Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen (Kamerstuk 30234-244)
Toekomstig sportbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2020D22154, datum: 2020-06-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2020D22154).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M. Verouden, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2020Z07865:
- Indiener: M.J. van Rijn, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-05-07 22:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-05-12 15:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-06-04 14:00: Sportbeleid (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-09-09 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-11-30 09:30: Onderdeel Sport en Bewegen van de begroting VWS 2021 en aanverwante zaken. (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-12-02 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2020D22154 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de volgende brieven van de Minister voor Medische Zorg:
• Rapportage 1-meting bewegingsonderwijs in het speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs (so-pro) d.d. 11 december 2019 (Kamerstuk 31 293, nr. 492)
• Plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan: «Ons voetbal is van iedereen, Samen zetten we discriminatie buitenspel» d.d. 8 februari 2020 (Kamerstuk 30 234, nr. 241)
• Steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen d.d. 1 mei 2020 (Kamerstuk 30 234, nr. 244)
• Afschrift reactie aan NOC*NSF over steunpakket sportverenigingen als gevolg van de COVID-19 maatregelen d.d. 28 mei 2020 (Kamerstuk 30 234, nr. 245)
De voorzitter van de commissie,
Lodders
De adjunct-griffier van de commissie,
Verouden
Inhoud | blz. | ||
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
• | Inbreng van de leden van de PVV-fractie | 8 | |
• | Inbreng van de leden van de CDA-fractie | 8 | |
• | Inbreng van de leden van de D66-fractie | 12 | |
• | Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie | 14 | |
• | Inbreng van de leden van de SP-fractie | 16 | |
II | Reactie van de Minister voor Medische Zorg | 21 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de goede maatregelen die de Minister voor Medische Zorg en Sport in deze coronacrisis heeft genomen en hebben op een aantal deelonderwerpen nog een aantal vragen.
Deze leden hebben onlangs bij het plenaire debat over corona aandacht gevraagd voor de diversiteit binnen de sportsector. Het is simpelweg niet mogelijk om een sportvereniging met een evenement te vergelijken, de commerciële sportaanbieder met topsport en een sport als badminton met turnen, klimmen of hockey. Deze leden hebben in het plenaire debat gevraagd of de Minister van Sport met de elke tak van sport individueel om tafel zou gaan om te kijken naar wat wél mogelijk is bij de betreffende tak van sport. Hoe heeft de Minister hier invulling aan gegeven? Met hoeveel sportbonden heeft de Minister gesproken?
De sportsector is hard geraakt, maar is politiek erg bescheiden gebleven. Daarom is het nog steeds lastig om goed in beeld te krijgen in welke mate diversiteit gehanteerd moet worden om tot een zo verstandig en effectief mogelijke openstelling van de sport te komen. Is de Minister het met deze leden eens, dat sport en bewegen en daarmee fitheid, gezondheid en weerbaarheid, een deel van de oplossing tegen ziektes zoals corona is? Is de Minister het met deze leden eens dat we moeten kijken hoe we zo slim en snel mogelijk de sportsector weer op volle kracht kunnen laten werken zodat sport het lichtpuntje in deze coronacrisis kan zijn, omdat sport en bewegen belangrijke factoren zijn? Is de Minister het met deze leden eens dat het leidende principe voor het opstarten van de sport zou moeten zijn dat het veilig en verantwoord kan en dat dit dus tot consequentie kan hebben dat er gedifferentieerd moet worden tussen takken van sport, niet omdat de ene sport belangrijker is dan de andere, maar omdat het simpelweg ontzettend verstandig is om de takken van sport die eerder opgestart kunnen worden ook zo snel mogelijk op te starten? Is de Minister het met deze leden eens dat er niet alleen naar generieke maatregelen zoals bijvoorbeeld óf binnensport óf buitensport gekeken moet worden, maar juist naar risicoprofielen per tak van sport?
Voornoemde leden hebben daarom enkele vragen voor een aantal specifieke takken van sport, juist omdat de sector zo divers is. Op dit moment moeten trampolinespringers, ook de grootste toptalenten van Nederland, in de buitenlucht trainen. Terwijl wind en andere weersomstandigheden voor flinke extra gezondheidsrisico’s zorgen. Is de Minister op de hoogte van de omvang van een trampolinezaal zoals bijvoorbeeld Bauerfeind De Meent in Alkmaar waar met gemak aan alle RIVM-richtlijnen voldaan kan worden én hoe groot, of juist hoe klein, de trainingsgroepen bij trampolinespringen zijn? Kan de Minister de talentengroepen van trampolinespringen aan laten haken bij de reeds bestaande mogelijkheid om topsporters toe te laten in trainingsaccommodaties?
Voornoemde leden zijn ook benieuwd in hoeverre met minimale aanpassingen het bijvoorbeeld mogelijk is om meermans- of meervrouwsboten toe te staan met roeien. Is de Minister bereid om met de KNRB1 in overleg te treden hoe hier invulling aan gegeven zou kunnen worden en dit voor te leggen aan het RIVM, dan wel het OMT2? Is de Minister op de hoogte dat roeien een populaire sport onder studenten is en dat studenten als één huishouden gezien kunnen worden in een studentenhuis? Zijn hier verschillen tussen gemeenten en is het voor deze groep mogelijk om in een roeiboot als één huishouden gezien te worden? Indien dit niet mogelijk is, kan de Minister uitleggen wat het verschil is tussen binnen op de bank tv kijken of met dezelfde groep mensen buiten werken aan gezondheid in een roeiboot? Waarom zou de eerste activiteit wel mogen en de tweede niet?
Deze leden zijn benieuwd of de Minister gesproken heeft met de KNLTB3. Zeker in deze tak van sport, die in deze maanden buiten plaats vindt, is het zeer gemakkelijk om de anderhalve meter te waarborgen. Zelfs bij het dubbelspel kan dit zonder problemen gerealiseerd worden. Is de Minister bereid om met de KNLTB in overleg te gaan om te kijken hoe zo snel mogelijk de honderdduizenden tennissers in Nederland met inachtneming van de richtlijnen weer kunnen tennissen? Een ander punt wat voor de tennissport van de groot belang is, is de fijnmazige infrastructuur van tennisclubs en -verenigingen. Kan de Minister samen met de KNLTB een impactanalyse maken wat de financiële consequenties voor de clubs en verenigingen zijn en dit delen met de Kamer?
Deze leden zijn benieuwd of het mogelijk is om na de versoepeling in de publieke ruimte ook meer mogelijkheden te geven om ouders weer toe te staan om verspreid langs het veld de training van kinderen te volgen. In praktijk blijven ouders nu op de parkeerplaats hangen, omdat het niet loont op en neer naar huis te rijden tijdens de training. Dit zorgt voor minder wenselijke situaties dan wanneer ouders met inachtneming van de richtlijn verspreid langs het sportveld of de atletiekbaan staan. Is de Minister bereid deze ruimte te bieden?
De aan het woord zijnde leden constateren dat specifiek voor gehandicapte sporters, maar ook voor andere sporters in het algemeen, het soms onmogelijk is om sport te beoefenen als de trainer op anderhalve meter afstand moet blijven. Een voorbeeld hiervoor is de handboogsport bij gehandicapte beoefenaars of het vangen van pupillen bij turnen. Deze leden vragen of het mogelijk is om het beroep van trainer als een contactberoep te zien, wat het in feite op die momenten ook is. Is de Minister bereid dit toe te staan? Daarnaast zien deze leden dat sportaccommodaties voor meerdere verenigingen of andere sectoren gebruikt worden. Denk aan toneel, muziek of onderwijs. Waarom mogen de sportaccommodaties niet gebruikt worden voor andere sectoren, terwijl bijvoorbeeld de cultuursector al wel meer ruimte heeft gekregen? Is de Minister het met deze leden eens dat hierdoor onnodig huurinkomsten misgelopen worden, wat de financiële situatie alleen maar lastig maakt? Welke mogelijkheden ziet de Minister om opleidingen voor trainers, coaches, en scheidsrechters wel door te laten gaan? Heeft de Minister hier overleg over gehad met bijvoorbeeld Handboogsport Nederland?
Voornoemde leden zien dat de schaatssport het extra lastig heeft. IJsbanen zijn duur in onderhoud, maar bieden tegelijkertijd veel ruimte. Heeft de Minister de ontwikkelingen bij Thialf gevolgd? Kan de Minister daar een stand van zaken geven? Net als bij de trampolinespringsport, bestaat het grootste deel van de talenten en topsport uit toptalenten jonger dan 18 jaar. Deze toptalenten hebben nog geen A-status en kunnen daarom geen gebruik maken van de trainingslocatie. Terwijl een ijsvloer uit 1.800 m2 bestaat en hier slechts door geringe groepen van ongeveer veertien personen gebruik van wordt gemaakt. Kan de Minister in navolging van de mogelijkheden die er voor A-statussporters gelden, ook ruimte bieden aan toptalenten zoals bij kunstrijden? Uiteraard met inachtneming van alle richtlijnen van de RIVM. Is de Minister bereid om in overleg te treden met de KNSB4 om de mogelijkheden te verkennen voor de verschillende disciplines alsmede ook het ijshockey en het curling?
Deze leden zien dat niet alleen een ijsvloer veel ruimte biedt voor veilige beoefening van sport, maar bijvoorbeeld ook een sportklimhal. Is de Minister bekend met het onderzoek van het Italiaans Olympisch Comité waaruit blijkt dat bijvoorbeeld takken van sport zoals sportklimmen en boulderen tot de laag risicosporten behoren? Is de Minister bereid zich de komende weken maximaal in te spannen om de opstart van deze laag risicosporten zo snel als mogelijk ter hand te nemen?
Deze leden hebben veel vragen uit de danssportsector ontvangen. Er is bijvoorbeeld grote onduidelijkheid of danssport tot de binnensporten behoort of tot de culturele sector. Kan de Minister hier opheldering over geven? Kan de Minister ook uitleggen waarom danssport zo verschillend behandeld wordt op lokaal niveau? De ene danssportvereniging krijgt veel meer ruimte dan de andere. Is de Minister bereid om hier meer duidelijkheid over te geven en dit via de VNG5 te communiceren naar de burgemeesters en gemeenten? Heeft de Minister reeds resultaten van de dans- en beweeglessen die op de basisschool sinds drie weken weer plaatsvinden en kan de Minister die informatie gebruiken bij de afweging voor opening van de danssector en in de gesprekken met het OMT?
Voornoemde leden constateren dat er voor een sport zoals bijvoorbeeld judo, een duidelijke contactsport, nog veel onduidelijkheid bestaat. Is hier de mogelijkheid om voor kinderen tot twaalf jaar meer ruimte te bieden, gezien de virale load die kinderen meedragen? De judosector is een diverse sector, met 650 clubs, 120.000 leden en ongeveer voor 50 tot 60 procent commercieel is ingericht. Er zijn veel zzp-judoleraren en die hebben een KvK6-inschrijving op hun huisadres. Klopt het dat deze judoleraren niet in aanmerking voor een van de compensatieregelingen komen? Geldt dat bij meer takken van sport en kan de Minister hier een overzicht over geven? Kan de Minister tevens aangeven waarom inventieve judoscholen die bijvoorbeeld open tenten hebben geplaatst om buiten, maar onder dak, les te kunnen geven, in de ene gemeente door handhaving op de vingers worden getikt en niet meer buiten les mogen geven, terwijl dit in een andere gemeente wel mag?
Deze leden hebben bijzondere aandacht voor Jeu de Boules, een sport waarbij de gemiddelde leeftijd boven de 70 is. Deze sportbond staat extra onder druk omdat een groot deel van de leden in de risicogroep valt. Voor de effecten op langere termijn is het nog slechts gissen, maar de Nederlandse Jeu de Boulesbond geeft zelf aan een donker toekomstbeeld te zien door wegvallen van leden, vanwege de gemiddelde leeftijd een groter dan gemiddelde angst om competities weer op te starten en het wegvallen van deelname aan grote toernooien. Is de Minister bereid om te inventariseren welke effecten de coronacrisis op de sportbonden heeft en wat er voor nodig is om deze structuur te ondersteunen? Kan de Minister dit voor alle 76 sportbonden in kaart brengen? Is de Minister bereid om voor sportbonden die deel uit maken van de coalitie Eén tegen eenzaamheid ook te verkennen op welke manier er samen kan worden gewerkt met dit programma ter ondersteuning van de sport?
De aan het woord zijnde leden zien dat er bepaalde zomersporten zijn die door het wegvallen van het zomerseizoen tot 1 september 2020, niet slechts enkele maanden geen sport kunnen aanbieden, maar dat voor de periode van september 2019 tot maart 2021 geen competitie gehouden kan worden. Heeft de Minister oog voor deze takken van sport zoals bijvoorbeeld honkbal, softball en cricket? Ook hier geldt dat een generieke maatregel voorbij zal gaan aan de specifieke kenmerken van deze takken van sport en is de Minister bereid om met de KNCB7 en KNBSB8 in overleg te gaan om te kijken welke specifieke ondersteuning nodig is en welke kansen en mogelijkheden er zijn?
Voornoemde leden zien dat een aantal sportbonden zoals bijvoorbeeld de badmintonbond zelf al uitgebreide scenario’s heeft opgesteld (ideaal scenario, tussenscenario en somber scenario). Kan de Minister aangeven wat het ministerie met deze informatie doet? Wat leert de Minister van deze scenarioschetsen en hoe gebruikt de Minister deze informatie in aanloop naar mogelijk verdere ondersteuning voor sportbonden en -verenigingen om onze unieke infrastructuur op orde te houden? Is de Minister bereid te kijken naar de effecten van het sombere scenario en wat er moet gebeuren op het momenten dat sportbonden hun verplichtingen niet meer kunnen voldoen?
Deze leden zien dat buurlanden verschillend omgaan met de openstelling van sportaccommodaties. Zowel commercieel als vrijwillig. Wat leert de Minister van de ervaringen die er in de ons omringende landen zijn? Kan de Minister aangeven wat bijvoorbeeld de effecten zijn geweest van het feit dat in Duitsland op 11 mei de binnensporten voor bijvoorbeeld tafeltennis al weer open gingen en in Oostenrijk de tafeltenniscompetitie reeds is hervat? Is de Minister het met deze leden eens dat dit een goed voorbeeld is van goed oog hebben voor de diversiteit binnen de sportsector en is de Minister bereid om als basishouding te hebben: kijken wat er per tak van sport wél mogelijk is?
Zoals eerder aangegeven zien deze leden dat gemeenten verschillend omgaan met bijvoorbeeld horecasporten. Klopt het dat er geen eenduidige regel is voor specifiek de bowlingcentra? Kan de Minister uitleggen wat er nu precies mogelijk is voor de horeca behorende bij een bowlingcentrum? Kan dit als een sportkantine worden gezien?
Voornoemde leden hebben specifiek aandacht voor het Platform Ondernemende Sportaanbieders. Binnen dit platform leven vragen over de effecten van de coronabeperkingen op bijvoorbeeld kwetsbare en kansarme jeugd die de structuur van de Nederlandse Vechtsportautoriteit moet missen. Heeft de Minister in beeld welke maatschappelijke effecten optreden als vastgehouden moet worden aan de openingsdatum van 1 september 2020? Is de Minister bereid om samen met de vechtsportsector te kijken naar welke mogelijkheden er voor trainingen zijn zonder dat er contact tussen de sporters is? Er zijn namelijk veel sportspecifieke trainingsvormen die prima mogelijk zijn in de anderhalve metersamenleving. Is de Minister dat met deze leden eens? Deze leden hebben ook een vraag over een wat vreemde eend in de bijt. Namelijk de yogascholen. Is het mogelijk om diversificatie aan te brengen in lage en hoge intensiteit yoga om te kijken welke vormen mogelijk eerder opgestart kunnen worden.
Deze leden hebben vernomen dat er een beperking van het aantal toptalenten is dat gebruik mag maken van trainingsaccommodaties en dit aantal gelimiteerd zou zijn op 1.000 toptalenten. Waarop is dit aantal van 1.000 gebaseerd? Hoeveel plekken zouden er nodig zijn om ook toptalenten in vertegenwoordigende teams van bijvoorbeeld de basketbalbond ruimte te geven om te trainen, zoals in andere landen ook mag? Zou het mogelijk zijn om dit aantal gelijk te trekken met de LOOT9-status zodat elk geïndiceerd sporttalent in Nederland de training weer op kan pakken?
De aan het woord zijnde leden vragen in hoeverre de openstelling van de basisscholen gebruikt kan worden om bijvoorbeeld turnsport voor diezelfde leeftijd mogelijk te maken. Immers, bewegingsonderwijs (middelintensief) in een gymzaal is met dertig kinderen tegelijk mogelijk. Maar na schooltijd turnen in diezelfde gymzaal met een beperkter aantal kinderen (nog) niet. Heeft de Minister al enige inzichten opgedaan, bijvoorbeeld door wetenschappelijke informatie, die van invloed kunnen zijn op (gefaseerde) opening van de binnensport? Heeft de Minister overleg gehad met de KNGU10 als een van de grootste sportaanbieders voor kinderen tot 12 jaar? Kan de Minister hier uitgebreid op ingaan?
Deze leden zien dat de datum van 1 september bijzonder belangrijk is voor een groot deel van de sportcompetities. Dat moment bepaalt hoe een eventueel competitieseizoen er uit kan komen te zien en of ledenaantallen fors zullen dalen of niet. In hoeverre heeft de Minister de datum van 1 september ook op zijn netvlies staan als uitermate, zo niet cruciale, datum? Heeft de Minister overwogen om een routekaart specifiek voor de sportsector schetsen?
Deze leden hebben specifieke aandacht voor de twee sectoren die te maken hebben met veiligheid bij de sport. Ten eerste de reddingsbrigades in Nederland. Sommige reddingsbrigades hebben de juiste SBI11-code en kunnen wel de noodzakelijk tegemoetkoming krijgen en sommige reddingsbrigades die exact dezelfde activiteiten doen hebben een andere SBI-code en komen in financiële problemen. Kan de Minister dit met zijn collega’s opnemen en zorgen dat deze omissie zo snel als mogelijk de wereld uit is? Reddingsbrigades doen niet alleen vrijwillig hun werk om onze kusten en stranden veilig te houden, de leden moeten zelfs contributie betalen om ons veilig te mogen houden. Is de Minister het met deze leden eens dat als we onvoldoende oog hebben voor het behoud van leden voor de reddingsbrigades dit ongetwijfeld ten koste gaat van de veiligheid op onze stranden en kusten? Is de Minister bereid om bijvoorbeeld samen met zijn collega Minister van Intrastructuur en Waterstaat te kijken naar financiering voor deze bijzondere groep vrijwilligers omdat ook de SAR12 helikopters in haar portefeuille zitten? Naast de reddingsbrigades hebben ook de vrijwilligers en zorgprofessionals die assisteren bij grote evenementen moeite om ondersteuning te krijgen vanwege ontbreken van de juiste SBI-codes. Kan de Minister dat in zijn gesprek met zijn verantwoordelijke collega meenemen?
Voornoemde leden zien dat er een probleem is ontstaan bij sportverenigingen die hun administratieve taken uitbesteed hebben aan een sportservicebureau. De overheid blijkt dit als payrollconstructie te zien, maar gaat daarbij voorbij aan het feit dat in de sport gewerkt wordt met vrijwilligers als bestuurders en penningmeesters bij sportverenigingen en dat steeds complexere regelgeving ervoor zorgt dat administratie beter in handen is bij een sportservicebureau. Is de Minister bereid om specifiek te kijken naar de mogelijkheden om deze constructie niet als payrollconstructie te beschouwen zodat ook deze verenigingen gebruik kunnen maken van regelingen? Is de Minister bekend met het feit dat als deze sportverenigingen geen gebruik kunnen maken van regelingen, de effecten bij sommige takken van sport echt enorm kunnen zijn? Als voorbeeld geven deze leden de trampolinespringverenging Triffis in Alkmaar waar een flink deel van de nationale top springt. Als deze sportvereniging omvalt door een handelwijze die eigenlijk bedoeld is voor het mkb, dan heeft dit direct een negatief effect op TeamNL.
Deze leden pleiten al jaren voor een stevigere positie van sport in onze samenleving. Zowel als middel, maar ook als doel. Deze coronacrisis toont aan hoe belangrijk het is dat we een fitte, gezonde en weerbare samenleving hebben en deze leden zijn dan ook zeer gecharmeerd van het initiatief van Joop Alberda c.s. waarbij een stip op de horizon wordt gezet om met een integrale bril naar sport in onze samenleving te kijken. Is de Minister bereid om een beleidsreactie op dit initiatief naar de Kamer te sturen? Heeft de Minister al contact gehad met collega’s van andere departementen en is de Minister bereid om op korte termijn met de initiatiefnemers tot concrete stappen te komen?
Deze leden zijn blij dat er een steunpakket voor de sport is gekomen. Dit steunpakket loopt echter van 15 maart 2020 tot 15 juni 2020. Wat gaat de Minister doen nu is gebleken dat een flink aantal takken van sport langer dicht moeten blijven of slechts in beperkte mate aanbod mogen bieden? Welke maatregelen of ondersteuning is de Minister bereid te bieden voor de periode na 15 juni 2020? Is de Minister bereid specifiek naar de situatie van sportbonden te kijken in benodigde ondersteuning voor de sport? Kan de Minister de Kamer tevens een overzicht geven van wat er nodig is van 15 juni 2020 tot 1 september 2020 en ook ná 1 september 2020? Heeft de Minister hier scenario’s voor gereed liggen? Deze leden hebben tevens vernomen dat de bekostiging van sportbonden op basis van ledenaantal plaatsvindt. Dit kan door de coronacrisis enorme gevolgen hebben en daarmee de basisstructuur van sportbonden onder druk zetten. In hoeverre is de Minister bereid om hier het gesprek met NOC*NSF aan te gaan om er in ieder geval voor te zorgen dat er geen sportbonden verdwijnen in Nederland vanwege een verdeelsystematiek die geen rekening houdt met een pandemie?
Als laatste willen deze leden uitgebreid ingaan op de sportevenementen die normaal gesproken elke week gehouden werden en waar honderdduizenden Nederlanders elke week van genoten. Sportevenementen hebben een bijzondere positie in de evenementenbranche. Immers, om een evenement binnen te halen en te mogen organiseren moet er vaak een fee betaald worden aan een internationale sportbond. Nederland is bijzonder goed in het organiseren van sportevenementen, daar staan wij internationaal om bekend. Door ingrijpen van de overheid is een aantal internationale evenementen onder druk komen te staan. De organisatoren van sportevenementen, er zijn slechts enkele organisatoren, hebben veel behoefte aan garantstelling vanuit de overheid. Is de Minister het met deze leden eens dat wij als Nederland internationale evenementen van bijzonder hoge kwaliteit leveren en dat het zeer onwenselijk is als deze kennis en organisatiekracht verloren gaat? Is de Minister bereid om in overleg te treden met de evenementenorganisatoren om te komen tot een effectief werkende garantstelling vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Deze leden zijn benieuwd of de Minister al een beeld heeft hoe sportevenementen met publiek weer georganiseerd kunnen worden. Is het bijvoorbeeld mogelijk om een internationaal beachvolleybaltoernooi als King of the Court dat van 9 tot 12 september 2020 in Utrecht georganiseerd wordt als pilot evenement te kwalificeren zodat het ministerie nauw betrokken is om te kijken wat er wél mogelijk is? Kan de Minister een lijst met evenementen aanleveren die mogelijk ook als pilot evenement aangemerkt kunnen worden? Daarnaast vragen deze leden of de Minister ook gebruik kan maken van de organisatiekracht van de KNVB13 om experimenteerruimte toe te staan bij wedstrijden in het profvoetbal? Deze leden kunnen zich voorstellen dat er verschil in risico voor de diverse groepen is en het is wellicht verstandig om te kijken hoe die verschillen optimaal benut kunnen worden om ook de druk op de publieke ruimte bij de herstart van een competitie tot een minimum te beperken.
Nederland heeft een aantal prachtige internationale evenementen binnengehaald. Het verdienmodel voor deze evenementen bestaat vooral uit ticketing en sponsering. Deze leden willen graag aangeven dat zij het belangrijk vinden dat we onze Nederlandse helden in Nederland goud moeten kunnen zien winnen. Als voorbeeld voor onze jeugd, als economische steun in een regio, maar ook omdat wij ontzettend goed zijn in het organiseren van deze grote evenementen. Voornoemde leden vinden het dan ook onwenselijk als het door de coronacrisis niet zou lukken om een aantal van deze evenementen te organiseren. Kan de Minister aangeven of er voldoende ruimte in het evenementenbudget zit om deze evenementen financieel haalbaar te houden? Is het mogelijk om subsidiekaders tijdelijk op te rekken om te voorkomen dat we EK’s of WK’s of vergelijkbare toernooien terug moeten geven? Is de Minister tevens bereid om te verkennen welke andere landen mogelijk grote sportevenementen teruggeven om tijdig actie te kunnen ondernemen om ze naar Nederland te halen?
De Nederlandse Sportraad heeft een evenementencommissie die adviseert over subsidiering van mogelijk te organiseren evenementen. Staat er reeds een evaluatie van deze evenementencommissie gepland? Is de Minister bereid, ongeacht of er een evaluatie gepland staat, bereid om de evenementencommissie reeds de komende maanden te evalueren en deze bevindingen uiterlijk in oktober 2020 naar de Kamer te sturen, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de betreffende beleidsbrieven en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
Deze leden vragen of de Minister het met deze leden eens is dat sporten met goede ventilatie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de volksgezondheid en dat het beoefenen van ieders sport zo snel mogelijk weer moet kunnen.
Is de Minister het met deze leden eens dat de amateursport een belangrijk onderdeel van het sportleven is? Welke stappen neemt de Minister om te zorgen dat de amateursport in deze tijden niet omvalt.
Welke stappen neemt de Minister om ervoor te zorgen dat beroepssporters zo snel mogelijk hun beroep weer kunnen uitoefenen.
Is het voor wedstrijden mogelijk weer versneld te kunnen worden gehouden, desnoods zonder of met minder publiek?
Voornoemde leden vragen aan de Minister hoeveel banen er op de tocht staan, direct en indirect, omdat amateur- en profwedstrijden nu niet meer plaats kunnen vinden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het steunpakket voor sportverenigingen als gevolg van de COVID-19 maatregelen en het plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
Steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen
Sportverenigingen en alle vrijwilligers die zich daar week in, week uit inzetten zijn van essentieel belang voor de leefbaarheid van buurten, wijken en gemeenten. De sport heeft het net als vele andere sectoren echter moeilijk ten tijde van de coronacrisis. De waardevolle Nederlandse sportinfrastructuur verdient het om gesteund te worden in deze moeilijke tijden. Deze leden steunen daarom het besluit van de Minister om geld uit te trekken zodat gemeenten huurkosten voor sportverenigingen die geconfronteerd worden met een omzetdaling in de maanden maart tot en met mei kunnen kwijtschelden. Deze leden vragen wel op welke wijze het bedrag van 90 miljoen euro hiervoor verdeeld wordt over de gemeenten. Op basis van welke informatie is het bedrag van 90 miljoen euro vastgesteld? Op welke wijze is berekend dat met deze maatregel 11.000 sportverenigingen door het hele land ondersteund worden? Kan de Minister inzichtelijk maken hoe deze 11.000 sportverenigingen verdeeld zijn over heel Nederland? Maakt een sportvereniging in de regio net zo veel kans op kwijtschelding van de huur als een sportvereniging in de grote stad?
Deze leden vragen daarnaast wanneer een sportvereniging aanspraak kan maken op de kwijtschelding van huur en door wie dat beoordeeld wordt. De Minister heeft het over sportclubs zonder eigen accommodatie met een omzetdaling over de periode 1 maart tot 1 juni. Wordt hierbij gerekend met een bepaald minimum percentage omzetdaling als grens voordat huur kan worden kwijtgescholden? Geldt de kwijtschelding gelijkelijk voor een vereniging die slechts een kleine omzetdaling heeft als voor een vereniging die juist een hele grote omzetdaling heeft? Maakt het nog uit of je een vereniging bent met 1.000 leden of een vereniging met 100 leden? Maakt het nog uit of een vereniging erg afhankelijk is van recettes en/of keukenomzet of niet? Maakt het in de verdeling nog uit of men juist erg afhankelijk is van sponsorgelden of niet? Is het mogelijk dat gemeenten op al deze onderdelen maatwerk kunnen verrichten? Welke afspraken met gemeenten zijn hierover gemaakt?
Voornoemde leden vragen op welke wijze de Minister gaat monitoren dat gemeenten daadwerkelijk de huur kwijtschelden van sportverenigingen. Hoe vergewist men dat gemeenten dit geld ook echt besteden aan sportverenigingen en niet bijvoorbeeld door gaten in de eigen begroting te dichten? Welke afspraken zijn hierover gemaakt?
Sportverenigingen met een eigen accommodatie die geconfronteerd worden met een omzetverlies van minimaal 20 procent worden ondersteund met een bijdrage van 2.500 euro per vereniging. Deze leden vragen ook hierbij op basis waarvan berekend is dat circa 7.500 verenigingen voor deze regeling in aanmerking komen. Deze leden vragen tevens hoe deze sportverenigingen verdeeld zijn over heel Nederland.
Deze leden vragen wat er gebeurt als er meer aanvragen zijn waardoor het totaalbedrag van 110 miljoen overschreden wordt. Wat gebeurt er dan met het geld? Stel dat er juist minder aanvragen zijn, wat gebeurt er dan met het geld? Gaat dit geld dan terug naar de algemene middelen, naar andere plekken op de begroting, of blijft het voor de sport behouden?
Deze leden vragen of de Minister een reactie kan geven op het deltaplan wat de KNVB heeft opgesteld. Is de Minister in gesprek met de KNVB hierover? Wat is de stand van zaken?
De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister bereid is om samen met betreffende medeoverheden en NOC*NSF in gesprek te gaan over een plan voor de financiële toekomstbestendigheid van de CTO’s14.
Deze leden vragen op welke termijn het Mulier Instituut eerste inzichten kan geven in de effecten die de coronacrisis heeft op de gehele sportsector. Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Deze leden vragen ten slotte of er nog overleg plaatsvindt met o.a. NOC*NSF over de knelpunten die zij vanuit de sport ervaren bij de regelingen uit het Noodpakket 2.0. Zo ja, wat is hiervan de stand van zaken?
Plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan
De racistische uitlatingen bij het voetbalduel op 17 november 2019 waren helaas geen incident. Deze leden zijn dan ook van mening dat het de hoogste tijd is dat er een plan is gekomen om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan. Deze leden hebben enkele vragen bij het plan en de voortgang hiervan.
In het plan staat dat in het voorjaar van 2020 een denktank aanpak discriminatie zou starten. Deze leden vragen of deze denktank inmiddels van start is gegaan en wie hier in is komen te zitten. Op welke wijze gaan zij de overheid, de KNVB, clubs, burgemeesters en andere partijen advies geven? Vanaf wanneer kunnen deze adviezen verwacht worden? Deze leden vragen daarnaast of het aangekondigde antiracisme-discriminatie team is opgezet. Op welke termijn en hoe vaak komt dit team samen? Op welke wijze gaat dit team bijdragen aan het terugdringen van racisme en discriminatie in het voetbal? Heeft de KNVB inmiddels een programmamanager discriminatie aangesteld?
In het plan staat dat de campagne «Ons voetbal is van iedereen» van start gaat voor de zomer van 2020. Deze leden vragen of dit nog steeds het voornemen is. Zo nee, wanneer wordt deze campagne dan wel gestart?
De overheid gaat extra investeren in Fair Play-trajecten, zo staat in het plan. Indien er voldoende clubs bereid zijn om mee te doen, worden er jaarlijks ongeveer 40 clubs/scholen en 1.000 jongeren bereikt. De start zou in juni 2020 zijn. Deze leden vragen hoeveel de overheid hierin investeert en via welke post op de begroting dat gebeurt. Zijn er voldoende clubs gevonden die bereid zijn met deze projecten mee te doen? Wanneer gaan deze Fair Play-trajecten van start?
De Minister breidt de subsidieregeling «Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties» (BOSA) vanaf het nieuwe voetbalseizoen uit met de rubriek veiligheidsbevorderende maatregelen. Deze leden vragen welk deel van de jaarlijks beschikbare 87 miljoen euro voor de BOSA aan deze veiligheidsbevorderende maatregelen uitgegeven gaat worden. Deze leden wijzen er ook op dat de BOSA (samen met de SPUK15) er op gericht was om sportverenigingen en gemeenten te compenseren voor de gevolgen van het Bridport-arrest. Betekent deze aangekondigde aanpassing van de BOSA nu dat andere sportverenigingen minder compensatie krijgen?
Voornoemde leden vragen of de meldingsapp op tijd klaar is voor het nieuwe voetbalseizoen en op welke wijze er voor wordt gezorgd dat zo veel mogelijk mensen hier gebruik van gaan maken. Deze leden vragen daarnaast hoe het staat met de ontwikkeling van de digitale faciliteit waardoor er een digitale meldingsplicht opgelegd kan worden.
Deze leden vragen op welke wijze de KNVB het tuchtrecht heeft versterkt, of van plan is het tuchtrecht te gaan versterken. Worden clubs die zich onvoldoende hebben ingespannen om discriminatie tegen te gaan vanaf komend jaar geconfronteerd met puntenaftrek, boetes of spelen zonder publiek? Deze leden vragen daarnaast of de twee speciale aanklagers discriminatie inmiddels bij de KNVB zijn aangesteld.
Gehandicaptensport
Eén van de grootste uitdagingen in gehandicaptensport is het realiseren van een goede aansluiting tussen de vraag naar passend sport- en beweegaanbod door mensen met een beperking en het aanbod van sport- en beweegactiviteiten voor deze doelgroep. De doelstelling van Uniek Sporten is dat er in 2030 geen barrières meer zijn waardoor de huidige achterstand in sportdeelname door mensen met een beperking volledig is ingehaald. Deze leden ondersteunen deze doelstelling en hebben daarom hierover enkele vragen.
Via Uniek Sporten zorgt het Fonds Gehandicaptensport onder andere in samenwerking met NOC*NSF en het Ministerie van VWS ervoor dat vraag en aanbod voor mensen met een beperking regionaal en lokaal bij elkaar wordt gebracht. De naamsbekendheid van dit project is echter nog een aandachtspunt. Deze leden vragen of de Minister overweegt om hier een publiekscampagne of iets dergelijks voor op te zetten.
De financiële drempel van sporthulpmiddelen is vaak veel te hoog. Een rolstoel voor rolstoelhockey kan bijvoorbeeld al snel 20.000 euro kosten. Voornoemde leden vragen of de Minister bereid is in gesprek te gaan met onder andere het Fonds Gehandicaptensport over mogelijkheden om de aanschaf van dergelijk sporthulpmiddelen laagdrempeliger te maken. Is het bijvoorbeeld ook een mogelijkheid om voor enige tijd een sportrolstoel tijdelijk te proberen, zodat eerst gekeken kan worden of men daadwerkelijk met de betreffende sport door wil gaan?
Deze leden vragen ten slotte of de Minister in gesprek is met het Fonds Gehandicaptensport en Uniek Sporten over het doorgaan van projecten waar al in is geïnvesteerd (zoals personal trainers) en de financiële gevolgen van het doorzetten van deze projecten. Zo ja, wat is daarvan de stand van zaken?
Sport en corona
De aan het woord zijnde leden vragen of inmiddels meer duidelijkheid gegeven kan worden of sportkantines weer open zouden kunnen gaan vanaf 1 juli. Zo ja, onder welke voorwaarden?
Deze leden vragen of er ruimte is voor sportbonden om protocollen voor te stellen op basis waarvan mogelijk in de zomermaanden alsnog (kleine) toernooien gespeeld kunnen worden. Is hierbij maatwerk per sport mogelijk, bijvoorbeeld als de sport buiten plaatsvindt en er van nature een grote afstand tussen spelers is? Dat geldt in het bijzonder voor jongeren. Nu uit de RIVM-studies blijkt dat jongeren minder transmitter zijn van het virus, is het dan op kleine schaal weer toegestaan dat er toernooien in de open lucht mogen worden gespeeld? Of vriendschappelijke wedstrijden? Denk bijvoorbeeld aan voetbal, korfbal, beachvolleybal of tennis? Zo nee, waarom niet?
Jongeren mochten eerder weer gaan sporten. Het idee was dat de faciliteiten/trainingen ook gebruikt zouden kunnen worden voor jongeren die nog geen lid waren van een sportvereniging maar zo toch aan buitenactiviteiten konden gaan deelnemen. Deze leden vragen of dat ook gebeurd is? Zijn daardoor ook meer jongeren lid geworden van een sportvereniging?
Door de lockdown zijn sommige sportverengingen ook enorm inventief geworden met online trainingsprogramma’s. Deze leden vragen of dat iets is wat behouden kan worden. Zo ja, op welke wijze? Kunnen deze goede voorbeelden bijvoorbeeld in het kader van de lokale sportakkoorden behouden blijven?
Deze leden vragen of de voorwaarden waaronder watersporters voor een of meerdere nachten kunnen aanleggen bij een watersportvereniging in alle veiligheidsregio’s hetzelfde zijn. Zo niet, kunnen hier dan afspraken over gemaakt worden dat er duidelijke en eenduidige regels komen voor het gebruik van voorzieningen en overnachtingen in verenigingsjachthavens? Watersport is immers bij uitstek een sport waarin (veel) gereisd kan worden tussen verschillende veiligheidsregio’s.
Diverse activiteiten van recreatieve watersportverenigingen, zoals het organiseren van toertochten van beperkte omvang en zomeravondactiviteiten, worden door verschillende gemeenten op een verschillende wijze geïnterpreteerd. De ene gemeente vereist meldingsplicht, de ander vraagt om een vergunningsaanvraag. Deze leden vragen of de Minister bereid is om samen met NOC*NSF, VNG en de buitenbonden in gesprek te gaan om te bekijken of in soort gevallen meer duidelijkheid en eenduidigheid gegeven kan worden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie willen graag gebruik maken van de mogelijkheid tot schriftelijk overleg met de Minister voor Medische Zorg en Sport. De leden zijn van mening dat sport en beweging onomstotelijk verbonden zijn met geluk en gezondheid. Het coronavirus laat het belang des te meer zien. Deze leden constateren dat een goed sportbeleid ervoor zorgt dat mensen met verschillende achtergronden verbonden zijn met elkaar en zich gezonder gaan voelen. Racisme, discriminatie, (seksuele) intimidatie en misbruik vormen een aanzienlijke bedreiging voor een gezond en gelukkig sportbeleid.
Sport en COVID-19
Deze leden waren verheugd te lezen dat de Minister begin mei een separaat steunpakket voor de sportsector had aangekondigd. Deze leden zijn tevreden met deze eerste vorm van steun in nood maar realiseren zich ook dat de daadwerkelijke (financiële) schade van de coronacrisis nog moet blijken. De leden vragen de Minister wat de intenties zijn van de Minister als uit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat er meer financiële steun nodig is dan waar reeds in is voorzien en in hoeverre deze additionele steun rekening gaat houden met de specifieke situatie van de sportverenigingen. Zo zijn er verschillende soorten sporten waar bijvoorbeeld het seizoen een rol speelt en zijn er verenigingen die erg kunnen verschillen in leeftijdsgroepen.
Deze leden vragen een nadere uitleg van de Minister waarop hij baseert dat er op dit moment geen signalen zijn dat gemeenten hun investeringen in sportaccommodaties uitstellen door de coronacrisis, zoals hij aangeeft in het antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Diertens (D66) en Westerveld (GroenLinks).16 Deze leden vragen de Minister of hij dit kan inventariseren bij gemeenten en op basis hiervan op korte termijn een beslissing kan nemen om de SPUK-regeling in ieder geval te verlengen tot 2024. Graag horen deze leden op welke termijn de Minister dit besluit kan nemen.
Voornoemde leden willen specifiek aandacht vragen voor de reddingsbrigades. De leden ontvangen signalen dat reddingsbrigades in de financiële problemen komen omdat sportevenementen, alwaar zij opkomen voor de veiligheid van de deelnemers, worden afgelast door de coronacrisis. Niet alle reddingsbrigades komen in aanmerking voor de TOGS17-regeling. Is de Minister bereid in gesprek te gaan met Reddingsbrigade Nederland en te inventariseren of additionele steun noodzakelijk is?
Deze leden zijn van mening dat topsport inspireert, verbindt en plezier kan geven aan alle Nederlanders. Het is des te spijtig dat veel topsport en (inter)nationale sportevenementen door de coronacrisis geen doorgang kunnen vinden. Deze leden vragen de Minister op welke manier topsport zodanig wordt ondersteund dat er door de coronacrisis internationaal gezien geen achterstand wordt opgelopen. Deze leden constateren dat professionele sportbranches andere financiële uitdagingen kennen dan amateursporten. Zo geldt voor betaald voetbal dat inkomstenderving plaatsvindt door een terugloop van kaartverkoop. In welke mate is er extra steun of kredietmogelijkheid met overheidsgarantie voor betaald vrouwen- en mannenvoetbal? Welke overwegingen spelen hier bij de Minister voor het wel of niet verlenen van extra steun? En hoe verschilt deze steun met de steun aan amateursportverenigingen?
Sport en preventie
Deze leden vinden dat de coronacrisis ook een moment kan zijn om anders te kijken naar het belang van sport. Naast de belangrijke sociale aspecten draagt sport en bewegen op alle niveaus aanzienlijk bij aan de gezondheid. Door de coronacrisis is des te duidelijker geworden wat het belang is van een gezonde leefstijl. Deze leden vragen daarom de Minister in welke mate hij deze kans aangrijpt. Met andere woorden, welke kansen en mogelijkheden ziet de Minister om het sportakkoord te verbinden met het preventieakkoord? Hoe is de samenwerking met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en in welke mate wordt deze samenwerking komende tijd geïntensiveerd? Specifiek vragen deze leden om een kabinetsreactie op het pamflet «Bewegen. Het nieuwe normaal» dat op 23 mei j.l. in het Algemeen Dagblad verscheen.18 Is de Minister het eens met dit pamflet? Welke concrete maatregelen gaat de Minister nemen om vorm te geven aan dit pamflet? Is de Minister het met deze leden eens dat er steeds meer geluiden komen over de noodzaak van bewegen om gezondheid te bevorderen? Welke rol kunnen buurtsportcoaches hierin spelen voor het bevorderen van reguliere sport en de gehandicaptensport?
Voornoemde leden vragen of de Minister een voortgang kan geven van de ambitie die hij uitte in de Kamerbrief van 25 november 2019 inzake Informatie over het Nationaal Sportakkoord en de voortgang op lopend beleid19 om de knelpunten op het gebied van onder andere de arbeidsmarkt, contracten, scholing en opleiding in de sportsector aan te pakken. Dit naar aanleiding van de motie van de leden Diertens (D66) en Heerema (VVD)20. In welke mate is hier progressie in geboekt en is de Minister het met deze leden eens dat er op dit moment een kans ligt om deze sectorspecifieke problemen juist nu goed op te lossen?
Gehandicaptensport
De aan het woord zijnde leden constateren dat de coronacrisis grote gevolgen heeft gehad voor de gehandicaptensport terwijl deze leden van mening zijn dat juist bij de gehandicaptensport het zo belangrijk is dat de barrières om te gaan sporten zo laag mogelijk zijn. Kan de Minister toezeggen nadere gesprekken te voeren met het Fonds Gehandicaptensport om te voorkomen dat de coronacrisis gaat zorgen voor extra barrières in de gehandicaptensport? Kan de Minister aangeven welke extra maatregelen hij gaat treffen om sport inclusiever te maken ondanks de impact die het coronavirus heeft veroorzaakt op deze sector. Kan de Minister de uitkomst van de gesprekken met Fonds Gehandicaptensport delen met de Kamer?
Seksuele intimidatie, racisme, discriminatie en misbruik in de sport
Deze leden willen tot slot specifiek aandacht vragen voor racisme, discriminatie, (seksuele) intimidatie en misbruik in de sport. Deze leden zijn van mening dat racisme, discriminatie, (seksuele) intimidatie en misbruik op geen enkele plek mag plaatsvinden, ook niet in de sport. Deze leden zijn het met de Minister eens dat de toename van het aantal meldingen een teken kan zijn van de toegenomen aandacht voor dit thema, maar willen de Minister wel op het hartdrukken deze ontwikkelingen nauwgezet in de gaten te houden. In antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Diertens (D66) geeft de Minister aan dat het CVS21 meldt dat er meer gevallen zijn waarbij slachtoffers zich in onvoldoende mate gehoord en gesteund voelen.22 Deze leden hebben vernomen dat er initiatieven ontstaan waarbij sporters en oud-sporters als lotgenoten slachtoffers van seksueel misbruik en intimidatie bijstaan.23 Deze leden steunen deze initiatieven en zijn verheugd dat de subsidie van het Ministerie van VWS goed terecht komt. Dergelijke initiatieven laten het belang zien van ervaringsdeskundigheid en het delen van ervaringen tussen lotgenoten. Welke toekomst ziet de Minister voor dergelijke initiatieven? Is de Minister bereid het gebruik van ervaringsdeskundigen uit te breiden zodat extra steun kan worden geboden aan slachtoffers van racisme, discriminatie, (seksuele) intimidatie en misbruik in de sport, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor het toesturen van het steunpakket. Zij waarderen het dat de Minister individuele sporters, sportverenigingen en – organisaties ondersteunt in deze moeilijke tijden waarbij zij veel inkomsten hebben moeten mislopen, terwijl kosten voor bijvoorbeeld levensonderhoud, onderhoud van accommodaties en de huur wel doorliepen. Tegelijkertijd maken deze leden zich zorgen over de gevolgen van de coronacrisis voor de sport ook omdat de steunpakketten niet altijd voldoende tegemoet komen aan de noden van de sector.
Behoefte aan maatwerk
Voor zowel de sportsector als voor de gezondheid van sporten is het van belang dat er weer gesport kan worden zodra dat veilig kan, gegeven de risico’s op besmetting. Deze leden vragen de Minister in te gaan op de laatste inzichten over het risico van besmetting in de buitenlucht. Klopt het dat het risico op besmetting in de buitenlucht kleiner is? Wat voor gevolgen heeft dat voor de positie van de Minister ten aanzien van het toestaan van buiten sporten, zeker de sporten waarbij afstand kan worden gehouden? Kan de Minister ingaan op de mogelijkheden en afwegingen om sporten waarbij afstand kan worden gehouden, weer toe te staan? En wanneer er eventueel weer kleinschalige evenementen mogelijk zijn? Tennis is bijvoorbeeld bij uitstek een sport waar afstand kan worden gehouden, zouden toernooien (al dan niet met beperkt publiek) deze zomer weer mogelijk zijn?
Deze leden vragen de Minister hierbij om maatwerk, een iteratief proces waarin per sport wordt beoordeeld wat er wel en wat er niet kan en nauwe afstemming met gemeenten om te bekijken hoe dit vormgegeven kan worden. De ene sport is immers de andere niet. Wil de Minister daarom in de beantwoording van deze vragen ook het voorstel van de KNVB om de voetbalcompetities (al dan niet met publiek) weer te hervatten meenemen?
Deze leden zien dat veel gemeenten sportclubs tegemoet komen door bijvoorbeeld de huur van de accommodatie te verminderen of op te schorten en clubs te ondersteunen in de naleving van de richtlijnen van het RIVM. Tegelijkertijd hadden veel gemeenten voor de uitbraak van COVID-19 al financiële problemen door tekorten op het sociaal domein. Heeft dit gevolgen voor bijvoorbeeld de cofinanciering van de buurtsportcoaches? Is in beeld hoeveel vacatures er onvervuld blijven? Voornoemde leden vragen de Minister naar overige verwachte gevolgen. Wordt per gemeente in beeld gebracht welke sportclubs, amateur en professioneel, in de gevarenzone belanden? Is er al meer bekend over grootschalige evenementen met een sportief karakter zoals de Nijmeegse Vierdaagse?
Daarnaast vragen deze leden aandacht voor sporters en sportorganisaties die tussen wal en schip belanden omdat ze net niet voldoen aan de criteria voor individuele regelingen of het steunpakket. Zo hebben een aantal sportorganisaties een afwijkend boekjaar vanwege de start- en einddatum van de competitie, wat het aanvragen van de NOW24 ingewikkeld kan maken. Een beroep op de TOGS wordt in sommige gevallen bemoeilijkt omdat sportorganisaties en verenigingen ingedeeld zijn onder een generieke SBI-code. Ook grote sportverenigingen met een eigen accommodatie komen vaak niet in aanmerking voor het steunpakket. Is de Minister bereid om samen met NOC*NSF te zoeken naar maatwerkoplossingen?
Deze leden zijn specifiek benieuwd naar steunpakketten voor grote topsportorganisaties zoals betaald voetbalorganisaties. Wat is de stand van zaken? Welke afspraken worden er gemaakt en welke voorwaarden worden gesteld aan de steun? Heeft de Minister hierover ook contact met collega’s in andere Europese landen? Ziet de Minister een mogelijkheid om met de andere sportministers in gesprek te gaan over het normaliseren van salarissen en transferbedragen in ruil voor steun aan betaald voetbalorganisaties?
Duidelijkheid over richtlijnen
De aan het woord zijnde leden bemerken dat het voor sportclubs soms lastig is om te weten of zij aan alle regels voldoen. Natuurlijk moeten zij aan de regels voldoen, maar die zijn niet altijd even duidelijk. Het is immers voor iedereen een nieuwe situatie. Er is angst bij sportclubs over of zij in overtreding zijn en ze zijn daarom (onnodig) voorzichtig. Herkent de Minister dit? Kan een sportclub bij onbewuste overtredingen, eerst een waarschuwing krijgen, of wordt er direct beboet?
Daarnaast ontvangen deze leden veel signalen over verschillen in beleid tussen gemeenten, bijvoorbeeld in de vergunningsaanvraag voor (kleinschalige) evenementen. Dit schept onduidelijkheid bij sportorganisaties. Is de Minister bereid om aan NOC*NSF en gemeenten voor te leggen of meer eenduidigheid wenselijk is en waar nodig een landelijke richtlijn te ontwikkelen?
Horeca en accommodaties
Daarnaast willen deze leden nog vragen naar de kantinegelegenheden en (niet-commerciële) horeca bij sportclubs. De horeca bij sportverenigingen is vaak een belangrijke bron van inkomsten voor clubs. Nog niet alle horeca mag open, pas vanaf 1 juli. Gemeenten laten op dit moment de horeca bij sportclubs geen terrassen openen. Wat is daarbij de afweging?
Sporters zijn het gewend om na afloop van een training of wedstrijd na te praten in de kantine of op het terras. Momenteel zien we dat deze gewoonte dan ongeorganiseerd gebeurt, bijvoorbeeld net buiten de hekken van de sportvereniging. Voornoemde leden vragen de Minister of hij zich kan indenken dat het mogelijk veiliger is om de horeca en terrassen bij sportverenigingen zo snel mogelijk weer te laten openen, met inachtneming van de anderhalve meter regels. Als sportverenigingen hun horeca weer openen, kunnen zij zelf regie houden en regels opstellen zodat er afstand wordt gehouden door sporters en bezoekers. Vaak is er juist bij sportverenigingen meer ruimte op het terras en buiten om te zorgen voor veilige afstand. Daarbij ontlast het de reguliere horeca.
Deze leden vragen de Minister naar mogelijkheden om sportorganisaties op andere manieren te ondersteunen om accommodaties meer coronaproof te maken. Is het bijvoorbeeld mogelijk om in de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties of andere regelingen die duurzaamheid stimuleren, aanvragen voor bijvoorbeeld ventilatiesystemen expliciet mee te nemen? Dit zou met name de kleinere vechtsport- en fitnessorganisaties kunnen helpen met een betere ventilatie van hun accommodaties.
Mensen met een beperking
Daarnaast willen deze leden vragen stellen over het sporten voor mensen met een beperking. Voor veel mensen met een beperking is sporten belangrijk voor de fysieke gezondheid en de sociale contacten. Eenzaamheid onder mensen met een beperking was voor de coronacrisis al een fors probleem en is waarschijnlijk alleen maar groter geworden. Ook de mogelijkheid om te sporten is door COVID-19 ingeperkt. Besteedt de Minister hier aandacht aan? In hoeverre komen de maatregelen uit de steunpakketten ook bij sporters met een handicap terecht? Wordt dit bijgehouden? Komen ook organisaties die zich inzetten voor sporters met een handicap, zoals Uniek Sporten en de Special Olympics, in aanmerking voor extra financiële ondersteuning zodat ze hun activiteiten kunnen voortzetten? Is de Minister bekend met de online personal trainer op het platform Uniek Sporten en is de Minister het met deze leden eens dat dit soort online innovaties die mensen met een beperking blijven aanzetten om te bewegen, bijdragen aan gezondheid en welbevinden van deze groep?
Racisme en discriminatie
Tot slot hebben deze leden vragen over het plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan: «Ons voetbal is van iedereen, Samen zetten we discriminatie buitenspel». Voornoemde leden prijzen de inzet van de Minister en de KNVB op dit punt. Wel hebben zij de vraag wat de concrete doelstellingen van deze aanpak zijn. Wat moet het opleveren? Welke indicatoren worden daarbij gehanteerd? Wat zijn bijvoorbeeld de doelstellingen wat betreft het aantal clubs dat deelneemt aan het trainingsprogramma, hoeveel scheidsrechters geschoold worden en hoeveel meldingen er binnenkomen in de meldingsapp? Hoeveel komt racisme en discriminatie nu voor en welke doelstellingen stellen de Minister en de voetbalsector zichzelf?
Verder vragen deze leden of er ook wordt ingezet op meer diversiteit in de top van het voetbal. Op alle niveaus zijn de trainers, coaches en bestuurders vaak overwegend wit, terwijl een groot deel van spelers een bi-culturele achtergrond heeft. Wordt er ingezet op meer diversiteit? Tot slot, zijn er voorbeelden benut van de aanpak van racisme en discriminatie in het voetbal in het buitenland? Zijn er landen waarvan geleerd kan worden? Zijn er internationaal afspraken gemaakt over wat er wordt gedaan als er bijvoorbeeld sprake is van racistische spreekkoren bij internationale wedstrijden, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven inzake sportbeleid. De leden zijn erg bezorgd over de gevolgen van de coronacrisis voor de sportsector. Zij hebben een aantal vragen over het huidige sportbeleid alvorens in te gaan op de geagendeerde brieven.
Sport en de gevolgen van de coronacrisis
Allereerst vragen deze leden of de Minister duidelijk kan schetsen wat hun visie is op de sportsector in de huidige coronatijd en de toekomst. Ondanks de getroffen financiële regelingen zijn er grote gevolgen te zien in de sportsector. Veel sportlocaties vrezen voor hun bestaan en steeds minder kinderen en volwassenen zijn gaan sporten in de afgelopen periode. Dit heeft grote gevolgen voor de sportieve en gezonde samenleving die Nederland zou moeten zijn en kan grote negatieve gevolgen hebben voor de toekomst, ook financieel. Graag ontvangen deze leden hierop een uitgebreide reactie.
Uit onderzoek van het Mulier Instituut25 blijkt dat minder mensen zijn gaan sporten en bewegen en veel van hen ook minder uren. Deze leden vragen of de Minister een reactie wil geven op dit onderzoek. Sportverenigingen verwachten minder nieuwe leden en ook hebben veel leden tijdens de coronacrisis hun sportlidmaatschap opgezegd.26 De leden zijn benieuwd in hoeverre de Minister in zijn beleid maatregelen neemt om te zorgen dat bij het heropenen van de sportsector mensen gestimuleerd worden om weer meer te gaan sporten. Kan de Minister hier op ingaan?
Sportverenigingen voelen zich in hun voorbestaan bedreigt, een kwart geeft aan dat noodmaatregelen, hulp en/of ondersteuning essentieel zijn om de coronacrisis te overleven.27 Deze leden vragen in hoeverre de financiële compensatie die nu is geboden voldoende is om de sportsector en -structuur in stand te houden en in hoeverre de financiële compensatie blijft doorlopen indien sportorganisaties toch niet per 1 juli 2020 open kunnen. Kan de Minister zijn antwoord toelichten.
Deze leden zijn benieuwd of de Minister in beeld heeft of er sportorganisaties zijn omgevallen in de afgelopen periode. Zo ja, hoeveel sportorganisaties? Kan de Minister aangeven of er nog iets gedaan kan worden voor deze sportorganisaties?
Voornoemde leden vinden het positief dat kinderen weer kunnen sporten, niet-contactsporten weer kunnen trainen en er in beperkte groepen ook door volwassenen weer buiten gesport kan worden. Deze leden vinden het fijn dat ook de sportscholen mogelijk vanaf 1 juli 2020 weer open kunnen, zowel voor de ondernemers als de sporters en de samenleving als geheel. De leden hebben echter nog een aantal vragen over het openen van de sportscholen per 1 juli. Het OMT heeft geen advies kunnen geven of bij de opening van sportscholen veilig gesport kan worden. Kan de Minister toelichten waarom er wel gekozen is om vanaf 1 juli de sportscholen weer te openen? Wat gaf hierin de doorslag? Deze leden begrepen dat onderzoek is gedaan en gekeken is naar andere landen wat de effecten zijn van corona en binnensporten. Zijn deze onderzoeken afgerond en betrokken bij het advies om de sportscholen weer te openen? Deze leden vragen of de Minister nader kan toelichten wat de bevindingen en conclusies zijn van deze onderzoeken.
Kan de Minister aangeven wanneer de sportsector geïnformeerd wordt over de versoepelingen per 1 juli? Voorts is door de Minister nog weinig gezegd hoe er wordt omgegaan met teamsporten en competities in de komende periode. Kan de Minister dit nader toelichten? Wat is de reactie op de oproep van NOC*NSF hieromtrent, die vraagt aan het kabinet om mét de sportsector vooral te kijken wat er wél kan, en dat er in de komende tijd (zeker in de zomermaanden) ruimte zou moeten zijn voor differentiatie en maatwerk? Is de Minister hiertoe bereid? Hoe ziet dat er dan uit, volgens de Minister?
Een goed voorbeeld is misschien tennis, waarbij het zwaartepunt van de competities en toernooien in de zomer ligt. Uit analyses blijkt dat spelers tijdens de speeltijd niet dichter bij elkaar kwamen dan anderhalve meter, zelfs niet bij het dubbelspel. Het gaat hier ook om weinig verkeersbewegingen en weinig publiek, wat desnoods ook nog geweerd kan worden. Welke mogelijkheden komen er dan bijvoorbeeld voor de tennissport in de zomer?
Zodra sportorganisaties weer kunnen openen zijn zij gehouden aan strenge maatregelen. Echter, we kennen veel verschillende soorten sporten in ons land. Hoe ziet de handhaving van maatregelen er precies uit? Gaat dit via de sportbranches en sportbonden? Krijgt elke sportlocatie een verantwoordelijke die de coronamaatregelen handhaaft of controleert? Deze leden vragen of de Minister kan aangeven in hoeverre hierover nagedacht wordt.
Steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen
Voornoemde leden hebben kennisgenomen van het steunpakket sportverenigingen ten gevolge van de COVID-19 maatregelen. Deze leden hebben begrepen dat veel sportorganisaties in de sportsector geen beroep konden doen op het eerste noodpakket, bijvoorbeeld grote sportverenigingen met een eigen accommodatie. Deze verenigingen kwamen niet in aanmerking voor het aangekondigde steunpakket van 110 miljoen euro en een beroep op de TOGS bleek in veel situaties een druppel op de gloeiende plaat. Worden deze sportorganisaties alsnog gecompenseerd voor hun opgelopen financiële schade?
Deze leden willen nadrukkelijk aandacht vragen voor de financiële problemen van de reddingsbrigades. Steeds meer reddingsbrigades komen financieel in de knel, blijkt uit een enquête van Reddingsbrigade Nederland.28 Dat komt niet alleen omdat veel evenementen niet zijn doorgegaan, maar ook omdat sommige reddingsbrigades met de SBI-code zijn ingedeeld onder «overige ideële organisaties» en anderen als «zwem- en onderwatersport», terwijl ze zich op hetzelfde richten: mensen veilig leren en laten zwemmen. Dat is toch niet uit te leggen? Als er te weinig geld is voor opleidingen, reddingsboten, redvesten en droogpakken, dan laten de gevolgen zich raden. Wat is de reactie van de Minister op de indringende oproep van de lifeguards aan de politiek, om hen niet in de kou te laten staan en er voor te zorgen dat alle brigades een TOGS-aanvraag kunnen doen? Hoe kan het dat dit prangende punt al anderhalve maand geleden aan de orde is gesteld maar er nog steeds geen reactie op is gekomen? Is de Minister bereid er snel voor te zorgen dat de reddingsbrigades niet in de financiële problemen komen? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat de reddingsbrigades zich onbezorgd kunnen voorbereiden op de naderende zomer en alles in het werk kunnen stellen voor hun missie: meer veiligheid in, op en langs het water?
Deze leden hebben begrepen dat de golfsector nauwelijks aan bod komt in het steunpakket voor de sport. Kan de Minister toelichten hoe dit komt en gaat de Minister alsnog zorgen dat ook de golfsector meegenomen wordt om verdere schade te voorkomen?
De aan het woord zijnde leden willen aandacht vragen voor de gehandicaptensport. Juist door de coronacrisis is een extra inspanning noodzakelijk voor de groep sporters met een beperking. Is de Minister het daarmee eens? Het platform Uniek Sporten realiseert lokale, regionale en landelijke samenwerking om mensen met een beperking te kunnen laten sporten en bewegen. Vanwege de coronacrisis valt een belangrijk deel van de inkomsten weg waardoor de continuïteit van dit platform onder druk komt te staan. Hoewel ze zelf een deel van de inkomsten uit hun financiële reserves kunnen halen is dit mogelijk niet genoeg om te blijven voortbestaan. Deze leden vragen de Minister om in overleg met Uniek Sporten te treden en hen te helpen met de resterende financiële problemen en deze ook te financieren. Deze leden vragen of de Minister hiertoe bereid is?
Veel mensen maken gebruik van online workouts of door een online personal trainer, zeker in de huidige coronaperiode. Ook in de gehandicaptensport is een online personal trainer een belangrijke tool om sporters met een beperking in de thuissituatie in beweging te houden. Deze leden vragen of de Minister een eenmalige investering voor de implementatie wil leveren, totdat het Fonds Gehandicaptensport dit vanaf 2022 kan financieren. Is de Minister bereid dit te doen?
Voor een goed gehandicaptensportbeleid in alle regio’s in Nederland is het van belang dat er voldoende buurtsportcoaches zijn die onder andere de verbinding kunnen maken met sportorganisaties, sportbonden en gemeenten. 74 Procent van de gemeenten zet een buurtsportcoach in op mensen met een beperking, maar uit onderzoek blijkt dat slechts zeven procent van de tijd wordt ingezet voor sporters met een beperking.29 Deze leden vinden dat hier meer aandacht aan moet worden besteed. Zij vragen of de Minister bereid is om vacante vacatures binnen het programma buurtsportcoaches gerichter in te (laten) zetten op de gehandicaptensport in alle regio’s. Deelt de Minister de mening dat dit ook zinvol kan zijn om bijvoorbeeld de regelingen die er zijn voor sporthulpmiddelen te benutten?
Voornoemde leden hebben eerder vragen gesteld30 over het feit dat in de sport verschillende organisaties een afwijkend boekjaar hanteren om de begroting synchroon te laten lopen met de competitie, maar dat de NOW-regeling niet toegankelijk is, omdat de extra accountkosten niet opwegen tegen de te ontvangen subsidie. De Minister gaf aan te bezien onder welke grens een accountantsverklaring niet vereist is. Deze leden vragen of de Minister kan toelichten welke stappen nu genomen worden. Zou het accepteren van het meest recente volledige boekjaar eindigend voor- of op 31 december 2019 dit probleem niet kunnen verhelpen, zo vragen de leden.
Deze leden hebben in de afgelopen periode signalen ontvangen dat de sportsector blij is met alle compensatie die binnen is gekomen om voort te kunnen blijven bestaan. Echter hoorden deze leden ook signalen dat de eenmalige 4.000 euro compensatie in veel gevallen onvoldoende was. Sommige sportorganisaties konden hiermee slechts eenmalig de huur betalen en vonden dat dit bedrag onvoldoende was om andere (vaste) lasten te kunnen betalen. Kan de Minister toelichten welke argumenten ten grondslag lagen aan de keuze voor dit bedrag aan compensatie?
Deze leden hebben eerder vragen gesteld over de financiële gevolgen en regelingen voor sportverenigingen.31 Zo vroegen de leden onder andere waarom sportverenigingen die personeel betalen via een payrollbedrijf een NOW-aanvraag kunnen indienen, maar zodra sportverenigingen via een centrale servicedesk personeel uitbetalen zij geen beroep kunnen doen op deze regeling. Deze leden waren teleurgesteld over de antwoorden van de Minister die aangaf dat de situatie voor sportservicebureaus hetzelfde is als die van payrollbedrijven, terwijl dat feitelijk niet juist is. De payrollovereenkomst is de uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de werkgever en de derde niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en waarbij de werkgever alleen met toestemming van de derde bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen. Een dergelijke exclusiviteitseis kennen sportservicebureaus niet. Trainers/coaches kunnen, zeker als het specialisten zijn op het gebied van bijvoorbeeld keepen of hardlopen, bij meerdere verenigingen voor een paar uur per week actief zijn zonder dat zij daar toestemming voor wie dan ook voor nodig hebben. Sportservicebureaus voerden hun dienstverlening al lang uit voordat het begrip payroll in het leven werd geroepen. Zij zijn een hulpstructuur die de sector juist reguleert en onder een goede cao laat werken en zijn er niet op uit de werknemer te benadelen door regels te ontwijken. De loonafspraak is gemaakt tussen de vereniging en de trainer en de arbeidsovereenkomst tussen hen loopt door. Niet factureren betekent dus enerzijds dat sportservicebureaus afstand doen van omzet terwijl de dienst wel geleverd is, hiervoor ontbreekt iedere juridische grondslag en dit zal bij het verkrijgen van de vereiste accountantsverklaring achteraf tot problemen leiden. Sportservicebureaus kunnen het totale loon van alle trainers voorschieten, echter leidt dit tot liquiditeitsproblemen. Deze leden vragen of de Minister hierop wil reageren. Voorts begrijpen deze leden dat de vijf sportservicebureaus in kwestie opereren in een niche, maar dit niet tot gevolg mag hebben dat sportverenigingen hier de dupe van worden. Is de Minister dit met deze leden eens? De totale inventarisatie met de schade per individuele vereniging bedraagt circa 1,5 miljoen euro. Is de Minister bereid om met de Ministers van VWS en SZW samen te kijken naar een redelijke oplossing met en voor deze vijf servicebureaus?
Kwijtschelding huurpenningen voor amateursportverenigingen
De Minister heeft besloten gemeenten te compenseren voor de kwijtschelding van huurkosten voor sportverenigingen die geconfronteerd zijn met een omzetdaling over de periode 1 maart t/m 1 juni 2020. Deze leden vragen of de compensatie aan gemeenten vrijblijvend is of dat zij ook daadwerkelijk de huurkosten kwijtschelden. Is het mogelijk dat gemeenten deze compensatie inzetten voor andere kosten dan kwijtschelding van de huurkosten aan sportverenigingen?
Voorts vragen de leden in hoeverre sportverenigingen worden gecompenseerd indien zij langer dan 1 juli 2020 dicht moeten blijven. Ontvangen gemeenten dan voor een langere tijd compensatie voor de kwijtschelding van de huurkosten die sportverenigingen maken?
Stimuleringsregeling voor amateursportverenigingen met een eigen accommodatie
Veel kleine sportverenigingen zijn te klein om in aanmerking te komen voor rijks brede regelingen, daarom ontvangen sportverenigingen met een eigen accommodatie die geconfronteerd worden met een omzetverlies van minimaal 20 procent financiële compensatie van 2.500 euro. Deze leden vragen of deze compensatie eenmalig is of dat deze structureel wordt uitgekeerd indien sportlocaties langer dicht moeten blijven dan 1 juli 2020. Waarom is precies gekozen voor een bedrag van 2.500 euro per vereniging? Is dit voldoende voor deze sportlocaties om het hoofd voor langere tijd boven water te houden of is dit slechts genoeg om eenmalig de vaste lasten te kunnen betalen?
Toegang tot kortlopend krediet voor amateursportverenigingen
Voornoemde leden vinden het fijn dat amateursportverenigingen die als gevolg van de coronamaatregelen in liquiditeitsproblemen zijn gekomen in aanmerking komen voor een bancaire lening tegen een lage rente. Deze leden vragen echter wel in hoeverre deze amateursportverenigingen niet verder in de financiële problemen komen indien de mogelijkheid om 1 juli 2020 open te gaan niet doorgaat en zij daarmee een hoge schuld kunnen opbouwen. Kan de Minister toelichten hoe voorkomen wordt dat amateursportverenigingen zowel op korte als lange termijn in grote financiële problemen komen?
Plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan: «Ons voetbal is van iedereen, Samen zetten we discriminatie buitenspel»
Deze leden hebben met belangstelling kennisgenomen van het plan om racisme en discriminatie in het voetbal tegen te gaan. Het is van groot belang dat de rotte appels die voetbalwedstrijden verzieken aangepakt worden, zodat voetbalsupporters en gezinnen met veel plezier voetbalwedstrijden kunnen bezoeken, zodra dit dan tenminste weer verantwoord mogelijk is na de huidige coronaperiode.
Deze leden vragen wat de stand van zaken is van de aangenomen motie van de leden Jasper van Dijk en Yesilgöz-Zegerius over betere strafrechtelijke vervolging van racisme in het stadion32. Deze leden lezen in het plan wat de voornemens zijn op strafrechtelijke vervolging, echter vinden deze leden het teleurstellend om in het plan te lezen dat er nog geen optimale systemen voor voetbalstadions beschikbaar zijn. In de zomer van 2020 worden bedrijven uitgedaagd om met passende en innovatieve oplossingen te komen. Kan de Minister aangeven hoe de motie wordt uitgevoerd en wanneer de Kamer daarover nader geïnformeerd wordt?
Rapportage 1-meting bewegingsonderwijs in het speciaal (basis)onderwijs en praktijkonderwijs (so-pro)
De aan het woord zijnde leden hebben met veel interesse kennisgenomen van de rapportage over bewegingsonderwijs en sport in het speciaal onderwijs. Deze leden zijn nog bezorgd over een aantal zaken. Deze leden vragen of de Minister in wil ingaan op de verbeterpunten die worden gezien als het gaat om ingeroosterde tijd en effectieve lestijd. Voorts vragen de leden of de Minister wil ingaan op de minder positieve indruk die er is bij het praktijkonderwijs, vanwege ingeroosterde lestijd in de bovenbouw, het relatief beperkte aanbod van regelmatige extra curriculaire sport en het beperkte aandeel scholen met een gezonde school vignet Bewegen en sport.
Deze lemden zijn verheugd dat de helft van de ondervraagde schoolleiders meer lesuren wenselijk vinden. Is de Minister inmiddels van mening veranderd en vindt de Minister nu ook samen met schoolleiders dat er meer lesluren nodig zijn om kinderen voldoende te laten en leren sporten en bewegen?
Tenslotte vragen deze leden of de Minister de aanbevelingen overneemt om meer onderzoek te doen naar motieven en belemmeringen in het bewegingsonderwijs en ook nader onderzoek te doen wat het oordeel is van leerlingen over het vakonderwijs en sportaanbod van scholen. Indien de Minister geen nader onderzoek wil laten doen, kan de Minister dit beargumenteren, zo vragen deze leden.
II Reactie van de Minister voor Medische Zorg
KNRB: Koninklijke Nederlandsche Roeibond.↩︎
OMT: Outbreak Management Team.↩︎
KNLTB: Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond.↩︎
KNSB: Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond.↩︎
VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.↩︎
KvK: Kamer van Koophandel.↩︎
KNCB: Koninklijke Nederlandse Cricket Bond.↩︎
KNBSB: Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond.↩︎
LOOT: Landelijke Organisatie Onderwijs Topsport.↩︎
KNGU: Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie.↩︎
SBI: Standaard Bedrijfsindeling.↩︎
SAR: Search and Rescue.↩︎
KNVB: Koninklijke Nederlandse Voetbalbond.↩︎
CTO: Centrum voor Topsport en Onderwijs.↩︎
SPUK: Regeling specifieke uitkering stimulering sport (voor gemeenten).↩︎
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2019–2020, nr. ... (Parlis nr. 2020Z07559).↩︎
TOGS: Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19.↩︎
Algemeen Dagblad, 23 mei 2020, «Bekende sporters vragen regering om steun voor meer beweging: «Sport is essentieel»», https://www.ad.nl/andere-sporten/bekende-sporters-vragen-regering-om-steun-voor-meer-beweging-sport-is-essentieel~a1e6f26a/.↩︎
Kamerstuk 30 234, nr. 240.↩︎
Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 102.↩︎
CVS: Centrum Veilige Sport.↩︎
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2270.↩︎
NRC, 28 mei 2020, «Seksueel misbruikte sporters helpen lotgenoten: «Dit is iets unieks, iets moois. Hier is de hele sportwereld bij gebaat»», https://www.nrc.nl/nieuws/2020/05/27/seksueel-misbruikte-sporters-helpen-lotgenoten-wegwijzers-in-de-jungle-a4001061.↩︎
NOW: Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid.↩︎
Mulier Instituut, 2020, «Sport en bewegen in tijden van covid-19», https://www.mulierinstituut.nl/publicaties/25401/sport-en-bewegen-in-tijden-van-covid-19/.↩︎
Mulier Instituut, 2020, «ZORGEN OVER LEDENBINDING EN INKOMSTENDERVING BIJ SPORTVERENIGINGEN», https://www.mulierinstituut.nl/actueel/zorgen-over-ledenbinding-en-inkomstenderving-bij-sportverenigingen/.↩︎
Idem.↩︎
Reddingsbrigade Nederland, «Reddingsbrigades raken in financiële problemen», https://www.reddingsbrigade.nl/wij/actueel/nieuws/i/10991/reddingsbrigades-raken-in-financiele-problemen/.↩︎
Mulier Instituut, 2019, Monitor Brede Regeling Combinatiefunctionaris 2019.↩︎
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2828.↩︎
Idem.↩︎
Kamerstuk 35 300 XV, nr. 22.↩︎