Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving juni 2020
Nationale Omgevingsvisie
Brief regering
Nummer: 2020D26217, datum: 2020-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34682-50).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 34682 -50 Nationale Omgevingsvisie.
Onderdeel van zaak 2020Z12249:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-07-02 16:00: Procedurevergadering vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2020-09-03 14:45: Aansluitend aan de stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-09-24 13:00: NOVI (Algemeen overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2021-09-07 15:10: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 50 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de bewindspersonen van IenW over de uitkomsten van de Landsdelige Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving, als verbreding van de Strategische Bestuurlijke Overleggen MIRT, die we in juni 2020 met de vijf landsdelen hebben gevoerd. In de voortgangsbrief MIRT zijn de uitkomsten uit het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving Goederenvervoercorridors opgenomen (Kamerstuk 35 300 A, nr. 95).
Ik geef eerst een toelichting op de aanleiding en doelen van deze verbreding van het overleg. Daarna geef ik een overzicht van de uitkomsten van de overleggen. De in de overleggen gemaakte afspraken in relatie tot het MIRT zijn ook opgenomen in de Voortgangsbrief MIRT van de bewindspersonen van IenW. Tot slot van de brief worden de overleggen in het kader van de uitvoeringscyclus van de NOVI geplaatst.
Aanleiding en doel Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving
In het debat over de Ontwerp NOVI in de Tweede Kamer in november 2019 en in aansluiting daarop in de Bestuurlijke Overleggen MIRT van november 2019 is door de toenmalige Minister voor Milieu en Wonen aangegeven dat de komende ronde voorjaars-BO’s MIRT meer in het teken komt te staan van de uitvoering van de NOVI en daarmee het brede fysieke leefomgevingsbeleid.
Aanleiding voor deze verbreding van het bestuurlijk overleg is dat de transitieopgaven zoals genoemd in de NOVI om een bredere afweging en aanpak vragen. Naast bereikbaarheid en (versnelling van de) woningbouw gaat het ook om de transities op het terrein van energie en klimaat en natuur en landschap. In de recent verstuurde Kamerbrief over nadere keuzes in het omgevingsbeleid (Kamerstuk 34 682, nr. 48) is de noodzaak van deze werkwijze als volgt verwoord:
«Steeds duidelijker wordt dat de opgaven alleen aangepakt kunnen worden als we dit in samenhang doen, het ontwikkelpotentieel van heel Nederland benutten en zorgen voor een duurzame ontwikkeling en verbinding van alle delen van Nederland. Dit betekent niet dat overal hetzelfde moet gebeuren. Dit vraagt voor alle regio’s een specifieke strategie.»
Met de afgelopen ronde van bestuurlijke overleggen is invulling gegeven aan die verbreding. Dit is overigens een ontwikkeling die niet van de ene op de andere dag wordt gerealiseerd maar die tijd nodig heeft. We willen bovendien ook niet dat de opgebouwde werkwijze van de (strategische) BO’s MIRT verloren gaat. De bestaande goede samenwerking tussen Rijk en regio zoals opgebouwd in de afgelopen (strategische) BO’s MIRT en de verbinding tussen de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s willen we behouden.
Met de verbreding van de Bestuurlijke Overleggen willen Rijk en Regio het omgevingsbeleid samen tot uitvoering brengen. Doel waarmee we met deze bestuurlijke overleggen naar toe willen werken, is:
• Zorgen dat de doelen van de gezamenlijk opgestelde Omgevingsagenda’s, de NOVI-gebieden en NOVI-programma’s gerealiseerd worden en er daarmee voor voortgang in de uitvoering van de NOVI wordt gezorgd.
• Komen tot gezamenlijke bestuurlijke afspraken op opgaven in de leefomgeving waar gezamenlijke inzet op nodig is (werken als één overheid).
• Zorgen voor bijbehorende investeringsstrategieën, en daarbij de relatie leggen met besluitvormingstrajecten over investeringsmiddelen (zoals de BO’s MIRT als het bijvoorbeeld om het Infrastructuurfonds gaat) en andere bekostigingsmogelijkheden.
• Vormgeven aan de langetermijnstrategie voor de energietransitie.
Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving
NOVI-gebieden
Tijdens de vijf Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving is de stand van zaken ten aanzien van de selectie van de NOVI-Gebieden toegelicht. Momenteel hebben we acht «voorlopige NOVI-gebieden» geïdentificeerd waar verschillende grote en voor Nederland essentiële transities samenkomen. Wij denken nu aan de Rotterdamse en Amsterdamse havens, De Peel, het Groene Hart, Groningen, klimaatbestendige regio Zwolle, Zuid-Limburg en de Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone. Voor deze acht gebieden worden plannen van aanpak opgesteld. Op basis van deze plannen zal het kabinet, zo mogelijk dit najaar, een definitief besluit nemen over de «NOVI-gebieden».
In verschillende bestuurlijke overleggen is ook stil gestaan bij de door regio’s voorgestelde gebieden die geen plek in bovenstaande selectie hebben gekregen. Concreet waren dit vooral de voorstellen voor Den Helder/Noordkop, Foodvalley Arnhem-Nijmegen, de Metropoolregio Utrecht en Brainport Eindhoven. Voor al deze gebieden geldt dat we er al initiatieven ontplooien. Daarmee worden de gebieden goed en op een geïntegreerde wijze bediend. Voor onder meer Utrecht en Eindhoven geldt zelfs dat we al zoveel gezamenlijke initiatieven hebben en dermate veel inzet plegen, dat het toevoegen van de categorie «NOVI-gebied» daar eerder zou kunnen compliceren dan dat het zou kunnen bijdragen aan het halen van de doelstellingen. Zo werken we er aan bereikbaarheidsprogramma’s, regiodeals en woondeals, aan de erfgoeddeal, lopen er diverse MIRT-onderzoeken en -verkenningen en werken we er aan verstedelijkingsstrategieën. Dat maakt deze gebieden in zekere zin NOVI-gebieden «avant la lettre». Dat geldt zeker voor de Metropoolregio Utrecht. Dat deze gebieden nu geen NOVI-gebied worden, wil dus niet zeggen dat de betrokkenheid vanuit het Rijk daar zou verslappen. We blijven ons hier met volle kracht inzetten.
Daarnaast wordt op initiatief van de NOVI-alliantie in verschillende regio’s gewerkt aan zgn. RIA’s (Regionale Investeringsagenda’s). Deze RIA’s kunnen ervoor zorgen dat de diverse bijdragen van stakeholders (overheden en marktpartijen) bij elkaar gebracht worden en gebundeld op specifieke regionale opgaven ingezet worden. In het overleg met landsdeel Noordwest werd specifiek aandacht gevraagd voor de RIA die in ontwikkeling is voor de regio Noord-Holland direct boven het Noordzeekanaal. Vastgesteld is dat een RIA een goed instrument is om voor deelgebieden een maatschappelijk breed verankerde invulling te geven aan opgaven in de Omgevingsagenda.
Nationaal Programma Landelijk Gebied
Onderdeel van de NOVI is het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In de NOVI-brief van 23 april is dit programma aangekondigd (Kamerstuk 34 682, nr. 48). Een programma waarin de rijksoverheid in nauwe samenspraak met decentrale overheden en betrokken partijen een strategie op hoofdlijnen schetst, die richting geeft aan toekomstbestendige ontwikkeling van functies in het landelijk gebied. Eén van de grote opgaven in het Nationaal Programma Landelijk Gebied is richting geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van de agrarische sector. Het programma grijpt aan op de urgente nationale opgaven als natuurversterking, stikstofreductie en klimaatadaptatie en de politiek-bestuurlijk lastige keuzen die dit kan opleveren op concreet gebiedsniveau. Met bestuurders is van gedachten gewisseld over de scope, doelen, en onderdelen van het NPLG. Daarnaast hebben we de regio’s uitgenodigd om als koplopergroep mee te werken aan de verdere gebiedsgerichte uitwerking van het programma. Vanuit Noord-Nederland zijn de kustzone, de Friese Veenweiden en de Hoge Zandgronden zoals de Drentse Aa genoemd. Oost-Nederland denkt aan de Achterhoek en komt mogelijk nog met een gebied in Overijssel. Ook Limburg komt in overleg met Brabant met een koplopergebied. Zeeland en Zuid-Holland beraden zich of ze koploper willen zijn in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied.
Landsdeel Noordwest
Tijdens dit eerste BO Leefomgeving voor landsdeel Noordwest is voornamelijk gesproken over de grote verstedelijkingsopgave in de regio. Voor de metropoolregio’s van Utrecht en Amsterdam wordt gewerkt aan verstedelijkingstrategieën. Om voor alle gebieden van het landsdeel Noordwest tot een integrale strategie voor de lange termijn te komen is ook een afspraak gemaakt over de totstandkoming van de Omgevingsagenda.
Voor de regio Utrecht is met de bestuurders gesproken over de stand van zaken van de startbeslissing MIRT-verkenning OV en Wonen in de regio Utrecht. Dit naar aanleiding van de beslissing op 21 november 2019 om te starten met deze MIRT-verkenning. De afspraken die daarover gemaakt zijn worden nu uitgewerkt in de Startbeslissing. De belangrijkste opgaven voor deze verkenning zijn het beter bereikbaar maken van het Utrecht Science Park om zo het economisch profiel te versterken en de innovatiekracht te vergroten en het ontlasten van het verwachte knelpunt Utrecht Centraal Station. Daarnaast moeten de nieuwe woon- en werklocaties ontsloten worden en de bouw van ten minste 9.150 extra woningen in Utrecht Zuid West (inclusief Merwedekanaalzone) en Nieuwegein mogelijk maken. De verwachte aanvang is zomer 2020, afronding van de Verkenning wordt voorzien in het najaar van 2022 op het BO MIRT. Deze verkenning maakt deel uit van programma U Ned.
Ook onderdeel van het programma U Ned is het MIRT-Onderzoek Verstedelijking (wonen en werken), Bereikbaarheid en Leefbaarheid. Hierin worden brede opties doorgerekend, zowel voor het functioneren van Utrecht als »nationale draaischijf» als voor de woningbouwopgave (100.000 woningen tot 2030 in de provincie Utrecht) en werklocaties (80.000 extra werkplekken erbij tot 2040). Uitgangspunt hierbij is dat de huidige bereikbaarheidsknelpunten aangepakt zijn. Zo kunnen in het najaar keuzes gemaakt worden over integrale ontwikkeling van (grootschalige) woon- en werklocaties en bereikbaarheidsoplossingen. Hiervoor zijn nog verschillende opties in beeld, zowel wat betreft verstedelijkingslocaties als de noodzakelijke en omvangrijke mobiliteitsmaatregelen. Grofweg gaat het om verdere verdichting en uitbreiding van bestaande OV-knooppunten in de regio, ontwikkeling tussen Utrecht en Amsterdam, ontwikkeling rondom de A12 zone, en ontwikkeling Zuid/Oost lob Utrecht, of een combinatie van deze. De intentie is uitgesproken om tijdens het BO MIRT najaar 2020 een verstedelijkingsperspectief met een adaptieve ontwikkelstrategie vast te stellen inclusief een eerste set wederkerige afspraken op verstedelijking en mobiliteit. Dit kan onder meer gaan over generieke maatregelen zoals werkgevers- en onderwijsaanpak, verstedelijking bij bestaande een nieuwe knooppunten, fietsen en maatregelen om het regionaal HOV en spoorbediening door te ontwikkelen in samenhang met de uitkomsten van de lopende MIRT-Verkenning.
In het kader van het Stedelijk Netwerk Nederland ben ik verheugd dat ook de regio Amersfoort hier steeds duidelijker onderdeel van wordt. Rijk en regio hebben tijdens het BOL afgesproken dat de regio Amersfoort het initiatief om te komen tot een Verstedelijkingsperspectief doorzet. In het BO MIRT najaar 2020 wordt een aanpak gepresenteerd, waarbij ook de relatie wordt gelegd met de Omgevingsagenda Noordwest en het Stedelijk Netwerk Nederland. Betrokkenheid van het Rijk bij het vervolg wordt in hetzelfde BO MIRT najaar 2020 geagendeerd.
Met de verstedelijkingsstrategie Metropoolregio Amsterdam (MRA) zetten Rijk en regio de koers uit naar een duurzame, sociaal-maatschappelijk en economisch sterke MRA in 2050. Een polycentrische ontwikkeling van de MRA met elkaar versterkende kernen vormt de basis voor de verdere doorontwikkeling. Hiervoor creëren Rijk en regio gezamenlijk en integraal randvoorwaarden en maken keuzes op het gebied van wonen, werken, bereikbaarheid, landschap, energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie en leefbaarheid. Er zijn afspraken gemaakt over de polycentrische en evenwichtige ontwikkeling van woningbouw en werkgelegenheid tot 2030 in samenhang met bereikbaarheid en de energietransitie tot 2050 in relatie tot de verstedelijking.
De MRA kent een urgente woningbouwopgave. Door de toenemende bevolkingsgroei moet de bouwproductie voor de MRA worden verhoogd naar 175.000 woningen tot 2030 (CBS prognose 2019). Voor de woningbouwontwikkeling tot 2030 hebben Rijk en regio afgesproken om in aanvulling op eerder gemaakte afspraken de nadruk te leggen op versnelling van de uitvoering van vastgestelde plannen, plannen in voorbereiding en potentiële plannen tot 2030 en daarbij rekening te houden met de gevolgen voor de bereikbaarheid waarover besloten wordt in het gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid (SBaB).
Om te voorzien in de toegenomen woningbehoefte zal ik samen met de regionale partners volop meewerken om de jaarlijkse productie van 17.500 woningen te kunnen realiseren en om gezamenlijk de knelpunten, zoals benoemd in de woondeal, weg te nemen. Hierbij sturen we niet alleen op aantallen. We zorgen voor een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad over de regio en een nieuwbouwprogramma dat aansluit bij de behoefte met betaalbare woningen voor zowel de lage- als middeninkomens. Ook pakken we de excessen op de woningmarkt aan. Voor de woningbouwontwikkeling tot 2030 is afgesproken om in samenhang met bereikbaarheid prioriteit te geven aan het ontwikkelen van de internationale corridor Zuidwest Amsterdam Schiphol Hoofddorp, inclusief Amsterdam Zuidoost, verder het ontwikkelen van de Westkant Amsterdam en aan de oostkant in te zetten op de centrumontwikkeling Almere t/m 2030 en waar mogelijk additionele stappen te zetten ten aanzien van Amsterdam Bay Area.
Er worden niet alleen woningen gebouwd, maar steden en samenlevingen. Voor een evenwichtige ontwikkeling van de polycentrische metropoolregio en het versterken van de leefbaarheid in bestaande kernen hebben Rijk en regio afgesproken om gezamenlijk uitvoering te geven aan de beleidsintentie indicatief 10% van de werkgelegenheidsgroei in de periode 2020–2030 evenwichtig te spreiden over de stadsharten van Almere, Haarlem, Hoofddorp, Hilversum, Zaanstad, Purmerend en Lelystad. Hiermee wordt ook een bijdrage geleverd aan het zo optimaal mogelijk benutten van het bereikbaarheidssysteem, inclusief OV-knooppunten en (OV-)infrastructuur en het beter bereikbaar maken van arbeidsplaatsen voor met name praktisch en middelbaar opgeleiden in kernen buiten de kernstad.
Voor een duurzame MRA zijn tot 2030 aanzienlijke ingrepen en uitbreidingen nodig in de energie-infrastructuur. Het hoogspanningsnetwerk (150/380KV) kent anno 2020 al capaciteitsproblemen, evenals een aantal onderstations, die nodig zijn voor de regionale stroomdistributie. Het energienetwerk staat dan ook voor de middellange (tot 2030) en lange termijn (2030–2050) niet alle ambities op het gebied van woningbouw, werklocaties en energietransitie toe. Met betrekking tot de energietransitie hebben Rijk en regio afgesproken om de hoofdstructuur van de energievoorziening volwaardig mee te nemen in de afweging bij de verstedelijking en deze te koppelen aan de locaties voor opwek van hernieuwbare energie (RES) en ruimtelijk economische ontwikkelingen in de MRA in de periode 2020–2050. Voor de middellange termijn werken Rijk en regio in nauwe samenwerking met de netbeheerders een selectie van prioritaire no regret maatregelen uit, gericht op het oplossen van capaciteitsproblemen in de energienetwerken in de periode 2020–2025 en 2025–2030. Dit met als doel zoveel mogelijk te voorkomen dat vertraging optreedt en/of keuzes voor prioritering moeten worden gemaakt bij de gebiedsontwikkeling.
De overige keuzevraagstukken voor het verstedelijkingsconcept over energietransitie, de vierde hyperconnectiviteitshub, landschap, water en bodem voor de periode 2030–2050 zullen de komende maanden verder worden uitgewerkt. Het streven is om de besluiten hierover en de verstedelijkingsstrategie in het BO MIRT najaar 2020 vast te stellen. Het besluit over de fasering van grootschalige woningbouwlocaties tot 2050 zullen in samenhang met het bereikbaarheidsprogramma SBaB worden genomen.
De opgaven binnen de MRA voor de (middel)lange termijn hangen in meer of mindere mate samen met opgaven in de aan de MRA grenzende gebieden (Noord-Holland Noord, overig Flevoland, Utrecht, Leidse regio). Waar dit relevant is, zal de Verstedelijkingsstrategie MRA hier aandacht aan besteden of zullen deze worden uitgewerkt in de Omgevingsagenda Noordwest.
Voor het opstarten van de Omgevingsagenda Noordwest is besloten om dit jaar prioriteit te geven aan lopende Rijk-regiotrajecten, zoals de verstedelijkingsstrategieën MRA en MRU, waarin een groot aantal gebiedsgerichte opgaven al worden opgepakt. Zo ondersteun ik ook de NOVI-alliantie Noord Holland bij het opstellen van een Regionale Investeringsagenda’s voor het gebied boven het Noordzeekanaal. Rijk en regio hebben afgesproken in januari 2021 te starten met een verkenning van aanvullende gebiedsgerichte opgaven, die mogelijk kunnen landen in de Omgevingsagenda. In het BO Leefomgeving van voorjaar 2021 wordt vastgesteld welke aanvullende gebiedsgerichte opgaven een plek krijgen in de Omgevingsagenda. De Omgevingsagenda Noordwest zal dan in principe in het BO MIRT van najaar 2021 worden vastgesteld.
De verstedelijkings- en bereikbaarheidsopgaven in de MRU en MRA zijn groot en urgent. Voor de realisatie van de opgaven zijn onvoldoende financiële middelen beschikbaar bij Rijk en regio. Dit vraagt om een reële fasering van de gebiedsontwikkelingen voor de middellange en lange termijn. Daarnaast zullen Rijk en regio moeten bezien in hoeverre extra financiële middelen beschikbaar kunnen komen.
Landsdeel Noord
In dit bestuurlijk overleg stond bespreking van de Contour Omgevingsagenda centraal. De Contour Omgevingsagenda vormt de eerste stap naar een vastgestelde Omgevingsagenda Noord in 2021. Er is met het landsdeel afgesproken gezamenlijk verder te werken aan de Omgevingsagenda en te bekijken wat nodig is om de omgevingsopgaven verder te brengen. Daarbij kan binnen die agenda sprake zijn van maatwerk voor deelgebieden in Noord-Nederland. De Contour Omgevingsagenda benoemt acht omgevingsopgaven:
• Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes
• Benutten van de brede effecten van de energietransitie
• Economisch perspectief in kringlooplandbouw en natuur inclusieve landbouw
• Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord Nederland
• Versterken Stedelijk Netwerk Noord Nederland
• Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaal economische achterstand
• Water als verbindende schakel in klimaat adaptieve maatregelen
• Waarborgen van de Omgevingskwaliteit
Drie omgevingsopgaven zijn specifiek besproken in het BO Leefomgeving Noord. Bij de opgave «water als verbindende schakel in klimaat adaptieve maatregelen» is ingegaan op uitdagingen als verdroging van landbouw en natuurgrond, verzilting, waterbescherming en vernatting van bijvoorbeeld de veenweide gebieden. Daarbij hebben Regio en Rijk besproken dat het thema water hier een grote rol speelt in het bepalen van het landgebruik. In dat kader is ook een goede positie van de waterschappen in EU-gremia van belang. Regio en Rijk hebben gezamenlijk de kustzone, Friese Veenweide, de Hoge Zandgronden en Drentse Aa aangedragen als mogelijke koplopergebieden in het kader van het nationaal programma landelijk gebied.
Bij de omgevingsopgave «Versterken Stedelijk Netwerk Noord Nederland» is voor het landsdeel een aantal onderwerpen besproken en is specifiek stilgestaan bij de Verstedelijkingsstrategie Groningen – Assen. Voor het landsdeel is besproken dat in Noord Nederland naast een groeiopgave er ook een grote transformatieopgave ligt, dat Leeuwarden en Emmen (naast Groningen – Assen) een belangrijke rol spelen in het stedelijk netwerk en dat goede en snelle landsdelige OV verbindingen essentieel zijn in het benutten van het Noordelijk potentieel voor het Stedelijk Netwerk Nederland. Voor de Verstedelijkingsstrategie Groningen Assen is afgesproken dat Regio en Rijk blijven samenwerken om in de toekomst te kunnen voldoen aan de groeiende woningbehoefte. Gezamenlijk werken Regio en Rijk de vier verstedelijkingsmodellen uit tot één voorkeursvariant en bekijken wat nodig is om die te verwezenlijken. Deze volgende stap wordt besproken in het BO MIRT van dit najaar.
Voor de omgevingsopgave «Benutten van de brede effecten van de energietransitie» is met name stilgestaan bij de kansen die de energietransitie biedt voor Noord Nederland. Nu de gaswinning wordt afgebouwd neemt ook de omvang van die economische sector af. Energietransitie levert nieuwe economie en werkgelegenheid op. Bijvoorbeeld door het benutten van kansen op het gebied van waterstofeconomie of aquathermie en energie infrastructuur. Voor de transitie hebben Regio en Rijk elkaars steun nodig, waarbij de kansen uit de Europese Green Deal bekeken moeten worden. Regio en Rijk hebben afgesproken dit punt verder uit te werken in de Omgevingsagenda Noord.
Landsdeel Oost
Afgelopen tweeënhalf jaar is in landsdeel Oost hard gewerkt aan de pilot omgevingsagenda Oost Nederland. Op het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving is het eindresultaat van deze pilot, de omgevingsagenda Oost Nederland, besproken. Deze omgevingsagenda bevat de gezamenlijke integrale gebiedsopgaven van Rijk en regio in Oost-Nederland op het gebied van de fysieke leefomgeving vertaald naar een programma van acties, maatregelen en projecten – aanvullend op wat al loopt – om de komende jaren gezamenlijk op te pakken. Dit is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen de provincies Gelderland en Overijssel, vijf waterschappen (Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe, Rivierenland, Vechtstromen en Drents Overijsselse Delta), de regio’s, de grote gemeenten en het Rijk (BZK, IenW, EZK, LNV en OCW). Tijdens het bestuurlijk overleg is veel waardering uitgesproken voor Oost Nederland voor het uitvoeren van deze pilot. Tevens is benadrukt dat dit instrument en de wijze waarop is samengewerkt een goede stap is in het werken als één overheid. Rijk en regio hebben besloten deze omgevingsagenda nu voor vaststelling voor te leggen aan de verschillende dagelijks besturen. Uw Kamer ontvangt de Omgevingsagenda Oost op korte termijn. Jaarlijks wordt de voortgang op de opgaven en afspraken besproken en waar nodig geactualiseerd. Periodiek zal bijsturing plaatsvinden en zo in een cyclisch proces, conform het NOVI proces, gebracht. De Omgevingsagenda is daarmee dynamisch en adaptief.
Verder is gesproken over de invulling van de verstedelijkingsstrategie Arnhem-Nijmegen-Foodvalley. Afgesproken is dat in het BO MIRT 2020 gesproken wordt over de potentiële «vlekken» voor grootschalige woningbouwlocaties en werklocaties; dit alles in balans met bereikbaarheid en de leefomgeving. Dit is belangrijk want het aantal inwoners in het gebied Arnhem – Nijmegen – FoodValley neemt de komende jaren fors toe. De opgaven rondom verstedelijking, bereikbaarheid, klimaatverandering, energietransitie, verduurzaming van de economie, en de druk op het natuurlijk systeem en het landschap vragen om een integrale aanpak.
Rijk en regio zijn verder overeengekomen dat uitvoering wordt gegeven aan de in de Omgevingsagenda Oost voorgestelde afspraken met betrekking tot klimaatadaptatie. In de Omgevingsagenda Oost Nederland zijn voor de regio’s Twente en Zwolle opgaven geformuleerd waar de klimaatopgave centraal in staat. Voor de regio Zwolle ligt de nadruk op het klimaatadaptief accommoderen van de forse stedelijke en economische groei van de regio. Voor de regio Twente gaat het vooral om het vergroten van het retentievermogen. Om de leefbaarheid in de regio Twente te waarborgen is meer kennis over de werking, knelpunten en kansen van de systeemlaag van water en ondergrond essentieel. Het in samenhang aanpakken van landschappelijke ontwikkeling, klimaatadaptatie, energieopwekking, wonen en duurzame landbouw kan het aantrekkelijke en duurzame leefklimaat van het landelijk gebied en de steden in Twente versterken.
Landsdeel Zuid
Het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving voor het landsdeel Zuid-Nederland stond in het teken van de omgevingsagenda Brabant/Limburg. Hierbij zijn twee specifieke opgaven uit deze omgevingsagenda uitgelicht, de verstedelijkingsopgave in Brabant en de cumulatie van opgaven in Zuid-Limburg.
Voor de omgevingsagenda is een eerste analyse van opgaven voor een aantrekkelijk, bereikbaar, concurrerend en duurzaam Brabant en Limburg besproken. Hierbij is van gedachten gewisseld over daar waar bestuurders een stapeling van opgaven zien en de aanpak van Rijk en Regio meer samen willen brengen. Rijk en regio hebben vastgesteld dat een verdere uitwerking van opgaven noodzakelijk is in samenhang met lopende strategieën, programma’s, gebiedsgerichte aanpakken en de regionale omgevingsagenda’s. Opgaven die hierbij genoemd zijn: waterkwaliteit en -kwantiteit, het samenvallen van diverse transities in het landelijk gebied en het accommoderen van verdere verstedelijking.
Tijdens het gesprek over de verstedelijkingsstrategie voor het stedelijk netwerk Brabant lag de focus op de urgentie en cumulatie van opgaven in de stedelijke regio’s in Brabant. Daarbij dienen de opgaven op het vlak van verstedelijking in samenhang worden bezien met opgaven op gebied van water, duurzaamheid, natuur en ruimte voor duurzame economie, mobiliteit, energie en klimaat. Rijk en regio willen de mogelijkheden en meerwaarde van een Brabantse verstedelijkingsstrategie onderzoeken en nemen daarom het initiatief om met partners in de regio de ontwikkeling van een verstedelijkingstrategie te verkennen. Doel van een verstedelijkingsstrategie is een gedeelde adaptieve ontwikkelstrategie voor stedelijk Brabant in relatie tot de rest van stedelijk Nederland. Daarbij zijn afspraken over partnerschap mogelijk tussen Rijk, provincie en stedelijke regio’s ter bevordering van een duurzame verstedelijking en afstemming rondom het uitvoeren van de diverse transitieopgaven.
Ook is gesproken over de stapeling van fysieke en sociaaleconomische opgaven in Zuid-Limburg. Hierbij is in de context van bevolkingsdaling en grensligging gesproken over het uitbouwen en circulair maken van de economie, complexe transformatie van het stedelijk gebied en behoud en versterking van het Nationaal Landschap. Rijk en regio hebben afgesproken samen te verkennen hoe lopende trajecten van Rijk en (EU-)regio kunnen worden versterkt om deze opgaven als één overheid op te pakken als onderdeel van de omgevingsagenda Brabant/Limburg. Indien de voorlopige aanwijzing van Zuid-Limburg als NOVI-gebied definitief wordt, zal de aanpak van deze opgaven hiervan onderdeel uitmaken.
Landsdeel Zuidwest
Ook in het landsdeel Zuidwest begint de Omgevingsagenda meer vorm te krijgen. Rijk en regionale overheden werken daarin als één overheid samen, ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid. In de uitwerking van de Omgevingsagenda Zuidwest zijn in het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving voor Zeeland drie gebiedsgerichte opgaven vastgesteld, waar de samenwerking op wordt versterkt:
• North Sea Port District-Terneuzen: nu samen doorpakken en uitvoeren.
• Kust in de Delta: investeren in een gedeeld beeld van de opgaven.
• Transitie landelijk gebied in twee snelheden: gebiedsgericht samenwerken als Rijk en regio.
Het Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen bespreken als één overheid en in triple helix verband hoe zij samen de opgaven voor Zeeland beter en sneller kunnen oppakken en uitvoeren. Inzet is om North Sea Port District, als belangrijkste opgave, aan te wijzen als NOVI-gebied en voor landelijk gebied wordt onderzocht of de uitwerking voor Zeeland mogelijk een koplopergebied kan zijn in het kader van het National Programma Landelijk Gebied. Belangrijke uitwerkingspunten zijn grensoverschrijdende samenwerking met de federale overheid van België, de relatie met het Deltaprogramma, Goederencorridor Zuid Rotterdam Antwerpen (in samenhang met die van Oost en Zuidoost) en Smart Mobility.
Afgesproken is dat voor het BO-MIRT in het najaar ook voor Zuid-Holland de opgaven in samenhang met de lopende bouwstenen in beeld worden gebracht.
Daarnaast heeft het Rijk samen met de partners uit de regio Zuid-Holland afspraken gemaakt, en specifiek voor de Zuidelijke Randstad. Eén van de drukste regio’s van Nederland met een veelzijdige economie die naar verwachting de komende jaren verder zal blijven groeien. Tot 2040 blijft de vraag groot naar meer (betaalbare) woningen in de Zuidelijke Randstad. Daarnaast zijn er grote opgaven op het gebied van bereikbaarheid, economie, energietransitie, klimaatadaptatie en het versterken van het landschap ten behoeve van de kwaliteit van de leefomgeving. Dit zijn complexe opgaven die in samenhang moeten worden opgepakt.
Het Rijk heeft kennisgenomen van de regionale groei -en herstelagenda voor Zuid-Holland, opgesteld door bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden. Deze agenda biedt een goede basis voor de bijdrage van de regio Zuid-Holland aan de brede nationale welvaart, herstel van de economie en draagt bij aan versterken van het verdienvermogen voor Nederland. Een goede bereikbaarheid speelt hierin (in samenhang met de verstedelijking) een belangrijke rol. Rijk en regio vinden het wenselijk om gezamenlijk op te trekken om de nationale en regionale agenda’s goed op elkaar af te stemmen (zorgen voor synergie).
De woningbouwopgave is groot in Zuid-Holland, met name in de Zuidelijke Randstad. Naar aanleiding van de nieuwste bevolkingsprognoses van het CBS zijn BZK, provincie Zuid-Holland en gemeenten in gesprek wat de bevolkingsgroei betekent voor de woningbouwopgave in Zuid-Holland. Tijdens het BO-MIRT in november 2019 hebben Rijk en regio afgesproken om te streven naar accommoderen van tweederde van de totale woningbouwopgave van de provincie Zuid-Holland in de stedelijke kernen nabij de spoorlijn Leiden-Dordrecht. Ook andere HOV-assen bieden mogelijkheden voor extra woningbouw, dit wordt nog nader verkend. Naast deze locaties wordt er, passend binnen de capaciteit van het wegennet, in Zuid-Holland nog gewerkt aan de planvorming voor twee grote buitenstedelijke locaties, Valkenburg (gemeente Katwijk) en Zuidplaspolder (gemeente Zuidplas).
Onder regie van de provincie Zuid-Holland zal de verstedelijkingsstrategie voor de gehele provincie verder worden uitgewerkt, in samenspraak met Rijk en betrokken partijen in de regio. Afgesproken is dat in het BO MIRT dit najaar de nader uitgewerkte (adaptieve) integrale verstedelijkingsstrategie voor Zuid-Holland wordt geagendeerd. Doel is het verkrijgen van bestuurlijk akkoord op deze strategie. Basis voor de integrale verstedelijkingsstrategie betreffen de uitgangspunten zoals verwoord in de NOVI en het provinciaal omgevingsbeleid. In haar verstedelijkingsstrategie zal de provincie een voorstel doen voor programmering en fasering. Hierbij gaat het zowel om kwantiteit als kwaliteit. De uitwerking van nieuwe locaties en verstedelijkingsassen dient samen op te lopen met de uitwerking van mobiliteit en verstedelijking binnen het programma MoVe.
In het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving is afgesproken dat in het BO MIRT dit najaar de vervolgstappen en mogelijke investeringsbeslissingen voor dit programma wordt geagendeerd. Concreet vindt inhoudelijke uitwerking plaats ten behoeve van een mogelijke startbeslissing voor CID-Binckhorst, (OV) afspraken met betrekking tot de MIRT-verkenning Oeververbindingen Rotterdam en de volgende stap in de pre-verkenning MOVV die gericht is op de «Oude Lijn» (Leiden-Dordrecht), knooppunten en HOV-corridors. Daarnaast wordt ook gewerkt aan vervolgstappen van de gebiedsuitwerking Voorne Putten – Haven Rotterdam en de Korte Termijn Aanpak (waaronder Westland). Besloten is de maatregelen/projecten op basis van aanvullende informatie en een gefaseerde aanpak integraal af te wegen, waarbij de gezamenlijke strategie voor Mobiliteit en Verstedelijking zoals verankerd in het verstedelijkingsakkoord Zuidelijke Randstad uitgangspunt is.
In dit bestuurlijk overleg is gesproken over de borging van wederkerigheid van de afspraken tussen mobiliteit en verstedelijking. Conform bovengenoemd Verstedelijkingsakkoord is daarbij het uitgangspunt dat investeringen in bereikbaarheidsmaatregelen en verstedelijking langs de Oude Lijn synchroon lopen. Dat betekent onder andere zicht op wederkerige afspraken met betrekking tot ruimtelijk flankerend beleid en woningbouw (fasering en programmering).
Ter afsluiting
Met deze brief hebben we uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de eerste Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving. Daarmee past deze brief ook in de cyclus van de NOVI. Met ingang van volgend jaar zullen de uitkomsten van de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving in de (eerste) NOVI-voortgangsbrief die naar verwachting zal verschijnen voor de zomer 2021. Naast de afspraken uit de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving vormen onder meer de resultaten van de jaarlijkse NOVI-conferentie, de twee jaarlijkse monitor, vierjaarlijkse evaluatie en burgerperspectiefonderzoek input voor deze voortgangsbrief.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren