[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2019

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2020D23182, datum: 2020-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35470-X-5).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35470 X-5 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2019.

Onderdeel van zaak 2020Z08647:

Onderdeel van zaak 2020Z10696:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

35 470 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2019

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 juni 2020

De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 28 mei 2020 voorgelegd aan de Minister van Defensie. Bij brief van 10 juni 2020 zijn ze door de Minister van Defensie beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,
Aukje de Vries

De griffier van de commissie,
De Lange

1

Kunt u aangeven welke mutaties volgens de Algemene Rekenkamer (AR) niet zijn gemeld in de brief van 16 december 2019 (Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota 2019, Kamerstuk35 400 X, nr. 48), terwijl dit eigenlijk wel had gemoeten? Waarom zijn deze mutaties niet gemeld?

De Marine is voor € 2,6 miljoen meer verplichtingen aangegaan dan de geraamde € 975,4 miljoen als gevolg van enkele niet voor 2019 voorziene verplichtingen voor herbevoorradingsartikelen. De aangegane verplichtingen van de Landmacht zijn € 9,4 miljoen hoger uitgekomen dan de geraamde € 1.561,9 miljoen, omdat een verplichting voor onderhoud aan de wissellaadsystemen ten onrechte niet volledig in 2019 werd vastgelegd. Dit is begin 2020 gecorrigeerd, en dus alsnog ten laste gegaan van het verplichtingenbudget voor 2019.

2

Hoe reflecteert u op de grote onderrealisatie in 2019? Was deze onderrealisatie niet geheel of gedeeltelijk te verwachten? Zo ja, waarom heeft u dan toch voorstellen aan de Kamer voorgelegd voor het verhogen van de budgetten?

Voor de uitgaven in 2019 heeft Defensie een verhoging van € 33,9 miljoen aangevraagd in de 2e suppletoire begroting 2019. Voor totaal Defensie bleek deze verhoging niet nodig, omdat het artikel 6 Investeringen Krijgsmacht € 157,6 miljoen minder uitgaven realiseerde dan ten tijde van de 2e suppletoire begroting werd verwacht. Echter, voor andere artikelen bleek de verhoging wel nodig, zoals artikelen 3 Landmacht, 4 Luchtmacht en 7 DMO.

Voor de verplichtingen heeft Defensie een verhoging aangevraagd van € 1.378,5 miljoen in de 2e suppletoire begroting. Voor totaal Defensie bleek deze verhoging niet nodig, omdat het artikel 3 Luchtmacht € 372,9 miljoen en artikel 6 Investeringen Krijgsmacht € 1.219,2 miljoen minder verplichtingen realiseerde dan ten tijde van de 2e suppletoire begroting werd verwacht. Deze verhoging is voorgelegd aan de Kamer omdat de kans op het aangaan van deze verplichtingen ten tijde van de 2e suppletoire begroting aanzienlijk was en beleidsmatige mutaties na de Najaarsnota, die dus niet vooraf aan de Kamer gemeld zijn, ongewenst zijn.

3

Is het voor u een uitgangspunt dat geld dat aan uw begroting voor een bepaald jaar wordt toegevoegd ook in dat begrotingsjaar in verplichtingen omgezet dient te worden? Zo nee, hoe kan de Kamer dan nog goed toetsen aan met welk oogmerk u geld aan de begroting toevoegt?

Indien uitgavenbudget aan de Defensiebegroting wordt toegevoegd, is het een uitgangspunt dat in hetzelfde jaar verplichtingen worden aangegaan en de daaruit voortvloeiende uitgaven eveneens worden gerealiseerd. Indien verplichtingenbudget aan de Defensiebegroting wordt toegevoegd, is het uitgangspunt dat deze verplichtingen in hetzelfde jaar worden aangegaan, al betekent dat niet dat in datzelfde jaar ook de daaruit voortkomende uitgaven worden gerealiseerd. Om diverse redenen blijken de verplichtingen of uitgaven soms toch later te worden gerealiseerd.

4

Hangt de onderrealisatie op uw begroting geheel of gedeeltelijk samen met de tekortkomingen die de AR constateert bij het inkoopbeheer van Defensie?

De tekortkomingen die de AR constateert bij het inkoopbeheer van Defensie hebben met name betrekking op de rechtmatigheid van de uitgaven van Defensie. Defensie is actief aan de slag met de constateringen van de AR om het inkoopbeheer te verbeteren en de risico’s op onrechtmatige uitgaven te beperken. Er is geen relatie met de onderrealisatie op de begroting van Defensie.

5

Bent u, naast de invoering van het Defensiematerieelbegrotingsfonds, voornemens stappen te zetten om te zorgen dat er bij het volgende begrotingsjaar geen of nauwelijks sprake is van onderrealisatie? Zo ja, welke?

Risico op onderrealisatie doet zich voornamelijk voor bij de (grote en complexe) investeringsprojecten. Het risico op onderrealisatie bij de exploitatie is veel kleiner. Zo heeft Defensie in het jaar 2019 de exploitatiebegroting volledig uitgeput. In 2017 is het eindrapport van het interdepartementale onderzoek naar Planningssystematiek & Investeringsbeheer (PS&IB) van Defensie opgeleverd. Veel aanbevelingen uit dit rapport zijn inmiddels geïmplementeerd en dit jaar worden de laatste aanbevelingen uitgewerkt over de werkwijze en governance van investeringsprojecten. Dit draagt bij aan een betere beheersing van de realisatie van investeringsprojecten. De realisatie van investeringsprojecten blijft voor een belangrijk deel afhankelijk van externe factoren waarop Defensie niet altijd invloed heeft.

6

Zou de inzet van een marineschip voor een nieuwe missie volgens u ten koste gaan van de eerste hoofdtaak en NAVO-verplichtingen rond reactiemachten en gereedgestelde eenheden?

Defensie heeft een single set of forces waarmee de drie hoofdtaken worden uitgevoerd. Gezien de huidige opdrachten, de onderhoudstrajecten van de schepen, de personele ondervulling en de (negatieve) gevolgen van de COVID-19 maatregelen voor de geoefendheid, kan een besluit voor de inzet van een schip vrijwel niet zonder gevolgen voor bestaande verplichtingen en/of het herstel van de gereedheid worden gerealiseerd.

7

Waarom kan enhanced Forward Presence (eFP) in Litouwen wel doorgaan, terwijl elders missies worden afgeschaald? Wat is het verschil en zijn er lessen te trekken uit eFP voor de doorgang van missies elders?

De vooruitgeschoven NAVO-aanwezigheid in de Baltische staten en Polen is ingesteld als geruststellende maatregel voor deze landen en ter afschrikking van Rusland. Het is een doorlopende bondgenootschappelijke activiteit die in elk geval noodzakelijk blijft zolang Rusland volhardt in de huidige opstelling. Op dit ogenblik zijn er geen aanwijzingen die duiden op een veranderde Russische positie.

Voorafgaand aan deelname aan enhanced Forward Presence doorloopt de Nederlandse eenheid een intensief trainingsprogramma. Tijdens deelname wordt dit programma in multinationaal verband voortgezet. Het trainingsprogramma ligt in het verlengde van de activiteiten die nodig zijn om de operationele gereedheidsstatus te handhaven en te vergroten. De getraindheid van de ingezette eenheid neemt daarmee toe. De druk op gereedstelling voor de overige eenheden van de landmacht blijft aanwezig door de benodigde ondersteuning in Litouwen met schaarse, en soms op dit moment niet volledig met personeel gevulde, logistieke, verbindings- en stafcapaciteiten. De capaciteiten in enhanced Forward Presence worden nauw bezien in samenhang met de overige missies en stand-by opdrachten. Te allen tijde blijft de verantwoorde inzet van personeel en materieel voorop staan.

De lessen die uit eFP worden getrokken zullen worden meegenomen in de lessen die we elders trekken.

8

Is het haalbaar om de komende jaren een grotere missie (zoals in Mali) uit te voeren, gezien de aanhoudende problemen met gereedheid en verplichtingen in het kader van de eerste hoofdtaak?

Het Kabinet acht het van belang voldoende flexibiliteit te behouden voor mogelijke inzet in het kader van missies en operaties en crisissituaties. Hierbij dienen echter het belang en de haalbaarheid van de bijdrage in relatie tot de impact op de bestaande verplichtingen en de effecten op het herstel van de gereedheid van de organisatie bezien te worden. Ieder besluit voor verlenging van bestaande verplichtingen of verzoek voor een nieuwe bijdrage in het kader van een van de drie hoofdtaken van Defensie vergt derhalve een zorgvuldige afweging en altijd een afzonderlijk militair advies.

9

Kunt u aangeven welk deel van de genoemde € 37 miljoen aan verplichtingen minder is gerealiseerd met betrekking tot geneeskundige systemen? Welke soorten systemen betreft dit, en houdt de onderrealisatie verband met tekorten door de Coronacrisis?

In 2019 zijn er minder verplichtingen aangegaan voor het defensie bewakingssystemen (€ 13 miljoen) en voor de overeenkomsten, die betrekking hebben op investeringen in de gezondheidszorgbedrijven van Defensie, geneeskundige verbruiksgoederen en geneeskundige systemen (€ 24 miljoen). Hiervan is een bedrag van 10,1 miljoen gerelateerd aan de geneeskundige systemen. Het op een later moment aangaan van de verplichtingen houdt geen verband met de Coranacrisis, maar meer met de aanbestedingsprocedure voor patiëntmonitoren binnen de geneeskundige systemen (Role 1 en 2) en het minder afroepen van geneeskundige verbruiksartikelen.

10

Heeft de onderrealisatie ten aanzien van geneeskundige systemen gevolgen voor de gezondheidszorg bij Defensie? Zo ja, welke?

Nee, deze hebben op dit moment geen gevolgen voor de gezondheidszorg bij Defensie. De beoogde investering is echter op termijn wel noodzakelijk om materiaal tijdig te kunnen vervangen.

11

Houdt de onderrealisatie van € 18,9 miljoen met betrekking tot de instandhouding van het vastgoed verband met het gebrek aan inzicht dat u heeft in uw vastgoedportefeuille, zoals de AR dit jaar wederom concludeert? Zo nee, wat is dan de oorzaak?

Het betreft geen onderrealisatie in de uitgaven. De aangegane verplichtingen voor instandhouding vastgoed in 2019 zijn bijna € 82 miljoen hoger dan met de ontwerpbegroting was voorzien. Met de suppletoire begrotingen is de ambitie met ruim € 100 miljoen aan verplichtingen bijgesteld. Slechts een gedeelte daarvan (€ 18,9 miljoen) kon in 2019 niet meer verplicht worden. Zoals in de paragraaf Uitgaven is opgenomen is er meer uitgegeven aan instandhouding.