[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslagen van de informele ministeriële videoconferenties cultuur (8 april 2020) en onderwijs (14 april 2020) inzake COVID-19

Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Brief regering

Nummer: 2020D16812, datum: 2020-05-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-34-329).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-329 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .

Onderdeel van zaak 2020Z07873:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 329 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 mei 2020

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media, de verslagen aan van twee ingelaste informele ministeriële videoconferenties. De videoconferentie van cultuurministers vond plaats op 8 april jl., die van onderwijsministers op 14 april jl.

De videoconferentie van cultuurministers ging over de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de culturele, creatieve en mediasector. Tijdens de videoconferentie van onderwijsministers werd ingegaan op de maatregelen in het onderwijsveld als gevolg van de COVID-19-crisis.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven

Verslag informele videoconferentie EU-cultuurministers inzake COVID-19 – 8 april 2020

Tijdens deze ministeriële videoconferentie is gesproken over de grote impact die de COVID-19-uitbraak heeft op de culturele, creatieve en mediasector (hierna: brede culturele sector) en mogelijke maatregelen om de impact te beperken. Het voorzitterschap heeft de volgende vragen voorgelegd: (1) hoe hebben lidstaten de crisis aangepakt en wat zou een duurzame aanpak kunnen zijn op de langere termijn? (2) hoe kunnen we de EU-fondsen gebruiken voor de culturele en creatieve sector en of/hoe kan het Creative Europe programma worden ingezet?

Aan de videoconferentie namen drie eurocommissarissen deel. Eurocommissaris Jourova benadrukte dat de brede culturele sector een belangrijke economische sector vormt en dat deze hard geraakt wordt door deze crisis. De media staan aan de basis van onze Europese democratie en juist nu hebben we journalisten en fact-checkers nodig. Eurocommissaris Breton wees op het belang van de veiligheid van journalisten. Hij wil dat mondiale platformen hun verantwoordelijkheid nemen en vindt solidariteit erg belangrijk. Hij gaf aan dat de Europese Commissie onderzoekt of de Garantiefaciliteit die de EU heeft voor de brede culturele sector vergroot kan worden. Eurocommissaris Gabriel gaf aan dat ze het belangrijk vindt dat lidstaten van elkaar kunnen leren en kijkt graag of de EU dit kan ondersteunen. Ze noemde de mogelijkheden die de EU heeft gecreëerd en waar, afhankelijk van de nationale invulling, ook de brede culturele sector gebruik van kan maken. Verder pleitte Gabriel voor een verdubbeling van het Creative Europe budget.

Lidstaten roemden de veerkracht van de sector in deze moeilijke tijden en gingen in op het belang van solidariteit en uitwisselen van goede praktijken. Ook kwam digitalisering veel aan bod; verschillende lidstaten vonden dat juist nu zou moeten worden geïnvesteerd in online content. De mediasector kwam ook aan de orde, vooral in relatie tot het tegengaan van desinformatie rondom COVID-19. Ook de perssector en het teruglopen van reclame-inkomsten werd genoemd door enkele lidstaten. Verder was er een oproep snel een gezamenlijke verklaring af te leggen als cultuurministers met een steunbetuiging aan de sector.

Het voorzitterschap noemde nog de mogelijkheid van een specifiek EU fonds voor de brede culturele sector, maar dit idee werd slechts door een paar lidstaten gesteund. Er waren enkele lidstaten die opriepen tot meer budget voor het Creative Europe programma in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). Lidstaten benadrukten echter met name dat generieke EU maatregelen ook toegankelijk moeten zijn voor de brede culturele sector.

Nederland heeft toegelicht dat de culturele en creatieve sector hard getroffen wordt en dat het kabinet daarom generieke maatregelen heeft genomen die ook van toepassing zijn op de brede culturele sector. In aanvulling daarop heeft Nederland ook coulance maatregelen getroffen zoals het verschuiven van deadlines, of loslaten van de prestatieverplichting bij subsidies. Nederland vroeg de Europese Commissie meer duidelijkheid te geven over de coulancemaatregelen voor het Creative Europe programma. Nederland sloot bij veel andere lidstaten aan door te zeggen dat duurzame EU maatregelen voor de brede culturele sector zoveel mogelijk moeten aansluiten bij generiek beleid.

Na de videoconferentie is door het voorzitterschap een verklaring opgesteld met daarin de belangrijkste conclusies. Hierin wordt een oproep gedaan oog te hebben voor de culturele, creatieve en media sectoren die zwaar geraakt worden door de COVID-19-crisis. De verklaring benadrukt ook de vitale rol die de nieuwsmedia en journalisten spelen in deze crisis. Lidstaten onderstrepen hiermee dat in deze uitzonderlijke omstandigheden, een acute, ambitieuze en duurzame beleidsreactie noodzakelijk is. De verklaring bevat tot slot de oproep ervoor te zorgen dat de COVID-19-noodfondsen die binnen EU-middelen beschikbaar komen ook de culturele en creatieve sector kunnen bereiken. Deze verklaring is inmiddels door vrijwel alle lidstaten ondertekend, waaronder Nederland.

Verslag informele videoconferentie EU-onderwijsministers – 14 april 2020

Op 14 april jl. vond de informele videoconferentie voor EU-onderwijsministers plaats. Ook de onderwijsministers van Noorwegen, IJsland en Zwitserland sloten aan. Tijdens de videoconferentie is gesproken over de maatregelen in het onderwijs als gevolg van de COVID-19-pandemie. De bijeenkomst was een vervolg op de videoconferentie van 12 maart jl. waar de Kamer over is geïnformeerd.1

De ontwikkelingen rondom COVID-19 gaan op dit moment zeer snel. Het verslag geeft een weergave van onderwerpen besproken tijdens de videoconferentie. Een (groot) deel van de informatie in dit verslag is op moment van verzending reeds achterhaald. Nieuwe ontwikkelingen hebben geleid tot nieuwe maatregelen op het gebied van onderwijs, waaronder in Nederland.

Het Kroatisch voorzitterschap opende de videoconferentie en vroeg om aan de hand van de discussievragen in te gaan op afstandsleren, maatregelen rond het goed afronden van het school- en academisch jaar en mogelijke investering in het onderwijs vanuit EU-fondsen. Het voorzitterschap kondigde daarnaast Raadsconclusies over de COVID-19-crisis en onderwijs aan.

Eurocommissaris Gabriel gaf aan dat digitaal onderwijs een grote rol speelt en zal blijven spelen, ook na de COVID-19-crisis. Ze verwees daarbij naar de update van het Digitaal Onderwijs Actieplan, die naar verwachting komende zomer door de Europese Commissie wordt gepubliceerd. Daarin worden ook de lessen uit de COVID-19-crisis opgenomen. De Kamer zal via de reguliere procedure over het Digitaal Onderwijs Actieplan worden geïnformeerd.

Nederland ging in de interventie in op de inzet op digitaal onderwijs en de maatregelen rond het goed afronden van het school- en academisch jaar. Nederland vroeg daarbij aandacht voor het belang van specifieke inzet op kwetsbare jongeren en aandacht voor kansengelijkheid. Daarnaast vroeg Nederland om informatie te blijven delen, specifiek omtrent het heroverwegen en afbouwen van de maatregelen in het onderwijs. Tot slot verzocht Nederland de volgende videoconferentie te benutten om stil te staan bij de meer lange termijn effecten van de COVID-19-crisis op het onderwijs, o.a. op internationale studenten en mobiliteit tussen lidstaten.

De meeste lidstaten gaven een korte toelichting op de maatregelen m.b.t. schoolsluiting. In bijna alle EU-lidstaten is sprake van het sluiten van scholen en universiteiten. Enkele lidstaten gaven aan dat er gewerkt wordt aan het heropenen van scholen, veelal in verschillende fases.

Lidstaten gingen in op het organiseren van afstandsonderwijs en gaven aan dat het uitdagingen geeft, maar ook kansen. Daarbij werd gewezen op het risico dat onderwijs ontoegankelijk wordt voor bepaalde groepen. Zo zijn er problemen met toegang tot internet of de beschikbaarheid van digitale middelen. In verschillende lidstaten wordt daarom ook gebruik gemaakt van nationale televisie voor het aanbieden van afstandsonderwijs. Veel lidstaten vroegen aandacht voor kwetsbare groepen en het sociale aspect van onderwijs.

De plotselinge noodzaak tot afstandsleren biedt ook kansen. Het geeft een nieuwe mindset bij scholieren, studenten, docenten en ouders en leidt tot innovaties in digitaal onderwijs. Er worden nieuwe onderwijsmaterialen ontwikkeld en gedeeld, ook in samenwerking met private partijen. Het belang van open toegang tot die materialen werd daarbij benadrukt. De lidstaten van het toekomstige triovoorzitterschap van de EU (Duitsland, Portugal, Slovenië) kondigden aan dat ze tijdens hun voorzitterschappen aandacht zullen besteden aan de sociale aspecten van digitaal leren en het inclusiever maken van digitaal onderwijs.

Lidstaten gingen in op de afronding van het huidige school- en academisch jaar. Daarbij werd benadrukt dat de gevolgen van de pandemie voor leerlingen en studenten zo klein mogelijk moeten worden gehouden met zoveel mogelijk doorstroom naar vervolgonderwijs. Enkele landen gaven aan het schooljaar mogelijk te verlengen (vooral met het oog op examens) tot juli of augustus, andere zijn van plan eindexamens uit te stellen of te cancelen. Deadlines voor inschrijving aan HO-instellingen worden vaak verschoven en criteria voor inschrijven worden flexibeler.

Tot slot gaf een aantal lidstaten aan te kijken naar de mogelijkheden van Europese fondsen, in het kader van het Corona Response Investment Initiative, voor de onderwijssector.2


  1. Kamerstukken 21 501-34 en 25 295, nr. 325↩︎

  2. Zie Kamerstukken 22 112 en 35 420, nr. 2856 voor de Nederlandse appreciatie van het Corona Response Investment Initiative↩︎