Amendement van de leden Van der Molen en Jasper van Dijk over commerciële boodschappen in programma's met een significant kinderpubliek
Wijzing van de Mediawet 2008 in verband met de implementatie van Richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie
Amendement
Nummer: 2020D20139, datum: 2020-05-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35361-10).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. van der Molen, Tweede Kamerlid (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J.J. (Jasper) van Dijk, Tweede Kamerlid (Ooit SP kamerlid)
Onderdeel van zaak 2020Z09358:
- Indiener: H. van der Molen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: J.J. (Jasper) van Dijk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 361 Wijzing van de Mediawet 2008 in verband met de implementatie van Richtlijn 2018/1808 van het Europees parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie
Nr. 10 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DER MOLEN EN JASPER VAN DIJK
Ontvangen 25 mei 2020
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst en wordt «artikel 1.1, eerste lid,» vervangen door «het eerste lid».
2. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld onder welke voorwaarden sprake is van een programma bestaande uit een reeks samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar. Daarbij worden de onderdelen van de in de vorige zin bedoelde reeks waarvan de productie gelegen is voor het moment van die vaststelling uitgezonderd.
II
In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:
Da
In artikel 2.96, derde lid, wordt voor de punt aan het slot ingevoegd «of, voor zover het een reeks bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar».
III
In artikel I, onderdeel I, wordt in het met betrekking tot artikel 3.10 voorgestelde wijzigingsonderdeel 1 wordt na «twaalf jaar» ingevoegd «of, voor zover het een reeks bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar,».
IV
In artikel I wordt na onderdeel I een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ia
Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na «politieke informatie» ingevoegd « of dat in het bijzonder bestemd is voor kinderen jonger dan twaalf jaar of, voor zover het een reeks bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar,».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het tweede lid is niet van toepassing op programma-aanbod, voor zover het een reeks bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar dat bestaat uit het verslag of de weergave van een of meer sportevenementen of sportwedstrijden.
V
In artikel I, onderdeel J, wordt het voorgestelde artikel 3.19a als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «twaalf jaar» ingevoegd «of, voor zover het een reeks bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar».
2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Het eerste lid is niet van toepassing op programma-aanbod, voor zover het een reeks bestaande uit samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen betreft, programma’s waarvan is vastgesteld dat sprake is van met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar dat bestaat uit het verslag of de weergave van een of meer sportevenementen of sportwedstrijden.
Toelichting
De indieners willen met de amendement kinderen onder de twaalf jaar extra bescherming bieden bij het kijken naar programma’s. Kinderen zijn namelijk zeer kwetsbaar omdat hun verdedigingsmechanismen tegen commerciële beïnvloeding nog in ontwikkeling zijn, nu deze zich pas in de loop van de levensjaren beginnen op te bouwen. De indieners vinden het onwenselijk als van deze kwetsbaarheid misbruik kan worden gemaakt. Bij telewinkelboodschappen en productplaatsing bevindt de boodschap zich ook nog eens in de programmering zelf, waardoor kinderen ze nog minder goed herkennen als commerciële beïnvloeding. De indieners willen extra bescherming bewerkstelligen door in bepaalde gevallen bescherming voor programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar, uit te breiden naar programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar. De reden hiervan is dat naar programma’s die niet in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar toch veel jonge kinderen kunnen kijken. De indieners willen daarom ook bescherming creëren bij programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar. De richtlijn biedt hier mogelijkheden voor doordat artikel 4, eerste lid, de mogelijkheid biedt voor lidstaten om meer gedetailleerde of strengere eisen op te stellen op door de richtlijn gecoördineerde gebieden.
Het amendement regelt dat:
1) De mogelijkheid om bij publieke media bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen over de plaatsing van reclame- en telewinkelboodschappen in en rond programma-aanbod dat in het bijzonder bestemd is voor kinderen jonger dan twaalf jaar wordt uitgebreid naar «programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar».
2) Het voorstel dat in programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar geen telewinkelboodschappen worden opgenomen, wordt uitgebreid naar «programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar».
3) Sponsoring van «programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar» wordt verboden.
4) Het voorstel dat productplaatsing in het programma-aanbod niet is toegestaan bij programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar wordt uitgebreid met «programma’s met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar».
Daarbij geldt overigens de uitzondering dat bedoelde commerciële uitingen wel zijn toegestaan indien het bewuste programma-aanbod met een significant kinderpubliek van onder 12 jaar bestaat uit het verslag of de weergave van een of meer sportevenementen en sportwedstrijden.
De indieners stellen met dit amendement voor dat bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld onder welke voorwaarden sprake is van een programma of programma-aanbod met een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar. Hierbij moet het gaan om samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) terugkerende programma’s waarvan is vastgesteld dat deze een significant kinderpubliek onder de twaalf jaar trekken. Het amendement regelt dat eerst moet worden vastgesteld dat samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende programma’s een significant kinderpubliek trekken, waarbij het verbod pas van toepassing wordt op de na die vaststelling geproduceerde afleveringen of uitzendingen van een programmareeks die bestaat uit met elkaar samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende onderdelen, zodat programmamakers er in redelijkheid op kunnen anticiperen. Voor de wijze waarop wordt vastgesteld of een programma een significant kinderpubliek trekt, zou bepaald kunnen worden dat een nader te bepalen minimumaantal afleveringen uit de samenhangende, elkaar opvolgende of periodiek terugkerende programma’s een eveneens nader te bepalen minimumaandeel jeugdige kijkers heeft getrokken. De indieners stellen zich in dit verband voor dat hierbij gebruik wordt gemaakt van meetcijfers van de Stichting Kijkonderzoek (SKO). De SKO meet de kijkcijfers voor de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder. SKO meet meer dan 100 zenders, voor zo’n 30 zenders rapporteren zij ook alle specifieke programma’s. Van al die programma’s is het mogelijk om het aantal of het aandeel van de 6–12 jarigen te bepalen. Op basis van de cijfers kan worden bepaald voor welke programma’s geldt dat zij een significant kinderpubliek onder de 12 jaar hebben.
Van der Molen
Jasper van Dijk