Informatie over het asbestfonds en ontwikkelingen in de regelgeving voor asbest
Problematiek rondom asbest
Brief regering
Nummer: 2020D17847, datum: 2020-05-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25834-169).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 25834 -169 Problematiek rondom asbest.
Onderdeel van zaak 2020Z08351:
- Indiener: S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-05-19 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-03 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (via videoconferentie) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-06-10 16:30: Externe veiligheid (Algemeen overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2020-06-24 15:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
25 834 Problematiek rondom asbest
Nr. 169 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2020
Tijdens het Algemeen Overleg Leefomgeving van 20 februari 2020 heb ik uw Kamer toegezegd dat ik u zo snel mogelijk informatie stuur over het in ontwikkeling zijnde fonds voor particuliere eigenaren van asbestdaken (Kamerstuk 30 175, nr. 352).
Tijdens het genoemde Algemeen Overleg Leefomgeving is mij gevraagd wat de rolverdeling is tussen de Staatssecretaris van SZW en mij en daarbij heb ik de leden Ziengs en Von Martels toegezegd mijn collega van SZW te vragen de brief over het toepassen van een schuimlaag1, ook naar de Vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat te sturen.
Ten slotte wil ik u met deze brief informeren over enkele ontwikkelingen in de regelgeving voor asbest.
Rolverdeling op het asbestdossier
Met de Staatssecretaris van SZW heb ik, zoals toegezegd, besproken om de brief waarin wordt gerapporteerd over de motie over het toepassen van een schuimlaag ook naar de Vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat te sturen. Het gaat om de brief van 16 december 2019 (Kamerstuk 25 834, nr. 166). Op pagina 5 en 6 van die brief wordt over de genoemde motie gerapporteerd. Het leek ons beiden goed de rolverdeling te verduidelijken en het verder, zoals gebruikelijk, aan uw Kamer te laten voor welke Vaste Kamercommissie een brief relevant is. Ik hoop dat onderstaande toelichting daarbij behulpzaam kan zijn.
De bescherming tegen de risico’s van asbest heeft in grote lijnen twee invalshoeken: de bescherming van de werknemer die tijdens het saneren van asbest of anderszins kan worden blootgesteld en de bescherming van de leefomgeving. De bescherming van de werknemer – met name via de Arbeidsomstandighedenregelgeving en het certificeringsstelsel – valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van SZW. De bescherming van de leefomgeving, en daarmee de burger, valt onder mijn verantwoordelijkheid. De aanpak van de asbestdaken om te voorkomen dat asbestvezels zich van verweerde daken verspreiden, is een voorbeeld van het beschermen van de leefomgeving. Het asbestdakendossier illustreert hoe beide beleidsterreinen elkaar raken: ter bescherming van de leefomgeving wordt het verwijderen van asbestdaken gestimuleerd, het verwijderen zelf moet worden uitgevoerd volgens de eisen die de Arbeidsomstandighedenregelgeving stelt om de werknemer te beschermen. Vereenvoudigingen in de eisen die vanuit de Arbeidsomstandighedenregelgeving worden gesteld en innovaties in de saneringswijzen kunnen een positieve invloed hebben op de uitvoerbaarheid van de aanpak van de asbestdaken. Vanwege de interactie tussen beide beleidsterreinen is sprake van een intensieve samenwerking tussen de ministeries van SZW en IenW.
Fonds voor particulieren
Om particuliere dakeigenaren te helpen bij het saneren van hun asbestdak, wordt een «fonds» opgericht waaruit leningen verstrekt kunnen worden. Dit fonds betreft een rekening-courant faciliteit van waaruit leningen verstrekt kunnen worden. Het fonds stelt minder draagkrachtige particuliere dakeigenaren in staat een lening af te sluiten. Daarmee kunnen zowel de kosten van de verwijdering van een asbestdak als de kosten voor een nieuw dak worden gefinancierd. Ook asbestgevels zullen onder de reikwijdte van het fonds vallen. Ik wil daarnaast kijken of het haalbaar is om verduurzaming in combinatie met de asbestdaksanering, zoals het installeren van zonnepanelen of het aanbrengen van betere isolatie, onder de reikwijdte van het fonds te brengen. Daarvoor moet een eigenaar van een asbestdak weliswaar een hoger bedrag lenen, maar daar staat tegenover dat de energiekosten voor de betreffende huishoudens zullen afnemen. Het voornemen is om leningen uit dit fonds tot en met 2028 te verstrekken om realisatie van vrijwillige sanering maximaal te stimuleren.
Het fonds zal worden beheerd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn). Bijna alle Nederlandse gemeenten zijn reeds deelnemer van SVn en bekend met de financiële producten die SVn biedt. Het op deze wijze gebruik maken van de bestaande en bekende infrastructuur zal naar verwachting drempelverlagend werken en bijdragen aan de snelheid waarmee deelname door mede-overheden kan worden gerealiseerd.
De geschatte benodigde omvang van het fonds bedraagt 100 miljoen euro. De verwachting is – op basis van een uitgewerkte businesscase – dat dit voldoende is om aan de verwachte vraag te voldoen. I&W draagt maximaal 12 miljoen euro bij aan dit fonds voor de leningen die minder draagkrachtige particuliere dakeigenaren in staat stelt een lening een af te sluiten. Met de deelname van IenW wordt het eerste risico gedekt van eventuele gevallen waarin een deel van de verstrekte leningen niet terugbetaald wordt. Het Rijk stelt deze bijdrage landsdekkend beschikbaar aan alle provincies en gemeenten. Doordat het Rijk financieel bijdraagt aan de leningen en het grootste financiële risico voor haar rekening neemt, wordt het voor provincies en gemeenten aantrekkelijk hiervan gebruik te maken. Hiermee wil ik bereiken dat het fonds zoveel mogelijk een landsdekkende werking krijgt. Het is uiteraard aan provincies en gemeenten om daartoe te besluiten en daarmee de financieringsfaciliteit voor hun burgers mogelijk te maken.
Provincies en gemeenten hebben na het daadwerkelijk oprichten van het fonds, 18 maanden om zich in te tekenen en de eigen financiering rond te krijgen om in aanmerking te komen voor de bijdrage van het Rijk. Deelnemende provincies en gemeenten vullen het door hen benodigde bedrag aan. Vanuit de businesscase wordt geschat dat dit in totaal maximaal 88 miljoen euro zal zijn. Aan de hand van de deelname zal duidelijk worden wat de uiteindelijke omvang van het fonds wordt, hoewel geen sprake is van één totaal fonds, maar van een faciliteit met op zichzelf staande lokale regelingen van deelnemende gemeenten en provincies op grond waarvan leningen worden verstrekt.
De voorbereidingen voor het opzetten van het particuliere fonds zijn in volle gang. Daarvoor zullen eerst nog enkele juridische en financiële aspecten verder moeten worden uitgewerkt. Ik verwacht dat dit fonds voor particulieren volgens planning dit jaar operationeel zal zijn en daarmee openstaat voor deelname door provincies en gemeenten. Er zal gericht gecommuniceerd worden over het fonds om de mogelijkheden onder de aandacht te brengen van de doelgroep.
Fonds voor bedrijven
Naast de praktische uitwerking van een fonds voor particuliere dakeigenaren voer ik een verkenning uit naar de mogelijkheid voor de oprichting van een fonds voor bedrijven. Enkele provincies hebben mij laten weten hier belang aan te hechten, met name om daarmee de asbestdakensanering in het landelijk gebied te faciliteren. Ik onderschrijf dat hier ook een grote opgave ligt. Deze verkenning naar zowel de financiële als de juridische haalbaarheid, wordt voor de zomer uitgevoerd en ik zal de partners van de samenwerkingsverklaring die werk willen maken van het fonds voor bedrijven hier zorgvuldig bij betrekken.
Productenbesluit asbest
Er is mij gebleken dat het vigerende Productenbesluit asbest niet goed is afgestemd op de Europese REACH-verordening. De REACH-verordening, die een rechtstreekse werking heeft en voorgaat op nationale regelgeving, voorziet in een verbod op het vervaardigen, in de handel brengen en gebruiken2 van asbestvezels en voorwerpen en mengsels waaraan asbest opzettelijk is toegevoegd. Nationale regelgeving kan uitsluitend blijven gelden of worden vastgesteld voor zover REACH dat expliciet toestaat of hierin niet voorziet. Ik stel me op het standpunt dat dit het geval is voor stoffen, voorwerpen en mengsels waaraan asbest niet opzettelijk is toegevoegd, doordat dat van nature aanwezig is vanwege een natuurlijke geologische oorsprong of door een verontreiniging in het verleden. Voor deze categorie zal het Productenbesluit asbest een regeling bevatten. De bepalingen die overlappen met de REACH-verordening zullen worden geschrapt.
Op dit moment werk ik aan de herziening van het Productenbesluit asbest om een goede aansluiting op de REACH-verordening tot stand te brengen. Aangezien het voor de risico’s van asbest niet uitmaakt of het opzettelijk of niet opzettelijk is toegevoegd, moeten beide kaders het op de markt brengen en vervolgens gebruiken van asbesthoudende producten tegengaan. Om deze bepalingen te kunnen vaststellen, zal het besluit technisch moeten worden genotificeerd bij de Europese Commissie.
Ik verwacht uw Kamer dit jaar een concept-wijziging van het besluit te kunnen aanbieden. Ik streef ernaar dat de nieuwe regelgeving op 1 juli 2021 in werking zal treden.
Caribisch Nederland
Behoudens het in 2019 in werking getreden Arbeidsveiligheidsbesluit IV Caribisch Nederland, ontbreekt regelgeving voor asbest in Caribisch Nederland. Ik werk, mede op verzoek van het lokale bestuur van Bonaire, aan een Besluit asbest Caribisch Nederland om daarin te voorzien. Dit besluit zal een verbod gaan inhouden om asbest in te voeren, te bewerken, te verwerken, voorhanden te hebben (tenzij eerder toegepast), aan een ander ter beschikking te stellen, te vervoeren of zich ervan te ontdoen tenzij sprake is van handelingen die zijn geregeld in de plaatselijke bouw- of arbeidsomstandighedenregelgeving. Dit om het verbouwen en slopen van gebouwen waarin asbest is toegepast mogelijk te maken, uiteraard dan met inachtneming van de voorwaarden die in genoemde regelgeving zijn gesteld. Ik verwacht uw Kamer dit jaar een concept-wijziging van het besluit te kunnen aanbieden en ik streef ernaar dat de nieuwe regelgeving op 1 juli 2021 in werking zal treden.
Op met name Bonaire is sprake van de aanwezigheid van asbest, vooral in de vorm van asbestdaken die merendeels in redelijke staat verkeren. In de afgelopen periode is vanuit Europees Nederland hulp geboden, bijvoorbeeld door op Bonaire bestaande asbestverontreinigingen en enkele sterk verweerde daken te verwijderen. Een voorbeeld hiervan is de asbestsanering van een oude garnalenkwekerij met omliggend terrein, dat werd gebruikt voor paintballactiviteiten. Daarnaast is een implementatieproject asbest in uitvoering waarin tussen het Ministerie van IenW en de ambtenaren van het openbaar lichaam Bonaire nauw wordt samengewerkt bij de ontwikkeling van asbestbeleid en regelgeving en wordt gewerkt aan kennisopbouw bij de betrokken uitvoeringsdiensten op Bonaire.
Olivijn
In mijn brief van 14 oktober 2019 (Kamerstuk 25 834, nr. 165) over de aanpak van asbestdaken heb ik aangegeven dat er geen dusdanige signalen bekend zijn over hoge concentraties asbest in straalgrit, zoals olivijnzand dat onder andere als straalmiddel wordt gebruikt, die aanvullende maatregelen rechtvaardigen. Omdat de ILT recentelijk signalen heeft ontvangen over de mogelijke aanwezigheid van asbest in olivijnzand en steenmeel dat wordt gebruikt voor bodemverbetering, voert de ILT, onder het voorbehoud van de huidige omstandigheden, nader onderzoek uit om na te gaan of hier sprake is van een asbestrisico.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer