toeleveranciers) als een vitale sector gelden. Zo nee, zou dit niet het geval moeten zijn?

De leden van de ChristenUnie-leden vragen welke mogelijkheden het kabinet ziet om zelf te investeren en opdrachten waar de overheid opdrachtgever is in bijvoorbeeld de bouw naar voren te halen, zodat er enige mate van bedrijvigheid blijft.

II Antwoord/Reactie van de Minister en de Staatssecretaris