Antwoord op vragen van het lid Bromet over het bericht 'Het is onduidelijk en onzeker welke natuurgebieden baat hebben bij de stikstofaanpak'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2020D24321, datum: 2020-06-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20192020-3176).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van zaak 2020Z09972:
- Gericht aan: C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: L. Bromet, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3176
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Het is onduidelijk en onzeker welke natuurgebieden baat hebben bij de stikstofaanpak» (ingezonden 3 juni 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 17 juni 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Het is onduidelijk en onzeker welke natuurgebieden baat hebben bij de stikstofaanpak» en de «Toelichting bij berekening stikstofdepositie kamerbrief 24 april 2020» van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom heeft het RIVM gebruikgemaakt van «de gemiddelde kritische depositiewaarde per hexagoon van 64 hectare» bij zijn berekening van de mate waarin stikstofgevoelige natuur onder de kritische depositiewaarde (KDW) komt?
Antwoord 2
Het kabinet wil de Kamer een zo goed en overzichtelijk mogelijk overzicht geven van de reeds bekende effecten van de maatregelen. De kaarten geven daartoe een ruimtelijk, globaal beeld van het gemiddelde effect van de bronmaatregelen bij elkaar opgeteld. De weergave op hexagonen van 64 ha met gemiddelde KDW doet daar recht aan. Het aantal hectares met stikstofgevoelige natuur dat onder de KDW komt, kan pas met meer precisie vastgesteld worden wanneer de bronmaatregelen verder uitgewerkt zijn en de effecten optreden.
Vraag 3 en 4
Hoe wordt bij deze methode in ogenschouw genomen dat meer stikstofgevoelige en minder stikstofgevoelige natuur binnen een hexagoon kan voorkomen?
Waarom heeft het RIVM geen methode gebruikt waarbij wordt uitgegaan van de hoeveelheid habitattypen onder de KDW?
Antwoord 3 en 4
In het stikstofbeleid wordt gepoogd om de stikstofneerslag op zoveel mogelijk hectaren van daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden onder de KDW te krijgen. Dé KDW van een hectare – waar in het dagelijkse taalgebruik naar wordt gerefereerd – kent in technische zin de volgende uitleg. Elk habitattype en leefgebied van soorten heeft een eigen KDW. De facto hebben hectaren waar meerdere habitattypen of leefgebieden voorkomen, dus meerdere KDW’s. De relevante KDW voor een hectare, is de KDW van het meest gevoelige habitattype of leefgebied. Die duidt de grens aan waar de stikstofdepositie onder moet blijven om het risico weg te nemen dat de kwaliteit van het habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie. Op deze manier wordt gestreefd naar het voorkomen van overbelasting van alle habitattypen en leefgebieden die op een hectare voorkomen. Zodoende is een methode om het aantal habitattypen te meten dat zich per hectare boven of onder de betreffende KDW van een specifieke habitattype bevindt, niet relevant voor de stikstofdoelstelling. Daarom zie ik ook geen meerwaarde in het inzichtelijk maken hiervan.
Vraag 5
Deelt u de mening dat door de gehanteerde methode van het RIVM stikstofgevoelige habitattypen worden weggemiddeld in de totale oppervlakte (minder) stikstofgevoelige leefgebieden en habitattypen, wetende dat de minder gevoelige een groot oppervlak innemen?
Antwoord 5
Het kabinet is van mening dat de gehanteerde methode recht doet aan de vraag om een globaal beeld te schetsen, zoals is toegelicht in de beantwoording van vraag 2. De precieze stikstofgevoeligheid van habitattypen en leefgebieden van soorten op hectareniveau wordt gebruikt bij de toestemmingsverlening. Dit gedetailleerd beeld is onderdeel van de uitwerking van het maatregelenpakket en de systematiek van monitoring en bijsturing.
Vraag 6
Bent u bereid om het RIVM aanvullend te laten berekenen hoeveel habitattypen er voldoende onder de KDW komen, om zo inzichtelijk te maken wat de door het kabinet geformuleerde ambitie betekent voor de meer stikstofgevoelige habitattypen?
Antwoord 6
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 4.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat het eerstvolgende Kamerdebat over de stikstofproblematiek plaatsvindt?
Antwoord 7
Ja.
Trouw, 20 mei 2020, «Het is onduidelijk en onzeker welke natuurgebieden baat hebben bij de stikstofaanpak» (https://www.trouw.nl/duurzaamheid-natuur/het-is-onduidelijk-en-onzeker-welke-natuurgebieden-baat-hebben-bij-de-stikstofaanpak~b37fd543/)↩︎
Website RIVM, 1 mei 2020, «Toelichting bij berekening stikstofdepositie kamerbrief 24 april 2020' (https://www.rivm.nl/stikstof/actueel#toelichtingkamerbrief)↩︎