[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over antwoord op vragen van het lid Wiersma inzake de antwoorden op eerdere vragen inzake het bericht "Ruzie met de universiteit over een briljant idee"

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D15742, datum: 2020-08-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-840).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -840 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2020Z07354:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 840 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 augustus 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het antwoord op vragen van het lid Wiersma over de antwoorden op eerdere vragen inzake het bericht «Ruzie met de universiteit over een briljant idee» van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 6 maart 2020 (Aanhangsel Handelingen II, 2019/20, nr. 2041).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 maart 2020 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 23 april 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het antwoord op de schriftelijke vragen en lezen dat de Minister de werkwijze van de Technische Universiteit (TU) Eindhoven met de studentverklaring te ver vindt gaan. Kan de Minister aangeven op welke manieren zij vindt dat de TU Eindhoven hierin te ver gaat?

De leden lezen dat de VSNU1 momenteel bezig is een richtsnoer voor te bereiden dat meer duidelijkheid geeft in welke situatie wie eigenaar is van intellectueel eigendom. In de beantwoording blijkt dat dat de richtsnoer dit voorjaar gereed is. Is deze al gereed? Zo nee, wanneer kan de Kamer de richtsnoer verwachten? Op welke manier is die richtsnoer bindend voor alle Nederlandse instellingen? De leden lezen eveneens in de antwoorden van de Minister dat de TU Eindhoven, alsook andere universiteiten, hun eigen handelwijze gaan herbeoordelen. Is de Minister bereid om die herbeoordelingen te delen met de Kamer en op welke termijn kan de Kamer deze verwachten?

De leden lezen dat de afstandsverklaring nog steeds worden afgenomen bij de TU Eindhoven. Is de TU Eindhoven de enige hoger onderwijsinstelling in Nederland met een dergelijke verklaring? Welke maatregelen gaat de Minister nemen zodat de TU Eindhoven in ieder geval het aankomende jaar geen afstandsverklaring door haar studenten laat ondertekenen, in het geval dat een richtsnoer nog niet tot concrete resultaten heeft geleid, zo vragen de leden.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De leden van de VVD-fractie hebben een nadere vraag over mijn aandacht voor de werkwijze van de TU Eindhoven rondom intellectueel eigendom en studenten. Zoals ik in mijn antwoorden van 6 maart 2020 op eerdere vragen heb aangegeven, vind ik de werkwijze van de TU Eindhoven met de studentverklaring in de huidige vorm wel ver gaan gezien bijvoorbeeld het feit dat volgens de heersende leer rond het auteursrecht het intellectueel eigendom mogelijk bij de student kan liggen. Op de vraag of de TU Eindhoven de enige hoger onderwijsinstelling in Nederland is met een dergelijke verklaring heeft de VSNU mij bericht geen indicatie te hebben dat andere universiteiten op dezelfde manier handelen als de TU Eindhoven.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de planning rond de totstandkoming van het richtsnoer dat de VSNU momenteel voorbereidt over intellectueel eigendom en studenten, voor meer duidelijkheid in welke situatie wie eigenaar is van intellectueel eigendom. In mijn eerdere antwoorden van 6 maart 2020 gaf ik aan dat de VSNU op korte termijn een bijeenkomst zou organiseren met stakeholders, waaronder studentvertegenwoordigers, om een concept van het richtsnoer te bespreken. Deze bijeenkomst heeft de VSNU moeten uitstellen door de COVID-19 uitbraak. De VSNU zal de consultatie dit voorjaar digitaal organiseren en streeft ernaar het richtsnoer voor de zomer gereed te hebben. Ik zal u dan over het richtsnoer informeren.

Op de vraag van de leden naar de wijze waarop het komende richtsnoer over studenten en intellectueel eigendom bindend is voor alle Nederlandse kennisinstellingen bericht ik u dat het beoogde richtsnoer door en voor de VSNU en haar leden, de universiteiten, is. Net als bij de bestaande richtsnoeren van de VSNU zal de beoogde aanvulling door de universiteiten worden toegepast volgens «comply or explain», pas toe of leg uit, zoals vermeld in mijn eerdere antwoorden. Afwijking met uitleg is in een concreet geval bij goede redenen toegestaan. De universiteiten zullen zich moeten inspannen jegens de VSNU en elkaar om de concrete uitgangspunten in het richtsnoer over studenten en intellectueel eigendom toe te passen.

De leden vragen of en wanneer ik de herbeoordelingen met de Kamer wil delen die de universiteiten, waaronder de TU Eindhoven, verrichten rond hun eigen handelwijze aan de hand van het richtsnoer wanneer dat gereed is. Daarnaast vragen de leden welke maatregelen ik ga nemen zodat de TU Eindhoven in ieder geval het aankomende jaar geen afstandsverklaring door haar studenten laat ondertekenen, in het geval dat een richtsnoer nog niet tot concrete resultaten heeft geleid. In reactie op bovenstaande vragen breng ik naar voren dat ik het met de VSNU belangrijk vind dat de universiteiten hun huidige werkwijze herbeoordelen zodra het beoogde richtsnoer over intellectueel eigendom en studenten er is. De werkwijze van de universiteiten dient hiermee in overeenstemming te blijven of komen. Daarbij vind ik het net als de VSNU belangrijk dat de universiteiten goed communiceren over hun uitgangspunten richting hun studenten en hun medewerkers. Voor de hele implementatie bij de universiteiten is tijd nodig. Overigens maakt de VSNU te zijner tijd een tool voor communicatie, zoals ik u schreef in mijn antwoorden van 31 januari 2020. Ik heb daarom de VSNU gevraagd om na het aankomend studiejaar na te gaan of het nieuwe richtsnoer goed is ingevoerd en in praktijk wordt gebracht. De VSNU is daartoe bereid en zal mij een generiek verslag hierover in najaar 2021 toesturen.


  1. VSNU: Vereniging van Universiteiten.↩︎