Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid-19 (Kamerstuk 35420-26)
Noodpakket banen en economie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D18187, datum: 2020-05-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D18187).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z07487:
- Indiener: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2020-05-06 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2020-05-07 22:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-05-12 14:00: Aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid-19 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2020-12-02 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D18187 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 12 mei 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over de door de Staatssecretaris op 24 april 2020 toegezonden brief inzake aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid-19 (Kamerstuk 35 420, nr. 26).
De voorzitter van de commissie,
Anne Mulder
Adjunct griffier van de commissie,
Freriks
Inhoudsopgave
Inleiding
Gebruikelijk loon
Urencriterium
Werkkostenregeling
Fiscale coronareserve
Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap
Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen
Budgettaire gevolgen
Overig
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met veel waardering de brief over «aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid-19» gelezen. Deze leden willen nogmaals benadrukken de ingezette lijn van de Staatssecretaris te ondersteunen. Deze leden hebben nog enkele aanvullende vragen en opmerkingen.
Met interesse hebben de leden van de PVV-fractie kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 24 april 2020.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris van fiscaliteit over de aanvullende fiscale maatregelen in het kader van de coronacrisis. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid-19. Deze leden hebben de meeste opmerkingen en vragen naar aanleiding van de brieven over (aanvullende) fiscale maatregelen in verband met covid-19 ingebracht bij het schriftelijk overleg van 30 april 2020.
Deze leden hebben nog een aantal aanvullende vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de additionele tijdelijke fiscale maatregelen. Zij erkennen de problemen waar ondernemers door corona tegenaan lopen en vinden het belangrijk dat de Staatssecretaris snel stappen heeft ondernomen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de aanvullende fiscale maatregelen die de Staatssecretaris voornemens is te nemen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid-19. Zij constateren dat het goed is dat er na de eerdere maatregelen in het noodpakket banen en economie additionele tijdelijke fiscale maatregelen worden aangekondigd.
Het is schadebeperking maar de leden van de fractie van 50PLUS zijn content met de aanpassingen. Deze leden hebben wel enkele vragen bij de institutionele inrichting van aanvullende maatregelen ter ondersteuning van zorgmedewerkers en allicht ook medewerkers van andere vitale sectoren.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief waarin diverse fiscale maatregelen worden aangekondigd. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.
Gebruikelijk loon
De leden van de VVD-fractie vragen welke maatregelen wel en welke geen wettelijke verankering nodig hebben. Deze leden vragen tevens naar de uitwerking van de maatregel gebruikelijk loon. Wanneer is de Staatssecretaris voornemens deze met de Kamer te delen? Deze leden vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de verschillende nog nader uit te werken beleidsbesluiten. Gezien het belang van de maatregelen verwachten de leden van de VVD-fractie de beleidsbesluiten binnen afzienbare tijd. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen?
De leden van de PVV-fractie constateren dat voor de vormgeving van de gebruikelijk loonregeling de Staatssecretaris verwijst naar een Besluit van 15 september 2009, CPP2009/1799M voor een indicatie van hoe de gebruikelijk loonregeling er uit zal gaan zien. Een van de uitgangspunten van dat besluit was om vooraf duidelijkheid te scheppen omtrent de vaststelling van het (lagere) gebruikelijk loon, zonder dat daar toestemming voor nodig was van de inspecteur. Het beleidsbesluit hield naast de goedkeuring de wettelijke mogelijkheid in stand lager gebruikelijk loon aannemelijk te maken.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris voornemens is om eveneens bij de huidige regeling de wettelijke mogelijkheid in stand te houden om een lager gebruikelijk loon aannemelijk te maken.
De leden van de PVV-fractie merken op dat een van de voorwaarden van destijds was dat de rekening-courantschuld of het dividend niet mocht toenemen als gevolg van het lagere gebruikelijk loon. Kan de Staatssecretaris reeds heden bevestigen dat deze eisen wederom gesteld gaan worden? Is de Staatssecretaris bereid om in het eisenpakket tevens inkoop van de eigen aandelen op te nemen?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het besluit destijds niet gold voor bv’s die beïnvloed waren door bijzondere oorzaken, zoals oprichting, staking, fusie, splitsing en bijzondere resultaten. Indien de Staatssecretaris voornemens is om wederom deze bijzondere oorzaken uit te sluiten, geldt dan de gebruikelijke wettelijke mogelijkheid om een lager aannemelijk loon aannemelijk te maken?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris inzicht heeft in het aantal belastingplichtigen dat destijds gebruik heeft gemaakt van het besluit. Zijn er in de daaropvolgende jaren discussies ontstaan tussen de belastingplichtigen en de Belastingdienst omtrent toepassing en interpretatie van het besluit en/of is het besluit destijds anderszins geëvalueerd?
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of er een omzetgrens geldt voor de mogelijkheid om het gebruikelijk loon te mogen verlagen. Voor bedrijven die normaal een hele hoge omzet hebben, is een omzetdaling immers niet per se een reden om het gebruikelijk loon te verlagen.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris waarom is gekozen voor een generieke maatregel bij de mogelijkheid om het gebruik loon te verlagen en welke alternatieven hiervoor bestaan. Zij vragen de Staatssecretaris naar de ervaringen met deze maatregel zoals die tijdens de kredietcrisis is ingezet, met name ten aanzien van misbruik. Deze leden benadrukken dat deze crisis niet mag worden gebruikt door de meest vermogenden om nog minder belasting te betalen en vragen de Staatssecretaris welk deel van de genoemde 135.000 mensen die gebruik gaan maken van deze regeling daadwerkelijk ondernemer is. Tevens vragen de leden van de SP-fractie hoe het voorkomen van misbruik van deze regeling moet worden bezien in het kader van de uitstel van de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap. Zal het «fiscaal gedreven belastinguitstel» zoals dit door de Staatssecretaris is genoemd aantrekkelijker worden door de combinatie van uitstel van inwerkingtreding en verlaging van het gebruikelijk loon en zo ja, welke antimisbruikmaatregelen zijn hiertegen genomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of vastgesteld kan worden wat de omvang van de omzetdaling van een onderneming precies is zodat het gebruikelijk loon waarover belasting betaald moet worden hiermee ook daadwerkelijk evenredig is. Het lijkt nodig om dit met enige zekerheid vast te kunnen stellen om de maatregel ook echt ten goede te laten komen aan enkel de hardst getroffen ondernemers.
Urencriterium
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Staatssecretaris ondernemers wenst tegemoet te komen die door de coronacrisis niet aan het urencriterium voldoen. In beginsel is de keuze gevallen op het fictief toekennen van gewerkte uren in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020.
Veel ondernemers zullen ook na versoepeling van de maatregelen de na-ijleffecten van de coronacrisis blijven voelen. Het is niet ondenkbaar dat in ieder geval voor geheel 2020 voor veel ondernemers als een «afgeschreven» jaar gezien kan worden. Waarom kiest de Staatssecretaris voor slechts een beperkte periode?
Ondernemers kenmerken zich doorgaans door creatieve oplossingen en willen graag aan de slag. Veel ondernemers proberen hun gemis aan inkomen op te vangen door bijvoorbeeld werk te zoeken buiten hun gebruikelijke sector, al dan niet in loondienst. Indien een ondernemer tijdelijk gedwongen in loondienst is, enkel om het hoofd boven water te houden, kan deze dan alsnog een beroep doen op de versoepeling van het urencriterium? Hoe denkt de Staatssecretaris om te gaan met ondernemers die na 31 mei 2020 nog noodgedwongen in loondienst bij blijven verdienen omdat hun onderneming niet meer voor 100% kan worden opgestart?
Hoe gaat de Staatssecretaris om met startende ondernemers die voorheen geen seizoensgebonden arbeid verrichtten, maar in de periode tussen maart en juni 2020 (voornemens waren) om dat wel te doen? Deze beschikken immers nog niet over een administratie, vallen deze ondernemers onder het verlaagde urencriterium?
Kan de Staatssecretaris tot slot waarborgen inbouwen die voorkomen dat over enkele jaren discussie ontstaat tussen ondernemers en de Belastingdienst omtrent het urencriterium?
De leden van de SGP-fractie zijn verheugd dat het urencriterium versoepeld wordt. Zij hebben hierover de volgende vraag: hoe wordt bepaald of een ondernemer een «seizoengebonden ondernemer» is? Welke criteria gelden hiervoor?
Werkkostenregeling
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de verruiming van de werkkostenregeling. Deze leden vragen wel waarom de Staatssecretaris heeft gekozen voor een verhoging van de werkkostenregeling naar het precieze percentage van 3%. Deze leden vragen tevens welk percentage vrije ruimte geldt voor het bedrag boven de 400.000 euro van de loonsom.
De leden van de PVV-fractie constateren dat in de brief van de Staatssecretaris de navolgende passage staat:
«Ik zal de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever eenmalig en tijdelijk verhogen naar 3% voor het jaar 2020. Dat biedt mogelijkheden aan werkgevers die daar de ruimte voor hebben om hun werknemers in deze moeilijke tijd extra tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een bloemetje of een cadeaubon.»
De Staatssecretaris haalt het voorbeeld aan van een bloemetje of een cadeaubon, dit voorbeeld staat tevens op de website van de Belastingdienst.1
Als hetgeen uit dienstbetrekking wordt genoten kwalificeert als loon, is de Staatssecretaris van mening dat een dergelijke verstrekking in normale omstandigheden kwalificeert als loon?
Zou een dergelijke verstrekking niet beter kunnen passen onder bijvoorbeeld de gerichte vrijstellingen en/of onder uitkeringen en verstrekkingen bij bijzondere gebeurtenissen een en ander nog afgezien dat een dergelijke verstrekking wellicht kan worden beschouwd als een voordeel buiten dienstbetrekking (en dus geen loon is)?
In het kader van de coronacrisis is er immers een goed argument voor te maken dat een dergelijke verstrekking eerder in de persoonlijke sfeer, in het kader van wellevendheid, sympathie of piëteit plaatsvindt dan dat het staat in de relatie werkgever-werknemer.
Heeft de Staatssecretaris overwogen om een tijdelijke extra verruiming te bieden voor bijvoorbeeld korting op producten uit eigen bedrijf? Voor korting op producten uit eigen bedrijf geldt (onder voorwaarden) een gerichte vrijstelling van 20%. Wil de Staatssecretaris in overweging nemen om deze korting (tijdelijk) te verhogen voor alle of specifieke bedrijven. De leden van de PVV-fractie denken hier bijvoorbeeld aan bedrijven die in verband met de coronacrisis blijven zitten met bederfelijke en/of seizoensgebonden producten.
De leden van de CDA-fractie merken op dat alle fiscale coronamaatregelen tot doel hebben de belastingdruk te verlagen of administratieve belemmeringen weg te nemen. Dit is met uitzondering van de verruiming van de werkkostenregeling. De leden van de CDA-fractie vinden dit een hele sympathieke maatregel, want nu we samen deze crisis moeten overwinnen is het fijn dat werkgevers de mogelijkheid hebben om hun waardering voor hun werknemers extra kenbaar te maken. Is dit ook het doel wat de Staatssecretaris met deze maatregel voor ogen heeft of dient deze maatregel een ander doel?
De leden van de fractie van de ChristenUnie waarderen het verhogen van de vrije ruimte voor de eerste 400.000 euro naar 3%. Het onderscheid in de maatregel tussen de vrije ruimte voor de eerste 400.000 euro en het gedeelte daarboven roept echter vragen op. Deze leden vragen waarom de vrije ruimte boven de 400.000 euro onaangeroerd (1,2%) blijft. Daarnaast vragen zij of de verhoging naar 3% tevens geldt voor ondernemingen die de vrije ruimte in het eerste gedeelte van 2020 al benut hebben tegen 1,7%, dus met terugwerkende kracht.
Fiscale coronareserve
De leden van de VVD-fractie lezen over de fiscale coronareserve voor bedrijven in de vennootschapsbelasting (Vpb). Deze leden zijn positief over de maatregel tot een fiscale coronareserve. De leden van de VVD-fractie zijn blij dat ondernemers hun te verwachte verliezen over 2020, die verband houden met de coronacrisis, nu als fiscale reserve over de winst van 2019 kunnen brengen. Deze leden begrijpen dat de maatregel fiscale coronareserve snel moet worden ingevoerd en de uitvoerende rol van de Belastingdienst in dezen. Deze leden hebben vragen over de eisen die de Staatssecretaris stelt aan bedrijven om het verwachte verlies nader te bepalen. Welke bewijzen moeten ondernemers aanleveren om het verwachte verlies over 2020 te kunnen bepalen? Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op de afweging tussen een mogelijk strengere maar noodzakelijke bewijslast voor ondernemers en de snelheid van het proces zodat ondernemers sneller kunnen beschikken over meer liquiditeit? Wanneer en op welk moment in het jaar kan de Belastingdienst de aangifte over 2019 definitief afronden? Deze leden vragen of en zo ja, welke, andere vergelijkbare fiscale maatregelen met betrekking tot winst/verlies van bedrijven de Staatssecretaris heeft overwogen? Wat is de overweging geweest om voor deze vorm van een fiscale coronareserve te kiezen?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de fiscale coronareserve in combinatie met faillissementen. Kan de Staatssecretaris toelichten wat er gebeurt als bedrijven gebruikmaken van de fiscale coronareserve, maar helaas toch failliet gaan? Tot slot op dit punt; van de fiscale coronareserve kan gebruik worden gemaakt door Vpb-ondernemers. Is de Staatssecretaris voornemens ook aanvullende vergelijkbare fiscale maatregelen te nemen voor IB-ondernemers? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie constateren dat in de brief van de Staatssecretaris de navolgende passage staat:
«De fiscale coronareserve bedraagt maximaal de fiscale winst over 2019 zonder rekening te houden met deze reserve. Daarnaast mag de fiscale coronareserve niet hoger zijn dan het te verwachten verlies in 2020 als gevolg van de coronacrisis.»
Wat zijn de gevolgen als de fiscale coronareserve onvoorzien alsnog hoger is dan het te verwachten verlies, wordt er dan na gecalculeerd?
Is de Staatssecretaris bereid om de carry back en de carry forward regelingen (eenmalig) te verruimen aangaande de fiscale coronareserve? Zo niet, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie begrijpen het doel achter de fiscale coronareserve om de belastingdruk reeds over 2019 te verlagen, maar vragen zich wel af tot welke uitvoeringslasten dit gaat leiden bij de Belastingdienst. Het «te verwachten verlies in 2020 als gevolg van de coronacrisis» is immers een nieuw begrip dat tot veel discussies tussen de belastingplichtige en de inspecteur zal leiden. Bovendien ontstaat een extra verschil tussen de Vpb-ondernemer en de IB-ondernemer. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de rechtvaardiging van dit verschil is?
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere beschouwing van de verhouding tussen de mogelijkheden voor bedrijven om hun verliezen te verrekenen met de winsten van eerdere en latere jaren en de middelingsregeling voor sterk wisselende inkomens van werknemers en ondernemers voor de inkomstenbelasting. In hoeverre past het bij het globaal evenwicht tussen bijvoorbeeld dga’s, ib-ondernemers en werknemers? Hoe verhouden die termijnen of tijdvakken van de verschillende regelingen zich tot elkaar? Zou het redelijk zijn om in verband met de coronacrisis ook de tijdvakken en/of termijnen van de middelingsregeling uit te breiden, bijvoorbeeld omdat de kans groot is dat de coronacrisis voor een groot aantal ondernemers voor de inkomstenbelasting, zoals veel zzp’ers, leidt tot sterk wisselende inkomsten over verschillende jaren?
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de fiscale coronareserve. Zij vragen of de Staatssecretaris bereid is om ook in de inkomstenbelasting (IB) een gelijke fiscale faciliteit in te voeren, zodat bijvoorbeeld ook IB-ondernemers in de land- en tuinbouwsector en mkb’ers met een IB-onderneming hiervan gebruik kunnen maken. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn wordt dit ingevoerd?
Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de lijn van de Staatssecretaris om de inwerkingtreding van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap met een jaar uit te stellen. Het zijn ook voor ondernemers zeer zware tijden. Ondernemers moeten, om de kans op voortbestaan zo groot mogelijk te maken, de komende jaren voldoende liquiditeit hebben. Uitstel van inwerkingtreding van eerdergenoemd wetsvoorstel helpt volgens de leden van de VVD-fractie hierbij.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Staatssecretaris het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap uit wenst te stellen. Door de inwerkingtreding met één jaar uit te stellen tot 1 januari 2023 hebben directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) tot 31 december 2023 (eerste peildatum) om te anticiperen op het wetsvoorstel. De achterliggende gedachte is dat de Staatssecretaris hiermee dga’s tegemoet komt die hun schuld wensen af te bouwen naar € 500.000.
Vreest de Staatssecretaris niet dat een dergelijk uitstel tevens excessief lenen (tijdelijk) in de hand kan werken? Dga’s kunnen immers ook redeneren dat tot 31 december 2023 excessief lenen geen probleem is?
Kan de Staatssecretaris waarborgen inbouwen, bijvoorbeeld door een regeling die bepaalt dat de lening bij de vennootschap in de tussentijd of vanaf 2022 niet verder mag oplopen?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris of het mogelijk is om de gederfde box 2-inkomsten van ondernemers met omzetverlies te compenseren met een belastingverhoging voor dga’s met wie het financieel wél goed gaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom er is gekozen voor uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel en niet bijvoorbeeld voor het verhogen van de maximumschuld waarover belasting zou moeten worden betaald (bijvoorbeeld 600.000 euro in plaats van 500.000 euro). In aanvulling hierop vragen deze leden of er is nagedacht over een tijdelijke vrijstelling in de overdrachtsbelasting waardoor de dga panden zou kunnen verkopen aan de bv als aflossing van een schuld. Een tijdelijke vrijstelling voor de overdrachtsbelasting zou dit makkelijker maken. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen
De leden van de VVD-fractie delen de wens om een betaalpauze voor hypotheekverplichtingen mogelijk te maken. Op basis waarvan wordt door de kredietverstrekker bepaald hoeveel maanden, met een maximum van zes, een betaalpauze wordt overeengekomen? Aan welke eisen moet iemand voldoen om een pauze van hypotheekverplichtingen te krijgen? Wanneer wordt bepaald of de maximaal gehanteerde zes maanden pauze mogelijk verlengd moet worden? Op welke manier brengen kredietverstrekkers en/of overheidsdiensten de mogelijkheid tot het pauzeren van betalingen onder de aandacht van mensen? Hoe worden consumenten die een pauze voor de hypotheekverplichtingen krijgen geholpen bij de aanvraag, mede gezien de opmerking in de brief dat de consument zelf dient na te gaan of een voorlopige aanslag of voorschotbeschikking hierdoor moet worden aangepast omdat anders in 2021 mogelijk terugbetalingen plaatsvinden?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris heeft overwogen om in gesprek te gaan met de sector om bestaande leasecontracten voor zakelijk- en privégebruik te kunnen verlengen. Zo nee, is de Staatssecretaris bereid om dit gesprek te starten?
De leden van de VVD-fractie waarderen dat de Staatssecretaris betaalpauzes instelt voor ondernemers en voor consumenten met hypotheekverplichtingen, maar vragen ook naar de mogelijkheid van uitstel van betaling voor mensen met een betalingsregeling die door de huidige situatie ook in de problemen kunnen komen. Kunnen ook mensen met een betalingsregeling met de Belastingdienst gebruik maken van uitstel van betaling? Zo ja, welke voorwaarden stelt de Belastingdienst aan mogelijk uitstel en voor welke periode is het uitstel? Zo nee, waarom niet? Deelt de Staatssecretaris de mening dat net als ondernemers die door de huidige situatie financiële problemen kunnen ervaren ook gezinnen met financiële problemen waar mogelijk geholpen moeten worden?
De leden van de PVV-fractie merken op dat coronacrisis zorgt voor onzekerheid op de financiële markten. De eerste tekenen van rentestijging bij afgesloten hypotheken zijn al waarneembaar. Burgers die een betaalpauze met de banken moeten afspreken doen dat niet omdat ze goed bij kas zitten, maar omdat ze, bij doorlopende betalingsverplichtingen, in de financiële problemen komen.
Is de Staatssecretaris bereid om met de hypothecaire geldverstrekkers af te spreken dat, indien er in het kader van een betaalpauze een nieuwe hypothecaire lening wordt afgesloten, de rente nimmer hoger mag zijn dan de rente over de (oorspronkelijke) lening? Een en ander om een toch al kwetsbare groep burgers extra te beschermen tegen onvoorziene oplopende kosten.
Kan de Staatssecretaris aangeven waarom hij mogelijk belastingplichtigen, die een lening hebben waarvoor de fiscale aflossingseis geldt en die zijn aangegaan bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige zoals een lening bij de eigen bv of een familielid, in vergelijkbare situaties anders gaat behandelen?
Hoe wordt er (fiscaal) omgegaan met belastingplichtigen die een andere dan een annuïtaire hypotheek hebben en eveneens (tijdelijk) niet meer in de gelegenheid zijn om deze te betalen en om die reden een betaalpauze met de geldverstrekker hebben afgesproken?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de Staatssecretaris opmerkt dat het voor de consument verstandig is om bij een situatie als deze na te gaan of een opgelegde voorlopige aanslag over 2020 en/of de voorschotbeschikking(en) toeslag(en) op basis van het eerder geschatte inkomen over 2020 moet(en) worden aangepast. Hiermee kan voorkomen worden dat in 2021 terugbetalingen moeten plaatsvinden. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het op enige manier mogelijk is om iets van coulance toe te passen op het moment dat er toch ingrijpende onvoorziene consequenties blijken te zijn in de uiteindelijke definitieve aanslag. Daarnaast vragen zij hoe er wordt ingezet op het onder de aandacht brengen bij de consument van het gevaar van omvangrijke terugbetaling. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat er ook hier een voorlichtende rol weggelegd is voor kredietverstrekkers.
Budgettaire gevolgen
De leden van de VVD-fractie vragen naar een toelichting op de verschuiving van inkomsten van 2021 naar 2020 in relatie tot de hypotheekbetaalpauze. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom hij verwacht dat er in 2020 50 miljoen extra binnenkomt maar in 2021 50 miljoen minder?
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Staatssecretaris geen budgettaire gevolgen verwacht in verband met de maatregel omtrent urenaftrek. Ligt het niet in de lijn van de verwachtingen dat een groot aantal belastingplichtigen, dit jaar meer dan anders, hun zelfstandigenaftrek of startersaftrek niet dan wel niet volledig kunnen effectueren? Acht de Staatssecretaris de budgettaire gevolgen in dit kader voor 2020 en eventuele toekomstige jaren nihil?
Allereerst zouden de leden van de CDA-fractie graag vernemen van de Staatssecretaris wat de kosten van dit pakket zijn en hoe dat gedekt wordt. Hoewel deze leden de maatregelen over het algemeen als positief waarderen, hebben deze leden wel zorgen over het begrotingstekort en hoe dat na de komende jaren weer zal moeten worden gesloten.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen om een nadere budgettaire onderbouwing van de aanpassing van het gebruikelijk loon. Op basis waarvan verwacht de Staatssecretaris een cumulatieve derving van 300 miljoen euro? Heeft deze maatregel inderdaad zeven jaar effect? (1 miljard euro minus zeven keer 100 miljoen euro per jaar)?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de budgettaire opbrengst is van het verhogen van de dividendbelasting naar 25%.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het budgettair effect van de aanpassing van het gebruikelijk loon is bepaald? Wat is bijvoorbeeld naar verwachting de gemiddelde omzetdaling?
Overig
De leden van de D66-fractie vragen naar de voortgang van de invulling van de motie Asscher-Van Weyenberg2 over het privaat fonds van waaruit aan zorgmedewerkers een tegemoetkoming kan worden verstrekt, mede naar aanleiding van het overleg van het kabinet met de initiatiefnemers.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris om maatregelen te presenteren waarbij de «winnaars» van de coronacrisis, bijvoorbeeld degenen die dankzij corona hun omzet met 20% of meer hebben zien toenemen, extra gaan bijdragen aan de overheidsfinanciën.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris of hij nog steeds voornemens is om de winstbelasting te gaan verlagen per 1 januari 2021 of dat hij vanwege het coronavirus inziet dat het geld op een betere manier besteed kan worden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris of hij voornemens is om de rekening van de coronacrisis te gaan verhalen op grote bedrijven, vermogenden en anderen die de afgelopen jaren relatief weinig belasting hebben betaald.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Staatssecretaris of hij op de hoogte is van de meest actuele CBS-cijfers over vermogensongelijkheid in Nederland (2017). Erkent de Staatssecretaris dat de 20% rijkste vermogens samen netto meer dan 2.000 miljard euro bezitten (= 65% van het totale netto vermogen)? Erkent de Staatssecretaris dat de 20% rijkste vermogens 93% van de aandelen en overige deelnemingen bezitten (329 miljard euro), 59% van de verzekerings- en pensioenregelingen (952 miljard euro), 49% van de woningen (330 miljard euro) en 67% van de overige niet-financiële activa (154 miljard euro)?
Heeft de Staatssecretaris een opvatting over deze mate van vermogensongelijkheid in Nederland? Is het de Staatssecretaris het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat het extra belasten van grote vermogens een goede manier is om de rekening van de coronacrisis te betalen? Is de Staatssecretaris voornemens om hier werk van te maken?
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of een privaat fonds de beste oplossing is voor het probleem van zorgmedewerkers die een verhoogd risico lopen? Is het denkbaar dat zorgmedewerkers bijdragen leveren aan dit fonds of worden werkgevers geacht het te vullen? Ligt dit al vast?
De leden van de 50PLUS-fractie willen graag meer informatie over het beoogde fonds en de gevolgen van het private karakter. Gaat het beoogde fonds op enigerlei wijze optreden als een verzekeraar? Waar komt de voeding precies vandaan en op welke voorwaarden kunnen medewerkers aansprak maken? Wij nemen aan dat de Minister, naast meewerken aan het private initiatief, zich ook geen rol laat afpakken die aan de overheid toekomt?
De leden van de 50PLUS-fractie vragen welke beperkingen het fonds kent t.a.v. de doelgroep? Wordt het fonds toegankelijk voor zzp’ers in de zorgsector? En hoe zit het met de medewerkers die ruim voor de opzet van het fonds met schade zijn geconfronteerd? Kan er dan met terugwerkende kracht ergens een beroep op worden gedaan?
Kunnen de leden van de fractie van 50PLUS aannemen dat het beoogde private fonds niet zal discrimineren op leeftijd?
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of er in de voorgestelde aanpassingen van regelingen sprake is van beperkingen op grond van leeftijd. Indien ja, kan de Staatssecretaris daar een uitputtende beleidsmatige opsomming geven.
De leden van de 50PUS-fractie merken op dat in de Kamer ook over een bonus voor zorgmedewerkers en wellicht ook andere beroepen gesproken wordt. Ook dan speelt de afbouw van kortingen en toeslagen een grote rol. Is het niet verstandig om het verhoogde risico voor de werknemer alsmede een extra salarisvergoeding en de relatie met afbouw van inkomensafhankelijke regelingen, in samenhang te regelen op het hoogste niveau?