Amendement van het lid Ouwehand over een aanvullende grondslag voor het instellen van een fokverbod
Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie en maatregelen inzake aanpak stikstof )
Amendement
Nummer: 2020D23236, datum: 2020-06-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35452-4).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. Ouwehand, Tweede Kamerlid (PvdD)
Onderdeel van kamerstukdossier 35452 -4 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie en maatregelen inzake aanpak stikstof ).
Onderdeel van zaak 2020Z10717:
- Indiener: E. Ouwehand, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 452 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie en maatregelen inzake aanpak stikstof)
Nr. 4 AMENDEMENT VAN HET LID OUWEHAND
Ontvangen 11 juni 2020
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
Aan artikel 2.6 van de Wet dieren wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Onverminderd het eerste lid kunnen bij ministeriële regeling voorts regels gesteld worden over het fokken van en het voor de fok gebruiken van dieren behorende tot bij die regeling aangewezen diersoorten of diercategorieën die betrekking hebben op onder meer een geheel of gedeeltelijk verbod op het fokken of voor de fok gebruiken van dieren, voor zover zonder een dergelijk verbod de gezondheid of het welzijn van het dier in het geding komt.
Toelichting
De veehouderij in Nederland is de afgelopen jaren steeds verder geïntensiveerd. Het productieproces in de veehouderij is zo «efficiënt» ingericht dat onvoorziene of uitzonderlijke omstandigheden al snel kunnen leiden tot problemen in de hele keten.
Sinds de uitbraak van het coronavirus kampt een aantal sectoren binnen de veehouderij met sterk teruggevallen of zelfs volledig stilgevallen afzet. Er ontstonden daardoor al binnen enkele weken overschotten aan bepaalde dieren, zoals kalfjes, eenden, gangbare kippen en varkens. Vlees is in grote hoeveelheden opgeslagen in vriezers door heel Europa. Kalfjes moesten langer in de stallen blijven staan. Pluimveeslachthuizen riepen pluimveehouders op om flink minder dieren aan te leveren. Nu slachthuizen daarbij ook nog kampen met uitval van medewerkers en een aantal slachthuizen tijdelijk is gesloten, lopen stallen vol met dieren die niet weg kunnen, met grote risico’s voor het dierenwelzijn als gevolg. Met opnieuw een warme zomer voor de deur, bestaat er een zeer groot risico dat er in dat geval opnieuw – en mogelijk nog meer – dieren zullen omkomen door hittestress in de stallen of tijdens diertransporten.
Op dit moment bestaat er geen wettelijke basis om in dergelijke gevallen over te gaan tot het instellen van productiebeperkende maatregelen.
Dit amendement beoogt de wettelijke basis te creëren om ook op andere gronden dan een besmettelijke dierziekte over te kunnen gaan tot het opleggen van productiebeperkende maatregelen, zoals bij dringende of dreigende dierenwelzijnsproblemen. Gezien de potentiële spoedeisendheid is hierbij gekozen voor de vorm van een ministeriele regeling, zodat er snel en passend gehandeld kan worden bij plotselinge voorvallen waardoor diergezondheid en -welzijn in het geding komen.
Ouwehand