Inbreng verslag schriftelijk overleg over o.a. antwoord op vraag van het lid Bruins, gesteld tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst van 4 maart 2020, over het gebruik van eHerkenning (Kamerstuk 31066-619)
Belastingdienst
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D18701, datum: 2020-05-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiƫn (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z06610:
- Indiener: J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiƫn
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2020-04-16 20:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-04-23 12:00: Procedurevergadering Financiƫn (per videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2020-05-14 14:00: eHerkenning (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiƫn
- 2020-12-02 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2019-2020 31 066 Belastingdienst Nr. INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld .. 2020 De vaste commissie voor FinanciĆ«n heeft op 14 mei 2020 enkele vragen en opmerkingen aan de staatssecretaris van FinanciĆ«n ā Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd over zijn op 14 april 2020 toegezonden brief inzake āAntwoord op vraag van het lid Bruins, gesteld tijdens het Algemeen Overleg Belastingdienst van 4 maart 2020, over het gebruik van eHerkenningā (Kamerstuk 31066, nr. 619) en over zijn op 24 april 2020 toegezonden brief inzake āWettelijke basis van eHerkenningā (Kamerstuk 31066, nr. 625). De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van ā¦... Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Anne Mulder Adjunct-griffier van de commissie, Freriks I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het gebruik van eHerkenning en de brief over de wettelijke basis van eHerkenning. Deze leden willen zich nogmaals uitspreken tegen het moeten betalen voor het kunnen doen van belastingaangifte. Dit is in lijn met het algemeen overleg over de Belastingdienst van 4 maart 2020 waar de aanwezige fracties zich unaniem hebben uitgesproken tegen een betaling voor het kunnen doen van belastingaangifte. Deze leden kijken uit naar de aangekondigde brief over de uitwerking van de verschillende scenarioās en een vergelijking met omringende landen zoals toegezegd aan het lid Lodders tijdens het algemeen overleg over de Belastingdienst op 4 maart 2020 en de kosten van het doen van aangifte met eHerkenning. Deze leden hebben over de brieven over het gebruik van eHerkenning en de wettelijke basis nog enkele vragen en opmerkingen. Ā De leden van de VVD-fractie lezen dat belastingplichtigen die geen gebruik maken van software, een intermediair of eHerkenning via een formulier een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) kunnen aanvragen. Kan de staatssecretaris bevestigen dat dit formulier voor iedere belastingplichtige voor de Vpb beschikbaar is die geen gebruikmaakt van software, een intermediair of eHerkenning? Waarom heeft de staatssecretaris gekozen voor een formulier in plaats van het langer in standĀ houden van het ondernemersportaal bij de Belastingdienst voor juist die ondernemers die geen eHerkenning hebben zeker ook omdat eHerkenning voor de aangifte omzetbelasting nog niet verplicht is en ondernemers hiervoor nog wel gebruik kunnen maken van het oude portaal? Gezien het feit dat de Kamer zich unaniem heeft uitgesproken tegen het moeten betalen voor het doen van aangifte gaan deze leden ervan uit dat ook voor het doen van aangifte omzetbelasting het gebruik van eHerkenning niet verplicht zal worden. Deze leden ontvangen hiervan graag een bevestiging van de staatssecretaris. De leden van de VVD-fractie vragen of ondernemers ook actief worden gewezen op het bestaan van dit formulier. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier? De leden van de VVD-fractie vragen naar de toekomstige beschikbaarheid van dit formulier. Kunnen ondernemers ook volgend jaar van dit formulier gebruik maken voor hun voorlopige aanslag? Graag een toelichting. Ā De leden van de VVD-fractie vragen of ook bedrijven die niet staan ingeschreven in het handelsregister van het aparte formulier gebruik kunnen maken. In de brief van 3 maart over de aanschafkosten eHerkenning is een aantal van 350 rechtspersonen genoemd die niet in het handelsregister staan maar wel (nog) aangifteverplichtingen (Vpb) hebben. De Belastingdienst zou deze 350 rechtspersonen in de weken na 3 maart benaderen. Deze leden hebben verschillende signalen ontvangen van ondernemingen die in 2019 zijn uitgeschreven uit het handelsregister maar nog wel over 2019 Vpb-aangifte moeten doen en in de afgelopen periode niet zijn benaderd door de Belastingdienst. Deze leden vragen de staatssecretaris ervoor zorg te dragen dat voor alle rechtspersonen die niet (meer) in het handelsregister staan een passende oplossing wordt gevonden zonder dat deze voor een eenmalige aangifte meteen eHerkenning of software moeten aanschaffen of een intermediair moeten inhuren. Op welke manier is de staatssecretaris voornemens hier de zorg voor te dragen? Ā Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV Met interesse hebben de leden van de PVV-fractie kennisgenomen van de brieven van de staatssecretaris van FinanciĆ«n van 14 april 2020 respectievelijk 24 april 2020 over eHerkenning. De leden van de PVV-fractie hebben de veiligheid van personen en daarmee tevens rechtspersonen hoog in het vaandel staan. De leden van de PVV-fractie achten dan ook dat een secure en goed beveiligde internetomgeving bijdraagt aan het vertrouwen van belastingplichtigen in de overheid. Het is echter teleurstellend dat de EU ons regels oplegt omtrent veiligheidsniveauās. In Nederland zijn wij met onze kennis prima in staat een eigen veilige internetomgeving te ontwikkelen. Helaas moeten de leden van de PVV-fractie constateren dat er in brieven nog niet wordt ingegaan op kosten van het doen van aangifte, de vergelijking met omringende landen en welke alternatieve scenarioās er zijn. Zeker nu veel rechtspersonen zich deze maand gaan opmaken voor het doen van de aangifte Vpb 2019 zullen veel belastingplichtigen tot de conclusie komen dat ze nog niet beschikken over het eHerkenningsmiddel. Daarnaast zullen ze tot de conclusie komen dat uitstel vragen inzake de vennootschapsbelasting eveneens niet mogelijk is zonder eHerkenning. Met als gevolg dat veel belastingplichtigen, volgens de leden van de PVV-fractie, deze maand nodeloos kosten gaan maken voor het doen van hun belastingaangifte, een en ander nog afgezien van de tijd die belastingplichtigen moeten steken in het aanvragen van eHerkenning. Een en ander brengt de leden van de PVV-fractie tot de volgende vragen en opmerkingen. Waarom is er niet voor gekozen om vanuit de overheid rechtspersonen, vergelijkbaar met DigiD, een kosteloze inlogmogelijkheid te geven? Hierbij merken de leden van de PVV-fractie op dat we de antwoorden van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te kort door de bocht vinden. Dat het opzetten van een eHerkenningssysteem geld kost, ligt voor de hand. En dat er bij, om en nabij, 400 overheidsorganisaties ingelogd kan worden, lijkt eerder een voordeel voor de overheid dan voor de belastingplichtige. Bovendien kunnen particulieren met DigiD eveneens bij legio overheidsorganisaties terecht zonder dat zij hoeven te beschikken over een (betaald) abonnement. De leden van de PVV-fractie vragen waarom rechtspersonen niet minimaal Ć©Ć©n alternatieve kosteloze inlogmogelijkheid hebben, bijvoorbeeld via het Oude Portaal, totdat de discussie omtrent eHerkenning beslecht is. Overweegt de staatssecretaris in dit kader om de uitgefaseerde āDigiD voor bedrijvenā te herintroduceren? Het eHerkeningsmiddel is in beginsel persoonsgebonden net als een DigiD. Waarom is het niet mogelijk voor een directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) om bij de Belastingdienst (ten behoeve van een aangifte voor een rechtspersoon) in te loggen met zijn DigiD en waarom kan een ondernemer (met bijvoorbeeld een eenmanszaak) wel kiezen tussen DigiD en eHerkenning? Is een DigiD niet veilig (genoeg), voldoet een DigiD niet aan het beveiligingsniveau Ā«substantieelĀ»? Liggen er plannen bij de overheid om de met DigiD samenhangende kosten door te berekenen naar de Nederlandse burger? De brief van 24 april 2020 bevat de navolgende passage: āMet terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 is de Regeling EBV in overeenstemming gebracht met de gestelde nadere eis over verplicht gebruik van inlogmiddelen die gelet op de eIDAS-verordening voldoen aan beveiligingsniveau Ā«substantieelĀ» (niveau 3).ā Hoewel het hier niet direct belastingheffing (art. 104 GW) betreft, dwingt de terugwerkende kracht belastingplichtigen om tegen betaling een abonnement aan te schaffen bij een commerciĆ«le partij om aan haar wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. De leden van de PVV-fractie vragen zich af of hier niet het legaliteitsbeginsel in het geding komt. Zou de staatssecretaris hierop willen reflecteren? In het verlengde hiervan vragen de leden van de PVV-fractie zich af of het gelijkheidsbeginsel eveneens niet in het geding komt. De ene ondernemer (die met een eenmanszaak bijvoorbeeld) kan gewoon kosteloos inloggen middels DigiD en de andere ondernemer is verplicht zijn persoonlijke gegevens kenbaar te maken aan een commerciĆ«le partij om vervolgens tegen betaling een abonnement in het kader van eHerkenning aan te schaffen. Zou de staatssecretaris nader willen ingaan op de vraag of het gelijkheidsbeginsel in deze niet wordt geschaad? Acht de staatsecretaris het wenselijk dat (gevoelige) privĆ© gegevens en data tegen verplichte betaling in handen komen van commerciĆ«le partijen? Welke waarborgen kan de staatssecretaris geven, dat die privacygevoelige gegevens in goede handen zijn bij deze partijen? Vindt er permanent toezicht plaats op deze partijen en zo ja, door wie wordt dit toezicht gehouden? Zoals hierboven reeds is aangehaald is eHerkenning verweven met commerciĆ«le bedrijven. Het resultaat is dat belastingplichtigen nu niet meer, zonder eerst in contact te komen met een commercieel bedrijf, bij de Belastingdienst aan hun wettelijke verplichtingen kunnen voldoen. Over het algemeen verrichten commerciĆ«le bedrijven hun werkzaamheden niet vanuit een altruĆÆstisch motief, zo ook bij eHerkenning. Direct resultaat hiervan is dan ook dat belastingplichtigen gedurende de tijd dat hun rechtspersoon bestaat een betaald abonnement moeten afsluiten bij een commerciĆ«le aanbieder. Indien bedrijven vrijwillig gebruik willen maken van eHerkenning in het private domein, omdat dat de communicatie met een aantal privĆ©-instellingen eenvoudiger maakt, dan hebben de leden van de PVV-fractie daar in beginsel geen moeite mee. De kern is echter dat het op vrijblijvende basis dient te geschieden. Bij fiscale aangelegenheden en overige overheidsinstanties dient een rechtspersoon immer de mogelijkheid te hebben om kosteloos en veilig aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Gaat de staatssecretaris het mogelijk maken dat belastingplichtigen kosteloos toegang kunnen krijgen tot hun fiscale internetomgeving alsmede overige overheidsinstellingen waar eHerkenning noodzakelijk wordt geacht? Zo ja, krijgen belastingplichtigen, die reeds een eHerkenningsabonnement hebben afgesloten (voor een, twee of 3 jaar), hun abonnementsgeld terug? Gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat er een separate kosteloze eHerkenning komt voor enkel het publieke domein? Tot slot, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorzag met een beperkt stelsel van erkende leveranciers onder andere marktwerking, gezonde concurrentie en verbeterende klantvriendelijkheid. De leden van de PVV-fractie voorzien echter, met een beperkt stelsel van leveranciers en een direct betrokken overheid, de mogelijkheid tot kartelvorming en derhalve geen prikkel voor de leveranciers om te concurreren op prijs, kwaliteit en aanbod. Deelt de staatssecretaris de zorgen van de PVV-fractie met betrekking tot mogelijke kartelvorming nu slechts ZES bedrijven (d.d. 12 mei 2020 betreft het: Digidentity, We-ID, QUOVadis, KPN, Z Login en Reconi) de gehele markt bedienen? Heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de huidige constructie omtrent eHerkenning beoordeeld? Zo nee, is de staatssecretaris bereid om alsnog een beoordeling door de ACM te laten uitvoeren? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de staatssecretaris over de wettelijke basis van de verplichtstelling van eHerkenning en over de mogelijkheid om zonder eHerkenning de voorlopige aanslag te wijzigen. Deze leden zijn niet gelukkig met de risicoās, kosten en uitvoeringsproblemen met eHerkenning. Daarom vragen zij allereerst of de staatssecretaris kan bevestigen dat DigiD, na het inscannen van het identiteitsdocument, betrouwbaarheidsniveau 3 heeft en dus via een app gebruikt zou kunnen worden. Verder vragen zij de staatssecretaris op welk moment het besluit genomen is om eHerkenning te verplichten en op welk moment het besluit genomen is om het oude portaal te sluiten. In het vervolg van dit schriftelijk overleg zullen de leden van de CDA-fractie zich echter beperken tot de juridische grondslag van de verplichtstelling van eHerkenning. Zij hebben namelijk drie principiĆ«le bezwaren bij deze grondslag, die zij hieronder zullen aangeven. Allereerst hebben de leden van de CDA-fractie principiĆ«le bezwaren tegen het feit dat het verplichten van eHerkenning niet is voorgelegd aan het parlement. Het kabinet is immers ook niet bevoegd om eigenstandig te beslissen over een (kleine) belastingverhoging; die beslissing is voorbehouden aan het parlement. Voor een belastingplichtige maakt het niet uit of extra belasting moet worden betaald of dat er verplicht extra kosten gemaakt moeten worden. Sterker nog: het maken van extra kosten is misschien nog wel erger, omdat er geen democratisch gelegitimeerde besteding is van die gelden. Bovendien is het in de brief genoemde artikel, namelijk 2:15, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht, niet bedoeld om bewindspersonen in staat te stellen om zonder besluitvorming door het parlement belastingplichtigen te verplichten om gebruik te maken van een betaald identificatiemiddel. Het is logisch dat een inspecteur nadere technische eisen mag stellen aan het gebruik van elektronisch verkeer door belastingplichtigen. Voor de uitvoerbaarheid is het immers nodig dat belastingplichtigen het juiste formulier gebruiken en niet naar believen de aangifte bijvoorbeeld per mail of met eigen programmaās insturen. De belastingaangifte kan niet vormvrij zijn. Juist daarom moet de Belastingdienst zorgvuldig omgaan met de bevoegdheid om technische eisen te mogen stellen. De leden van de CDA-fractie verzoeken de staatssecretaris aan te geven hoe hij de rol van het parlement ziet, wanneer Nederland als enige land in de EU de toegang tot de Belastingdienst voor onder andere het doen van aangifte volledig privatiseert. Heeft het parlement bij zoān besluit een rol in de ogen van de regering? Ten tweede wijzen de leden van de CDA-fractie erop dat op het moment dat belastingplichtigen werden geĆÆnformeerd over de verplichting om gebruik te maken van eHerkenning het onderliggende besluit, namelijk de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst, nog niet was aangepast. Sterker nog: die was nog niet aangepast toen op 1 januari de wijziging inging. Deze leden menen dat het met terugwerkende kracht wijzigen van een besluit, waardoor belastingplichtigen benadeeld worden, zeer onwenselijk is. Als derde wijzen de leden van de CDA-fractie erop dat de kenbaarheid van besluiten van een overheid voor burgers verder gaat dan alleen de bekendmaking van het nieuwe besluit zelf. Door de openbaarheid van de parlementaire besluitvorming kan een belastingplichtige niet alleen kennisnemen van het besluit zelf, waarover de Belastingdienst belastingplichtigen al individueel per brief geĆÆnformeerd had, maar ook over de motieven achter een besluit. Bovendien stelt dit belastingplichtigen en maatschappelijke of commerciĆ«le organisaties in staat om deze motivering te betwisten en relevante informatie te delen met kabinet of parlement. Voor de naleving van een door het kabinet genomen besluit is deze motivering dus van groot belang. De leden van de CDA-fractie vragen de staatssecretaris om voor al deze redenen te bevestigen dat besluiten die financiĆ«le gevolgen hebben voor belastingplichtigen, via een wet of een brief, aan het parlement gemotiveerd dienen te worden voorgelegd en dat dit ook zal gebeuren. Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie nog een vraag over de juridische grondslag van het elektronische verkeer zelf. Artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden. De Algemene wet inzake rijksbelastingen gaat als lex specialis voor op de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 3a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wordt bepaald dat in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht het berichtenverkeer tussen belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen en de inspecteur uitsluitend elektronisch geschiedt. Artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een bestuursorgaan een bericht elektronisch kan verzenden. De leden van de CDA-fractie concluderen hieruit dat artikel 3a van de AWR wel regelt dat het berichtenverkeer van de Belastingdienst aan de belastingplichtige verplicht elektronisch plaatsvindt, niet tegenstaande de uitzonderingen die verder in de wet zijn opgenomen, maar dat in artikel 3a niet wordt geregeld dat het berichtenverkeer, waaronder ook de belastingaangifte, van de belastingplichtige naar de Belastingdienst elektronisch moet plaatsvinden. Kan de staatssecretaris aangeven wat de juridische grondslag in de wet is om elektronische aangifte te verplichten? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66 De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over eHerkenning. Deze leden benadrukken het belang van een goed en betrouwbaar inlogmiddel bij contact tussen de overheid en burger. Zo moeten overheidsinstanties, zoals de Belastingdienst, in overeenstemming met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) handelen en moeten er op grond van de AVG passende technische beveiligingsmaatregelen worden genomen. Het is logisch dat daar kosten aan zijn verbonden. Tegelijkertijd vinden deze leden het in beginsel ongewenst dat burgers en bedrijven moeten betalen om belastingaangifte te doen. Deze leden hebben nog een aantal vragen. De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre er gebruik wordt gemaakt van het beschreven formulier. Deze leden vragen wat er precies wordt bedoeld met de omschrijving dat het formulier in het bijzonder bedoeld is voor binnenlandse belastingplichtigen. Betekent dit dat buitenlandse belastingplichtigen er helemaal geen gebruik van kunnen maken? Of dat die ruimte er wel is, maar dat dit niet beoogd is? De leden van de D66-fractie vragen om een toelichting over de opmerking op het formulier dat een voorlopige aanslag maximaal drie keer verhoogd kan worden. De leden van de D66-fractie vragen naar de beoogde termijn van de beschikbaarheid van deze voorziening, dat wil zeggen de mogelijkheid om van het beschreven formulier gebruik te maken. De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Tweede Kamer de andere brieven ontvangt over de gedane toezeggingen over eHerkenning met betrekking tot de kosten van het doen van aangifte, de vergelijking met omringende landen en welke alternatieve scenarioās er zijn. Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL De leden van de fractie van GroenLinks vragen de staatssecretaris om een actuele stand van zaken omtrent de knelpunten die ondernemers ervaren bij het gebruik van eHerkenning. In hoeverre zijn deze knelpunten oplosbaar? Is het kabinet bereid om deze knelpunten op te lossen? Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP De leden van de SP-fractie waarderen het dat de staatssecretaris mogelijk heeft gemaakt dat aangifte alsnog zonder gebruikmaking van eHerkenning kan plaatsvinden. Zij constateren echter dat de door de staatssecretaris in de antwoorden op vragen van het lid Bruins genoemde wijze om zonder eHerkenning aangifte te doen niet op de site van de Belastingdienst is te vinden als wordt gezocht op aangifte vennootschapsbelasting of wordt gekeken bij de diverse inlogschermen voor ondernemers. Zij vragen de staatssecretaris er zorg voor te dragen dat deze methode nadrukkelijk onder de aandacht wordt gebracht via de site van de Belastingdienst. Voorts vragen deze leden de staatssecretaris welke voornemens hij heeft om het vervolg van dit traject beter onder de aandacht van ondernemers te brengen. Zij verzoeken de staatssecretaris de Kamer hierover uitvoerig te informeren. De leden van de SP-fractie lezen in de brief van de staatssecretaris over de wettelijke basis voor eHerkenning dat de eIDAS-verordening vereist dat eHerkenning wordt gebruikt om digitaal aangifte te doen. Deze leden benadrukken hierop de noodzaak van een gratis publiek middel voor eHerkenning en vragen de staatssecretaris hoe hij verantwoordt dat door deze verordening kleine ondernemers op kosten worden gejaagd om Ć¼berhaupt aangifte te kunnen doen. Deze leden vragen de staatssecretaris of dit in de onderhandelingen over de eIDAS-verordening is besproken, welk standpunt de regering hierop heeft ingenomen en in hoeverre dit overeenkomt met de think small first-gedachte die de Europese Commissie zegt als uitgangspunt te nemen. II Reactie van de staatssecretaris van FinanciĆ«n ā Fiscaliteit en Belastingdienst Kamerstuk 31066, nr. 622. Kamerstuk 31066, nr. 622 en 625. Kamerstuk 34972, nr. 44. Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 1134 en Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2019-2020, nr. 1120. Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG PAGE PAGE 1