[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda VTC Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 juni 2020 (2020Z09839)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2020D21390, datum: 2020-06-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z09839:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


21501-04	Hulp, handel en investeringen

Nr.		INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG 

Vastgesteld…….. 

Binnen de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking hebben de onderstaande fracties de behoefte
vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking over o.a. de brief inzake
Geannoteerde agenda VTC Raad Buitenlandse Zaken
Ontwikkelingssamenwerking van 8 juni 2020 (2020Z09839).

De op 2 juni 2020 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de
minister bij brief van … toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. 

De voorzitter van de commissie,

De Roon

Adjunct-griffier van de commissie,

Meijers

Inhoudsopgave

											

I	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties					

	Algemeen

Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 8 juni

Raadpleging inzake het EU-Africa Global Health Partnership

Jaarlijkse brief over EU ontwikkelingssamenwerking 

Overig  

II	Antwoord / Reactie van de minister 

III	Volledige agenda

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de minister voor de geannoteerde
agenda die zij aan de Kamer heeft doen laten toekomen. Voorgenoemde
leden hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de stukken op de agenda. Zij hebben nog enkele vragen over de mondiale
en Europese COVID-19 respons.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen
van de agenda voor de komende Raad Buitenlandse Zaken
Ontwikkelingssamenwerking en de daaraan gerelateerde documenten. Zij
hebben hierover nog enige vragen.

De leden van de SP-fractie hebben de onderhavige stukken bestudeerd en
hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 8 juni

Ten aanzien van de bestrijding van corona en de gevolgen van de pandemie
hechten de leden van de VVD-fractie eraan dat de Europese Unie hier een
voorname rol in speelt. Er is (door herschikking van fondsen) door
verscheidene Europese instellingen geld vrijgemaakt. Hoeveel geld zou de
EU door verdere herschikking nog beschikbaar kunnen maken, en ten koste
van welke activiteiten zou dit dan gaan? Kan de minister aangeven hoe
andere lidstaten tegen een mogelijke herschikking zouden aankijken?

De leden van de VVD-fractie zien in het overzicht waar de minister naar
verwijst ook dat bijna elk land ter wereld geld ter beschikking gesteld
krijgt. Zij vragen de minister of dit bedoeld is voor zowel directe
medische problematiek als het opvangen van indirecte (economische)
schade? In dat laatste geval zijn de leden van de VVD-fractie er
voorstander van om meer focus aan te brengen in de besteding van de
fondsen. Mogelijke indirecte gevolgen van het virus, zoals politieke
instabiliteit, hebben immers een andere uitwerking op Europa als zij
plaatsvinden in een land in de nabije regio. Is de minister dit met de
leden van de VVD-fractie eens? In hoeverre wordt bij het opvangen en
mitigeren van de economische impact van de coronacrisis in
ontwikkelingslanden rekening gehouden met de focuslanden in het beleid? 

De minister schrijft dat de rol van schuldenproblematiek in
ontwikkelingslanden ook op de agenda zal staan. De voornoemde leden
vragen of hier de mogelijkheid van kwijtschelding van schulden ook op de
agenda staat? De leden van de VVD-fractie benadrukken dat zij
terughoudend staat tegenover de kwijtschelding van schulden, zeker als
nieuwe schuldeisers zoals China niet meedoen. Ervaring uit het verleden
leert immers dat kwijtschelding vaak leidt tot het aangaan van nieuwe
schulden van andere crediteuren, zoals China. Deelt de minister deze
opvatting? Zo ja, is de minister bereid om dit in de Raad naar voren te
brengen?

Ten aanzien van de post-Cotonou onderhandelingen hechten de leden van de
VVD-fractie aan stevige afspraken over het tegengaan van irreguliere
migratie en het terugnemen van onderdanen. Zij vragen de minister of zij
dit deelt, en van plan is deze boodschap over te brengen aan de
Commissie? In welk stadium bevinden de onderhandeling zich nu? Kan de
minister toelichten op welke wijze de motie Becker (Kamerstuk 21501-04,
nr. 208) vorm krijgt bij haar inzet in deze onderhandelingen? Welke
concrete afspraken over het aanpakken van (grondoorzaken van) illegale
migratie wil de minister zien terugkomen in het verdrag? Is de inzet van
de minister dat het verdrag in ieder geval een verwijzing zal bevatten
naar de plicht van ACP-landen om uitgeprocedeerde onderdanen terug te
nemen? Zo nee, waarom niet? Welke landen in de Raad hebben zich op dit
standpunt gesteld en is de minister bereid om zich bij deze landen te
voegen? Is wat betreft de minister een van de uitgagspunten in het
nieuwe Cotonouverdrag een koppeling tussen ontwikkelingssamenwerking en
terugkeersamenwerking voor wat betreft uitgeprocedeerde onderdanen? Zo
nee, op welke wijze krijgt “more for more, less for less” dan vorm
in dit onderhandelingsproces?

De leden van de CDA-fractie spreken hun grote zorg uit over het
voornemen van de Verenigde Staten om uit de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) te stappen. Deze leden vragen de minister wat de strategie
financieel en qua politieke macht is om de WHO de status te behouden die
het heeft en de nodige verbeteringen door te voeren. De leden van de
CDA-fractie vragen de minister om in de Raad in het gesprek met de
directeur van de WHO in te brengen om vanuit de EU het mondiale pleidooi
voor multilaterale samenwerking en een internationale gemeenschap
gebaseerd op samenwerking en niet op polarisatie te promoten.

De Commissie heeft aangegeven de middelen uit het eerste steunpakket te
besteden aan algemene bijdragen aan multilaterale organisaties en
regionale projecten die focussen op landen die zwaar getroffen zijn en
kampen met kwetsbare gezondheidszorg en economische instabiliteit. De
leden van de CDA-fractie vragen de minister in hoeverre dit reeds is
gerealiseerd en welke landen volgens de Europese commissie het zwaarst
zijn getroffen. Uit het verslag van de vorige raadsvergadering blijkt
dat de leden van de Raad het niet eens zijn over welke landen als meest
kwetsbaar betiteld zouden moeten worden. De leden van de CDA-fractie
vragen of daar inmiddels overeenstemming over is.

De minister stelt terecht dat de steun aan Afrika vanuit de EU zichtbaar
moet zijn. Het kabinet acht gezamenlijke communicatie richting
partnerlanden over de Team Europe-inzet van belang. De leden van de
CDA-fractie vragen de minister om ook in Nederland zichtbaarder te maken
welke steun Nederland geeft aan Afrika en de door corona zwaarst
getroffen landen in de wereld.

De leden van CDA-fractie vragen de minister om concreter aan te geven
wat het versterken van gezondheidssystemen inhoudt, waarop wordt ingezet
vanuit het eerste steunpakket voor de wereld vanuit de EU. Deze leden
vragen bovendien in hoeverre dit eerste pakket reed is gealloceerd.

In de geannoteerde agenda valt te lezen dat het NASIRA programma van FMO
25 miljoen euro extra ontvangt ten behoeve van de financiële
weerbaarheid van kleine bedrijven in sub-Sahara Afrika. De leden van de
CDA-fractie steunen deze inzet van harte en vragen de minister in
hoeverre de beschikbare middelen de kleine bedrijven werkelijk bereiken
en hoeveel reeds van de beschikbare 100 miljoen euro is verstrekt aan
dergelijke kleine bedrijven. Tevens vragen deze leden of private
middelen van grote Nederlandse en Europese bedrijven eveneens worden
ingezet om bestaande ketens in stand te houden en daarbij ook de lokale
midden- en kleinbedrijf (mkb) te steunen. 

De minister geeft terecht aan dat de voedselvoorraden onder druk zijn
komen te staan vanwege de coronacrisis. De leden van de CDA-fractie
vragen de minister naar de stand van zaken in Oost-Afrika in relatie tot
de sprinkhanenplaag daar. Deze leden vragen de minister aan te geven hoe
hoog de nood is en wat de EU specifiek in Oost-Afrika aan de
voedselvoorziening doet waar een aantal crises tegelijk toeslaan.

De leden van de CDA-fractie vragen de minister of de EU de oproep van
het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor het inzetten van een
significante injectie van Special Drawing Rights (SDRs) om de
partnerlanden te steunen in hun strijd tegen het coronavirus steunt en
wanneer dat het geval is hoeveel is zal de EU daaraan bijdragen.

Nederland heeft in een vroeg stadium van de crisis bekend gemaakt 100
miljoen EUR beschikbaar te stellen ten behoeve van de wereldwijde
COVID-19 respons. Tevens is vanuit de Europese Unie gekozen voor een
Team Europe-aanpak. De Europese Commissie heeft 15,6 miljard EUR ter
beschikking gesteld. De Team Europe-aanpak vergt echter inzet van alle
lidstaten.  

Kan de minister aangeven hoe andere lidstaten binnen de EU zich hebben
ingezet voor hulp aan ontwikkelingslanden met de COVID-19 respons, zo
vragen de leden van de D66-fractie. Kan de minister daarbij in kaart
brengen welke additionele financiële bijdragen individuele lidstaten
hebben geleverd ten behoeve van de internationale COVID-19 respons? Kan
de minister daarbij ook aangeven waar deze lidstaten dekking hebben
gevonden voor de additionele bijdrage binnen de begroting? Wanneer een
overzicht vanuit de Europese Commissie uitblijft, is de minister dan
bereid zelf te inventariseren welke financiële middelen andere
lidstaten ter beschikking stellen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de minister of zij een
overzicht kan geven van de bijdragen van de verschillende lidstaten, en
van de Europese Commissie zelf, aan de Team Europe aanpak? Welk deel van
deze middelen betreft ODA? En in hoeverre zijn de middelen additioneel
aan reeds geplande uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking? Welk deel
van de middelen gaat naar de 76 IDA-landen? 

Klopt het dat het steunpakket van de Europese Commissie van EUR 15,6
miljard een herschikking van bestaande middelen betreft en geen
additionele middelen, zo vragen deze leden verder? Zo ja, waar zijn deze
middelen dan vandaan gehaald en in hoeverre heeft dit gevolgen voor
lopende programma’s en het behalen van gestelde doelen? In hoeverre
worden de partnerlanden betrokken bij de vormgeving van de Team Europe
benadering? 

De leden van de GroenLinks-fractie zijn het eens met de inzet van het
kabinet dat financiële steun vooral ten goede moet komen aan de
kwetsbaarste landen en groepen. Wat is, vanuit dat perspectief, de
kabinetsappreciatie van de bijdrage van de Europese Commissie aan de
Team Europe benadering? Op basis van welke criteria heeft de Europese
Commissie de COVID-19 middelen verdeeld over regio’s en landen? Wat
vindt het kabinet ervan dat slechts EUR 2,1 miljard van het totaal naar
Sub-Sahara Afrika gaat? En hoe beoordeelt het kabinet bijvoorbeeld dat
er EUR 322 miljoen naar Tunesië gaat en slechts EUR 8 miljoen naar de
Democratische Republiek Congo, terwijl dat land veel minder eigen
middelen heeft, en veel meer inwoners? Is het kabinet bereid om er bij
de Raad op aan te dringen dat de Commissie meer middelen vrijmaakt om de
armste landen te ondersteunen bij het opvangen van de klappen als gevolg
van de pandemie?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer tevreden om te vernemen dat
de Directeur-Generaal van de WHO deel zal nemen aan deze Raad. Is het
kabinet bereid om het voortouw te nemen om samen met de Europese
Commissie en gelijkgezinde lidstaten, en mogelijk samen met andere
Europese landen zoals Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, additionele
middelen beschikbaar te stellen ter waarde van ongeveer EUR 400 miljoen
voor de WHO, om zo de verwachte opschorting van de bijdrage van de
Verenigde Staten te compenseren? Is er al meer bekend over de geplande
onafhankelijke evaluatie van de internationale respons op de pandemie en
de rol van de WHO daarbij? 

Deze leden zijn ook benieuwd naar de totale bijdrage van Nederland aan
de donorconferentie van de Europese Commissie van 4 mei. De minister
schrijft in de geannoteerde agenda dat Nederland daar onder andere EUR
50 miljoen heeft toegezegd. Op de website van Europese Commissie staat
dat Nederland EUR 192 miljoen heeft toegezegd. Wat is het correcte
bedrag, voor welke exacte programma’s wordt het ingezet en in hoeverre
is de EUR 100 miljoen die Nederland beschikbaar heeft gemaakt voor de
Team Europe aanpak hier onderdeel van? 

De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer blij om te vernemen dat het
kabinet nu overtuigd is van de kracht van cash transfers en de Raad zal
oproepen om hier bijzondere aandacht aan te geven. Deze leden moedigen
het kabinet aan om deze oproep te doen, en om daarbij nog verder te gaan
door te bepleiten dat het versterken van sociale vangnetten een centraal
element van het steunpakket zou moeten zijn. Is het kabinet daartoe
bereid en van plan om te bepleiten dat een bepaald percentage van de
middelen voor dit soort programma’s wordt gereserveerd? In welke
landen is de EU reeds betrokken bij het versterken van sociale
vangnetten die via de plaatselijke overheid lopen? 

De leden van de GroenLinks-fractie ondersteunen het voornemen van het
kabinet om zich in te zetten voor Europees beleid op internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Het behoud van banen in
internationale toeleveringsketens zou bijvoorbeeld een grote bijdrage
kunnen leveren aan de beperking van de negatieve gevolgen van de
pandemie in productielanden. Is het kabinet ertoe bereid om er bij de
Raad toe op te roepen dat de Europese Commissie en de lidstaten
voorwaarden op het gebied van IMVO verbinden aan financiële steun voor
Europese bedrijven in de context van de coronacrisis, zoals het
ondersteunen van de richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en het
behoud van banen in internationale toeleveringsketens? In hoeverre
stellen Nederland en andere lidstaten al dergelijke IMVO-voorwaarden aan
steun voor bedrijven om met de gevolgen van de coronacrisis om te kunnen
gaan?

Deze leden zijn ook benieuwd in welke lage- en middeninkomenslanden de
schuldenproblematiek het grootst is. Wat is de huidige stand van zaken
met betrekking tot internationale discussies over schuldverlichting? De
leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de tot dusverre
bereikte afspraken hierover tekortschieten, zowel qua reikwijdte als
tijdsduur. Deze afspraken lijken zich vooralsnog te beperken tot een
moratorium voor IDA-landen op rentebetalingen over bilaterale schulden
voor de rest van 2020. Is het kabinet het met de leden van de
GroenLinks-fractie eens dat er meer nodig is op dit vlak, en zo ja wat?
Kan de minister daarbij ingaan op de mogelijkheid tot een verlenging tot
tenminste 2021, de inclusie van middeninkomenslanden, de inclusie van
schulden aan private crediteuren, en een zekere mate van
schuldkwijtschelding? Is de minister bereid om dit onderwerp ter sprake
te brengen bij de Raad en aan te dringen op een Europese leiderschapsrol
voor een ambitieuzere wereldwijde aanpak van de schuldenproblematiek in
ontwikkelingslanden? Deze leden zijn ook benieuwd hoe het kabinet kijkt
naar het risico dat zogenaamde aasgierfondsen gaan speculeren met
schulden van ontwikkelingslanden, wat een oplossing van deze
problematiek in een later stadium kan bemoeilijken? Wat kan het kabinet
doen om misbruik van de situatie door aasgierfondsen te voorkomen? Is
het kabinet ook in gesprek met de Nederlandse financiële sector over
schuldverlichting voor lage- en middeninkomenslanden?

Verder vragen deze leden ook naar de laatste stand van zaken in
internationale discussies rond het scheppen van extra Special Drawing
Rights door het IMF? Is de minister bereid om bij de Raad een oproep te
doen om een gezamenlijk plan op te stellen van EU-lidstaten om te komen
tot een reallocatie van reeds bestaande SDRs in het bezit van deze
lidstaten, ten faveure van lage-inkomenslanden die daar de grootste
behoefte aan hebben?

Allereerst heeft de bestrijding van de huidige coronapandemie nog steeds
de prioriteit van de leden van de SP-fractie, ook binnen
ontwikkelingssamenwerking. In de geannoteerde agenda zijn veel mooie
plannen te lezen, maar de leden krijgen de indruk dat het tot nu toe
alleen nog bij plannen is blijven steken. Zijn er al delen van de
plannen geoperationaliseerd? Zeker de noodhulp fondsen moeten toch met
enige snelheid worden ingezet, wil het snel stijgend aantal besmettingen
dat in mei is geconstateerd ingedamd kunnen worden? 

Veel van herschikte middelen die zijn vrijgemaakt door de EU betreffen
leningen, maar de leden van de SP-fractie lezen niet terug hoe er
concreet rekening wordt gehouden met het niet verder verzwaren van de
schuldenlast en aan schuldenverlichting? Bedoeld de minister met
“duurzaam, groen en inclusief herstel” dat zij ervoor opkomt dat de
schuldenlast niet toeneemt als gevolg van de coronacrisis? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, hoe wordt dat concreet gemaakt? In dezelfde lijn
vragen de leden van de SP-fractie zich af of er EU-lidstaten zijn die
zich verzetten tegen het uitgeven van Special Drawing Rights door het
IMF? Zo ja, is de minister het met de genoemde leden eens dat er
diplomatieke inspanningen moeten worden geleverd om de alle lidstaten
hierin op één lijn te krijgen? Zo nee, gebruikt de EU haar invloed als
economisch blok binnen de IMF om hiervoor te pleiten? Wordt er in de
coördinatie vanuit de EU ook extra gelet op de vorm van hulp die bij de
verschillende landen niet leidt tot verdere accumulatie van schulden? Zo
nee, kan de minister toezeggen dat zij hier aandacht voor vraagt?  

Raadpleging inzake het EU-Africa Global Health Partnership

De leden van de CDA-fractie danken de minister voor het delen van de
questionnaire en de inzet op een EU-Africa research partnership on
health security to tackle infectious diseases (Global Health). Deze
leden vragen naar de uitkomst van de publieke consultatie en of het
klopt dat de oprichting van dit instituut reeds is opgenomen in de
nieuwe voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de EU.
De actualiteit lijkt de relevantie van een Institutionalised European
Partnership on Global Health te bevestigen. De leden van de CDA-fractie
vragen de minister of dit inmiddels wordt besproken in de Raad en op
welke manier dit initiatief aansluit bij de afgelopen maand
gepresenteerde voorstellen over het versterken van de EU health
strategy. In de questionnaire wordt gesproken over 14 Europese landen en
16 Afrikaanse landen die mee zouden gaan doen. De leden van de
CDA-fractie vragen welke landen dit zijn.

Jaarlijkse Brief over EU Ontwikkelingssamenwerking

55 procent (75,2 miljard) van alle ODA is afkomstig van de Europese
Commissie en EU lidstaten. De leden van de CDA-fractie vragen de
minister hoeveel de OESO/DAC China aan ontwikkelingssamenwerkingsinzet
toeschrijft en deze leden vragen hoeveel van de mondiale middelen zoals
door de OESO is geregistreerd als ODA middelen naar China is gegaan en
daarbij specifiek vanuit de Europese lidstaten en de EU.

De leden van CDA-fractie vragen naar de voortgang van de
onderhandelingen in de triloog over het deel van de tekst van NDICI
waarover de Raad overeenstemming heeft bereikt, daarbij vragen deze
leden in hoeverre deze dialoog inhoudelijk aansluit bij de laatste
voorstellen voor het nieuwe MFK.

In de brief wordt ingegaan op het verslagjaar 2018 en aangegeven aan
welke regio’s en thema’s de uitgaven zijn gedaan. De leden van de
CDA-fractie vragen de minister in hoeverre de EU in dat jaar, maar ook
zover bekent in 2019 heeft bijgedragen aan het bestrijden van
infectieziekten zoals tuberculose en het versterken van
gezondheidssystemen.

De begrotingssteun vanuit de EU was in 2018 1.75 miljard euro wordt in
de brief gesteld. De leden van de CDA-fractie vragen de minister te
specificeren aan welke landen deze steun is gegeven.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat zowel de
begrotingssteunrapportage van de Europese Commissie, het rapport van de
Europese Rekenkamer en de literatuurstudie over Europese
ontwikkelingssamenwerking in Sub-Sahara Afrika zich in grote lijnen
positief uitlaten over de resultaten die worden behaald met het
begrotingssteuninstrument. Hoe kijkt het kabinet naar de samenhang
tussen deze drie documenten op dit punt en ziet het kabinet reden om te
onderzoeken of ook Nederland op termijn weer zou kunnen inzetten op
begrotingssteun in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking? Welke andere
EU-lidstaten maken momenteel gebruik van dit instrument in de bilaterale
ontwikkelingssamenwerking, zo vragen deze leden?

De minister constateert op basis van de literatuurstudie die is gedaan
in opdracht van het IOB dat er nog winst valt te behalen op het gebied
van donorcoördinatie. De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven
dit punt, omdat het belangrijk is om hulpfragmentatie tegen te gaan. Wat
is het Nederlandse kabinet van plan te ondernemen om de
donorcoördinatie te verbeteren middels Joint Programming en daarbij het
eigenaarschap van partnerlanden centraal te stellen?

De literatuurstudie concludeert dat er ook nog veel winst valt te
behalen op het gebied van beleidscoherentie voor ontwikkeling. De leden
van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd waarom de minister ervoor heeft
gekozen om dat punt niet op te nemen in de brief over
EU-ontwikkelingssamenwerking? Kan de minister ingaan op de bevindingen
en aanbevelingen van de literatuurstudie op het gebied van
beleidscoherentie voor ontwikkeling? Is de minister bereid om zich in te
zetten voor meer duidelijkheid en concretere toezeggingen op dit punt,
en dit ook bij de komende RBZ Ontwikkelingssamenwerking aan de orde te
stellen?

De literatuurstudie concludeert dat in de onderzochte periode het
eigenbelang van de Europese Unie een steeds prominentere plek kreeg in
de Europese ontwikkelingssamenwerking. Deelt het kabinet deze conclusie?
En wat betekent dit voor het eigenaarschap van de partnerlanden in de
OS-relatie, en voor beleidscoherentie, zo vragen deze leden?

Tenslotte zijn deze leden benieuwd hoe het kabinet kijkt naar de, door
de literatuurstudie vastgestelde, geleidelijke verschuiving van
programma-gebaseerde benaderingen naar projectfinanciering in de
Europese ontwikkelingssamenwerking? Wat zijn de voordelen en nadelen van
deze verschuiving?

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie zich af of de resultaten uit
het literatuuronderzoek naar effectiviteit van Europese
ontwikkelingssamenwerking 2013-2018, zoals beschreven in het jaarverslag
d.d. 27 mei jl., worden meegenomen in de Team Europe aanpak van de
coronacrisis? In het bijzonder vragen de leden van de SP-fractie
aandacht voor de opmerking over het gebrek aan ownership bij de
partnerlanden en vragen de minister op welke wijze dit in deze crisis
wél wordt ingebouwd in de voorstellen? Ook vragen de leden in hoeverre
er al sprake is van noodzaak aan additionele middelen voor de
internationale aanpak van de crisis, zoals zij al had voorspeld en ook
wordt geadviseerd door de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)?

De leden van de SP-fractie hebben nog andere vragen over het eerder
genoemde jaarverslag van de Europese ontwikkelingssamenwerking.
Allereerst over de post-Cotonou verdragen, waarin vanuit EU zijde wordt
uitgelegd waar de onderhandelingen nog stroef verlopen. De leden van de
SP-fractie vragen zich echter af, wat de eisen zijn van de wederpartijen
die op weerstand stuiten bij EU zijde?  

Overig

	De leden van de CDA-fractie vragen de minister om voor het notaoverleg
van 15 juni een update te geven van de situatie in de landen gelegen in
de Nederlandse focusregio’s en daarbij in te gaan op het aantal
besmettingen, het aantal doden als gevolg van COVID-19, eventuele
zichtbare gevolgen van het opschorten van reguliere vaccinatie
programma’s, laatste cijfers omtrent kapitaalvlucht uit Afrikaanse
landen en de mate van steun vanuit het westen dat reeds is geleverd aan
Afrikaanse landen. Tevens vragen deze leden naar een update van de
situatie in Irak, Syrië, Jemen en de Rohingya vluchtelingenkampen.

Antwoord / Reactie van de minister 

 Volledige agenda

Geannoteerde agenda VTC Raad Buitenlandse Zaken
Ontwikkelingssamenwerking van 8 juni 2020. TK 2020Z09839 - Brief
regering d.d. 29-05-2020, minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag 

Verslag Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april
2020. TK 21501-04-230 - Brief regering d.d. 14-04-2020, minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag 

Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 25
november 2019. TK 21501-04-227 - Brief regering d.d. 05-12-2019,
minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M.
Kaag 

Reactie op verzoek commissie over een afschrift van de Nederlandse
reactie op de Raadpleging inzake het EU-Africa Global Health Partnership
(voorheen European and Developing Countries Clinical Trials Partnership,
EDCTP). TK 34952-103 - Brief regering d.d. 24-01-2020, minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag 

Jaarlijkse brief over EU ontwikkelingssamenwerking. TK 2020Z09533 -
Brief regering d.d. 27-05-2020, minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag 

   HYPERLINK
"https://www.adviesraadinternationalevraagstukken.nl/documenten/publicat
ies/2020/05/11/nederland-en-de-wereldwijde-aanpak-van-covid-19" 
https://www.adviesraadinternationalevraagstukken.nl/documenten/publicati
es/2020/05/11/nederland-en-de-wereldwijde-aanpak-van-covid-19