Geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april 2020
Ontwikkelingsraad
Brief regering
Nummer: 2020D12722, datum: 2020-04-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-04-228).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 04-228 Ontwikkelingsraad.
Onderdeel van zaak 2020Z06078:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2020-04-03 17:00: Extra informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (Inbreng schriftelijk overleg), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2020-04-16 20:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-05-14 14:00: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2012-2021)
- 2021-09-07 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
21 501-04 Ontwikkelingsraad
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 228 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2020
Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april 2020.
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag
GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 8 april 2020
EU externe inzet COVID-19
COVID-19 in derde landen
De Raad zal via VTC spreken over de gezamenlijke aanpak van de Europese Unie en haar lidstaten om de gevolgen van COVID-19 in Afrika, Midden-Oosten, Latijns-Amerika en Azië, en met name kwetsbare landen, te beperken. In Afrikaanse landen zijn momenteel nog relatief weinig COVID-19 gevallen bekend maar het risico op grootschalige verspreiding is reëel. Veel landen hebben al maatregelen genomen om de verspreiding in te dammen. COVID-19 zal vermoedelijk snel tot grote druk op kwetsbare gezondheidssystemen leiden, en ook direct gevolgen hebben voor armoede, ongelijkheid en onderwijs. De kwetsbare financieel-economische positie van veel landen zal naar verwachting door COVID-19 verder onder druk komen te staan, door een afname van de binnenlandse en buitenlandse vraag naar producten en diensten, verminderde belastinginkomsten en terugtrekkende (buitenlandse) investeringen en kapitaal.
Gecoördineerde actie vanuit de internationale gemeenschap is nodig, vanuit ontwikkelingsperspectief maar ook vanwege onze onderlinge verbondenheid. Een grootschalige uitbraak van COVID-19 in derde landen kan leiden tot meer instabiliteit, een toename in irreguliere migratiestromen en zal ons ook economisch raken. Zoals de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zegt: «we zijn slechts zo sterk als het zwakste gezondheidssysteem»1. We moeten er gezamenlijk voor zorgen dat het virus wordt ingedamd.
Samenwerking in EU verband
Nauwe samenwerking binnen de Europese Unie vergroot onze impact. Het kabinet heeft daarom in gesprekken met de Europese Commissie en Europese lidstaten opgeroepen tot deze extra Raad om de externe COVID-19 inzet te bespreken. Een gezamenlijke EU-aanpak is van groot belang en het kabinet zet in op snel en gecoördineerd handelen en het afgeven van een helder signaal aan met name Afrikaanse partners.
De Europese Commissie zal tijdens de komende Raad naar verwachting een plan voor een gezamenlijke aanpak presenteren. Er zal hierbij zowel aandacht zijn voor de korte termijn humanitaire noden als de langere termijn sociaaleconomische behoeften van partnerlanden. De Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger zullen hierbij naar verwachting pleiten voor een Team Europe aanpak, waarbij EU lidstaten, samen met hun nationale ontwikkelingsorganisaties of nationale ontwikkelingsbanken, een voortrekkende rol kunnen oppakken op verschillende thema’s. In deze aanpak brengt de Europese Commissie de bilaterale inzet van de EU-lidstaten in kaart teneinde bij te dragen aan een zo gestructureerd mogelijke samenwerking met partnerlanden. Het kabinet steunt deze inzet.
Net als veel lidstaten zoekt de Europese Commissie binnen de EU-begroting en binnen het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) naar financiële ruimte om partnerlanden te steunen om de gevolgen van COVID-19 te beperken, bijvoorbeeld door ombuiging van bestaande EU-programma’s. De mogelijkheden hiertoe worden beperkt vanwege het aflopen van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) aan het eind van dit jaar. Daarnaast beziet de Europese Commissie in hoeverre het Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling (EFSD, European Fund for Sustainable Development) ingezet kan worden om de economische gevolgen van COVID-19 te ondervangen.
Nederlandse inzet
In de Raad zal het kabinet onderstrepen dat het van belang is onderscheid te maken tussen korte- en langere termijn interventies.
De korte termijn is gericht op het ondersteunen van ontwikkelingslanden bij preventie en het adresseren van de directe gezondheidseffecten alsmede humanitaire noden die stijgen als gevolg van een uitbraak. Zo zullen meer mensen voedselhulp nodig hebben omdat hun inkomsten wegvallen. De impact van de maatregelen als physical distancing zullen een grotere impact hebben op kwetsbare bevolkingsgroepen zoals mensen in sloppenwijken en dagarbeiders. Nederland pleit ervoor dergelijke interventies zoveel mogelijk via, of in afstemming met, VN partners en specifiek de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) te plegen. Het kabinet heeft binnen de respons speciale aandacht voor kwetsbare groepen zoals vluchtelingen en ontheemden, bijvoorbeeld in de dichtbevolkte vluchtelingenkampen in Cox’s Bazaar (Bangladesh), en voor vrouwen en meisjes. De gevolgen van COVID-19 treffen vrouwen op een andere manier dan mannen. Vrouwen lopen grotere risico’s gezien hun grote rol in (eerstelijns) zorg. Uit ervaring van andere crises blijkt dat huiselijk geweld vaak toeneemt. De economische crisis als gevolg van COVID-19 kan ook langer en zwaardere nadelige gevolgen hebben voor vrouwen en meisjes o.a. door teruglopende overheidsinvesteringen, gebrekkige toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, voedselgebrek en armoede. Gezien de grote impact die een uitbraak heeft op individuen en gemeenschappen pleit Nederland voor integratie van mentale gezondheid en psychosociale steun in de internationale gezondheidsrespons. Daarnaast pleit het kabinet voor het behoud van fundamentele vrijheden en de ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Maatregelen om verspreiding van COVID-19 tegen te gaan hoeven en mogen niet ten koste gaan van mensenrechten en de rule of law.
Ook dient aandacht te zijn voor de secundaire effecten van COVID-19, waaronder de impact op de soms toch al zeer kwetsbare lokale economieën van partnerlanden. Net als in Europa en de VS, worden bedrijven in ontwikkelingslanden geraakt door het stilvallen van wereldwijde waardeketens. In combinatie met de lage olieprijzen en de enorme kapitaalvlucht die tot stand is gekomen en de toch al zeer beperkte buffers van lokale overheden, zal het voor deze landen onmogelijk zijn burgers en bedrijven een vangnet te bieden, zoals dat in Nederland en Europa nu op grote schaal gebeurt. Meer werkloosheid, armoede en sterfte zullen het onvermijdelijke gevolg zijn als de pandemie niet snel onder controle wordt gebracht.
Het kabinet zal benadrukken dat het enerzijds van belang is zo snel mogelijk en gecoördineerd op te treden en anderzijds goed na te denken over het type interventies. In de traditie van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, pleit het kabinet ervoor daarbij zoveel mogelijk op te treden in partnerschap met maatschappelijke organisaties en bedrijven. Nederland kan op dit terrein binnen de EU ook een faciliterende rol vervullen. Het kabinet onderstreept hierbij het belang van schaal en ontwikkelingsimpact. Interventies om de economische impact van COVID19 te mitigeren, zullen nadrukkelijk gericht moeten zijn op het midden- en kleinbedrijf (MKB). Het MKB is ook daar de banenmotor en het behouden van werkgelegenheid is cruciaal voor het beperken van de sociaaleconomische gevolgen. Daarom ziet het kabinet een belangrijke rol voor de financiering vanuit het European Fund for Sustainable Development (EFSD). Financiële instellingen, waaronder nationale ontwikkelingsbanken zoals FMO, kunnen bedrijven steunen zich voor te bereiden met op de gevolgen van COVID-19.
Net als de Europese Commissie onderschrijft het kabinet het belang van multilaterale samenwerking en schaart zich achter de oproep van de VN om internationale samenwerking en solidariteit voorop te stellen. Het kabinet ziet een leidende rol voor multilaterale organisaties in het aanpakken van deze mondiale gezondheidscrisis en de sociale en economische gevolgen ervan. Ook de bijdragen van NGO’s zijn, mede vanwege hun expertise en netwerk, van blijvend groot belang. Het kabinet is van mening dat niet alleen «do no harm», maar ook «do good» criteria («cleaner and greener») worden toegepast. Het risico is groot dat in de urgentie van de respons alleen naar groei wordt gekeken en niet naar duurzame economische transformatie, waarmee de middellange termijn uit het oog wordt verloren.
Nederlandse financiële inzet
Tijdens de Raad zal worden gesproken over de steun van de Europese lidstaten aan de internationale partners om zodoende een beter beeld te krijgen van de gezamenlijke EU-inzet. Nederland heeft reeds aan het begin van de corona crisis EUR 5 mln ter beschikking gesteld aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en EUR 800.000 aan het Rode Kruis (NRK). De urgentie en omvang van de crisis noopt intensivering van die inzet. Daarom stelt Nederland nu EUR 100 miljoen beschikbaar ten behoeve van het bestrijden van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden. Daarin kiest Nederland zoveel mogelijk voor bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren. Deze bijdragen zijn bedoeld voor preventie in de armste landen, het lenigen van humanitaire behoeften en de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden.
https://news.un.org/en/story/2020/03/1060702↩︎