Beleidsreactie op het onderzoek 'De overgang van het mbo naar de arbeidsmarkt'
Arbeidsmarktbeleid
Brief regering
Nummer: 2020D22049, datum: 2020-06-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29544-1013).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29544 -1013 Arbeidsmarktbeleid.
Onderdeel van zaak 2020Z10160:
- Indiener: T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-06-09 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-15 11:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2020-12-07 13:30: Arbeidsmarkt (arbeidsmarktbeleid/arbeidsmarktdiscriminatie/jongeren op de arbeidsmarkt) (Algemeen overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2021-01-14 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2021-01-26 16:30: Extra-procedurevergadering (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
29 544 Arbeidsmarktbeleid
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 1013 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2020
In januari verscheen het onderzoek «De overgang van het mbo naar de arbeidsmarkt. De positie van jongeren met een migratieachtergrond belicht» van SEO Economisch Onderzoek. De vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht op het onderzoek te reageren. Hierbij vindt uw Kamer, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), mijn reactie.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er een verschil is in de arbeidsparticipatiegraad tussen Nederlanders zonder een migratieachtergrond en Nederlanders met een migratieachtergrond. Dit kan deels worden verklaard door persoonskenmerken, de gevolgde mbo-opleiding en de sociaaleconomische status1, maar is deels ook het gevolg van een «onverklaard» verschil. Het onverklaarde verschil kan onder andere samenhangen met verschillen in voorkeuren, zoekgedrag en discriminatie op de arbeidsmarkt. Discriminatie kunnen én mogen wij niet accepteren. Onze samenleving vraagt van alle mensen om actief te participeren op de arbeidsmarkt, ongeacht leeftijd, migratieachtergrond, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap. Daar tegenover moeten gelijke kansen op de arbeidsmarkt staan en ook op de stagemarkt die jongeren laat proeven aan de arbeidsmarkt.
Belangrijkste resultaten van het onderzoek
Dit onderzoek belicht de overgang van het mbo naar de arbeidsmarkt in de periode vanaf 2006/2007. Het onderzoek is toegespitst op onderscheid tussen jongens en meisjes, en jongeren met en zonder migratieachtergrond. Uit het onderzoek blijkt dat er een jaar na afstuderen relatief grote verschillen bestaan tussen jongeren met en zonder (niet-westerse) migratieachtergrond wat betreft arbeidsmarktparticipatie. Die verschillen lopen voor sommige groepen op tot wel 30 procent. Zelfs tien jaar na afstuderen bestaan nog steeds verschillen in arbeidsmarktparticipatie.
Ook blijkt dat technologische verandering een impact heeft op de arbeidsmarktpositie van mbo’ers. Automatisering, robotisering en digitalisering zetten routinematige taken onder druk en bij mbo-2 en mbo-3 bestaat er een negatieve correlatie tussen de mate van routinematigheid van een beroep en de kans op werk. Uit dit onderzoek blijkt dat jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd in beroepen met een hogere mate van routinematigheid wat dus hun kansen op werk schaadt.
Hoewel de verschillen tussen mbo’ers met en zonder migratieachtergrond deels worden verklaard door een aantal factoren zoals studiekeuze, moederschap, het ontbreken van betaalde stage-ervaring of bijbaan, en de sociaaleconomische status van ouders, bedraagt het onverklaarde deel voor veel groepen minimaal de helft. Het grootste deel van de achterstandspositie van mbo’ers met een migratieachtergrond kan dus niet verklaard worden op basis van objectieve kenmerken uit de data. Zoekgedrag, voorkeuren en arbeidsmarktdiscriminatie spelen mogelijk een aanzienlijke rol.
Beleidsinzet van het kabinet
De Coronacrisis kan de arbeidsmarkt zwaar treffen, zowel door de contactbeperkende maatregelen als door de economische recessie. Het CPB laat zien dat als de crisis aanhoudt de gevolgen voor de werkgelegenheid, met name onder schoolverlaters en voor mensen met tijdelijke contracten, groot zullen zijn.2 SBB heeft op verzoek van de Minister van OCW een actieplan opgesteld om stages en leerbanen te behouden.3 Bij de uitwerking wordt extra aandacht besteed aan jongeren in een kwetsbare positie, zoals studenten in de entreeopleidingen, studenten met een niet-westerse achtergrond die relatief vaker te maken krijgen met stagediscriminatie of studenten die passende ondersteuning nodig hebben op de werkplek. Juist deze doelgroepen hebben vaker moeite om een passende stage of leerbaan te vinden, zeker als het economisch slechter gaat.
Het kabinet zet zich in voor een eerlijke arbeidsmarkt en heeft daarbij oog voor de overgang van mbo naar werk. Een deel van de onverklaarde achterstand is volgens het onderzoek het gevolg van factoren die niet direct meetbaar zijn zoals taal- en sollicitatievaardigheden of het juiste netwerk hebben. Er zijn onderzoeken die erop wijzen dat jongeren met een migratieachtergrond soms minder goed zijn toegerust op de intrede naar de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld doordat zij een minder goed beeld hebben van de onderwijs- en beroepsmogelijkheden4 of wat zij belangrijk vinden in hun (leer)loopbaan.5 Ook kiezen zij vaker voor beroepen waarbij het arbeidsperspectief minder gunstig is zoals handel en economie.6
Om zich goed voor te kunnen bereiden op hun toekomstige loopbaan dienen jongeren te kunnen beschikken over competenties waarmee zij hun eigen (studie)loopbaan kunnen vormgeven. Binnen het programma VIA van de Minister van SZW wordt gekeken naar het verbeteren van de studiekeuze op het vmbo en de zoektocht naar een stage- of werkplaats vanuit het mbo bij jongeren met een migratie-achtergrond. In samenwerking met de Minister van OCW wordt gezocht naar effectieve interventies die de jongeren met een migratieachtergrond in het mbo helpen in een succesvolle overgang naar de arbeidsmarkt. De loopbaanbegeleiding en ontwikkeling van loopbaancompetenties van leerlingen en studenten in het onderwijs wordt ondersteund vanuit het Expertisepunt LOB. Om gelijke kansen voor jongeren met een migratieachtergrond te bevorderen wordt vanuit het project LOB-Gelijke kansen extra inzet gepleegd in het mbo. Momenteel worden de ervaringen geëvalueerd ten behoeve van het vervolg van het project, uw Kamer zal hier nader over bericht worden.
Daarnaast zetten SZW en OCW zich samen met SBB, de MBO Raad, JOB, VNO-NCW/MKB-NL, het College voor de Rechten van de Mens en Stichting School en Veiligheid gezamenlijk in om stagediscriminatie tegen te gaan en gelijke kansen op stages binnen het mbo te verbeteren. Dit begint bij het erkennen dat er sprake is van discriminatie. Middels verscheidene acties en projecten wordt gezamenlijk ingezet op het vergroten van bewustwording bij leerbedrijven, mbo-scholen en studenten en het overkomen van (onbewuste) vooroordelen, waarbij de dialoog het uitgangspunt is. Eerder heeft de Minister van OCW uw Kamer over de voortgang geïnformeerd.7 In het hiervoor genoemde programma VIA wordt naast de ontwikkeling van loopbaanvaardigheden voor jongeren zelf ook ingezet op de ontwikkeling van aantoonbaar effectieve interventies die scholen en leerbedrijven kunnen inzetten voor het tegengaan van stagediscriminatie.8 Ook zal komend schooljaar een campagne worden gelanceerd gericht op het tegengaan van stagediscriminatie en bevorderen van gelijke kansen bij stages, en zal uw kamer worden geïnformeerd over de verkenning naar de inzet van een diversiteitscoach9 en de motie van de leden Van den Berge en Kuik over een meld app voor stagediscriminatie.10
Arbeidsmarktdiscriminatie is ook een van de mogelijke verklaringen voor de verschillen in arbeidsparticipatie. Het is onacceptabel dat discriminatie de loopbaan van mbo’ers met een migratieachtergrond in de kiem smoort. Daarom werk ik in het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie aan eerlijkere werving- en selectieprocedures waarin dat wat je kan, en niet wie je bent, centraal staat. In een eerdere beleidsreactie11 aan uw Kamer ben ik nader ingegaan op het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021. In dit kader werk ik bijvoorbeeld aan een wet waarmee de Inspectie SZW toezichthoudende bevoegdheden krijgt met betrekking tot de werving en selectie van personeel. De Inspectie SZW kan dan gaan toezien op een schriftelijke werkwijze bij werkgevers en intermediairs ten aanzien van werving en selectie waarin voldoende waarborgen opgenomen dienen te zijn om het maken van verboden onderscheid tegen te gaan.
Tot slot
Het is van groot belang dat wij ons blijven inzetten voor een arbeidsmarkt waarop iedereen gelijke kansen heeft. Dit doen we door de juiste basis te leggen voor een geslaagde loopbaan bij alle jongeren tijdens de opleiding die zij volgen. Daarnaast blijft het tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie en stagediscriminatie van groot belang. Voor de zomer zal ik een voortgangsbrief sturen naar uw Kamer over het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021. Hierin zal ik nader de stand van zaken toelichten van de drie pijlers: toezicht & handhaving, onderzoek & instrumenten en kennis & bewustwording.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
Dit is in het onderzoek gebaseerd op het inkomen, de hoogst behaalde opleiding en de sociaaleconomische status.↩︎
CPB, 2020, Scenario’s economische gevolgen coronacrisis, Den Haag.↩︎
Kamerstukken 31 524 en 25 295, nr. 465↩︎
Petit, R., Van Esch, W., Van der Meer, M. & Smulders, H. (2013). Kansen en keuzes voor de toekomst. Routes in het onderwijs en naar de arbeidsmarkt van niet-westerse allochtonen. Den Bosch: Ecbo.↩︎
Neuvel, J. & van Esch, W. (2010). Opleidingsniveau en beroepsrichting in de doorstroom van vmbo naar mbo: keuzes en gevolgen voor de schoolloopbaan. ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.↩︎
Centraal Bureau voor de Statistiek (2018). Jaarrapport Integratie 2018. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek, Kuijpers, M. en Meijers, F. (2009). Leeromgeving voor loopbaanleren; onderzoek naar relaties tussen de leeromgeving en loopbaancompetenties van vmbo- en mbo-leerlingen. Pedagogische studiën, 84 (3), 93–109.↩︎
Kamerstuk 31 524, nr. 443↩︎
https://www.nro.nl/onderzoeksprojecten/gelijke-kansen-richting-de-toekomst/↩︎
Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (35 300-VIII) op 6 november 2019, bijlage bij Handelingen II 2019/20, nr. 20, items 3 en 6↩︎
Kamerstuk 35 252, nr. 15↩︎
Kamerstuk 29 544, nr. 961↩︎