[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verlaging van de maximale kredietvergoeding

Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Brief regering

Nummer: 2020D19146, datum: 2020-05-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24515-531).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 24515 -531 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting.

Onderdeel van zaak 2020Z08946:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 531 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2020

Tijdens het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 1 april jl. (Handelingen II 2018/20, nr. 66, item 2) heeft Kamerlid Ouwehand een motie ingediend die de regering verzoekt alles in het werk te stellen om banken te bewegen om de rentes te verlagen die zij aan consumenten berekenen bij rood staan.1 Daarnaast roepen de motie van de leden Krol en Van Brenk2 en de nader gewijzigde motie van het lid Jasper van Dijk c.s.3 de regering op om de maximale kredietvergoeding te verlagen. Aan de motie van het lid Ouwehand heb ik uitvoering gegeven door banken op te roepen om serieus te kijken welke mogelijkheden zij zien om de rentes op rood staan te verlagen, zodat mensen meer lucht krijgen in deze moeilijke periode. Ik verwelkom het feit dat verschillende banken begin april tot een verlaging van de gehanteerde rentes zijn overgegaan. Ook juich ik toe dat een aantal kredietaanbieders aan consumenten mogelijkheden bieden om bijvoorbeeld uitstel van betaling te krijgen bij een consumptieve lening als zij door de coronacrisis in betalingsproblemen komen.

Dit zijn positieve ontwikkelingen. Niettemin vind ik het belangrijk om ook vanuit de regelgeving te borgen dat alle kredietaanbieders in deze lastige periode redelijke tarieven rekenen aan consumenten die in problemen komen door de coronacrisis. Ik verlaag daarom tijdelijk de maximale kredietvergoeding. Ik heb mij daarbij mede gebaseerd op een notitie van het Nibud, die de voors en tegens van een verlaging van de maximale kredietvergoeding op mijn verzoek heeft beschreven. De notitie van het Nibud stuur ik u hierbij toe.

Deze brief verstuur ik mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tijdelijke crisismaatregel: verlaging opslag naar 8 procent

Ik zal de wettelijke maximale kredietvergoeding van 14 procent op jaarbasis, die bestaat uit een wettelijke rente van 2 procent en een opslag van 12 procentpunten en van toepassing is op alle vormen van consumptief krediet, tijdelijk verlagen. Ik verlaag de opslag van 12 procentpunten naar 8 procentpunten. Daarmee komt de tijdelijke maximale kredietvergoeding uit op 10 procent.4 Deze maatregel zorgt ervoor dat consumenten tegen lagere maandlasten geld kunnen lenen voor consumptieve uitgaven in deze moeilijke tijden. De maatregel zal duren tot in ieder geval het einde van het jaar.

Verschillende banken hebben kortgeleden de tarieven op rood staan verlaagd naar een percentage van circa 10 procent. Banken hebben hiermee een positieve stap gezet. Ik vind het belangrijk dat consumenten met andere kredietvormen dezelfde ruimte wordt geboden. Waar verschillende kredietaanbieders te kennen hebben gegeven graag met consumenten in gesprek te willen gaan over de gevolgen van de coronacrisis, zijn er ook kredietaanbieders die nog altijd kredietvergoedingen hanteren gelijk aan of dichtbij de huidige maximale kredietvergoeding van 14 procent. Dat vind ik, zeker in deze tijd, zeer onwenselijk.

Door de gevolgen van COVID-19 kunnen mensen verlies van inkomen hebben en behoefte hebben aan bijvoorbeeld een persoonlijke lening of genoodzaakt zijn een product met krediet te betalen. Ik heb het Nibud gevraagd in hoeverre consumenten geholpen zijn met een verlaging van de maximale kredietvergoeding, en wat daarvan de voor- en nadelen kunnen zijn. Volgens het Nibud is een verlaging een goed middel om consumenten beter te beschermen tegen de hoge kosten van krediet. Het Nibud verwacht dat een verlaging van de maximale rente vooral kleine, kortlopende kredieten zal treffen, waaronder de kleine goederenkredieten. Het Nibud noemt dat volgens onderzoek van de AFM bij die categorie kredieten de achterstanden, en dus de problemen voor consumenten, het grootst zijn. Tegelijk beschrijft Nibud dat een (fors) lagere maximale vergoeding aanbieders mogelijk te weinig ruimte geeft om de kosten en risico’s te beprijzen van kredieten met een korte looptijd, een laag kredietbedrag of kredieten aan risicovolle huishoudens. Een gevolg kan zijn dat kredietverlening afneemt of kredietvormen zelfs helemaal verdwijnen. Het Nibud wijst erop dat dit nadelig kan zijn voor consumenten die krediet nodig hebben. Met de tijdelijke verlaging naar 10 procent heb ik gekozen voor een balans tussen betere consumentenbescherming en beperking van de kans op het intreden van onwenselijke neveneffecten. De verlaging sluit ook aan bij de verlaging die banken hebben doorgevoerd voor het tarief op rood staan.

De tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding heeft ook invloed op de kredietverstrekking van enkele gemeentelijke kredietbanken. Kredietbanken bieden sociale leningen aan mensen die bij commerciële kredietaanbieders niet terecht kunnen en helpen mensen met problematische schulden. Het is belangrijk dat deze banken hun werk kunnen blijven verrichten, omdat ze mensen helpen die vaak nergens anders terecht kunnen. Het maximale rentepercentage geldt ook voor de kredietbanken, maar het gemiddelde rentepercentage van door kredietbanken verstrekte consumptieve leningen bedroeg circa 6,5 procent in 2018.5 De meeste kredietbanken zitten iets onder of boven dit percentage. Alleen de kredietbanken die meer dan 10 procent vergoeding vragen zullen van deze maatregel gevolgen ondervinden.

De maximale kredietvergoeding zal door middel van een algemene maatregel van bestuur worden verlaagd. De verlaagde kredietvergoeding zal, zodra deze in werking is getreden, van toepassing zijn op nieuwe leningen die consumenten afsluiten. Ook nieuwe opnames binnen de kredietlimiet van reeds afgesloten doorlopende kredieten, kunnen alleen nog worden verstrekt tegen maximaal het verlaagde rentepercentage. Voor reeds afgesloten kredieten waarbij het uitstaande saldo afloopt, blijft de maximale kredietvergoeding gelden die van toepassing was voor de verlaging. Ik zal de concept-algemene maatregel van bestuur via internet consulteren. Mijn streven is om de verlaging zo snel mogelijk in werking te laten treden. De reactietermijn op de internetconsultatie zal daarom kort zijn.

Ik vind het van belang dat kredietaanbieders ook in deze tijd door kunnen gaan met het verstrekken van krediet, waarvoor zij ook kosten maken en risico’s lopen. Daarom roep ik kredietverstrekkers op om goed te (blijven) kijken wat zij kunnen doen om consumenten tegemoet te komen. Iedereen kan door de huidige moeilijke omstandigheden worden geraakt. Ik vraag kredietaanbieders te kijken naar wat mogelijk is binnen de wettelijke kaders voor verantwoorde kredietverstrekking.

Onderzoek naar structurele verlaging kredietvergoeding

De opslag als onderdeel van de maximale kredietvergoeding is in 2006 voor het laatst verlaagd van 17 procentpunten naar 12 procentpunten.6 Het is tijd om te kijken in hoeverre de vergoeding na 14 jaar ook structureel verder verlaagd kan worden. Het vergt een gedegen onderbouwing om tot een nieuwe structurele maximum kredietvergoeding te komen. Ik zal de komende maanden gebruiken om ter uitvoering van de motie van de leden Krol en Van Brenk7, de nader gewijzigde motie van het lid Jasper van Dijk c.s.8 en zoals toegezegd in mijn brief van 10 maart jl., te onderzoeken of een verlaging structureel kan worden doorgevoerd.9

Ik zal bij het onderzoek onder andere acht slaan op de technologische ontwikkelingen, de ontwikkelingen van de marktrentes en de wettelijke maatregelen en maatregelen die door de sector zelf zijn doorgevoerd om te voorkomen dat mensen door overkreditering in de schulden komen. Ook wil ik kijken wat de effecten van een structurele verlaging kunnen zijn voor consumenten, kredietverstrekkers en het aanbod. Tevens zal ik bezien of een differentiatie van de maximale kredietvergoeding op basis van bijvoorbeeld kredietvorm, looptijd van het krediet of kredietbedrag wenselijk is. Mijn uitgangspunt bij het bepalen van de maximale kredietvergoeding zal enerzijds de bescherming van consumenten zijn en anderzijds de mogelijkheid voor kredietaanbieders om producten te kunnen blijven aanbieden tegen een redelijke vergoeding. Ik zal een extern bureau vragen het onderzoek naar de maximale kredietvergoeding uit te voeren en zal uw Kamer eind dit jaar over de uitkomsten informeren.

De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra


  1. Kamerstuk 25 295, nr. 207.↩︎

  2. Kamerstuk 24 515, nr. 511.↩︎

  3. Kamerstuk 35 316, nr. 21.↩︎

  4. In Nederland is de totale kredietvergoeding (rente en kosten) voor consumptief krediet aan een jaarlijks maximum gebonden. De maximale kredietvergoeding op jaarbasis is de wettelijke rente met een opslag van 12 procentpunten. Er mogen geen additionele kosten worden berekend. De wettelijke rente is momenteel vastgesteld op 2 procent waardoor de maximale kredietvergoeding op jaarbasis 14 procent bedraagt. De maximale kredietvergoeding geldt voor alle soorten consumptief krediet. Dit betreft bijvoorbeeld rood staan, sociale kredieten van gemeentelijke kredietbanken, gespreid betalen met een creditcard of een persoonlijke lening voor de financiering van bijvoorbeeld een auto. Het bestaan van de maximale kredietvergoeding betekent niet dat kredietverstrekkers ook altijd de maximale rente vragen, hier zitten grote verschillen in.↩︎

  5. Kamerstuk 24 515, nr. 505↩︎

  6. Stb. 2005, nr. 676↩︎

  7. Kamerstuk 24 515, nr. 511↩︎

  8. Kamerstuk 35 316, nr. 21↩︎

  9. Kamerstuk 35 316, nr. 19↩︎