[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het bericht dat vanaf 1 januari 2020 op de Universiteit Twente alleen Engels wordt gesproken

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2020D25564, datum: 2020-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-863).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -863 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2020Z11918:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 863 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 juni 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de beantwoording van een drietal schriftelijke vragen d.d. 3 februari 2020 inzake het bericht dat vanaf 1 januari 2020 op de Universiteit Twente alleen Engels wordt gesproken (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nrs. 1577–1579).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 februari 2020 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 23 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie,
Arends

Inhoud blz.
I Vragen en opmerkingen uit de fracties 2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie 2
Inbreng van de leden van de PVV-fractie 3
Inbreng van de leden van de CDA-fractie 4
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 5
Inbreng van de leden van de SP-fractie 6
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 6

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de schriftelijke vragen. Zij hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.

Vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt en Wiersma1

Op de antwoorden van vraag drie lezen de leden dat Engelse taal als voertaal mogelijk is als niet iedereen dit beheerst. In hoeverre beïnvloedt dit de slagvaardigheid van de medezeggenschap als een groot deel van de deelnemers gedwongen wordt om in een vreemde taal te spreken in plaats van Nederlands? Ziet de Minister dat dit voor problemen kan zorgen?

Op de antwoorden van vraag vier lezen de leden dat er bij de rechter getoetst moet worden of er een uitzondering gemaakt mag worden op het tweede lid. Is dat gebeurd? Op welke andere manier kan het bestuursorgaan hierop gecontroleerd worden? De voornoemde leden vragen of dat in de Nederlandse taal kan.

De leden lezen in het antwoord van de Minister op vraag zes dat zij niet op één moment op de hoogte is gesteld van de verandering van het taalbeleid. Zijn er meerdere universiteiten, naast de Universiteit Twente en de TU Eindhoven, die van plan zijn hun taalbeleid aan te passen? Is de Minister bereid om samen met de universiteiten te kijken of het taalbeleid geen negatieve gevolgen heeft voor studenten en medewerkers? Wat zijn stappen die de Minister gaat ondernemen als wel blijkt dat het taalbeleid onwenselijke gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de toegankelijkheid? Eveneens vragen zij hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat door de verengelsing van het taalbeleid van de universiteit, internationale studenten de binding met Nederland zullen ervaren.

Op de antwoorden van vraag zeven lezen de leden dat het besluit tot de voertaal van Universiteit Twente het beste genomen kan worden door instelling zelf. Hoe wordt de individuele student meegenomen in dit besluit? En individuele medewerker? Anders dan een medezeggenschap? Wat houdt precies die onderwijsgemeenschap in? Ook vragen zij of er een enquête is uitgevoerd.

De eerder genoemde leden lezen voorts dat er geen sprake is van ontslag vanwege voertaal. Hoe werkt dat wanneer een individuele medewerker de Engelse taal onvoldoende machtig is en daardoor een deel van de werkzaamheden niet meer kan uitoefenen? Zij vragen of de universiteit kan garanderen dat dit dan niet tot ontslag zal leiden.

Zij vragen voorts hoe het uitsluiten van de Nederlandse taal overeen komt met de inclusiviteit van een universiteit.

De leden lezen dat Minister stelt dat voertaal breder is dan onderwijstaal en dat bij niet-Nederlandstalige medewerkers verwacht wordt dat men overgaat in het Engels. Geldt dit verruimde gebruik van niet-Nederlands alleen voor het Engels? Of kan Twente volgend jaar kiezen voor Russisch als voertaal, of bijvoorbeeld Spaans of Duits?

Op de antwoorden van vraag 12 lezen de leden dat de toegankelijkheid rondom de campus belangrijk is. Hoe komt dit overeen met de toegankelijkheid voor studenten of inwoners die niet of slecht Engels spreken?

Op de antwoorden van vraag 14 lezen de leden dat het overgrote deel van de afgestudeerde psychologiestudenten in Twente uit Duitsland komt. Hoeveel van deze Duitse studenten gaan aan het werk in Nederland? Hoe wenselijk vindt de Minister dat de Nederlandse belastingbetaler een studie die gericht is op de Duitse arbeidsmarkt en studenten financiert, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de schriftelijke vragen over het bericht dat vanaf 1 januari 2020 op de Universiteit Twente alleen Engels wordt gesproken. De leden hebben enkele vragen en opmerkingen naar aanleiding van de beantwoording van de schriftelijke vragen over het bericht dat vanaf 1 januari 2020 op de Universiteit Twente alleen Engels wordt gesproken.

De leden hebben hun bedenkingen bij het antwoord van de Minister op vraag twee2 waarin de Minister stelt dat zij geen aanleiding heeft om aan te nemen dat bij deze beslissing van de Universiteit Twente sprake is van discriminatie van een persoon of personen op grond van taal. Kennelijk baseert de Minister haar oordeel op basis van het gegeven dat er geen klachten zijn binnengekomen bij Universiteit Twente. Realiseert de Minister zich echter wel dat het in het dwingende Engelstalige klimaat op deze universiteit buitengewoon onverstandig is en schadelijk voor de verdere carrière, zelfs in het verband van de medezeggenschap, om zich gearticuleerd uit te spreken tegen de verengelsing?

De Minister moet toch begrijpen dat de wetgever die verantwoordelijk is voor de Awb3 artikel 2:6 (vraag 34) nooit had kunnen bevroeden dat internationalisering en verengelsing zo dwingend zouden kunnen worden opgelegd. Hadden ze dat wel, dan hadden ze in lid 1 en 2 zeker het begrip «de voertaal» geadresseerd. Iedere weldenkende burger begrijpt tenslotte dat de geest van de wet zich wel degelijk uitstrekt tot «voertaal» en niet gescheiden kan worden van het begrip «onderwijstaal». Dat de Minister overgaat tot dit kunstmatige onderscheid, bewijst eens te meer dat de Minister zelfs zo ver gaat om de geest van de wet te veronachtzamen om haar ideologische doel te bereiken, namelijk verengelsing. In het antwoord op vraag acht5 zegt de Minister: «Ik ben inderdaad een voorstander van meertaligheid.» Uit haar geharnaste steun aan de Universiteit Twente die alleen nog maar Engels toestaat, op een enkele uitzondering na, geeft de Minister blijk van het tegendeel; als zowel de onderwijstaal als de voertaal Engelstalig is, is er van meertaligheid geen sprake.

Ten slotte merken de voornoemde leden op dat met de toenemende verengelsing, mogelijk gemaakt door de hoogste bewindvoerder op onderwijs, de status van het Nederlands als academische en zelfs als voertaal, moedwillig wordt ondergraven. De gevolgen daarvan tekenen zich in het openbare leven af, bijvoorbeeld in de horeca in Amsterdam waar je niet meer in het Nederlands een kop koffie kunt bestellen. Maar erger nog, dit beleid ondermijnt de status van het Nederlands als onderwijs- en wetenschapstaal. Het Nederlands als schoolvak op het vwo6 heeft een steeds lagere waardering, wat zich nu al uit in de geringe instroom van studenten in het vak Nederlandse taal- en letterkunde. Over enkele jaren zal er geen leerling meer zijn die deze mooie uitspraak van Lucebert nog op waarde kan schatten: «Alles van waarde is weerloos.»

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording op de schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt, Wiersma, Beertema en Futselaar7. De leden zijn kritisch op de gegeven antwoorden. Zij maken zich zorgen over de gevolgen van het volledig overstappen op het Engels als voertaal op universiteiten, waarvan de Universiteit Twente in het bijzonder. De leden zijn verrast door de timing van het besluit van de Universiteit Twente en de formele reactie van de Minister op de gestelde vragen. Recentelijk heeft de Kamer namelijk het wetvoorstel Taal en toegankelijkheid8 behandeld, waarin juist afspraken zijn gemaakt om vooral meertaligheid te stimuleren en beperkingen te stellen aan het Engels. De voornoemde leden hebben enkele aanvullende vragen.

Lezen de leden het antwoord van de Minister correct als zij zegt dat studenten of medewerkers van een Nederlandse universiteit het recht op het gebruik van hun eigen taal in voorkomende gevallen alleen (nog) via een rechtsgang kunnen afdwingen? Tevens vragen zij welke mogelijkheden de Minister zelf heeft om een onderwijsinstelling aan te spreken als zij een overtreding van de Awb, artikel 2:6 begaat? De Awb ziet op rechtshandelingen van een instelling, dat wil zeggen bestuursorganen in de wet. Kunt u een limitatieve lijst geven van de handelingen die onder de reikwijdte van deze wet vallen en van toepassing zijn op onderwijsinstellingen?

De Universiteit Twente is vanaf 1 januari 2020 volledig op het Engels overgegaan. Deelt de Minister de mening dat de universiteit ook een rol heeft in de Nederlandse samenleving door het bewaken van het Nederlands als wetenschapstaal en dat haar rol ook begrijpelijk dient te zijn voor hen die geen onderdeel van de academische gemeenschap uitmaken? Zo ja, hoe beoordeelt de Minister de toegankelijkheid voor de Nederlandse samenleving van universiteiten die zich primair in het Nederlands uitdrukken? Zo nee, waarom niet? Zij vragen of de Minister de mening deelt dat bij de regiofunctie van de Universiteit Twente de Nederlandse taal een belangrijke rol speelt. Heeft de Minister aanwijzingen dat ook andere universiteiten volledig op het Engels overgaan? Zij vragen wat de opvatting van de Minister is over deze ontwikkeling.

De voornoemde leden maken zich ook zorgen om de toegankelijkheid van universiteiten, indien zij volledig op het Engels overstappen. Studenten die afkomstig zijn uit Nederlandstalige gezinnen, of die op latere leeftijd de Nederlandse taal hebben moeten leren, en die moeite hebben met Engels hebben hierdoor mogelijkerwijs een achterstand. Zij dienen wellicht vanwege het taalbeleid een andere universiteit te moeten kiezen, die vaak op een grotere reisafstand ligt. De leden vragen of de Minister deze zorgen van hen snapt.

De Minister veronderstelt in haar beantwoording op de gestelde schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt en Wiersma9, dat belangen van derden in de huidige situatie niet geschaad worden. Zij vragen of de Minister deze opvatting nader kan onderbouwen.

Tenslotte willen de leden de Minister kenbaar maken dat artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het verbod op discriminatie, ook discriminatie op grond van taal verbiedt. De Minister geeft in haar beantwoording op de schriftelijke vragen aan, dat zij niet inziet dat de verengelsing van de Universiteit Twente discriminerend is. Zij vragen of de Minister dit voor het specifieke geval waarop de schriftelijke vragen zien nader kan onderbouwen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beantwoording van de Minister op de vragen als gesteld over het bericht dat vanaf 1 januari 2020 op de Universiteit Twente alleen Engels wordt gesproken. Zij hechten eraan te benadrukken dat het spreken van de Engelse taal op onderwijsinstellingen in de bredere context staat van de internationalisering en dat dit een stimulerend effect op de student, docent en (dus) van het hoger onderwijs algemeen kan hebben. Zowel onderwijsinstelling als studenten en docenten plukken de vruchten van kennisuitwisseling en het ervaren van verschillende culturele uitingen. Als internationale speler kan Nederland zo zijn kennispositie op peil houden.

Deze leden hechten eraan dat dit geen verplichtend karakter heeft, maar dat dit een beslissing is die, zoals ook door de Minister in haar reactie geschetst, een invulling betreft die in samenspraak met besturen, studenten en onderwijzend personeel, gemaakt wordt.

Tevens maken zij zich zorgen over studenten die minder taalgevoelig zijn en/of niet de financiële middelen hebben om bijlessen te volgen. Mogelijkerwijs leidt dit tot extra selectiecriteria vanuit onderwijsinstellingen. Kan de Minister nagaan of en zo ja in welke mate dit effect optreedt?

Wel hechten zij eraan het volgende nog te benadrukken: internationalisering mag nooit dienen als melkkoe om de bekostiging van de instelling in stand te houden. Anders gezegd: internationalisering is geen verdienmodel, waarbij internationaal talent aangetrokken wordt om het huishoudboekje van de universiteit in stand te houden.

De discussie over Engels als voertaal binnen het hoger onderwijs kan wat de leden betreft dan ook niet los worden gezien van de vraag of de bekostiging van de instellingen ook voldoende is om een kwalitatief hoog taalniveau te kunnen waarmaken. Met andere woorden: kan de Minister garanderen dat het gewenste Engelse taalniveau bij zowel studenten als onderwijzend personeel op niveau is of wordt gebracht en kan de Minister tevens schetsen welke mogelijkheden er zijn voor (bij-)scholing op dit gebied? En welke (verdere) garanties zijn er dat het personeel niet lijdt onder de werkdruk die het onderwijs in een vreemde taal met zich meebrengt?

Tenslotte nog de toestroom van Europese studenten, bijvoorbeeld vanuit buurland Duitsland. Zij staan erom bekend dat zij graag vasthouden aan de Duitse taal, en dat het spreken van de Engelse taal vanuit Duitsland niet vanzelfsprekend is. Kan de Minister aangeven of maatregelen vanuit de instellingen, vooral aan onze oostgrens, om het Engels als voertaal te gebruiken, invloed heeft op de toestroom van Duitse studenten? Zo ja, in welke mate?

En omgekeerd, kan de Minister garanderen dat ook internationaal talent, indien gewenst, voldoende mogelijkheid en middelen heeft om zich de Nederlandse taal eigen te maken? En dat er tevens voldoende mogelijkheden gefaciliteerd worden om die kennis te behouden en te verhogen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier, zo vragen de voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de schriftelijke vragen over het bericht dat vanaf 1 januari 2020 op de Universiteit Twente alleen Engels wordt gesproken. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Futselaar10 stelt de Minister dat de Awb, artikel 2:6 hier niet van toepassing is, aangezien het niet gaat om communicatie tussen burgers, maar tussen bestuurders onderling. Hierbij stelt de Minister echter wel dat communicatie richting de studenten in principe wel in het Nederlands zou moeten. De gedragscode voertalen van de Universiteit Twente (artikel 1.2b) stelt echter «formele communicatie vanuit de UT11 als organisatie naar de studenten en medewerkers tenminste plaatsvindt in het Engels.» De voornoemde leden vragen of dat betekent dat dit onderdeel van de gedragscode niet in lijn is met de Awb, hoe de Minister in deze staat en of zij hierop nog gaat handelen.

In haar beantwoording op de schriftelijke vragen van het lid Futselaar geeft de Minister aan dat de keuze voor het gebruik van een andere taal een bewuste en afgewogen keuze moet zijn, met betrokkenheid van de medezeggenschap. De leden zijn juist verontrust over het functioneren van de medezeggenschap, indien Engels de voertaal wordt. De leden vragen of studenten en docenten van Nederlandse afkomst wel op hetzelfde niveau kunnen meepraten en meebeslissen in een tweede taal, zeker waar het om complexe beleidsstukken gaat. De leden vragen of de Minister hier risico’s ziet.

De Minister geeft ook aan dat de keuze die Universiteit Twente heeft gemaakt, het beste genomen kan worden door de onderwijsinstelling zelf. Maar de leden vragen wat de Minister van deze keuze vindt. Welke mogelijke onwenselijke gevolgen voor de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling voor studenten ziet de Minister, zo vragen de voornoemde leden.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Ik heb met interesse kennisgenomen van de inbreng van de fracties van VVD, PVV, CDA, GroenLinks en SP, en dank de fracties voor hun inbreng. In mijn beantwoording van de vragen heb ik dezelfde volgorde aangehouden als in de vraagstelling.

In dit verband is het relevant om te noemen dat er een verschil bestaat tussen de onderwijstaal van een opleiding en de voertaal binnen een instelling. De onderwijstaal is de taal waarin colleges en werkgroepen worden gegeven en examens en tentamens worden afgenomen; de voertaal aan de instelling is de taal die buiten die context wordt gehanteerd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de taal waarin de staf met elkaar communiceert, de taal waarin door de instelling met de student wordt gecommuniceerd in algemene correspondentie, of de taal die wordt gehanteerd binnen de medezeggenschap.

Op de vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden vragen de Minister in hoeverre de slagvaardigheid van de medezeggenschap beïnvloed wordt als een groot deel van de deelnemers gedwongen wordt om in een vreemde taal te spreken in plaats van Nederlands. Daarnaast vragen de leden of de Minister hierbij problemen voorziet.

Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt en Wiersma12, kan het voor een instelling bijvoorbeeld in de rede liggen om te kiezen voor het Engels als voertaal in de medezeggenschap, wanneer alle deelnemers in de medezeggenschap taalvaardig zijn in het Engels maar niet in het Nederlands. Een instelling kan op grond van artikel 2.6, tweede lid, van de Awb afwijken van de hoofdregel de Nederlandse taal te gebruiken wanneer dit bij wettelijk voorschrift is bepaald (eerste lid), en wanneer dit doelmatiger is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad (tweede lid). Ik ben van mening dat de onderwijsinstelling deze keuze in samenspraak met de medezeggenschap dient te maken en dat zij gezamenlijk tot goede afspraken moeten komen. Ik verwacht dat binnen instellingen het bestuur en de medezeggenschap in onderling overleg komen tot goede werkafspraken waarbinnen wordt uitgewerkt hoe er met het Engels in overlegorganen zal worden omgegaan. Zolang de medezeggenschap goed wordt betrokken en er goede werkafspraken worden gemaakt, voorzie ik geen risico’s voor de slagvaardigheid van de medezeggenschap.

Desgevraagd geeft de Universiteit Twente aan dat de beslissing om Engels als voertaal te gebruiken zowel ter instemming aan de universiteitsraad als de raad van toezicht is voorgelegd.

De leden vragen of het bij de rechter getoetst moet worden of er een uitzondering gemaakt mag worden op het tweede lid van artikel 2:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Zo ja, of dit is gebeurd. De leden vragen op welke andere manier het bestuursorgaan hierop gecontroleerd mag worden. Zo ja, of dit dan in de Nederlandse taal kan.

Zoals ik hierboven heb aangegeven is het aan het bestuursorgaan om te bepalen of de uitzondering in het tweede lid van artikel 2:6 van de Algemene wet bestuursrecht aan de orde is. Voor studenten of medewerkers die menen benadeeld te worden doordat de instelling die een bestuursorgaan is in de zin van de Awb, in het bestuurlijk verkeer niet de Nederlandse taal gebruikt, staat de gebruikelijke rechtsbescherming open en kan het zich voordoen dat de rechter wordt gevraagd te toetsen of de instelling inderdaad een beroep kon doen op de uitzonderingsgrond in het tweede lid. Mij is geen voorbeeld bekend waarin dit is gebeurd. Andere manieren om de keuze van de instelling voor het voeren van een andere taal te adresseren zijn mogelijk binnen de instelling, bijvoorbeeld via agendering door de medezeggenschap of middels de klachtenprocedures van de instelling.

De leden vragen of er meerdere universiteiten zijn, naast de Universiteit Twente en de TU Eindhoven, die van plan zijn hun taalbeleid aan te passen. De leden vragen of de Minister bereid is om samen met de universiteiten te kijken of het taalbeleid geen negatieve gevolgen heeft voor studenten en medewerkers.

Navraag bij de VSNU leert dat er momenteel geen andere universiteiten naast de eerdergenoemde universiteiten zijn die plannen hebben om hun taalbeleid aan te passen als het gaat om de voertaal binnen de instelling. De meeste universiteiten hebben momenteel al bewust een meertalig voertaalbeleid. De instelling heeft een eigen verantwoordelijkheid om te bewaken dat de gehanteerde voertaal geen onwenselijke gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling voor studenten.

De leden vragen de Minister wat de stappen zijn die zij gaat ondernemen als wel blijkt dat het taalbeleid onwenselijke gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de toegankelijkheid.

Zoals ik heb aangegeven in antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt en Wiersma13 zijn in het Wetsvoorstel Taal en toegankelijkheid, dat momenteel in behandeling is bij de Eerste Kamer, onder meer in het belang van de toegankelijkheid van het onderwijs, regels gesteld om te borgen dat instellingen bewust taalbeleid voeren als het gaat om de onderwijstaal aan opleidingen. Instellingen wordt verplicht zich in te spannen de toegankelijkheid van de opleiding voor Nederlandstalige studenten te waarborgen. De inspectie houdt hier op basis van signalen toezicht op. Op het moment dat een bekostigde instelling een wettelijke bepaling niet naleeft, kan een bekostigingssanctie worden opgelegd (artikel 15.1 van de WHW) of kunnen de rechten tot graadverlening worden ontnomen (artikel 6.5 van de WHW). Aan niet-bekostigde instellingen kunnen de rechten tot graadverlening worden ontnomen (artikel 6.10 van de WHW).

Zoals ook in de eerdere beantwoording aangegeven ben ik van mening dat keuzes rondom de voertaal op de instelling, thuis horen bij de instelling. De instelling heeft een eigen verantwoordelijkheid om te bewaken dat de gehanteerde voertaal geen onwenselijke gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling voor studenten. Voor (aspirant-)studenten of medewerkers die menen benadeeld te worden doordat de instelling de Nederlandse taal als voertaal gebruikt, staat de gebruikelijke rechtsbescherming open. Overigens zijn mij geen signalen bekend dat de voertaal aan een instelling onwenselijke gevolgen heeft voor de toegankelijkheid.

Eveneens vragen zij hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat door de verengelsing van het taalbeleid van de universiteit, internationale studenten de binding met Nederland zullen ervaren.

De Universiteit Twente heeft aangegeven dat internationale medewerkers en studenten op het moment dat zij welkom worden geheten, ook mogelijkheden aangeboden krijgen om de Nederlandse taal en cultuur te leren kennen. Dit vindt de universiteit belangrijk in het kader van een goede integratie in Nederland en het behoud van talent. Het aanbod taalcursussen Nederlands voor medewerkers en studenten is kosteloos. Ook zijn er in de internationale studentenverenigingen initiatieven en activiteiten om te zorgen dat internationale studenten binding met Nederland krijgen.

De leden vragen hoe de individuele student en medewerkers worden meegenomen in het besluit tot de voertaal van de Universiteit Twente. Tevens vragen zij hoe dit anders gebeurt dan bij een medezeggenschap en wat de onderwijsgemeenschap precies inhoudt. Ook vragen zij of er een enquête is uitgevoerd.

Desgevraagd geeft de Universiteit Twente aan dat in 2015 de beslissing is

genomen voor de keuze van Engels als voertaal. De universiteitsraad heeft met instemming van de medezeggenschap en de raad van toezicht ingestemd op deze beslissing. In 2019 is de gedragscode voertaal vernieuwd en de universiteitsraad heeft daar in juni 2019 mee ingestemd. Hierin zijn zowel medewerkers als studenten vertegenwoordigd. Op deze manier zijn zij dus ook betrokken geweest bij de besluitvorming. Zij maken dan ook nadrukkelijk onderdeel uit van de onderwijsgemeenschap van de instelling.

De Universiteit Twente geeft aan dat, hoewel de voertaal officieel sinds 1 januari 2020 Engels is, er nog een overgangsperiode wordt gehanteerd. In principe verloopt interne communicatie in het Engels, maar er kan altijd voor worden gekozen om een Nederlandse vertaling van een nieuwsbericht te maken indien dit een duidelijke meerwaarde heeft. Deze behoefte kwam naar voren uit individuele interviews die met medewerkers zijn gehouden over de verandering van de voertaal. De individuele medewerker of student is hierover niet middels een enquête bevraagd.

De leden lezen voorts dat er geen sprake is van ontslag vanwege voertaal. Zij vragen hoe dat werkt wanneer een individuele medewerker de Engelse taal onvoldoende machtig is en daardoor een deel van de werkzaamheden niet meer kan uitoefenen. Zij vragen of de universiteit kan garanderen dat dit dan niet tot ontslag zal leiden. Zij vragen voorts hoe het uitsluiten van de Nederlandse taal overeen komt met de inclusiviteit van een universiteit.

Als zou blijken dat een medewerker ontslagen wordt vanwege het onmachtig zijn van de voertaal, dan staat hiertegen uiteraard de gebruikelijke rechtsbescherming open voor de betreffende medewerker. Ik heb geen signalen dat hier sprake van is. De Universiteit Twente heeft mij verzekerd dat van ontslag van medewerkers vanwege de voertaal op de instelling geen sprake is.

Desgevraagd geeft de Universiteit Twente aan dat in de periode van november 2018 tot december 2019 iedere medewerker is gevraagd een inschatting te maken van zijn of haar Engelse taalniveau. Wanneer dit onder het minimumniveau behorende bij zijn of haar functie (B1-C1) was, heeft de medewerker in afstemming met zijn of haar leidinggevende een ontwikkelplan opgesteld. In dit ontwikkelplan wordt afgesproken wat de medewerker gaat doen om aan het minimumniveau te voldoen en welke faciliteiten de Universiteit Twente biedt om hieraan te voldoen (zoals cursussen en/of tijd) met als doel de inclusieve omgeving voor alle medewerkers en studenten te realiseren. Het taalniveau is onderwerp van gesprek in werkoverleggen en jaargesprekken zolang de medewerker nog niet aan het minimumniveau voldoet of er andere taalcompetenties nodig zijn voor het uitoefenen van de functie. De medewerker kan ook zelf het taalniveau agenderen.

De Universiteit Twente geeft aan dat ongeveer 95% van de medewerkers voldoet aan het minimum taalniveau of het niveau behorende bij de functie. Een grote groep medewerkers vraagt daarnaast actief om het verder verbeteren van de eigen Engelse taalbeheersing. Bij een zeer kleine groep medewerkers lukt het niet goed om het minimum taalniveau te bereiken. In die gevallen wordt er middels maatwerk gekeken wat er praktisch nodig is voor de medewerker om zijn of haar functie goed uit te kunnen voeren.

Desgevraagd geeft de Universiteit Twente aan dat er geen sprake is van uitsluiting van de Nederlandse taal. Formeel is de voertaal Engels. Naast de formele contacten is er ook «informeel contact». Hierbij kan gedacht worden aan de «gesprekken bij de koffieautomaat», teamoverleggen, overleggen met de leidinggevende, en platformoverleggen. In deze contacten hanteert de Universiteit Twente inclusiviteit als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat de taalkeuze van een overleg wordt overgelaten aan de aanwezigen. Wanneer een niet-Nederlandstalige medewerker aansluit bij het gesprek, dan wordt verwacht dat het Engels wordt gehanteerd.

De leden vragen of het verruimde gebruik van de niet-Nederlandse taal als voertaal alleen voor het Engels geldt. Zo nee, of Twente volgend jaar ook voor Russisch of bijvoorbeeld Spaans of Duits als voertaal kan kiezen.

Als het gaat om de taal die wordt gebruikt in het bestuurlijk verkeer op een instelling die bestuursorgaan is in de zin van de Awb, geldt dat een andere taal dan het Nederlands kan worden gebruikt wanneer dit bij wettelijk voorschrift is bepaald, of wanneer dit doelmatiger is dan het gebruik van het Nederlands en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Het overschakelen naar een taal als Russisch, Spaans of Duits zou dan ook alleen kunnen, net als het overschakelen naar het Engels, wanneer aan deze voorwaarden is voldaan.

De leden lezen dat de toegankelijkheid rondom de campus belangrijk is. Zij vragen voorts hoe dit overeenkomt met de toegankelijkheid voor studenten of inwoners die niet of slecht Engels spreken.

Het ligt voor de hand dat instellingen die overwegen om op de campus een andere taal dan het Nederlands te gebruiken, zich afvragen of de betreffende voertaal geen onwenselijke gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling voor studenten en de regionale en lokale binding. Ik ben een voorstander van meertaligheid. Dit is ook wat ik – ten aanzien van de onderwijstaal – voorsta in mijn wetsvoorstel taal en toegankelijkheid.

Zoals eerder genoemd hanteert de Universiteit Twente inclusiviteit in de contacten als uitgangspunt. Dat wil zeggen dat de taalkeuze van een overleg wordt overgelaten aan de aanwezigen. Het ligt voor de hand dat er daarbij aandacht is voor studenten die de Engelse taal onvoldoende machtig zijn. Wat betreft diensten zoals medische dienstverlening, bijvoorbeeld psychische zorg, geldt dat deze voor Nederlandssprekende medewerkers toegankelijk zijn het Nederlands. Tegelijkertijd geeft de UT in haar gedragscode voertaal aan dat bijvoorbeeld huisartsen er óók moeten kunnen zijn voor niet-Nederlandssprekende medewerkers.

De leden lezen dat het overgrote deel van de afgestudeerde psychologiestudenten in Twente uit Duitsland komt. Zij vragen hoeveel van deze Duitse studenten in Nederland gaan werken. Daarnaast vragen zij hoe wenselijk de Minister het vindt dat de Nederlandse belastingbetaler een studie die gericht is op de Duitse arbeidsmarkt en studenten financiert.

Op de vraag van de leden over hoeveel van de Duitse psychologiestudenten die aan de Universiteit van Twente studeren, na afstuderen in Nederland gaan werken kan ik mededelen dat ik hier geen zicht op heb op dit (micro-)niveau. Afgestudeerden hebben, ongeacht hun land van herkomst, de vrijheid om zelf te bepalen waar ze gaan werken. Andersom geldt ook dat Nederlandse studenten kunnen studeren en/of afstuderen aan een universiteit buiten Nederland, zoals Duitsland, en zich in Duitsland kunnen vestigen om daar te gaan werken. De studie psychologie in Twente staat open voor elke student die aan de opleidingseisen voldoet en is daarmee niet specifiek gericht op de Duitse arbeidsmarkt of Duitse studenten. De studie kent, net als de universiteit, een internationaal karakter. Dit draagt bij aan de sterke positie van ons hoger onderwijs wereldwijd.

Op de vragen van de leden van de PVV-fractie

De leden lezen dat de Minister geen aanleiding heeft om aan te nemen dat er bij de beslissing van Engels als voertaal sprake is van discriminatie van een persoon of personen op grond van taal omdat daarover geen klachten zijn ontvangen. De leden vragen of de Minister zich realiseert dat het in het dwingende Engelstalige klimaat op deze universiteit buitengewoon onverstandig is en schadelijk voor de verdere carrière, zelfs in het verband van de medezeggenschap, voor medewerkers om zich gearticuleerd uit te spreken tegen de verengelsing.

Ik heb geen signalen ontvangen dat op de Universiteit Twente of op andere instellingen sprake is van een klimaat dat het voor medewerkers of de medezeggenschap onverstandig of schadelijk maakt zich uit te spreken. In het bijzonder de medezeggenschap heeft de gelegenheid om de keuze van een instelling voor het voeren van een andere taal op de instelling, te adresseren. Ook moeten studenten en medewerkers zich vrij voelen om in dit verband gebruik te maken van klachtenprocedures van de instelling. Ik beschouw het als een verantwoordelijkheid van de instelling om, mocht zij een signaal krijgen dat een medewerker of de medezeggenschap zich niet kan uitspreken vanwege het klimaat op de instelling, op een dergelijk signaal te handelen.

Op de vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden vragen of de Minister in een eerder antwoord bedoelde dat studenten of medewerkers van een Nederlandse universiteit het recht op het gebruik van hun eigen taal in voorkomende gevallen alleen (nog) via een rechtsgang kunnen afdwingen.

De leden refereren in deze vraag aan mijn antwoord waarin ik aangaf dat het aan een instelling is om te bepalen of zij gebruik maakt van de uitzonderingsregel in artikel 2:6 van de Algemene wet bestuursrecht, en het in een voorkomend geval aan de rechter is om te beoordelen of de instelling die voor een andere voertaal kiest, binnen de kaders van de wet heeft gehandeld. Er zijn manieren om de keuze van de instelling voor het voeren van een andere taal te adresseren binnen de instelling, bijvoorbeeld via agendering door de medezeggenschap of middels de klachtenprocedures van de instelling. Daarnaast kan een student of medewerker proberen het gebruik van de Nederlandse taal voor een rechter af te dwingen.

De leden vragen welke mogelijkheden de Minister heeft om een onderwijsinstelling aan te spreken als zij een overtreding van de Awb, artikel 2:6 begaat. Zij vragen of de Minister een limitatieve lijst kan geven van de handelingen die onder de reikwijdte van deze wet vallen en van toepassing zijn op onderwijsinstellingen.

Een overtreding van artikel 2:6 van de Awb door een instelling die bestuursorgaan is in de zin van de Awb kan in het kader van een gerechtelijke procedure tegen de instelling worden vastgesteld door de rechter. Ik houd geen toezicht op de naleving van de Awb door onderwijsinstellingen. Van de handelingen die onder artikel 2:6 van de Awb vallen is geen limitatieve lijst te geven. Het artikel ziet toe op het bestuurlijk verkeer tussen burgers en bestuursorganen en geldt zowel voor schriftelijke als mondelinge contacten. Het artikel heeft geen betrekking op het interne verkeer binnen bestuursorganen. De Awb ziet niet alleen toe op rechtshandelingen, maar ook op feitelijke handelingen, zoals het corresponderen in een bepaalde taal. Een bestuursorgaan is in al haar handelen gehouden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De leden vragen of de Minister de mening deelt dat de universiteit ook een rol heeft in de Nederlandse samenleving door het bewaken van het Nederlands als wetenschapstaal en dat haar rol ook begrijpelijk dient te zijn voor hen die geen onderdeel van de academische gemeenschap uitmaken. Zo ja, hoe beoordeelt de Minister de toegankelijkheid voor de Nederlandse samenleving van universiteiten die zich primair in het Engels uitdrukken? Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen de leden of de Minister de mening deelt dat bij de regiofunctie van de Universiteit Twente de Nederlandse taal een belangrijke rol speelt.

Ik deel de mening dat één van de belangrijke functies van een hogeronderwijsinstelling is om wetenschap te verbinden met de samenleving. Zoals ik ook in mijn wetenschapsvisie aangaf, vind ik aandacht voor de impact van onderzoek belangrijk, net als het communiceren van resultaten naar de maatschappij. Daar hoort bij dat de hogeronderwijsinstelling ervoor zorgt dat haar rol ook begrijpelijk dient te zijn voor hen die geen onderdeel van de academische gemeenschap uitmaken. Taal speelt daar een rol bij.

Zoals ik ook in mijn Wetenschapsbrief «Nieuwsgierig en betrokken, de waarde van wetenschap»14 aangaf, is de ambitie dat Nederlandse wetenschap mondiale impact heeft. Wetenschap vindt bijna per definitie plaats in een internationale omgeving waar wetenschappers over grenzen heen samenwerken aan wetenschappelijke en maatschappelijke uitdagingen. Het is daarbij essentieel dat kennis gedeeld kan worden en de gangbare voertaal is daarbij vaak Engels. Uiteraard ga ik er wel vanuit dat Nederlandse instellingen hun rol t.a.v. wetenschapscommunicatie in hun eigen directe omgeving ook blijven uitoefenen en daarvoor zal het Nederlands in sommige gevallen de beste taal zijn om in te communiceren. Daarnaast wordt met de Wet taal en toegankelijkheid (WTT) geregeld dat het verloren gaan van het Nederlands als wetenschapstaal wordt tegengegaan daar waar anderstalig onderwijs onvoldoende meerwaarde heeft door het niet toe te staan onderwijs in een andere taal dan het Nederlands te verzorgen.

De leden vragen of de Minister aanwijzingen heeft dat ook andere universiteiten volledig op het Engels overgaan. Zij vragen wat haar opvatting is over deze ontwikkeling.

Navraag bij de VSNU leert dat er momenteel geen andere universiteiten naast de eerdergenoemde universiteiten zijn die plannen hebben om hun taalbeleid aan te passen als het gaat om de voertaal aan de instelling. De meeste universiteiten hebben momenteel al bewust een meertalig taalbeleid.

De leden vragen of de Minister de zorgen begrijpt van studenten die afkomstig zijn uit Nederlandstalige gezinnen, of die op latere leeftijd de Nederlandse taal hebben moeten leren, en die moeite hebben met Engels en hierdoor mogelijkerwijs een achterstand hebben. De leden geven aan dat deze studenten wellicht vanwege het taalbeleid een andere universiteit te moeten kiezen, die vaak op een grotere reisafstand ligt. Zij vragen of de Minister deze zorgen van hen snapt.

Ik vind dat de Universiteit Twente zich goed moet afvragen of de gehanteerde voertaal geen onwenselijke gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling voor studenten. Ik hecht er vanuit toegankelijkheidsperspectief aan dat formele correspondentie richting de student ook altijd in het Nederlands beschikbaar is. De UT geeft aan dat ze het ook van belang vindt dat het eerste contact met toekomstige studenten zo laagdrempelig mogelijk is. Om die reden probeert de UT voor het eerste contact aan te sluiten bij de taal van de student; de voorlichting is dan ook op zijn minst tweetalig. Een student hoeft vanwege het voertaalbeleid dan ook geen andere universiteit te kiezen.

De leden lezen in de beantwoording op de gestelde schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt en Wiersma, dat de belangen van derden in de huidige situatie niet geschaad worden. Zij vragen of de Minister deze opvatting nader kan onderbouwen.

Ik vermoed dat de leden refereren aan mijn eerdere antwoord waarin ik aangeef dat mij geen signalen hebben bereikt dat niet aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zou worden voldaan doordat een medewerker of student zou worden gediscrimineerd op grond van taal. Omdat mij daarover geen signalen hebben bereikt heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat medewerkers of studenten worden gediscrimineerd op grond van taal.

Tot slot maken de leden kenbaar dat artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het verbod op discriminatie, ook discriminatie op grond van taal verbiedt. In de beantwoording op de schriftelijke vragen lezen de leden dat de Minister niet inziet dat de verengelsing van de Universiteit Twente discriminerend is. Zij vragen de Minister dit nader te onderbouwen.

De Universiteit Twente geeft aan dat bij een zeer kleine groep medewerkers het niet goed lukt om het minimum taalniveau te bereiken. In die gevallen wordt er middels maatwerk gekeken wat er nodig is om zijn of haar functie goed uit te voeren. Omdat mij geen signalen over discriminatie hebben bereikt heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat medewerkers of studenten worden gediscrimineerd op grond van taal.

De leden maken zich zorgen over studenten die minder taalgevoelig zijn en/of niet de financiële middelen hebben om bijlessen te volgen. Zij geven aan dat dit mogelijkerwijs leidt tot extra selectiecriteria vanuit onderwijsinstellingen. Zij vragen de Minister na te kunnen gaan of en zo ja in welke mate dit effect optreedt.

Zoals ik heb aangegeven in antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Van der Molen, Omtzigt en Wiersma15 zijn in het Wetsvoorstel Taal en toegankelijkheid, dat momenteel in behandeling is bij de Eerste Kamer, onder meer in het belang van de toegankelijkheid van het onderwijs, regels gesteld om te borgen dat instellingen bewust taalbeleid voeren als het gaat om de onderwijstaal aan opleidingen. Instellingen worden verplicht zich in te spannen om de toegankelijkheid van de opleiding voor Nederlandstalige studenten te waarborgen. De inspectie houdt hier op basis van signalen toezicht op. Voor (aspirant-)studenten of medewerkers die menen benadeeld te worden doordat de instelling de Nederlandse taal als voertaal gebruikt, staat de gebruikelijke rechtsbescherming open. Overigens zijn mij geen signalen bekend dat de voertaal aan een instelling onwenselijke gevolgen heeft voor de toegankelijkheid.

Daarop aanvullend wil ik aangeven dat de voertaal op een instelling iets anders is dan de onderwijstaal. De voertaal brengt geen directe aanvullende selectiecriteria vanuit onderwijsinstellingen met zich mee om deel te kunnen nemen aan het onderwijs.

Zij vragen of de Minister kan garanderen dat het gewenste Engelse taalniveau bij zowel studenten als onderwijzend personeel op niveau is of wordt gebracht en of de Minister de mogelijkheden voor (bij-)scholing kan schetsen op dit gebied. Zij vragen de Minister welke (verdere) garanties er zijn dat het personeel niet lijdt onder de werkdruk die het onderwijs in een vreemde taal met zich meebrengt.

Desgevraagd geeft de Universiteit Twente aan dat in de periode van november 2018 tot december 2019 iedere medewerker is gevraagd een inschatting te maken van zijn of haar Engelse taalniveau. Wanneer dit onder het minimumniveau behorende bij zijn of haar functie (B1-C1) was, heeft de medewerker in afstemming met zijn of haar leidinggevende een ontwikkelplan opgesteld. In dit ontwikkelplan wordt afgesproken wat de medewerker gaat doen om aan het minimumniveau te voldoen en welke faciliteiten de Universiteit Twente biedt om hieraan te voldoen (zoals cursussen en/of tijd) met als doel de inclusieve omgeving voor alle medewerkers en studenten te realiseren.

Het taalniveau is onderwerp van gesprek in werkoverleggen en jaargesprekken zolang de medewerker nog niet aan het minimumniveau voldoet of er andere taalcompetenties nodig zijn voor het uitoefenen van de functie. De medewerker kan ook zelf het taalniveau agenderen.

De Universiteit Twente geeft aan dat ongeveer 95% van de medewerkers voldoet aan het minimum taalniveau of het niveau behorende bij de functie. Een grote groep medewerkers vraagt daarnaast actief om het verder verbeteren van de Engelse taalbeheersing. Bij een zeer kleine groep medewerkers lukt het niet goed om het minimum taalniveau te bereiken. In die gevallen wordt er middels maatwerk gekeken wat er praktisch nodig is om zijn of haar functie goed uit te voeren.

De leden geven aan graag te willen weten of maatregelen vanuit de instellingen, vooral aan onze oostgrens, om het Engels als voertaal te gebruiken, invloed hebben op de toestroom van Duitse studenten. Zij vragen de Minister na te kunnen gaan of en zo ja in welke mate dit effect optreedt.

In de toekomst zal moeten blijken of de invoering van Engels als voertaal invloed zal hebben op de toestroom van Duitse studenten. Voor aankomende studenten is vermoedelijk de onderwijstaal een relevanter criterium dan de voertaal aan de instelling. Ik beschik echter niet over informatie hieromtrent.

Tevens vragen de leden of de Minister kan garanderen dat ook internationaal talent, indien gewenst, voldoende mogelijkheid en middelen heeft om zich de Nederlandse taal eigen te maken. En dat er tevens voldoende mogelijkheden gefaciliteerd worden om die kennis te behouden en te verhogen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier, zo vragen de voornoemde leden.

De Universiteit Twente geeft aan dat ze het van belang vindt om internationaal talent, zowel staf als studenten, te stimuleren om de Nederlandse taal en cultuur te leren kennen. De universiteit geeft aan dat het aanbod taalcursussen Nederlands voor medewerkers en studenten omvangrijk en kosteloos is.

Er geldt voor onderwijsinstellingen in dit opzicht een inspanningsplicht. In de WHW is bepaald dat instellingen zich, in het kader van hun werkzaamheden op het gebied van het onderwijs, richten op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands van hun studenten. Met de Wet taal en toegankelijkheid (WTT) wordt deze bepaling gewijzigd: de opdracht betreft dan niet alleen de Nederlandstalige studenten maar alle studenten, dus inclusief internationaal talent. Met de WTT wordt bovendien geregeld dat de invulling daarvan wordt beoordeeld door de NVAO in het kader van de accreditatie.

Op de vragen van de leden van de SP-fractie

In mijn eerdere beantwoording op de schriftelijke vragen lezen de leden dat communicatie richting de studenten in principe wel in het Nederlands zou moeten. De leden geven aan dat de gedragscode voertalen van de Universiteit Twente (artikel 1.2b) echter stelt dat «formele communicatie vanuit de UT als organisatie naar de studenten en medewerkers tenminste plaatsvindt in het Engels.» De voornoemde leden vragen of dat betekent dat dit onderdeel van de gedragscode niet in lijn is met de Awb. Zo ja, vragen de leden of de Minister hierop nog gaat handelen.

Ingevolge artikel 2:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gebruiken bestuursorganen in beginsel de Nederlandse taal. Richting studenten dient de universiteit als bestuursorgaan in het bestuurlijk verkeer dan ook – als hoofdregel – in het Nederlands te communiceren. Op deze hoofdregel bestaan echter uitzonderingen. Een andere taal mag worden gebruikt wanneer dit bij wettelijk voorschrift is bepaald (eerste lid), en wanneer dit doelmatiger is en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad (tweede lid).

Voor wat betreft formele communicatie richting studenten wordt door de Universiteit Twente een onderscheid gemaakt tussen universiteitsbrede communicatie, die ten minste plaatsvindt in het Engels, en opleidingsspecifieke correspondentie, die ten minste plaatsvindt in de taal waarin de opleiding wordt verzorgd. Voor zover het doelmatiger is dat op grond van de gedragscode in een andere taal wordt gecommuniceerd, is de gedragscode in lijn met de Awb. Als daar in een individueel geval geen sprake van zou zijn bestaan er de in de voorgaande antwoorden genoemde mogelijkheden om dit te adresseren, binnen de instelling dan wel via een gang naar de rechter. Ik houd geen toezicht op de naleving van voorschriften in de Awb.

Overigens staat de gedragscode van de UT niet in de weg aan communicatie in het Nederlands.

De leden geven aan verontrust te zijn over het functioneren van de medezeggenschap, indien Engels de voertaal wordt. De leden vragen of studenten en docenten van Nederlandse afkomst wel op hetzelfde niveau kunnen meepraten en meebeslissen in een tweede taal, zeker waar het om complexe beleidsstukken gaat. De leden vragen of de Minister hier risico’s ziet.

Met betrekking tot de gekozen voertaal, verwacht ik dat binnen instellingen het bestuur en de medezeggenschap in goed onderling overleg komen tot goede werkafspraken. Zolang deze werkafspraken worden gemaakt en de medezeggenschap goed betrokken blijft, ga ik er van uit dat het functioneren van de medezeggenschap niet achteruit zal gaan en voorzie ik hier geen risico’s. De Universiteit Twente is zich er van bewust dat bepaalde documenten niet (enkel) in het Engels kunnen worden opgesteld. De Universiteit heeft aangegeven jaarverslagen, medewerkersverslagen, en juridische documenten in zowel het Nederlands als het Engels op te stellen, waarbij de Nederlandse versie de leidende versie is.

Tot slot lezen de leden dat de Minister aangeeft dat de keuze die Universiteit Twente heeft gemaakt, het beste genomen kan worden door de onderwijsinstelling zelf. De leden willen echter weten wat de Minister van deze keuze vindt en welke mogelijke onwenselijke gevolgen voor de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling voor studenten zij voorziet.

In mijn antwoord op eerdere Kamervragen heb ik reeds aangegeven dat ik het vanuit onderwijsperspectief van belang vind dat de kwaliteit van het onderwijs en de toegankelijkheid van het onderwijs voorop staan bij keuzes die onderwijsinstellingen maken. Ik vind dan ook dat een keuze voor het gebruik van een andere taal dan het Nederlands als voertaal een bewuste en afgewogen keuze moet zijn, met oog voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs en de instelling, en met betrokkenheid van de medezeggenschap. Daarbij ligt het voor de hand dat een instelling zich afvraagt of de betreffende voertaal geen onwenselijke gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling voor studenten.


  1. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1577.↩︎

  2. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1577.↩︎

  3. Awb: Algemene wet bestuursrecht.↩︎

  4. Ibidem.↩︎

  5. Ibidem.↩︎

  6. vwo: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.↩︎

  7. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1577.↩︎

  8. Kamerstuk 35 282.↩︎

  9. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1577, p. 2.↩︎

  10. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1579.↩︎

  11. UT: Universiteit Twente.↩︎

  12. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1577, p. 2.↩︎

  13. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1577, p. 2.↩︎

  14. Kamerstuk 29 338, nr. 186.↩︎

  15. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1577, p. 2.↩︎