Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over evaluatie pilot met een Mobiele Dodings Unit (MDU) en waterverstrekking vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren (Kamerstuk 33835-157)
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D15913, datum: 2020-04-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D15913).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit GroenLinks-PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I.J. Leau-Kolkman, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z05964:
- Indiener: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-04-08 20:31: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-04-15 12:00: Voorstel van het lid Wassenberg (PvdD) een schriftelijk overleg te voeren over de brief minister van LNV over de resultaten van de evaluatie van de pilot met de Mobiele Dodings Unit en over de waterverstrekking voor vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren (Kamerstuk 33835, nr. 157), (E-mailprocedure), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-04-23 14:00: Evaluatie pilot met een Mobiele Dodings Unit (MDU) en waterverstrekking vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-05-18 11:00: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2020-07-01 11:15: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-01-27 12:45: Extra-procedurevergadering commissie LNV (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-02-02 16:00: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (LET OP: vervroegd naar 16.00 uur) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2021-02-04 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D15913 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief inzake Evaluatie pilot met een Mobiele Dodings Unit (MDU) en waterverstrekking vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren (Kamerstuk 33 835, nr. 157).
De voorzitter van de commissie,
Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie,
De Leau-Kolkman
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de informatie rond de pilot inzet Mobiele Dodingunit (MDU) en hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de VVD-fractie zien het gebruik van de MDU, mits op een goede wijze ingezet, als een toegevoegde waarde voor de veehouderij (zowel bedrijfsmatig als in natuurgebieden). Dieren die als gevolg van bijvoorbeeld een ongeval in de stal of een complicatie in de natuurgebieden niet-transportwaardig zijn maar wel geschikt voor de voedselconsumptie, kunnen met behulp van de MDU behouden blijven voor de voedselketen. Deze leden betreuren het verloop van de pilot en zijn teleurgesteld over het proces, omdat zij denken dat het voortzetten van deze pilot in een structurele inzet gevaar loopt. Door de discussie die al tijdens de pilot binnen en buiten de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is ontstaan over de inzet van de MDU is de pilot al op voorhand mislukt. Zij vragen of de Minister deze teleurstelling deelt en waarom zij er niet voor heeft gekozen de pilot voortijdig te stoppen en op een andere plek of met andere mensen opnieuw te starten. Zij ontvangen graag een uitgebreide toelichting.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister de opdracht tot deze pilot (inclusief de te volgen procedure van aanvang pilot, de pilot en betrokken afdelingen, het deskonderzoek, de wijze van evaluatie, enz.) overzichtelijk en met bijbehorende capaciteit en kosten met de Kamer kan delen. Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen hoeveel mensen (fte) er vanaf de voorbereiding, de pilot, bij Bureau Risicobeoordeling en Onderzoek (BuRO) en bij de NVWA tot en met de advisering betrokken zijn geweest. Zij ontvangen graag een overzicht in een tijdlijn en per onderdeel. Klopt het dat BuRO pas eind september 2019 betrokken is geraakt bij de pilot? Waarom op dat moment en was dit volgens de oorspronkelijke planning? Wanneer zijn de onderzoeksvragen van de inspecteur-generaal (IG) geformuleerd? Waarom is ervoor gekozen eerst de pilot te starten en pas in een later stadium te beginnen met de deskstudie? Kan de Minister een verklaring geven voor het feit dat in de pilot in eerste instantie onvoldoende gedetailleerde informatie verzameld is? Wat was de opdracht en de afweging in dezen?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om aan te geven waarom de NVWA, die toch al te kampen heeft met capaciteitsproblemen, geen gebruik heeft gemaakt van de expertise in het buitenland, bijvoorbeeld in België. Deze leden vragen de Minister een analyse te maken van het gebruik van MDU’s in het buitenland en de uitkomst te betrekken bij een inzet in Nederland.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de Minister een besluit kan nemen waarbij zij voldoende draagvlak en een goede onderbouwing heeft gezien het verloop van deze pilot. Hoe gaat de Minister om met de voorbehouden die het BuRO-advies maakt?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan aangeven of het vaker voorkomt (en zo ja, hoe vaak) dat afdelingen binnen de NVWA (in dit geval de divisies «Handhaven» en «Keuren») van mening verschillen over de aanpak. Heeft deze situatie tot gevaarlijke situaties geleid (in deze pilot en/of daarbuiten)?
De leden van de VVD-fractie lezen dat benadrukt wordt dat het advies van BuRO geen brede evaluatie is van de pilot maar alleen ziet op een aantal specifieke risico’s. Kan de Minister aangeven waarom zij in haar brief aan de Kamer aangeeft dat het advies van BuRO evengoed onderdeel is van de uiteindelijke bredere besluitvorming? Op welke specifieke onderdelen mist het advies van BuRO de diepgang en wat betekent dit voor de rol van het advies op de uiteindelijke besluitvorming?
De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de directeur van BuRO aan de NVWA dat Staatsbosbeheer niet langer gebruik wilde maken van de pilot. Uit contacten in de praktijk horen deze leden dat Staatsbosbeheer na aanvankelijke terughoudendheid toch enthousiast is over de MDU-pilot en gebruik heeft gemaakt van de MDU. Kan de Minister aangeven of en wanneer Staatsbosbeheer gebruikgemaakt heeft van de MDU, wat de reden was dat de aanvankelijke terughoudendheid gedraaid is naar met overtuiging gebruik maken van de MDU? Kan de Minister aangeven hoeveel dieren hierbij betrokken zijn geweest?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft haar besluit over de inzet van de MDU voor de zomer met de Kamer te delen. Kan de Minister aangeven waarom pas dan haar besluit gedeeld wordt?
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister nogmaals deze pilot en de afrondende besluitvorming te stoppen en een nieuwe pilot, met kennis en expertise uit het buitenland, opnieuw vorm te geven, waarbij de spelregels vooraf duidelijk zijn en niet tijdens de pilot gewijzigd worden.
De leden van de VVD-fractie hebben ook nog enkele inhoudelijke vragen over de MDU-pilot. Kan de Minister aangeven hoeveel noodslachtingen er in de afgelopen vijf jaar hebben plaatsgevonden (graag een overzicht per jaar en, als mogelijk, per regio)?
De leden van de VVD-fractie vragen naar gemaakte afwegingen binnen de pilot. Waarom is er gekozen voor een MDU in plaats van bijvoorbeeld een Mobiel Slachthuis (MS)? Waarom is ervoor gekozen in de pilot geen gebruik te maken van een fixatiebox om zo de dodingsprocedure identiek te maken aan de procedure in een slachthuis?
De leden van de VVD-fractie vragen welke termijnen de NVWA voorschrijft met betrekking tot de periode dat een karkas na verbloeding in het slachthuis moet zijn. Is dit een reële termijn voor de meeste veebedrijven? Zo nee, waarom niet en wat betekent uitsluiting van deze veebedrijven vanwege deze termijn voor de MDU? Zo ja, kan de Minister dat toelichten? Welke voordelen brengt het gebruik van de MDU met zich mee voor diergezondheid en dierenwelzijn?
De leden van de VVD-fractie hebben het advies van BuRO en het onderzoeksrapport van Wageningen Livestock Research (WLR) over de waterverstrekking aan vleeskuikens en vleeskuikenouderen gelezen. Deze leden hebben dierenwelzijn hoog in het vaandel staan. Zij lezen in zowel het BuRO-advies als het WLR-onderzoeksrapport onvoldoende onderbouwing voor de, aan de Minister, gegeven adviezen. Voor hen is onduidelijk wat de gevolgen zijn van het advies tot onbeperkte waterverstrekking aan vleeskuikenouderen op het welzijn en de diergezondheid. Specifiek over de onderzoeksopzet en de waterverstrekking aan vleeskuikenouderen hebben zij nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er bij de onderzoeksopdracht met betrekking tot de watervoorziening voor vleeskuiken door BuRO is gekozen om wel direct een deskresearch te houden. Waarom is er specifiek voor dit onderzoek wel direct gekozen voor een deskresearch en bij de pilot voor de MDU niet direct maar pas erg laat in het traject? Waarom heeft BuRO gekozen voor aanvullend literatuuronderzoek boven op de deskresearch door WLR? Wat is het verschil in onderzoeksopzet, in uitkomsten en is dit verklaarbaar? Zo ja, wat is de verklaring? Zo nee, waarom niet en op welke punten niet? Welke twee deskundigeninstituten hebben het conceptadvies becommentarieerd, wat was het commentaar en waarom is er gekozen voor juist deze twee instituten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de IG NVWA de Minister vraagt om de beleidsregel voor alle diersoorten van toepassing te laten zijn. Deze leden lezen ook dat er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor deze vraag. Dit roept enige verbazing op over de rol van de IG NVWA in dezen. Waar komt dit advies vandaan, heeft de Minister in de onderzoeksopdracht gevraagd naar een breder advies en past het binnen de rolverdeling van het onderzoek tussen de Minister, ministerie, NVWA en BuRO, juist ook gezien de conclusies in het door de IG NVWA zelf aangehaalde rapport «De NVWA: bewaker, ook beleidsmaker?»? Zij ontvangen graag een toelichting hierop.
De leden van de VVD-fractie lezen dat WLR concludeert dat de wijze van water verstrekken aan vleeskuikenouderdieren mogelijk impact heeft op het welzijn maar dat kennis hieromtrent grotendeels ontbreekt. WLR adviseert verder onderzoek naar de effecten van beperkte en onbeperkte waterverstrekking aan vleeskuikenouderdieren. Naast het onderzoek van WLR heeft BuRO een literatuuronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het ontstaan van welzijnsproblemen als gevolg van dorst als gering wordt ingeschat en dat juist het onbeperkt water aanbieden kan leiden tot andere welzijnsproblemen door nat strooisel. Volgens BuRO is het in de praktijk echter goed mogelijk dat vleeskuikenouderdieren van traag groeiende rassen onbeperkt gevoerd worden geen stereotiep (drink)gedrag ontwikkelen, maar de onderbouwing voor deze conclusie ontbreekt. Kan de Minister een aantal praktijkvoorbeelden delen die dit ondersteunen? En kan de Minister ook een aantal praktijkvoorbeelden delen van de reguliere rassen en het ontwikkelen van stereotiep (drink)gedrag bij onbeperkt wateraanbod?
Concluderend roepen bovenstaande onderzoeksbevindingen bij de leden van de VVD-fractie veel vragen op, zeker gezien het gegeven advies aan de Minister. Deze leden zien in de bevindingen uit de onderzoeken van WLR en BuRO geen volledige onderbouwing van het advies aan de Minister. Zij zijn van mening dat verder onderzoek noodzakelijk is om op het punt van onbeperkt waterverstrekking een onderbouwde beslissing te kunnen nemen over opstellen van een beleidsregel hiertoe. Deelt de Minister deze mening? Zo ja, welke vervolgstappen overweegt de Minister in dezen en op welke manier wordt de sector hier ook bij betrokken? Zo nee, waarom niet? Voor deze leden heeft dierenwelzijn prioriteit en op dit moment kan niet wetenschappelijke worden onderbouwd met welke maatregel het welzijn van vleeskuikenouderdieren het beste gebaat is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over Evaluatie pilot met een MDU en waterverstrekking vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de evaluatie van de pilot risico’s op het gebied van dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid worden gesignaleerd. De NVWA geeft aan door aanpassingen in het toezicht een aantal van deze risico’s te kunnen verminderen. Voor andere risico’s zou mogelijk nadere juridische uitwerking nodig zijn. Deze leden vragen de Minister om duidelijk te maken voor welke andere risico’s nadere (juridische) uitwerking nodig is en om welke uitwerking het hierbij gaat. Daarnaast vragen zij de Minister om ook lessen die kunnen worden geleerd van MDU’s in het buitenland mee te nemen bij het verminderen van risico’s, bijvoorbeeld als het gaat om werkprotocollen en randvoorwaarden. Zij vragen de Minister tevens te beschrijven welke mogelijkheden zij ziet om onafhankelijke NVWA-dierenartsen in plaats van lokale dierenartsen te betrekken bij de MDU en wat daarvan de mogelijke voor- en nadelen zouden zijn, bijvoorbeeld op het gebied van diergezondheid en -welzijn.
De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat Staatsbosbeheer ook in de pilot heeft meegedraaid en dat de ervaringen als positief door hen zijn ervaren. Deze leden vragen de Minister of zij ook vindt dat een MDU voor het natuurbeheer een goede aanvulling is.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister stelt dat de IG NVWA haar vraagt om een beleidsregel op te stellen voor permanente waterverstrekking die direct voor alle diersoorten (niet alleen pluimvee) van toepassing zal zijn, maar dat voor andere diersoorten dan pluimvee nog geen wetenschappelijke onderbouwing is met betrekking tot het al dan niet toereikend zijn van de hoeveelheid verstrekt water. Deze leden vragen de Minister inzichtelijk te maken wat het daadwerkelijke nut en noodzaak is van een dergelijke beleidsregel voor permanente waterverstrekking voor alle diersoorten, en daarbij ook inzichtelijk te maken wat hiervan de gevolgen zijn voor de verschillende sectoren. Zij vragen de Minister tevens duidelijk te maken in hoeverre de praktijk in de betrokken sectoren daadwerkelijk aanleiding geeft tot een beleidsregel die van toepassing is op alle diersoorten.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de IG NVWA voorstelt om het houden van traag groeiende vleeskuikenrassen te stimuleren, omdat de beschreven problematiek zich bij deze rassen minder voordoet. Deze leden vragen of de Minister voornemens is om dit in overweging te nemen en, indien dit het geval is, wat hierbij de voor- en nadelen zijn en welke gevolgen dit zou hebben voor de pluimveesector. Kan de Minister daarbij tevens aangeven in hoeverre het houden van traag groeiende vleeskuikenrassen momenteel al gestimuleerd wordt, bijvoorbeeld vanuit private partijen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief en bijlagen inzake Evaluatie pilot met een Mobiele Dodings Unit (MDU) en waterverstrekking vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen over deze stukken.
De leden van de D66-fractie achten het welzijn van dieren zeer belangrijk en staan positief tegenover de pilot met de MDU. Deze leden hebben echter nog wel kritische kanttekeningen bij het onderzoek, specifiek over het waarborgen van dierenwelzijn en voedselveiligheid. Zo vragen zij waarom de analyses van het gespecialiseerde dierenwelzijn team niet zijn toegevoegd aan de bijlagen, evenals interne rapporten van de NVWA en het rapport van de Raad voor dieraangelegenheden (RDA) uit 2007 over wrak vee.1 Kan de Minister dit toelichten? Ook hebben zij de vraag waarom de verslagen van de dierenartsen die MDU koeien keurden niet in de bijlagen aanwezig zijn.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport «Risico's dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid van de pilot Mobiele Dodings Unit in Noord-Nederland» en hebben hier nog vragen over. Deze leden signaleren dat het rapport stelt dat de risico’s op het gebied van voedselveiligheid, hygiëne en diergezondheid onderzocht zijn bij het gebruik van de MDU. Waarom wordt alleen het effect op het welzijn van het dier (onderzoeksvraag 1) en niet het risico op het gebied van dierenwelzijn onderzocht?
Deze leden achten de input van NVWA-artsen in het onderzoek van groot belang. Hoe is de informatie die is vastgelegd door NVWA-keuringsdierenartsen in ante mortem-rapporten over de MDU meegenomen in de BuRO-rapportage en waarom is deze informatie niet toegevoegd aan de bijlagen? Kunnen deze rapportages alsnog worden gedeeld met de Kamer?
De leden van de D66-fractie lezen op pagina 2 van het rapport dat er beschikbare informatie vanuit de pilot uit de periode december 2018 tot en met juli 2019 is geanalyseerd. Waarom is deze informatie niet als bijlage toegevoegd? Kan deze informatie alsnog beschikbaar worden gesteld?
De leden van de D66-fractie zien dat er in het rapport een vergelijking tussen buitenlandse initiatieven en de Nederlandse MDU wordt gemaakt. Kan de Minister toelichten waarom deze vergelijking relevant is?
De leden van de D66-fractie constateren dat de belangrijkste categorie dieren in de pilot, dieren zijn uit de categorie afgemolken melkvee en met name wrak vee, die niet-transportwaardig maar wel slachtwaardig waren. Kan de Minister uiteenzetten hoeveel dieren in de categorie «afgemolken melkvee» vallen en waarom deze dieren niet transportwaardig waren, waardoor ze aan de MDU werden aangeboden? Wat verstaat de Minister onder de term «wrak vee» en hoeveel dieren vielen tijdens de pilot onder deze categorie?
De leden van de D66-fractie lezen dat het rapport stelt dat er geen eenduidige interpretatie is van transportwaardigheid (pagina 3). Kan de Minister uiteenzetten waarom dit zo wordt gesteld? Is de Minister het met deze leden eens dat er een duidelijke definitie moet zijn van transportwaardigheid, willen we fraude met de MDU voorkomen?
De leden van de D66-fractie signaleren dat op pagina 4 van het rapport toezichthoudend dierenartsen (TDA’s) rapporteren dat er door de strakke logistieke planning tijdsdruk ontstaat op hun werkzaamheden. Deze leden achten zulke tijdsdruk zeer onwenselijk, omdat dit de kans creëert dat dierenartsen hun werk niet naar behoren kunnen uitvoeren. Kan de Minister toelichten hoe zij ervoor gaat zorgen dat zulke tijdsdruk wordt voorkomen in de toekomst?
De leden van de D66-fractie vragen hoe er een beoordeling wordt gemaakt van het eventueel onthouden van nodige zorg. Hoe vaak is er, gedurende de algehele pilotperiode, een melding gemaakt van het onthouden van de nodige zorg? Op pagina 4 van het rapport wordt aangegeven dat 10% van de dieren bij de ante mortem-keuring de toegang tot slacht werd geweigerd vanwege het niet-slachtwaardig zijn. Hoeveel van deze dieren waren voor de komst van de MDU onbehandeld en hoeveel van deze dieren zijn hierna nog onbehandeld blijven leven?
De leden van de D66-fractie zien dat op pagina 4 wordt vermeld dat het Voedsel Keten Informatie (VKI)-formulier regelmatig zeer summier is ingevuld en dat dit bij bezoek van de MDU moest worden aangepast. Daarbij wordt geconstateerd dat NVWA-artsen onvoldoende tijd beschikbaar hebben om controles uit te voeren. Hoe kan de Minister waarborgen dat er onder deze omstandigheden geen dieren werden goedgekeurd voor de slacht die eigenlijk afgekeurd hadden moeten worden?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de opsomming met de belangrijkste risico’s voor de voedselveiligheid op pagina 5. Hierbij wordt de conclusie getrokken dat, omdat bij de MDU alle dieren individueel de temperatuur wordt gemeten, de kans kleiner is dan bij reguliere slachthuizen dat er een dier ziek wordt toegelaten tot de slacht. Deze leden zetten hier vraagtekens bij, gezien het feit dat alle dieren die worden aangeboden voor de MDU een aandoening hebben die ervoor zorgt dat ze niet transportwaardig zijn. Koorts is een algemene indicator voor ziekte, maar deze leden merken op dat de afwezigheid van koorts geen indicator is van afwezigheid van ziekte. Onderschrijft de Minister de conclusie van BuRO dat door het meten van de temperatuur de kans op zieke dieren kleiner is dan bij slacht in reguliere slachthuizen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie constateren dat bij een «gewone noodslachting», waarbij een gezond dier een ongeval krijgt en binnen 72 uur wordt bedwelmd en verbloed, de transporttijd voor het kadaver naar het slachthuis maximaal twee uur mag zijn. Indien dit langer duurt, dient het kadaver gekoeld te worden. Deze leden signaleren dat voor de dieren die via de MDU worden vervoerd, de transporttijd van twee uur niet wordt gehanteerd en dat deze dieren niet worden gekoeld. In het rapport wordt opgemerkt dat «er slechts een beperkt verhoogd microbieel risico voor de voedselveiligheid in het scenario mét MDU» is. Kan de Minister toelichten waarop deze constatering is gebaseerd? Hoe groot is het beperkt verhoogd microbieel risico?
De leden van de D66-fractie lezen op pagina 5 dat er wordt vastgesteld dat beide groepen niet-transportwaardige dieren, die of met de MDU worden getransporteerd of met regulier transport, een verhoogde kans op residuen van (dier)geneesmiddelen in het vlees hebben. Hoe gaat de Minister dit soort situaties in de toekomst voorkomen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat NVWA-dierenartsen te weinig tijd hebben om het VKI te verifiëren aan de hand van het bedrijfslogboek (pagina 6). Daarnaast wordt er in het rapport vermeld dat er onvoldoende inzicht is in het herhaald aanbieden van niet-transportwaardige dieren aan de MDU. Is de Minister van mening dat er, ondanks deze beperkte tijd voor dierenartsen, een weloverwogen keuringsbeslissing gemaakt kan worden? Zo nee, welke stappen gaat de Minister zetten om de keuringsomstandigheden te verbeteren?
De leden van de D66-fractie lezen op pagina 9 dat de pilot drie tot zes maanden zou duren. Kan de Minister uiteenzetten waarom de pilot uiteindelijk langer is doorgegaan? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie constateren dat de risicobeoordeling van het dierenwelzijn wordt gedaan aan de hand van een methode van de EFSA (European Food Safety Authority). Waarom worden, naast deze methode, de wettelijke aspecten van de MDU niet getoetst aan de hand van de wetgeving die in Nederland van toepassing is?
De leden van de D66-fractie lezen op pagina 48 van het rapport dat wanneer een dier wordt afgekeurd bij de ante mortem-keuring, de kans mogelijk toeneemt dat het dier later wordt gedood door een niet-vakbekwaam persoon, maar dat hier geen gegevens over zijn. Ook wordt er geconstateerd dat deze kans echter klein wordt ingeschat. Kan de Minister toelichten op basis van welke gegevens deze conclusie wordt getrokken?
De leden van de D66-fractie zien op pagina 61 van het rapport dat uit een steekproef bij niet-transportwaardige dieren die via de MDU in het slachthuis terecht zijn gekomen, bleek dat bij 4 van de 13 dieren (30,7%) paracetamol als (dier)geneesmiddelenresidu aanwezig was. Hoe beoordeelt de Minister deze uitslag? Wat is er met het vlees van deze vier dieren gebeurd?
De leden van de D66-fractie lezen in het rapport dat er in verband met de MDU-pilot binnen de NVWA zorgen zijn geuit over mogelijke risico’s voor de voedselveiligheid of de diergezondheid (pagina 52). Het betreft hier de Nota bedenkingen MDU d.d. 14-3-19. Is er in de pilot en de daaruit volgende adviezen tegemoetgekomen aan reeds geuite zorgen? Kan de Nota bedenkingen MDU 14-3-19 aan de bijlagen van dit rapport worden toegevoegd?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister (Kamerstuk 33 835, nr. 157) betreffende de pilot met de MDU. De Minister erkent in haar brief het risico op versleping van dierziekteverwekkers tussen bedrijven als de persoonlijke hygiëne van de MDU-medewerker onvoldoende is of wanneer de reiniging en ontsmetting van de MDU niet optimaal is. Deze leden achten dit een groot risico voor de voedselveiligheid en de volksgezondheid, terwijl de Minister de risico’s voor de voedselveiligheid inschat als beperkt. Kan de Minister toelichten waarom zij deze risico’s toch zo inschat, ondanks het feit dat de verspreiding van dierziektes een tere aangelegenheid is?
De leden van de D66-fractie achten de transitie naar kringlooplandbouw essentieel, willen we toe naar een systeem dat is beter voor de boer, de aarde en voor het welzijn van het dier. Kan de Minister toelichten hoe zij de resultaten van dit onderzoek gaat meenemen in de toepassing van de MDU in de transitie naar kringlooplandbouw? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het beleid rondom de MDU specifiek ook de prikkel geeft om dierenwelzijn te bevorderen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de problematiek rondom vleeskuikenouderdieren in de brief van de Minister. Zo lezen deze leden dat BuRO de NVWA adviseert toe te zien op permanente waterverstrekking bij vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren. De Minister geeft aan dat zij dit advies in overweging neemt. Kan de Minister uiteenzetten welke voor- en nadelen zij ziet aan het toezeggen van het opstellen van deze beleidsregel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie van de pilot met de MDU en de reactie van diverse adviesorganen hierop. Deze leden danken de Minister en de betrokken deskundigen voor hun voorlopige evaluatie. Hierbij hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie merken op dat zij het positief vinden dat zieke of zwakke dieren het leed van een transport bespaard blijft. Dat gezegd hebbende is dit gegeven voor deze leden nog steeds een signaal dat de transportcondities voor de dieren in algemene zin flink te wensen overlaten. Naar hun mening worden dieren met te velen op elkaar gepropt in wagens en daarbij blootgesteld aan lange ritten onder extreme weercondities met gebrekkige voeding, acclimatisering en verzorging onderweg.
De leden van de SP-fractie vinden het prijzenswaardig dat nader onderzoek is ingesteld nadat binnen en buiten de NVWA discussie ontstond over mogelijke risico’s op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn bij de inzet van MDU’s. Deze leden vinden het lastig om op basis van de beschikbare informatie een gewogen mening te geven over potentiële verbeteringen van het dierenwelzijn bij het gebruik van MDU’s. Zij zijn van mening dat dieren nooit in de situatie zouden mogen komen dat moet worden bepaald of hun slachting als gevolg van gezondheidsproblemen op locatie plaats zou moeten vinden. Zij vragen de Minister dan ook wat de verschillen zijn tussen keuring en slachting op locatie of in een slachthuis. Aangegeven wordt dat de risico’s op onjuiste verdoving en verbloeding op locatie groter zijn. Zij zouden graag weten waardoor dat komt. Heeft dit te maken met het liggend aansnijden van het dier? Waarin verschilt de werkwijze met betrekking tot de bedwelming en slachting op locatie van die in de slachthuizen?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister daarnaast om toe te lichten welke criteria gehanteerd worden om een dier aan te merken als transportwaardig. Volgens het advies van BuRO is hierbij verschil in uitleg mogelijk en dat lijkt deze leden een onwenselijke situatie. Zij vragen de Minister dan ook of zij de mening deelt dat de gebruikte definitie van de RDA mogelijk kan worden aangescherpt.
Uit hetzelfde advies menen de leden van de SP-fractie tevens op te maken dat slechts de veehouder de geëigende partij is om te besluiten welke dieren niet voor transport in aanmerking komen. Kan de Minister dit bevestigen? Deze leden zouden daarnaast graag vernemen wat de reden is dat er in Nederland geen wettelijke termijn is vastgesteld voor de periode waarin een dier door verbloeding sterft.
Eveneens zijn de leden van de SP-fractie benieuwd hoe groot het aantal dieren is dat voorafgaand aan het slachtproces voor de MDU in aanmerking komt ten opzichte van het aantal gezonde dieren dat wordt vervoerd naar het slachthuis. Kan de Minister deze cijfers overleggen en kan de Minister tevens een inschatting maken van de extra capaciteit aan veeartsen die benodigd zou zijn indien de MDU volledig in gebruik zou worden genomen? Er is reeds een groot gebrek aan dierenartsen en deze leden roepen de Minister graag op om deze vorm van ondercapaciteit tegen te gaan. Vanuit meerdere hoeken bereikt hen het nieuws dat het aantal dierenartsen volstrekt niet in overeenstemming is met de omvang van de Nederlandse veehouderij; het slachtproces is daarvan helaas slechts één voorbeeld. Het feit dat er überhaupt wordt nagedacht over doding op locatie vormt voor deze leden een treurige indicatie dat het welzijn van de dieren in het huidige systeem onvoldoende is geborgd.
Tot slot vragen zij of er technische oplossingen denkbaar zijn voor de onjuiste afvoer van afvalwater bij het gebruik van MDU’s.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het schandelijk is als pluimvee niet 24 uur per dag over water kan beschikken. Water is een basisbehoefte en het is in ons land voor weinig geld beschikbaar tegen een hoge kwaliteit. Deze leden verwachten dan ook een plicht voor pluimveehouders om hun vee non-stop van water te kunnen voorzien. Het advies aan de IG van de NVWA om vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren permanent van water te voorzien onderschrijven zij dan ook van ganser harte. Zij zijn verheugd te lezen dat de Minister deze vraag in overweging neemt en verwachten hierop een volmondig ja-woord. Het is onwerkelijk dat hiervoor aanvullend onderzoek nodig is, bedenkende dat het hierbij gaat om een sector met honderd miljoen dieren. Een gecontroleerde watergift behoort wat deze leden betreft dan ook tot het verleden. Tevens benadrukken zij graag dat de medewerkers van de NVWA over onvoldoende collega’s beschikken voor de handhaving op permanente waterbeschikking. Het zou de Minister sieren als zij hiervoor voldoende capaciteit beschikbaar zou maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende brief van de Minister van 1 april jl. (Kamerstuk 33 835, nr. 157). Deze leden lezen daarin onder andere dat om een besluit te nemen over structurele inzet van de MDU een integrale afweging nodig is, waarbij zowel gekeken wordt naar maatregelen tot vermindering van de door BuRO gesignaleerde risico’s als naar de beschikbare capaciteit bij de NVWA (pagina 2). Zij vragen de Minister alvorens een besluit tot de structurele inzet van de MDU te nemen, niet alleen in overleg te treden met vertegenwoordigers van het agrarisch bedrijfsleven, maar ook met vertegenwoordigers van dierenwelzijnsorganisaties om te komen tot voorschriften en protocollering om het dierenwelzijn te borgen. Indien zij dit niet doet, waarom niet?
Deelt de Minister de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat het genereren van brede betrokkenheid en breder draagvlak leidt tot verbetering van het dierenwelzijn en acceptatie van toepassing van het instrument? Heeft de Minister contact met de organisaties Caring Vets en de Dierenbescherming? Zo nee, is de Minister bereid om deze organisaties te betrekken bij de wijze waarop het instrument MDU verantwoord kan worden ingezet? Welke organisaties worden (verder) betrokken bij de voorbereiding van het besluit tot het al dan niet structureel inzetten van het de MDU?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat als dierenwelzijnsrisico wordt gesignaleerd dat aangeboden dieren voor de MDU die als niet slachtwaardig worden aangemerkt, het risico lopen achter te blijven op het bedrijf, verstoken van adequate zorg (pagina 2). Is dit risico weg te nemen door het verplicht stellen van het euthanaseren van dieren die zowel niet transportwaardig als slachtwaardig zijn?
Deelt Minister ten principale de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat de, in het onderzoek van Wageningen University & Research (WUR), gesignaleerde negatieve impact op het dierenwelzijn van vleeskuikenouderdieren door niet toereikende drinkwatervoorziening weggenomen moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dit in de brief dan niet als vertrekpunt genomen en hoe verhoudt dat zich met de bestaande wetgeving en regels ter bescherming van het dierenwelzijn? Is de Minister bereid om organisaties die zich inzetten voor het verantwoord houden van dieren en het verbeteren van het dierenwelzijn, zoals Caring Vets en de Dierenbescherming, te consulteren en te betrekken bij het tot stand brengen van beleid en regels om de gesignaleerde negatieve impact op het dierenwelzijn weg te nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de evaluatie van de pilot van de MDU en de adviezen over waterverstrekking aan vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren. Deze leden gaan graag nog verder in debat met de Minister over deze belangrijke onderwerpen, maar dat is vanwege de coronamaatregelen op dit moment niet mogelijk. Aangezien de Minister aankondigde dat zij voor de zomer een besluit wil nemen over de structurele inzet van de MDU, hebben zij verzocht om nu alvast dit schriftelijk overleg te houden.
De leden van de PvdD-fractie zien de MDU (ofwel mobiele slachthuizen) op de wijze zoals deze is ingezet in 2019, als een perverse oplossing voor een verziekt systeem dat dieren in een paar jaar tijd zo gebruikt dat ze ziek en kreupel zijn. De huidige pilot met de MDU werd gepresenteerd als een noodoplossing voor dieren die zo veel pijn hebben of ziek zijn dat ze niet meer mogen worden vervoerd. Deze oplossing bestond echter al, namelijk euthanasie. In totaal zijn er in de pilotperiode tussen december 2018 en december 2019 alleen al in Friesland en Groningen 1934 dieren aangemeld om te doden in deze mobiele slachthuizen. Hoe verklaart de Minister dit hoge aantal dieren dat niet vervoerd mag worden? Erkent de Minister dat er mogelijk een verband is met (mis-)management van de boeren in een kostengedreven systeem, waardoor het te duur is voor een veehouder om een koe te euthanaseren of de nodige medische zorg te geven? Van de 1934 dieren die zijn aangemeld voor slachting in de MDU was 65% tot 80% kreupel. Kreupelheid is pijnlijk en zorgt ervoor dat een dier minder loopt, afwijkend liggedrag vertoont en het eetgedrag/patroon verandert, schrijft BuRO in zijn advies. In het advies van BuRO lezen deze leden tevens dat wereldwijd gezien ongeveer een kwart van de koeien in de melkveehouderij kreupel is. Kan de Minister bevestigen dat er een relatie bestaat tussen de alsmaar hogere melkproductie per koe en het optreden van klauwproblemen, kreupelheid en uierontstekingen? Erkent de Minister dat afgedankte melkkoeien zo verzwakt en ziek raken door de extreme melkproductie die nog altijd verder wordt opgevoerd en de vele zwangerschappen en bevallingen die nodig zijn om de melkproductie gaande te houden? Zij wijzen de Minister graag op de constatering van Bart Gremmen, hoogleraar ethiek aan Wageningen Universiteit, dat de melkproductie harder is gestegen dan koeien feitelijk aankunnen: «Door de loop van de tijd is de uier bij koeien in omvang gegroeid, maar de groei van de botten is achtergebleven. Dat heeft gevolgen voor het beenderstelsel en de gezondheid van klauwen.» 2 Is de Minister bereid een plafond in te stellen voor de melkproductie per koe, zoals professor Gremmen voorstelt? Zo nee, waarom niet?
Dat deze kreupele en zieke koeien – in ieder geval vóór de inzet van de MDU – toch naar het slachthuis worden vervoerd, ondanks het verbod op het vervoeren van niet-transportwaardige dieren, bleek onder andere uit de zaken die voortkwamen uit de inspecties bij de slachthuizen in Noord-Nederland. Vorig jaar meldden klokkenluiders binnen de NVWA dat in een bepaalde periode minstens honderd zeer ernstig zieke en kreupele runderen naar slachthuizen in Noord-Nederland waren vervoerd en dat NVWA-dierenartsen dit tegen de regels in hadden toegestaan.3 Er werden nauwelijks tot geen rapporten opgemaakt of boetes gegeven, ook niet voor zeer ernstige overtredingen. Uit het 2Solve-onderzoek dat hierop volgde, bleek dat slachthuizen de aanvoer van kreupele koeien doelbewust planden op dagen dat er een NVWA-toezichthouder ingeroosterd stond die hier niet moeilijk over zou doen4. In dit licht zien de leden van de PvdD-fractie in de wijze waarop de MDU nu wordt aangeprezen op de website van het slachthuis, «Geen risico’s meer op boetes en overtredingen» en «Doodmelding op naam van Slachthuis en niet op het Uniek Bedrijfsnummer (UBN) van de veehouder»5, een illustratie van het gegeven dat de inzet van de MDU het afgelopen jaar vooral gericht is geweest op het faciliteren van de sector in plaats van het bestraffen van veehouders die tegen de regels in kreupele en zieke dieren naar het slachthuis blijven sturen, van transporteurs die tegen de regels in deze dieren blijven vervoeren en van slachthuizen die tegen de regels in deze dieren blijven toelaten tot de slacht.
Ook over de opzet van de pilot hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal vragen. Zo werd de omvang en de duur van de pilot vooraf vastgesteld op 50 tot 100 geslachte dieren of drie tot zes maanden.6 Na 25 geslachte dieren of na een maand zou de pilot worden geëvalueerd. In het debat over misstanden in slachthuizen, kondigde de Minister aan dat de pilot tot de zomer zou duren7. Toch heeft de pilot uiteindelijk ruim een jaar geduurd en is de MDU uitgereden voor ruim 1900 dieren. Waarom heeft de pilot zoveel langer geduurd dan vooraf was afgesproken en is deze niet stopgezet na de afgesproken termijn? En waarom heeft de Minister dit niet aan de Kamer gemeld, terwijl verschillende leden in het afgelopen jaar naar de stand van zaken hebben gevraagd?
In het advies van BuRO lezen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat er in het voorjaar van 2019 al discussie is ontstaan binnen de NVWA over de wijze waarop de MDU in de praktijk is toegepast. In de maanden juli tot september 2019 heeft een interne NVWA-evaluatie plaatsgevonden. Hierover kon geen overeenstemming worden bereikt door twee afdelingen binnen de NVWA, Keuren en Handhaven, schrijft BuRO. Deze leden vragen de Minister of zij op dat moment op de hoogte is gesteld van deze discussie. Zo ja, wat heeft zij met deze informatie gedaan? De Minister was in ieder geval sinds april 2019 door het 2Solve-onderzoek op de hoogte van de problemen binnen de NVWA, die onder andere voortkwamen uit het feit dat een aantal medewerkers structureel niet bleek te handhaven en het management dat hier niet op ingreep of deze cultuur zelfs in de hand werkte. Kan de Minister toelichten waarom zij desondanks niet heeft ingegrepen naar aanleiding van dit signaal over de zorgen en onenigheid binnen de NVWA over de wijze waarop de MDU in de praktijk werd toegepast? Waarom heeft zij de Kamer hier niet over geïnformeerd? Waarom is de pilot op dat moment niet stilgelegd?
In september zochten klokkenluiders binnen de NVWA contact met de media omdat zij signaleerden dat de inzet van de MDU er in sommige gevallen voor zorgde dat veehouders hun vee niet behandelen, waardoor dieren onnodig lang lijden8. Veehouders zouden dieren niet de benodigde medische behandeling geven, omdat het geven van medicatie of pijnstilling als gevolg zou hebben dat het dier dan niet geslacht mag worden en het vlees niet mag worden gebruikt voor menselijke consumptie. Het gebruik van de MDU zou zorgen voor dierenleed en voedselveiligheidsrisico’s volgens de klokkenluiders. Toch was dit voor de Minister geen reden om de pilot stop te zetten, terwijl de pilot op dat moment nota bene al afgerond had moeten zijn. Kan de Minister dit toelichten? Waarom schreef de Minister in oktober aan de Kamer slechts dat ze geen reden zag om de pilot stil te leggen, terwijl de duur van de pilot in plaats daarvan zelfs werd verdubbeld?9 Kan de Minister de genoemde interne evaluatie naar de Kamer sturen? Kan de Minister bevestigen dat de vier wagens van Slachthuis Dokkum ook na de pilotperiode tussen december en april zijn blijven rijden en dat de slacht van dieren met de MDU dus gewoon is doorgegaan? Kan de Minister bevestigen dat pas nadat de capaciteit van de NVWA door de coronacrisis is afgenomen en de NVWA haar werkzaamheden heeft moeten prioriteren, de inzet van de MDU is gestaakt?10 Heeft de Minister gezien dat de exploitant van de MDU op zijn website de suggestie wekt dat de wagens in de zomer weer zullen gaan rijden?11
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat BuRO spreekt over de hoge tijdsdruk die er staat op het gehele proces van de MDU. Hierbij wordt gewezen op de verhoogde kans op fouten bij het bedwelmen en verbloeden in de MDU door ruimtegebrek in combinatie met hoge tijdsdruk. Hoe groot schat de Minister de kans dat onder deze omstandigheden de NVWA-toezichthoudend dierenarts misstanden signaleert, hierop handelt en hiervoor een rapport van bevindingen schrijft? Erkent de Minister dat de druk op de dierenarts onder deze omstandigheden erg groot is? Hoe beoordeelt de Minister in dit licht het feit dat de exploitant van de MDU op zijn website belooft dat de dierenarts «niet de intentie [heeft] om zich inhoudelijk te gaan bemoeien met de bedrijfsvoering van de veehouderij»?12 Is de Minister bereid om in haar onderzoek naar de druk op het slachtproces die heeft geleid tot de huidige risico’s voor dierenwelzijn, voedselveiligheid en adequaat toezicht, ook te kijken naar de wijze waarop de MDU nu is ingezet? Is zij bereid in afwachting hiervan nog geen stappen te zetten om de inzet van de MDU structureel te maken?
In het verleden is al vaker aandacht gevraagd voor de welzijnsrisico’s van het onvoldoende verstrekken van water aan vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het onbestaanbaar en ook beschamend dat er nu al jaren wordt gediscussieerd over en onderzoek wordt gedaan naar de vraag bij hoeveel of hoe weinig water het lijden van dieren begint. Deze leden wijzen hierbij op de constatering van de IG van de NVWA: «Naarmate de dieren langer water wordt onthouden, neemt het risico op aantasting van dierenwelzijn toe. Er is geen precies moment aan te geven waarop het dierenwelzijn dermate is aangetast dat dit onacceptabel is. (...) Verdere precisering van het moment waarop een status van onacceptabel dierenwelzijn ontstaat en welke factoren daarvoor bepalend zijn, is naar mijn mening een ondoenlijke en in ieder geval een tijdrovende en kostbare weg.»
BuRO adviseert de Minister nu om toe te zien op permanente waterverstrekking bij vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren en de IG van de NVWA heeft de Minister daarop gevraagd hier een beleidsregel voor op te stellen en deze beleidsregel vanuit het voorzorgsprincipe direct voor alle diersoorten van toepassing te laten zijn. De Minister zegt tot verbazing van de leden van de PvdD-fractie slechts dit in overweging te nemen.
In 2018 werd in de integrale risicoanalyse pluimveevleesketen het onvoldoende verstrekken van water en voer al benoemd als een van de grootste bedreigingen van dierenwelzijn.13 In 2007 en nogmaals in 2011 noemde de WUR de ontoereikende watervoorziening al als een van de factoren van ongerief in de pluimveehouderij.14
Hoe rijmt de Minister de huidige praktijk van wateronthouding met de in de Wet dieren en in het Besluit houders van dieren opgenomen bepaling dat degene die een dier houdt er zorg voor draagt dat een dier te allen tijden toegang heeft tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze kan voldoen aan zijn behoefte aan water? Is de Minister geschrokken van de conclusie van de IG van de NVWA dat de wet- en regelgeving voor vrijwel alle gehouden dieren met betrekking tot waterverstrekking onvoldoende handvatten biedt voor effectief toezicht, of was dit al bij haar bekend? Dit betekent dus dat deze bepaling die ziet op een voor dieren primaire levensbehoefte, tot nu toe nooit volledig is gewaarborgd.
Waterverlies van meer dan 20% is dodelijk.15 Kan de Minister uiteenzetten hoeveel vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren er in de afgelopen 10 jaar zijn gestorven als gevolg van een gebrekkige drinkwatervoorziening? Op welke manier gaat de Minister het toezicht op de waterverstrekking vormgeven? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie roepen in herinnering dat uit de integrale risicoanalyse pluimveevleesketen de naleving omtrent water- en voervoorziening slechts 38% bleek. Herinnert de Minister zich dat in Fraudebeeld pluimveeketen16 en ook in een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit 201417, de conclusie wordt getrokken dat er in de pluimveeketen weinig motivatie is voor het opvolgen van wet- en regelgeving op het gebied van dierenwelzijn en dierengezondheid? Hoe verwacht de Minister adequate watervoorziening te kunnen garanderen wanneer wet- en regelgeving consequent wordt geschonden in deze sector?
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie aan de Minister om te reflecteren op de conclusie van de IG van de NVWA: «Uit onderliggend onderzoek blijkt dat er in de vleeskuiken(ouderdier)houderij sprake is van een problematiek die feitelijk vraagt om een systeemwijziging. (...) Zolang het systeem van de vleeskuiken(ouderdier)houderij zo is ingericht dat hier links- of rechtsom voor het dierenwelzijn belangrijke risico’s uit voortkomen, leidt dit tot een meer dan gemiddeld benodigde inzet van toezichtcapaciteit om deze risico’s tot aanvaardbare proporties terug te dringen.» Op welke wijze neemt zij deze conclusie mee in de verdere uitwerking van haar beleid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de evaluatie van de MDU-pilot en de waterverstrekking vleeskuikens en vleeskuikenouderdieren. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitkomsten van de MDU-pilot en hebben hier nog enkele vragen over. Deze leden horen graag hoe de Minister de huidige werkwijze bij noodslachtingen waardeert met het oog op dierenwelzijn en voedselveiligheid. Ook horen zij graag of de Minister de verwachting deelt dat naarmate de MDU langer gebruikt wordt, het aantal dieren dat wordt aangeboden maar geen toegang tot slacht krijgt verder af zal nemen omdat veehouders directe feedback krijgen op de kwaliteit van de dieren die zij aanbieden. Als het dier geen toegang krijgt tot slacht, kan de NVWA-dierenarts dan ook de euthanasie uitvoeren via kopschot en halssnede zonder dat het dier meegenomen wordt voor de slacht, waarna de veehouder het dier kan aanbieden voor destructie?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de MDU vergeleken wordt met de waarborgen in de reguliere slacht. Deelt de Minister de mening van deze leden dat een vergelijking met de noodslacht meer op zijn plaats is, omdat het gaat om dieren die niet-transportwaardig zijn en daarom niet in aanmerking komen voor reguliere slacht? Is de veronderstelling juist dat bij structurele inzet van de MDU ook sprake zal zijn van uitvoering van bedwelming en verbloeding door gespecialiseerde en ervaren personen, waardoor de risico’s op dierenwelzijn verder beperkt worden?
De leden van de SGP-fractie horen graag wat landelijke inzet van de MDU zou kunnen betekenen voor de handhavingscapaciteit van de NVWA met betrekking tot het controleren op het eventuele vervoer van niet-transportwaardige dieren. Bij inzet van de MDU zullen veehouders veel minder snel kreupele dieren op transport zetten. Is de veronderstelling juist dat dan op dit punt minder handhavingsinzet en -capaciteit nodig is?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de MDU ook toegepast wordt bij dieren in natuurgebieden. Hoe waarderen Staatsbosbeheer en andere terreinbeherende organisaties de inzet van de MDU, zo vragen deze leden.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat houders van vleeskuikenouderdieren ervoor kiezen om niet gedurende het gehele etmaal water te verstrekken, vanwege het risico dat kippen te veel drinken, met negatieve gevolgen voor het maagdarmkanaal en meer vermorsing. Dit laatste zorgt voor nat strooisel, slechtere mestkwaliteit bij afvoer van het bedrijf, meer ammoniakvorming en inbreuk op het dierwelzijn. Hoe waardeert de Minister deze mogelijke nadelen van continue waterverstrekking?
II Antwoord / Reactie van de Minister
https://www.rda.nl/publicaties/zienswijzen/2007/04/13/wrak-vee↩︎
https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2018/07/30/waarom-moet-je-koeien-zo-oppeppen↩︎
https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/4696481/nvwa-greep-niet-bij-vervoer-ernstig-zieke-dieren-afgekeurd-vlees↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/09/12/kamerbrief-over-rapport-onderzoek-naar-kleine--en-middelgrote-slachthuizen↩︎
https://www.mobielslachthuis.nl/↩︎
Bijlage 1 bij het advies van BuRO: Nota O&D aan MT keuren 181018 betreffende de pilot MDU↩︎
Debat over berichten dat de NVWA niet ingreep bij misstanden in slachthuizen, 6 september 2018, https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2017A02173↩︎
https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/4855986/mobiel-slachthuis-nvwa-dierenwelzijn-vlees↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 520↩︎
https://www.mobielslachthuis.nl/nieuws/↩︎
https://www.mobielslachthuis.nl/slachthuis-in-dokkum-tot-de-zomer-stil-te-leggen/↩︎
https://www.mobielslachthuis.nl/faq/↩︎
https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/hoe-de-nvwa-werkt/integrale-ketenanalyses/integrale-risicoanalyse-pluimveevleesketen/risicoanalyse-pluimveevleesketen↩︎
WUR (2007). Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en paarden. https://edepot.wur.nl/45721 p. 24
WUR (2011). Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en paarden. https://edepot.wur.nl/190225 p. 34↩︎
Bureau-Advies over de wijze van het verstrekken van water in de Nederlandse vleeskuikensector en de gevolgen daarvan voor het dierenwelzijn, december 2019↩︎
https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/documenten/consument/eten-drinken-roken/pluimvee/publicaties/fraudebeeld-pluimveeketen↩︎
Onderzoeksraad voor Veiligheid (2014): Risico’s in de vleesketen; Kamerstuk 26 991, nr. 413↩︎