Antwoord op vragen van de leden Hijink en Van Gerven over de brief van een wetenschapper uit Milaan dat meer concrete kennis door meer systematisch onderzoek nodig is om ons door de CoV crisis te loodsen'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D21821, datum: 2020-06-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-2999).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van zaak 2020Z05525:
- Gericht aan: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: H.P.J. van Gerven, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H.P.M. Hijink, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2999
Vragen van de leden Hijink en Van Gerven (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van een wetenschapper uit Milaan dat meer concrete kennis door meer systematisch onderzoek nodig is om ons door de CoV crisis te loodsen» (ingezonden 24 maart 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 4 juni 2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de brief van een wetenschapper van het Wetenschappelijk Instituut van het San Raffaele ziekenhuis in Milaan «Concrete kennis is nodig om ons door de CoV crisis te loodsen»?1
Antwoord 1
Ik zie dat de situatie in Italië zeer ernstig is en ik waardeer het dat Eelco van Anken met zijn brief ons hiervan wil doordringen. De vragen die hij opwerpt zijn zeer wezenlijk en terecht. Ik heb deze brief dan ook aan het RIVM doorgestuurd met het verzoek om te kijken naar zijn voorstel. Het RIVM doet onderzoek om belangrijke vragen te beantwoorden en volgt het internationale onderzoeksveld op de voet. Zie antwoord bij vragen 2 en 4. We volgen de situatie in Italië uiteraard op de voet, ook met als doel om ervan te leren.
Vraag 2
Bent u van mening dat we dit moment moeten benutten om het virus te leren begrijpen, om te leren welke maatregelen welke effecten hebben en dat het van belang is zicht te krijgen op hoe en wanneer we het ergste gehad hebben?
Antwoord 2
Jazeker. Het is van het grootste belang om te leren van de ervaringen uit andere landen, zo ook in Italië. Er wordt internationaal volop uitgewisseld op kennis over het coronavirus en ervaringen met maatregelen gericht op het voorkomen van verspreiding van het coronavirus.
De Europese Commissie heeft een werkgroep ingesteld waarin experts uit verschillende lidstaten, het EMA en het Europese Centrum voor Preventie en Infectieziektenbestrijding (ECDC) plaatsnemen om de diagnose en behandeling van COVID-19 te bespreken en van elkaar te leren. Ook worden hier clinical trials besproken in samenwerking met de WHO en de EU. Nederland en Italië nemen beiden deel in deze werkgroep. Op dit moment zet de Europese Commissie ook een informatie-uitwisselingsysteem rond behandelingen op, voor informatie-uitwisseling tussen wetenschappers en ziekenhuizen.
Vraag 3
In hoeverre is op dit moment reeds antwoord op de volgende vragen te geven:
Wat is nu werkelijk de besmettingsgraad? Zorgen de ingestelde maatregelen dat deze besmettingsgraad voldoende laag wordt?
Wie zijn er eigenlijk besmettelijk en voor welke termijn?
Wat is op dit moment de besmettingsgraad van de Nederlandse bevolking?
Welk deel van de mensen dat besmet is, ontwikkelt symptomen?
Welk deel van deze zieken heeft medische zorg nodig? Hoe intensief is deze zorg en voor welke termijn?
Welk deel van deze zieken zal sterven?
Ontwikkelen mensen immuniteit?
Antwoord 3
Er is nog de nodige onzekerheid rondom deze vragen, het RIVM geeft hierover aan:
Uit de seroprevalentiestudies van het Sanquin en de Pienter-Covid waarbij wordt gekeken of iemand antistoffen heeft ontwikkeld, blijkt dat respectievelijk ongeveer 3% en 3,6% van de Nederlandse bevolking Covid-19 heeft gehad. Dit betreft voorlopige resultaten en deze studie zullen nogmaals herhaald worden om inzicht te krijgen of het virus verder in de Nederlandse bevolking is verspreid (stand 4 mei).
Mensen die het SARS-CoV-2 virus oplopen zijn besmettelijk, we nemen nu aan dat dit stopt 24 uur nadat de laatste klachten zijn verdwenen EN minimaal 7 dagen na start van de symptomen.
zie a.
We gaan er vanuit dat 80% van de mensen die besmet raakt, milde symptomen ontwikkelt. 20% van de mensen wordt ernstiger ziek.
27% van het aantal bevestigde gevallen is opgenomen (geweest) in het ziekenhuis. 7% van het totaal aantal bevestigde gevallen is opgenomen (geweest) op de IC. Het werkelijke percentage zal lager liggen, omdat niet iedereen met klachten getest is, dit betreft daarom een overschatting.
In een zich ontwikkelende epidemie is het moeilijk te schatten welke deel van de mensen die besmet raken, zal overlijden. De ECDC schat op dit moment dat dit percentage 2% is.
Ja, er wordt aangenomen dat na het doormaken van COVID-19 er enige immuniteit is. Het is echter niet uitgesloten dat iemand opnieuw geïnfecteerd kan raken.
Vraag 4
Deelt u de mening dat er met betrekking tot bovenstaande vragen nog nader onderzoek nodig is? Bent u tevens van mening dat voor dit onderzoek niet alleen gekeken moet worden naar mensen die medische hulp hebben gezocht/gekregen of mensen van wie vermoed werd dat zij met de eerste categorie in aanraking zijn gekomen? Zo ja, deelt u de mening dat er behoefte is aan onderzoek onder representatieve groepen mensen, geselecteerd via een steekproef waarbij deze mensen voor langere tijd intensief gemonitord worden?
Antwoord 4
Ja, ik deel deze mening. Verder onderzoek is zeker nodig. Daarom lopen op dit terrein vele initiatieven, waarvan ik er enkele wil benoemen. Zo maken we op dit moment gebruik van de peilstations bij huisartsen. Deze peilstations worden altijd al gebruikt om het vóórkomen van griep onder de Nederlandse bevolking te monitoren. Op dit moment wordt hierbij ook gekeken in hoeverre mensen met het coronavirus besmet zijn of waren. Dit geeft ons een goed beeld van de verspreiding van het coronavirus in Nederland. Bloedbank Sanquin werkt samen met het RIVM aan wetenschappelijk onderzoek naar de groepsimmuniteit tegen het coronavirus. Het bloed van donoren wordt getest op aanwezigheid van antistoffen, met als doel te peilen hoe snel de samenleving immuniteit tegen de ziekte opbouwt. Door gedurende korte tijd alle bloedmonsters uit heel Nederland te testen, wordt er een representatieve steekproef onder Nederlanders van 18 tot 79 jaar verkregen. Dit onderzoek zal na een aantal weken herhaald worden om het verloop van het virus in de bevolking goed te meten. Ook onderzoekt het RIVM met de Pienter studie hoe het zit met de opbouw van immuniteit in een representatieve groep Nederlanders en ook dit onderzoek wordt meerdere malen herhaald. Ten slotte voert het RIVM in samenwerking met het Erasmus MC momenteel onderzoek uit naar het voorkomen van antistoffen tegen het coronavirus bij kinderen.
Vraag 5
Indien u van mening bent dat er behoefte is aan een dergelijk representatief onderzoek, vindt u dat Nederland hier het voortouw in moet nemen? Zo ja, gaat Nederland dit ook doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, we doen onderzoek naar de Nederlandse situatie, zoals bij vraag 4 aangegeven. Daarnaast is internationaal onderzoek natuurlijk ook van groot belang, aangezien het virus zich niet aan grenzen houdt. Zie hiervoor ook mijn antwoorden op vraag 2.
Vraag 6
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het komende plenaire debat over de coronacrisis?
Antwoord 6
Helaas is dit niet gelukt.
Brief van een wetenschapper van het Wetenschappelijk Instituut van het San Raffaele ziekenhuis in Milaan «Concrete kennis is nodig om ons door de CoV crisis te loodsen» (Onderhands meegezonden).↩︎