[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op de motie van de leden Wiersma en Bruins over het afstaan van intellectueel eigendom (Kamerstuk 31288-842)

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2020D26517, datum: 2020-06-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-870).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -870 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2020Z12400:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 870 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2020

In het VSO van 4 juni 2020 over beantwoording schriftelijke vragen inzake het bericht «Ruzie met de universiteit over een briljant idee» (Kamerstuk 31 288, nr. 840) is de motie van de leden Wiersma en Bruins ingediend, die later is aangenomen (Kamerstuk 31 288, nr. 842).

Hierin wordt onder meer gevraagd de Kamer te informeren over de wijze waarop in het toezichtkader wordt geborgd dat de toegankelijkheid, de kwaliteit en het aanbod van het onderwijs niet mogen afhangen van het wel of niet afstaan van het intellectueel eigendom.

Ik kan u daarover als volgt informeren. De wet borgt de toegankelijkheid en de kwaliteit, en daarmee het aanbod van het onderwijs. Wanneer wordt voldaan aan de wettelijk bepaalde vooropleidings- en toelatingseisen heeft een ieder (in principe) het recht om te worden toegelaten. Ook aan de studeerbaarheid van een onderwijsprogramma zijn vereisten gesteld. Met het al dan niet afstaan van intellectueel eigendom kan en mag door een onderwijsinstelling daar niet aan af worden gedaan. Met haar toezicht op de naleving van deze wet- en regelgeving door de Inspectie van het Onderwijs is en blijft geborgd dat ook in geval iemand geen afstand wenst te doen van het intellectueel eigendom, hieraan niet wordt getornd. Het Richtsnoer zoals dat wordt opgesteld door de VSNU is in lijn met de wet, zodat de aspecten van de toegankelijkheid, de kwaliteit en het aanbod van het onderwijs ook daar in terug komen.

Bij het eerder genoemde VSO van 4 juni 2020 stelde het lid Futselaar naar aanleiding van de hierboven genoemde motie van de leden Wiersma en Bruins de vraag of het niet zinvol is om de Vereniging Hogescholen toe te voegen aan de lijst van instanties waarmee afspraken moeten worden gemaakt. Ik heb in reactie hierop bij het VSO aangegeven dat ik het een goede suggestie vind maar niet met het VSNU-tijdpad, omdat de VSNU al een eind op streek is met de voorbereidingen van een Richtsnoer over intellectuele eigendomsrechten (IER) en studenten. Ook bij de hogescholen kan hetzelfde vraagstuk spelen maar dan kiezen we voor een passend tijdpad. Hierop is contact geweest met de Vereniging Hogescholen (VH) en ik informeer u graag over de uitkomst hiervan.

De VH vindt het zinvol om voor de hogescholen een Richtsnoer op te stellen, waarin een kader wordt gesteld voor hogescholen rond IER en studenten, over wie wanneer eigenaar is van IER; uiteraard passend bij de aard, de werkwijze en onderwerpen zoals die binnen de setting van het hbo spelen.

De VH zal hier na de zomer 2020 mee aan de slag gaan. Het streven is om het VH-Richtsnoer in het voorjaar 2021 gereed te hebben, zodat de hogescholen ook de tijd hebben om het Richtsnoer binnen de eigen organisatie te implementeren en er met de start van het studiejaar 2021–2022 uitvoering aan kunnen geven.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven