[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op vragen gedaan tijdens het algemeen overleg, gehouden op 17 april 2019, over Strafrechtelijke onderwerpen (Kamerstuk 29279-517)

Rechtsstaat en Rechtsorde

Brief regering

Nummer: 2020D21907, datum: 2020-06-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-595).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -595 Rechtsstaat en Rechtsorde.

Onderdeel van zaak 2020Z10111:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 595 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2020

Tijdens het Algemeen Overleg Strafrechtelijke Onderwerpen van 17 april 2019 (Kamerstuk 29 279, nr. 517) vroeg Uw Kamer naar de procedure in het geval een verdachte in eerste aanleg is veroordeeld en tegen die uitspraak hoger beroep is ingesteld, waarbij in afwachting van het hoger beroep de voorlopige hechtenis is geschorst en de voorwaarden die zijn verbonden aan die schorsing worden overtreden. Ook heeft Uw Kamer gevraagd of in dit kader (aanvullende) wetgeving nodig is.

Ik zal in deze brief kort ingaan op het algemeen juridisch kader van voorlopige hechtenis en vervolgens meer specifiek op het door u aangedragen thema van schorsing en herroeping van de voorlopige hechtenis (in afwachting van het hoger beroep).

Voorlopige hechtenis

Voorlopige hechtenis (voorarrest voorafgaand en tijdens de behandeling van een strafzaak) kan worden bevolen ten aanzien van een verdachte. Dit geldt ook wanneer een verdachte in eerste aanleg is veroordeeld en vervolgens hoger beroep heeft ingesteld tegen die veroordeling. Over de strafzaak van een verdachte is dan nog niet onherroepelijk beslist. In afwachting van het hoger beroep kan dan (opnieuw) de voorlopige hechtenis worden bevolen of verlengd. De regels ten aanzien van de voorlopige hechtenis zijn opgenomen in het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Voorlopige hechtenis is toegelaten in een aantal gevallen. Ten eerste in geval van verdenking van een feit waarop een maximale gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Daarnaast is voorlopige hechtenis toegelaten in geval van verdenking van een aantal specifiek in de wet benoemde misdrijven1 en wanneer van een verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats kan worden vastgesteld.2 In de gevallen waarin voorlopige hechtenis is toegelaten zullen, alvorens de voorlopige hechtenis door de rechter kan worden bevolen, ook gronden en ernstige bezwaren aanwezig moeten zijn ten aanzien van een verdachte. De gronden voor voorlopige hechtenis kunnen bijvoorbeeld zijn vluchtgevaar of recidivegevaar. De ernstige bezwaren (een bepaalde mate van verdenking dat een verdachte schuldig is aan het feit waarvan hij wordt verdacht) moeten blijken uit feiten of omstandigheden uit het strafdossier. Tot slot moet bij het bevelen van de voorlopige hechtenis ook rekening worden gehouden met de naar verwachting op te leggen straf of maatregel: de voorlopige hechtenis mag de verwachte duur daarvan niet overschrijden.

Wanneer het gaat om voorlopige hechtenis in afwachting van het hoger beroep, vormt ook een in eerste aanleg opgelegde vrijheidsbenemende straf of maatregel een grond voor het geven of verlengen van een bevel tot voorlopige hechtenis. Nieuwe ernstige bezwaren zijn in dat geval niet nodig.3

Schorsing

De voorlopige hechtenis kan, nadat deze is bevolen, worden geschorst. De procedure aangaande de schorsing van de voorlopige hechtenis is in eerste aanleg en in hoger beroep gelijk, met dien verstande dat in eerste aanleg de rechtbank de bevoegde instantie is en in hoger beroep het gerechtshof. Vanuit het Openbaar Ministerie (hierna: OM) is in eerste aanleg de officier van justitie betrokken en in hoger beroep de advocaat-generaal.

In Sv is bepaald dat de rechter de schorsing van de voorlopige hechtenis ambtshalve, op vordering van het OM en op verzoek van een verdachte kan bevelen. Het beslissingskader bij schorsing van de voorlopige hechtenis is een afweging van enerzijds het persoonlijke belang van een verdachte om – onder bepaalde voorwaarden – in vrijheid te worden gesteld en anderzijds het belang van strafvordering bij ononderbroken voorzetting van de vrijheidsbeneming.

Een in eerste aanleg opgelegde straf of maatregel vormt op zichzelf een strafvorderlijk belang dat zich tegen schorsing kan verzetten. In beginsel zal een (algehele) schorsing bij een langdurige gevangenisstraf niet voor de hand liggen, tenzij daarvoor zwaarwegende redenen bestaan. Schorsing van de voorlopige hechtenis hangende het hoger beroep is dus wel mogelijk. In die gevallen zijn er naar het oordeel van de rechter redenen die maken dat het persoonlijk belang van een verdachte prevaleert boven het strafvorderlijk belang. De rechter bepaalt vervolgens ook welke voorwaarden aan een schorsing zullen worden verbonden en een verdachte moet zich bereid hebben verklaard die voorwaarden na te zullen komen. Algemene voorwaarden zijn bij iedere schorsing van toepassing.4 Daarnaast kunnen aan een verdachte bij een schorsing bijzondere voorwaarden worden opgelegd.5

Toezicht op naleving schorsingsvoorwaarden

Het toezicht op de naleving van de aan een schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden algemene en/of bijzondere voorwaarden wordt in beginsel uitgeoefend door het OM. Dit is anders in het geval de rechter die de schorsing heeft bevolen iets over het toezicht heeft bepaald, zoals bijvoorbeeld toezicht door de reclassering.

Het niet nakomen van voorwaarden verbonden aan een schorsing wordt overigens vaak niet als eerste door het OM, maar door bijvoorbeeld de politie of de reclassering geconstateerd.6 Bij (herhaalde) constatering van het overtreden van de aan een schorsing verbonden voorwaarden zal het OM in kennis worden gesteld.

Mogelijkheid opheffing schorsing

Wanneer het OM in kennis is gesteld van het door een verdachte overtreden van (een) schorsende voorwaarde(n), of wanneer is gebleken van een gevaar voor vlucht, kan het OM overgaan tot aanhouding van een verdachte. Daarna kan het OM een vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis indienen bij de rechter, die op die vordering zal beslissen.7 Indien de rechter beslist dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte wordt opgeheven, wordt een verdachte (opnieuw) van zijn vrijheid benomen in afwachting van de behandeling van zijn strafzaak. De rechter kan een opheffing van een schorsing van de voorlopige hechtenis overigens ook ambtshalve, zonder dat het OM daartoe een vordering doet, bevelen.8

Aanvullende wetgeving die mogelijk maakt dat een verdachte na het overtreden van schorsende voorwaarden weer in voorlopige hechtenis wordt genomen, is gelet op het voorgaande niet nodig. De wet biedt die mogelijkheid reeds, ook in geval een verdachte in afwachting is van het hoger beroep in een strafzaak.

Ik ga er vanuit Uw Kamer, met excuus voor de lange tijd dat u op beantwoording heeft moeten wachten, hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker


  1. Voorbeelden hiervan zijn belaging (285b Sr), verduistering (321 Sr) of schuldheling (417bis Sr).↩︎

  2. Een verdachte waarvan geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland kan worden vastgesteld, moet dan wel worden verdacht van een feit waarvoor blijkens de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf kan worden opgelegd.↩︎

  3. Voorwaarden daarbij zijn wel dat dat de vrijheidsbeneming in het kader van de voorlopige hechtenis niet langer mag duren dan de in eerste aanleg opgelegde straf of maatregel en dat de veroordeling heeft plaatsgevonden voor feiten waarvoor de voorlopige hechtenis wordt bevolen. Zie art. 75 lid 1, laatste volzin, Sv.↩︎

  4. De algemene voorwaarden houden onder meer in dat een verdachte geen strafbare feiten zal begaan tijdens de schorsing en dat een verdachte, in het geval de schorsing wordt opgeheven, zich niet zal onttrekking aan de (nadere) tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis.↩︎

  5. Als bijzondere voorwaarden kunnen bijvoorbeeld worden opgelegd een contact- of gebiedsverbod, een meldplicht of een behandelverplichting.↩︎

  6. Bijvoorbeeld in geval van het begaan van een nieuw strafbaar feit of overtreding van een opgelegd contactverbod (politie) of het niet of niet voldoende nakomen van een opgelegde meldplicht of behandelverplichting (reclassering). Bij bepaalde voorwaarden is de reclassering afhankelijk van de informatie van derden, zoals de instantie die een behandeling uitvoert.↩︎

  7. Of het OM in een bepaald geval een verdachte zal aanhouden en vervolgens opheffing van een schorsing van de voorlopige hechtenis zal vorderen, is afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke geval.↩︎

  8. Ter aanvulling: de rechter kan een schorsing blijkens de wettekst «te allen tijde» opheffen. Opheffing is dus ook mogelijk als een verdachte zich wel aan de schorsende voorwaarden houdt. Daar staat tegenover dat de rechter nooit verplicht is een schorsing op te heffen.↩︎