[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Van Ojik en Van den Berge over het voornemen de aangenomen motie over Afghaanse misbruikslachtoffers niet uit te voeren

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2020D21424, datum: 2020-06-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-2973).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2020Z06538:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2973

Vragen van de leden Van Ojik en Van den Berge (beiden GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het voornemen de aangenomen motie over Afghaanse misbruikslachtoffers niet uit te voeren (ingezonden 10 april 2020).

Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 2 juni 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2654.

Vraag 1, 2

Bent u van mening dat u aangenomen moties van de Tweede Kamer der Staten-Generaal niet hoeft uit te voeren, enkel vanwege het feit dat u daar zelf geen aanleiding toe ziet, zoals u schrijft in uw brief van 8 april 20201 inzake de uitvoering van de motie Van den Berge/Van Ojik2?

Kunt u motiveren waarom een door de Tweede Kamer aangenomen motie in uw ogen niet in zichzelf voldoende aanleiding voor u vormt om uw beleid te wijzigen?

Antwoord 1, 2

Het naar de letter uitvoeren van de betreffende motie zou inhouden dat in alle gevallen waar deze problematiek speelt een verblijfsvergunning zou moeten worden verstrekt, daarmee ook in zaken waarin geen beschermingsnoodzaak aan de orde is. Dit verhoudt zich niet met het doel en de opzet van de Europese Kwalificatierichtlijn waarbij enkel internationale bescherming wordt verleend indien er sprake is van vrees voor vervolging of ernstige schade. Dat is de reden dat ik geen ruimte aanwezig acht voor het naar de letter overnemen van de motie. Dat neemt niet weg dat ik begrijp dat er door de leden van uw Kamer aandacht wordt gevraagd voor de bescherming van slachtoffers van bacha-bazi misbruik en dat ik het daarom van groot belang heb geacht toe te lichten dat de wijze waarop momenteel de asielaanvragen worden afgehandeld van personen die aangeven slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik reeds voldoende waarborgen en bescherming biedt aan deze personen. Voor een nadere toelichting verwijs ik naar het antwoord op vraag 4.

Vraag 3

Waarom heeft het u bijna vier maanden gekost om tot de conclusie te komen dat u geen aanleiding ziet de motie Van den Berge/Van Ojik uit te voeren?

Antwoord 3

Het klopt dat de reactie op de motie lang op zich heeft laten wachten. Dit had juist te maken met het feit dat ik het van belang vond een zorgvuldig proces te hanteren om te bezien of er binnen het beleid ruimte gevonden kon worden indachtig de aangenomen motie. Dat proces vroeg brede afstemming en tijd.

Vraag 4

Zou het alsnog uitvoeren van de motie Van den Berge/Van Ojik leiden tot significante problemen in uw beleid, dan wel de uitvoeringspraktijk hiervan? Zo ja, kunt u dit beargumenteren?

Antwoord 4

Zoals ook aangegeven in mijn brief van 8 april jl. moet er om in aanmerking te komen voor een asielvergunning sprake zijn van een noodzaak tot het verlenen van internationale bescherming. Bij de vraag of iemand in aanmerking komt voor internationale bescherming staat de vraag centraal of iemand bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. De beschermingsvraag wordt in de asielprocedure door de IND zorgvuldig onderzocht.

Daarbij wordt het gehele asielrelaas betrokken, waaronder dus ook het feit dat een persoon heeft verklaard slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik.

De motie is echter dusdanig ruim geformuleerd dat dit zou betekenen dat iedereen die in de asielprocedure aannemelijk maakt ooit in zijn leven slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik niet zou mogen worden teruggestuurd en derhalve een verblijfsvergunning zou moeten krijgen. Dit zou ook gelden wanneer dat vele jaren geleden is gebeurd, de persoon vele jaren zonder verdere problemen in Afghanistan heeft kunnen wonen en dit niet de reden is geweest om het land te verlaten of er geen gevaar meer is om (opnieuw) slachtoffer te worden van bacha-bazi misbruik of andere zwaarwegende problemen. Wanneer de IND op grond van het asielrelaas concludeert dat het slachtoffer zijn geweest van bacha-bazi misbruik geen grond voor bescherming oplevert en zich geen andere redenen voor internationale bescherming voordoen, dan moet de IND de asielaanvraag afwijzen.

Het naar de letter uitvoeren van de motie zou inhouden dat een verblijfsvergunning asiel zou moeten worden verstrekt zonder dat er sprake is van gegronde vrees op vervolging of ernstige schade bij terugkeer. Dit verhoudt zich niet met het doel en de opzet van de Europese Kwalificatierichtlijn waarbij enkel internationale bescherming wordt verleend indien er sprake is van vrees voor vervolging of ernstige schade3. Deze constatering betekent dat er geen juridische ruimte bestaat voor de uitvoering naar de letter van de motie. Zoals uiteengezet meen ik dat het geldende beleid en de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven wel tegemoet komt aan de geest van de motie, zoals ik deze begrijp.

Vraag 5

Bent u zich ervan bewust dat slachtoffers van Bacha Bazi vaak door hun familie en vrienden worden verstoten in Afghanistan? Hoe heeft u dit meegewogen in uw voornemen de motie Van den Berge/Van Ojik niet uit te voeren?

Antwoord 5

Ja, hiervan ben ik mij bewust en dit wordt bij de besluitvorming in individuele zaken betrokken. Zoals aangegeven in antwoord 4 wordt door de IND het totale asielrelaas getoetst. Wanneer betrokkene heeft verklaard slachtoffer te zijn geweest van bacha-bazi misbruik dan worden alle aspecten die daarop betrekking hebben meegewogen in de besluitvorming ten aanzien van de beschermingsvraag. Daar waar aannemelijk is dat betrokkene slachtoffer zal worden van vervolging in de vluchtelingrechtelijke zin of risico loopt op een behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), wordt deze bescherming geboden. Discriminatie of sociale uitsluiting kunnen relevant zijn om te concluderen dat sprake is van vervolging of onmenselijke behandeling en kunnen dus tot vergunningverlening leiden.

Vraag 6

Acht u het een acceptabel gevolg van uw beleid dat minderjarige (of voormalige minderjarige) slachtoffers van Bacha Bazi-misbruik terug worden gestuurd naar Afghanistan, en aldaar in een sociaal isolement terecht komen en geen beroep kunnen doen op bescherming van de overheid?

Antwoord 6

Zoals hiervoor aangegeven, is afwijzing van een asielverzoek niet aan de orde wanneer er bij terugkeer sprake is van dan wel een voorzienbaar dan wel een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM. Hierbij wordt ook gekeken naar de situatie bij terugkeer in verband met het misbruik in het verleden en of de omstandigheden waaronder iemand komt te verkeren voldoende zwaarwegend zijn om voor verblijf in aanmerking te komen. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen die niet voor asielbescherming in aanmerking komen geldt daarnaast ook dat enkel sprake zal zijn van terugkeer als sprake is van adequate opvang4.

Vraag 7

Vindt u het een voorwaarde voor veilige terugkeer naar een land van herkomst dat slachtoffers van misbruik aldaar aangifte kunnen doen, en in formele en materiele zin ondersteund en beschermd worden door de overheid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de voorgaande vragen, moet er om in aanmerking te komen voor een asielvergunning sprake zijn van een noodzaak tot het verlenen van internationale bescherming vanwege gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade. Indien dit risico niet bestaat dan wordt de asielaanvraag afgewezen en wordt van de vreemdeling verwacht dat hij terugkeert naar zijn land van herkomst. Het kunnen doen van aangifte is geen omstandigheid die van doorslaggevend belang is bij de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor bescherming. Van belang is – zoals eerder opgemerkt – of er een risico bestaat om wederom het slachtoffer te worden van vervolging of ernstige schade. De (on)mogelijkheid om aangifte te doen kan daarbij wel relevant zijn, maar vormt geen zelfstandige asielgrond binnen het (EU-)asielrecht.

Vraag 8

Bent u bereid de motie Van den Berge/Van Ojik alsnog uit te voeren, of op zijn minst gedeeltelijk uit te voeren, bijvoorbeeld door het opnemen van Afghaanse Bacha Bazi-slachtoffers als risicogroep in de Vreemdelingencirculaire C7? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Zoals aangegeven in voorgaande antwoorden ben ik van mening dat het huidige beschermingsbeleid en de uitvoering daarvan voldoende waarborgen biedt om slachtoffers van bacha-bazi misbruik daar waar nodig bescherming te bieden. In voorkomende gevallen kan het traumatabeleid, dat in de Vreemdelingencirculaire (Vc) is geschaard onder de gronden voor subsidiaire bescherming van toepassing zijn; zie C2/3.3 Vc onder Eerdere confrontatie met wandaden (voorwaarden: daders zijn autoriteiten of personen waartegen de autoriteiten geen bescherming willen of kunnen geven, er is sprake van verkrachting, het was de aanleiding voor het vertrek en dat vertrek vond plaats binnen zes maanden na de verkrachting).

Hoewel er geen noodzaak is om in aanvulling daarop de slachtoffers van bacha-bazi misbruik aan te merken als risicogroep, ben ik daartoe wel bereid. Redengevend is voor mij daarvoor het gevoelen van uw Kamer, zoals dit blijkt uit eerdergenoemde motie, tezamen met de constatering dat er geen hogere rechtsnorm aan deze aanwijzing als risicogroep in de weg staat. De Vreemdelingencirculaire zal hier spoedig op worden aangepast. Aangezien een passende bescherming waar nodig reeds was gewaarborgd, verwacht ik dat het aanmerken van slachtoffers van Bacha-bazi misbruik een beperkt effect zal hebben. Voor zaken waarin gesteld bacha-bazi-slachtofferschap eerder niet-geloofwaardig is geacht, heeft deze aanwijzing als risicogroep geen betekenis.

Vraag 9

Kunt u alle vragen individueel beantwoorden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Ik heb enkel vragen tezamen beantwoord waar ik meende dat dat de helderheid van de beantwoording ten goede kwam. Het merendeel van de vragen heb ik separaat beantwoord.

Vraag 10

Bent u bereid geen onomkeerbare stappen te zetten in zaken van Bacha Bazi-slachtoffers totdat de Kamer hierover met u heeft kunnen debatteren en een eventuele Kameruitspraak heeft kunnen doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Op 3 juni as. staat een nota-overleg met uw Kamer gepland waar mijn reactie op de motie Van den Berge en Van Ojik over slachtoffers van bacha-bazi misbruik ook is geagendeerd. Op dit moment staat er geen terugkeer naar Afghanistan van bacha-bazi slachtoffers gepland waarmee feitelijk invulling wordt gegeven aan dit verzoek.


  1. 2020Z06363↩︎

  2. Kamerstuk 19 637, nr. 2552↩︎

  3. Verg. Hof van Justitie d.d. 18 december 2014, inzake M’bodj (C-542/13) en Hof van Justitie d.d. 23 mei 2019, inzake Bilali, C-720/17.↩︎

  4. Ofwel familie tot de 4e graad, dan wel opvangvoorziening waarbij voeding/hygiëne/kleding, onderwijs, medische zorg en verblijf tot 18e zijn gewaarborgd. Voor Afghanistan geldt dat:

    • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

    • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.↩︎