[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgang Visie 'Recht doen, kansen bieden'

Rechtsstaat en Rechtsorde

Brief regering

Nummer: 2020D26584, datum: 2020-06-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29279-603).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29279 -603 Rechtsstaat en Rechtsorde.

Onderdeel van zaak 2020Z12423:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2019-2020

29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 603 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2020

Op 11 juli 2019 ontving uw Kamer de eerste voortgangsbrief over mijn visie «Recht doen, kansen bieden; naar effectievere gevangenisstraffen».1 Hierbij informeer ik u graag voor de tweede maal over de voortgang, ook namens alle betrokken partners. Daarnaast geef ik de stand van zaken bij het programma Koers en Kansen. In het tweede deel van deze brief geef ik een korte beleidsreactie op het WODC-rapport «Leefklimaat en stress in detentie, een pilotstudie in PI Nieuwegein», dat ik op 11 juni jl. aan uw Kamer zond (Kamerstuk 24 587, nr. 770). In dat deel doe ik ook twee toezeggingen gestand uit het algemeen overleg gevangeniswezen en tbs van 6 februari 2020 om uw Kamer voor de zomer te doen toekomen:

1) een aanzet tot een meerjarig tijdpad met doelstellingen en mijlpalen van veiligheidsmaatregelen in het gevangeniswezen;

2) een analyse van incidenten in het gevangeniswezen.

Daarnaast besteed ik aandacht aan enkele toezeggingen die ik in het kader van de visie heb gedaan gedurende de behandeling van het wetsvoorstel straffen en beschermen in de Eerste Kamer op 16 juni 2020. Daar rekenschap van gevend, ontvangt de Eerste Kamer deze voortgangsbrief ook.

Inleiding

Sinds 2018 werken de ketenpartners hard en voortvarend aan de uitvoering van de visie.2 Nederland werd begin maart 2020 getroffen door het coronavirus. Om verspreiding van het virus binnen de penitentiaire inrichtingen te voorkomen en om de orde en veiligheid te kunnen waarborgen, hebben de drie reclasseringsorganisaties en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een aantal ingrijpende maatregelen getroffen. Uw Kamer is over de inhoud van de maatregelen geïnformeerd in mijn brieven van 13 en 15 maart en 2 april 2020.3 De maatregelen zoals het opschorten van bezoek en verlof en de aanpassingen van het dagprogramma, hebben een grote impact gehad op het personeel in de inrichtingen. Onder deze uitzonderlijke omstandigheden moest het personeel alle aandacht en inzet richten op het draaiende houden van het primaire proces in de inrichtingen, om de (medische) veiligheid en de rechten van de gedetineerden en zichzelf zo goed mogelijk te garanderen. Ondanks de beperking van bezoek en verlof werd de uitvoering van de visie zo goed als mogelijk ter hand genomen en waar nodig gezocht naar alternatieven. Gelet op deze uitzonderlijke omstandigheden heeft de uitvoering en implementatie van de maatregelen uit de visie «Recht doen, kansen bieden» echter op onderdelen enige vertraging opgelopen.

Deel 1: Visie «Recht doen, kansen bieden»

Met de uitvoering van de visie op effectieve gevangenisstraffen herstelt het kabinet het evenwicht tussen belangen van slachtoffers, de veiligheid van de samenleving en belangen van gedetineerden. Deze balans sloeg eerder te veel door naar de belangen van de gedetineerde. Een straf moet echt een straf zijn en moet ook zo worden ervaren; tegenover het plegen van strafbare feiten moet vergelding staan. Daarmee wordt recht gedaan aan de slachtoffers, nabestaanden en de samenleving. Daarnaast moet een straf zijn gericht op het voorkomen van herhaalde criminaliteit. Tijdens detentie moeten recidiverisico’s in beeld zijn. Niet pas aan het eind, maar meteen bij aanvang van detentie wordt gewerkt aan de voorbereiding op de terugkeer naar de samenleving. Centraal staat de persoonsgerichte benadering van de gedetineerde en de inzet op gedragsverandering.

Straf is straf, maar de straf biedt ook kansen. Dat is het uitgangspunt van de visie. We werken hier sinds 2018 samen aan: DJI, de reclassering en gemeenten, met zorginstellingen, vrijwilligers, onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven. Zo maken wij Nederland veiliger.

De implementatie van de visie «Recht doen, kansen bieden» is een meerjarig traject. Ik informeer uw Kamer over de belangrijkste ontwikkelingen langs de drie sporen uit de visie:

Spoor 1: Straf is straf

Spoor 2: Gedrag telt

Spoor 3: Werken aan een veilige terugkeer

Om de ambities waar te maken, moet de organisatie op orde zijn. Daarvan doe ik verslag onder het kopje de basis op orde.

Spoor 1: Straf is straf

Straf is straf: De kern van elke gevangenisstraf is dat de vrijheid van de veroordeelde wordt ontnomen, waardoor hij gedurende een bepaalde termijn uit de samenleving wordt verwijderd. Gevangenisstraffen hebben een vergeldend kenmerk, ze moeten genoegdoening bieden aan de samenleving, en aan slachtoffers en nabestaanden in het bijzonder.

• Een maximale termijn van twee jaar voor de voorwaardelijke invrijheidstelling

• Toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling op basis van een beslissing ten aanzien van iedere gedetineerde (individuele beoordeling)

• Verlof wordt in de laatste fase van detentie verleend op basis van een individuele afweging

Op 25 juni 2019 heeft uw Kamer het wetsvoorstel straffen en beschermen (hierna: wetsvoorstel SenB) (Kamerstuk 35 122) met brede steun aangenomen (Handelingen II 20182/19, nr. 97, item 27). De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel SenB op 15 en 16 juni 2020 behandeld (Handelingen I 2019/20, nr. 31, item 3 en Handelingen I 2019/20, nr. 32, items 2 en 9) en op 23 juni aangenomen (Handelingen I 2019/20, nr. 33, item 7). Intussen tref ik samen met de betrokken organisaties voorbereidingen voor de implementatie van het wetsvoorstel. Onderdeel hiervan is het opstellen van het uitvoeringsbesluit, waarin onder andere de gegevensdeling tussen DJI, reclassering en gemeenten ten behoeve van het detentie- en re-integratieplan van nadere regels wordt voorzien. Dit besluit geef ik op korte termijn in consultatie. Ook de ministeriële regelingen die verder uitvoering geven aan het wetsvoorstel zijn in voorbereiding. Hierin worden onder andere mijn voorstellen voor het wijzigen van het verlofstelsel vastgelegd, met in achtneming van de motie van de leden Groothuizen en Kuiken.4

In vervolg op mijn brief van 18 december 2019 informeer ik uw Kamer in deze voortgangsbrief over de voortgang op drie moties die uw Kamer ten aanzien van bovengenoemd wetsvoorstel heeft aangenomen.5

De motie van het lid Drost c.s. verzoekt de regering een kader op te stellen voor de evaluatie van de wet, die na vijf en tien jaar na inwerkingtreding zal plaatsvinden.6 Het opstellen van het evaluatiekader, inclusief de nulmeting, wordt door het WODC uitbesteed aan een extern onderzoeksbureau. Ik verwacht het evaluatiekader dit najaar met uw Kamer te kunnen delen. Bij het opstellen van dit kader zal rekening worden gehouden met mijn toezeggingen over de evaluatie tijdens de behandeling van het wetsvoorstel SenB in de Eerste Kamer op 15 en 16 juni 2020. Dit gaat om onder andere de gevolgen van de nieuwe v.i.-regeling op de strafoplegging en de drie criteria om vrijheden toe te kennen (het gedrag van de gedetineerde, de maatschappelijke risico’s en in het bijzonder het slachtofferbelang) specifiek onderdeel te laten zijn van de evaluatie.

De motie van de leden Van Toorenburg en Van Wijngaarden verzoekt om een vertegenwoordiging van slachtofferorganisaties in het adviescollege voorwaardelijke invrijheidstelling (AVI).7 Inmiddels heeft het OM te kennen gegeven dat het victimologische expertise zal borgen in het AVI.

De motie van de leden Van Nispen en Van den Berge, ten slotte, verzoekt om jaarlijks te rapporteren over de voortgang op de maatregelen re-integratie.8 Dit doe ik bij spoor 2 en 3 in deze brief. De motie vraagt ook het draagvlak onder het gevangenispersoneel voor deze maatregelen hierbij te betrekken. Daarvoor heeft DJI een communicatiestrategie in gang gezet om medewerkers mee te nemen in de achtergrond van het wetsvoorstel. Daarin wordt hen ook informatie gegeven over wat de uitvoering van de visie, ook met betrekking tot de re-integratie, vraagt van de verschillende functiegroepen. Werkdocumenten en handelingskaders worden aangepast aan de behoeften van het personeel. Trainingen en expertmeetings (voor ongeveer 4.000 medewerkers) bereiden hen voor op de nieuwe manier van werken. Om het personeel verder te ondersteunen heb ik DJI extra financiële middelen toegekend, waarmee personeel wordt ondersteund bij de implementatie van het wetsvoorstel.

Spoor 2: Gedrag telt

Gedrag telt: een gedetineerde is zelf verantwoordelijk voor het verloop van de eigen detentie. Goed gedrag wordt beloond, slecht gedrag bestraft. Gedrag van gedetineerden weegt sterker mee bij de invulling van detentie.

• Verbeterde intake, toepassing detentie- en re-integratieplan en begeleiding

• Risico’s bij het verlenen van vrijheden continu in beeld

• Professionalisering samenwerking met de reclassering in de penitentiaire inrichting

• Voorbereiding op re-integratie ook voor kortgestraften

• Meer arbeid tijdens detentie

Vanaf de start van detentie wordt met de gedetineerde gewerkt aan een veilige en perspectiefvolle terugkeer in de samenleving. Hierbij staan de persoonsgerichte benadering van de gedetineerde en de inzet op gedragsverandering centraal. DJI heeft hiervoor een werkproces ingericht.

Integrale intake en detentieverloop

Het afgelopen jaar is de integrale intake geïntroduceerd bij alle penitentiaire inrichtingen. Deze geeft het bestaande screeningsproces een kwaliteitsimpuls. Met de integrale intake schetsen DJI, de reclassering en de gemeente samen bij aanvang van detentie een beeld van de gedetineerde: wie is hij/zij, welke problematiek heeft hij/zij, welke risico’s zijn er en aan welke ontwikkeling en basisvoorwaarden (zoals woonsituatie en schulden) moet worden gewerkt. Dit wordt in een persoonlijk detentie- en re-integratieplan opgenomen. Het rapporteren over de voortgang van dit plan is verbeterd, evenals de samenwerking met reclassering en gemeenten. In 2020 en 2021 wordt verder gewerkt aan verbetering van de overdracht van informatie.

Dagprogramma, Beveiliging en Toezicht op maat

Per 1 september 2020 zal het aangescherpte toetsingskader promoveren en degraderen, met de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (Rspog), in werking treden. Meer dan in het huidige kader wordt de nadruk gelegd op de actieve inzet van de gedetineerde voor de eigen re-integratie. Het toetsingskader stelt de norm voor gewenst en ongewenst gedrag en vormt de basis voor de beoordeling of een gedetineerde in het basis- of plusprogramma wordt geplaatst. Het kader definieert gedrag dat een inbreuk maakt op de veiligheid, orde en rust in de inrichting en daarom direct leidt tot terugplaatsing van het plus- naar het basisprogramma. De komende maanden gebruikt DJI om per inrichting af te spreken hoe de medewerkers hierop worden voorbereid. Zij worden ondersteund door een startpakket met informatie (onder andere een informatieblad, een gewijzigde handleiding en onderleggers ten behoeve van rapportage).

Risicoscreener

De risicoscreener is een instrument dat risico’s op geweld zowel «binnen» als de eerste periode «buiten» (bij vrijheden of ontslag) snel in beeld brengt, zonder dat daarvoor een beoordeling van gedragsdeskundigen noodzakelijk is. DJI heeft de risicoscreener ontwikkeld in nauwe samenwerking met wetenschap en de reclassering. Het instrument biedt handvatten voor besluitvorming over verlening van interne en externe vrijheden en bevordering van de interne en externe veiligheid. De risicoscreener geeft ook voeding aan het detentie- en re-integratieplan.

De risicoscreener is eerst in zeven penitentiaire inrichtingen getoetst op validiteit, betrouwbaarheid en werkbaarheid.9 De uitkomsten van deze toets zijn positief. Eind februari 2020 is overgaan naar de tweede pilotfase waarin de informatie uit de risicoscreener wordt gebruikt in het Multidisciplinair Overleg (MDO) van deze inrichtingen ter voeding van het detentie- en eventuele vrijhedentraject. Onderzocht wordt hoe dit werkproces verloopt en wat de toegevoegde waarde is van de risicoscreener binnen het MDO en de vrijhedencommissie, bijvoorbeeld ten aanzien van risicobewust denken en besluitvorming omtrent vrijheden. Wanneer ook deze pilotfase een positieve uitkomst kent zal de risicoscreener, zodra dit mogelijk is, landelijk worden ingevoerd. In de PI’s zullen de backoffice-medewerkers, casemanagers, afdelingshoofden, hoofden en plv. hoofden D&R, psychologen en directeuren worden getraind middels een train-de-trainer constructie. Dit betreft alles bijeen ongeveer 1.400 medewerkers. Voor de toepassing van de risicoscreener is structureel € 3,75 mln. beschikbaar gesteld.

Casemanagers

De persoonsgerichte aanpak houdt niet alleen in dat we iets vragen van gedetineerden – namelijk dat zij naar vermogen verantwoordelijkheid nemen – maar ook dat zij de hulp en begeleiding krijgen die zij nodig hebben. Dit is een taak voor alle executieve medewerkers, met name voor de mentor en de casemanager: het stimuleren en ondersteunen van gedetineerden. Eind 2019 is het onderzoek naar de verbetering van het vakmanschap van de casemanager afgerond. Dit onderzoek «Goed casemanagerschap in de PI» is in samenwerking met de Hogeschool Utrecht in PI Dordrecht, Leeuwarden en Nieuwersluis uitgevoerd. Een belangrijke uitkomst is dat casemanagers bij het maken van afwegingen zwaar leunen op hun ervaringskennis. Het onderzoek stelt dat het combineren van deze ervaringskennis (practice based) met wetenschappelijke instrumenten en kennis (evidence based) het vakmanschap van de casemanager kan vergroten. Het gevoel dat een gedetineerde «niet pluis» is, kan met de risicoscreener feitelijk worden gestaafd. Gecombineerd met al beschikbare kennisbronnen (zoals bijvoorbeeld het reclasseringsadvies, de uitkomsten van de SCIL en de Reflector) kan een persoonsgericht en onderbouwd detentietraject worden ingezet.10 Deze methodische manier van denken en handelen wordt verwerkt in een nieuw handboek en een nieuwe opleiding voor casemanagers.

Stevigere positie reclassering

De reclassering krijgt een stevige positie binnen het gevangeniswezen. Voorheen vonden de reguliere werkzaamheden van de reclassering, zoals de advisering over de v.i. en toezicht na detentie, plaats aan het eind van de detentie. Nu wordt de reclassering al aan het begin van de detentie samen met gemeenten en andere ketenpartners betrokken bij de bepaling van een continu en integraal detentie- en re-integratietraject dat past in de levensloop van de gedetineerde. In 2019 is een programma gestart waar in acht experimenten wordt onderzocht voor welke gedetineerden, in welke vorm en in welke fase, inzet van de reclassering (de meeste) meerwaarde heeft en hoe de samenwerking tussen de casemanager en de reclassering eruitziet. In samenwerking met de Hogeschool Utrecht is per experiment een werkwijze beschreven die in 2020 en 2021 in de praktijk worden getoetst en doorontwikkeld. Gelijktijdig wordt een selectie-ondersteunend model ontwikkeld waarmee methodisch kan worden bepaald voor welke gedetineerden persoonsgerichte inzet van de reclassering nodig is. Een nadere toetsing, onderbouwing en doorontwikkeling van het model vindt in 2020 en 2021 plaats. Het selectie-ondersteunend model kan na vaststelling landelijk worden ingevoerd, naar verwachting begin 2022. Voor dit project heb ik in totaal 4,5 miljoen beschikbaar gesteld voor de jaren 2019 t/m 2021.

Arbeid

Arbeid in detentie is een essentieel onderdeel van het dagprogramma. De wijze waarop gedetineerden invulling geven aan deze arbeid is van belang bij onder meer de vraag welke vrijheden aan een gedetineerde kunnen worden verleend. Daarover het volgende.

Ten eerste wil ik de mogelijkheid bezien van een verlenging van de arbeidstijd van 20 naar 32 uur per week. Daarvoor zijn tussen november 2019 en februari 2020 vijf pilots gestart (in PI’s Dordrecht, Vught, Almelo, Leeuwarden en Veenhuizen-Esserheem). Vanwege de coronacrisis kan evenwel niet in alle inrichtingen het reguliere arbeidsaanbod worden geborgd, waardoor de uitvoering van enkele pilots tijdelijk is stopgezet. Aan de andere kant heeft de coronacrisis juist de positieve invloed van arbeid op het detentieklimaat en de orde en veiligheid onderstreept.

Ten tweede gaat de inzet van gedetineerden tijdens de arbeid meer meewegen in het D&R-proces, bijvoorbeeld bij de promotie van het basis- naar het plusprogramma (met de daarbij horende privileges, zoals verlof). Daarom wordt de inbreng van de werkmeesters in het multidisciplinair overleg (MDO) vergroot en worden zij op hun nieuwe rol getraind en voorbereid.

Ten derde wordt de komst van de Beperkt Beveiligde Afdelingen (BBA), vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel SenB, voorbereid in vijf pilots (in PI’s Roermond, Arnhem, Alphen, Middelburg en Almelo). In de pilots kunnen gedetineerden op vrijwillige basis deelnemen aan extramurale arbeid in de eigen woonomgeving, wat uitzicht biedt op een baan na detentie. De ervaringen uit de pilots worden benut om de inrichting en het dagprogramma van de BBA’s verder te ontwikkelen. Voorts wordt – aan de hand van diverse gebouwelijke varianten – in bovengenoemde pilots onderzocht hoe de strikte scheiding tussen de gedetineerden die in een BBA zijn geplaatst en de overige gedetineerden het beste kan worden georganiseerd en gehandhaafd. De uitvoering van de pilots zal vanwege de coronacrisis per 1 augustus 2020 worden hervat. De voorbereidende werkzaamheden, zoals het inregelen van procedures, zijn al wel ter hand genomen.

Tot slot wil ik niet onvermeld laten dat de leertrajecten van de In-Made praktijkschool succes hebben. In 2019 zijn 1.046 getuigschriften of mbo- praktijkverklaringen uitgereikt. Dit aantal blijft stijgen. Inmiddels is een snelle route naar het mbo-2 diploma gerealiseerd via de zogenaamde derde leerweg.

Korte detentieduur

Ook gedetineerden met een zeer korte gevangenisstraf (< 4 weken) moeten hun re-integratie voorbereiden, ondanks de korte detentieduur. Dit speelt bijvoorbeeld bij een grote groep gedetineerden in het arrestantenregime, waar de pilot in de PI Grave zich op richtte. In deze pilot werden arrestanten binnen 3 werkdagen gescreend op de vijf basisvoorwaarden voor re-integratie en werd hun hulpvraag bepaald. Samen met de gedetineerde bereidden de gemeente, de casemanager en de reclassering de terugkeer op basis van de vijf basisvoorwaarden voor. Deze pilot is eind december 2019 afgerond en door PI Grave geëvalueerd. De evaluatie toont aan dat deze werkwijze meer inzicht geeft in de situatie van de gedetineerden zodat de hulpvraag en de nazorg op de basisvoorwaarden voor kort verblijvende gedetineerden verbetert. Deze werkwijze is in PI Grave voortgezet en zal najaar 2020 op de overige vier arrestantenlocaties worden ingevoerd. Deze planning is wel mede afhankelijk van het verloop van de coronacrisis.

Spoor 3: Veilige terugkeer

Veilige terugkeer: een gevangenisstraf moet bijdragen aan een veilige terugkeer van ex-gedetineerden in de samenleving. Gedetineerden krijgen kansen om te werken aan een beter leven na detentie. Hiermee kan herhaalde criminaliteit worden voorkomen.

• Versterken van de samenwerking tussen de penitentiaire inrichting, de reclassering en gemeente ten behoeve van een veilige terugkeer en succesvolle re-integratie in de samenleving

• Wegnemen van belemmeringen voor de gegevensdeling bij (tijdelijke) terugkeer in de samenleving

Bestuurlijk akkoord

Op 1 juli 2019 heb ik samen met de voorzitter van de VNG, de directeur van Reclassering Nederland namens de drie reclasseringsorganisaties en de DJI het bestuurlijk akkoord «Kansen bieden voor re-integratie» ondertekend. Hierin maken deze partijen de afspraak om meteen bij aanvang van de detentie nauw samen te werken aan een veilige terugkeer en succesvolle re-integratie van (ex)justitiabelen. Zij richten zich daarbij op de vijf basisvoorwaarden voor succesvolle re-integratie: 1) werk en inkomen 2) huisvesting 3) schuldenaanpak 4) identiteitsbewijs en 5) zorgverzekering en continuïteit van zorgaanbod, en daarnaast het opbouwen of versterken van een positief ondersteunend sociaal netwerk. Het bestuurlijk akkoord heeft betrekking op ca. 30.000 personen die jaarlijks detentie verlaten.

DJI, gemeenten en reclassering voeren het bestuurlijk akkoord gezamenlijk uit. Dat doen zij in verbinding met andere partners, zoals zorginstellingen en vrijwilligersorganisaties. Dat is een gezamenlijk proces waarbij het soms nog zoeken is naar de best werkbare vorm van (regionale) samenwerking. DJI, gemeenten en reclassering nemen de volgende stappen:

• Zij communiceren actief binnen de eigen organisaties over de ambities van het bestuurlijk akkoord en het belang hier gezamenlijk invulling aan te geven. Eind 2019 hebben zij een handreiking beschikbaar gesteld die tips geeft voor samenwerking en good practices voor een veilige en geslaagde re-integratie. De VNG stelt een webpagina op haar site beschikbaar waar medewerkers goede voorbeelden kunnen vinden.

• Zij richten regionale teams in bestaande uit vertegenwoordigers van DJI, de reclassering en regioadviseurs van het Verbindend Landelijk OndersteuningsTeam (VLOT).11 Deze teams ondersteunen de regio’s bij de uitvoering van het bestuurlijk akkoord en lossen mogelijke knelpunten op. Inmiddels is gestart met, afhankelijk van de lokale situatie, een top 5 of top 10 van gemeenten in de regio rond een PI.

• De VNG ontwikkelt een zelfscan waarmee elke gemeente een beeld krijgt hoe de ondersteuning van de re-integratie in de eigen gemeente is geregeld.

• Tot slot analyseert het ministerie samen met betrokken organisaties welke (landelijke) administratieve knelpunten in de weg staan van een goede re-integratie en zoekt oplossingen daarvoor. Onderzocht wordt bijvoorbeeld of het proces van het verstrekken van het id-bewijs aan gedetineerden vereenvoudigd kan worden. Het hebben van een id-bewijs is namelijk vereist bij de aanvraag van een uitkering, bij de ondertekening van een huurcontract en bij indiensttreding bij een werkgever en dus voorwaarde voor een succesvolle re-integratie.

Ik heb bij de behandeling van het wetsvoorstel SenB in de Eerste Kamer op 15 en 16 juni 2020 toegezegd in te gaan op de positie en middelen van gemeenten bij de re-integratie van gedetineerden. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de re-integratie van hun ex-gedetineerde burgers (Wmo). Het is van belang dat alle gemeenten een goed re-integratiebeleid voeren. Ik zal hiervoor in mijn gesprekken met de VNG aandacht vragen.

Sinds 2014 kunnen gemeenten ook aanspraak maken op de «bijdrageregeling Begeleiden (ex-) gedetineerden voor Wonen en Werken» van Justitie en Veiligheid.12 Het budget bedraagt op jaarbasis € 2,4 mln. Inmiddels maakt ruim driekwart van de Nederlandse gemeenten gebruik van deze bijdrageregeling en voert een actief nazorgbeleid. De bijdrageregeling komt voort uit een motie van het lid van uw Kamer de heer Van der Staaij (SGP) uit 2013 (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 83). Het is primair gericht op trajecten voor werk en onderdak, maar kan ook worden gebruikt voor de andere basisvoorwaarden. Gemeenten kunnen de aanvraag indienen mede namens andere gemeenten, veiligheidshuizen of maatschappelijke organisaties.

Daarnaast zet het kabinet in op de schuldenaanpak en de aanpak van dak- en thuisloosheid. In dat kader zal de Preventie Alliantie van het Rijk financiële ondersteuning aan gemeenten aanbieden om het proces van preventie en vroegsignalering te analyseren en te adviseren over concrete verbeterstappen. Het kabinet stelt daarvoor tot eind 2021 € 200 mln. beschikbaar. Hierbij zullen onder andere bewezen effectieve interventies op het gebied van preventie en vroegsignalering onder de aandacht worden gebracht. De Preventie Alliantie is met name gericht op het in een zo vroeg mogelijk stadium signaleren van (beginnende) problemen en het voorkomen van huisverlies. Daarbij worden ook andere «routes naar dakloosheid» meegenomen, zoals het verlaten van detentie. Concrete voorbeelden van interventies zijn de inzet van zelfregiecentra, herstelacademies en time-out voorzieningen.13

Ook vrijwilligersorganisaties spelen een grote rol bij de re-integratie van gedetineerden. Dat kwam ook aan de orde bij het debat in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel SenB. Vrijwilligersorganisaties kunnen al tijdens detentie de gedetineerde daarbij ondersteunen. Zij kunnen daarvoor subsidie aanvragen bij DJI, en doen dat ook. Daarvoor is per jaar € 4,1 mln. beschikbaar. Ik ga na of we de inzet van vrijwilligers bij de re-integratie van gedetineerden verder kunnen verbreden.

Gegevensdeling bij terugkeer

Het wetsvoorstel straffen en beschermen voorziet in een verruiming van de wettelijke grondslag voor gegevensdeling tussen de DJI, de reclassering en de gemeenten. Deze grondslag maakt het mogelijk om zonder toestemming van de gedetineerde gegevens te delen over de vijf hierboven genoemde basisvoorwaarden. Dit is nodig om het re-integratieplan vorm te geven.

Basis op orde

Basis op orde: om de ambities voor effectievere gevangenisstraffen de komende jaren waar te maken, moet de basis op orde zijn: een veilige omgeving voor personeel en gedetineerden, een solide personeelsbeleid en een flexibel, wendbaar apparaat.

• Veiligheid in de penitentiaire inrichting vergroten, onder meer: extra speurhonden, strafbaarstelling binnenbrengen smokkelwaar

• Capaciteit: sluitingen vier gevangenissen en zorgen voor een flexibel apparaat

• Personeel: zorgen voor voldoende personeel en investeren in vakmanschap

Veiligheid

Een penitentiaire inrichting moet veilig zijn, voor personeel én gedetineerden. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor het werken aan re-integratie. Vorig jaar heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de wijze waarop ik het veiligheidsbeleid heb aangescherpt om contrabande en crimineel handelen vanuit de inrichtingen tegen te gaan.14 Dat doe ik langs drie pijlers: preventie, opsporing en sancties. Om maatregelen gericht in te kunnen zetten, worden specifieke (lokale) risico’s in beeld gebracht. Gedetineerden uit de zware georganiseerde ondermijnende criminaliteit vragen extra maatregelen. Voorkomen moet worden dat georganiseerde criminaliteitsnetwerken voedingsbodem vinden binnen de gevangenissen en vanuit detentie door kunnen gaan met hun criminele activiteiten, daar onderlinge vetes beslechten of proberen uit te breken. Ook daartoe worden maatregelen getroffen. Zo is op 1 maart jl. de proef met een Afdeling Intensief Toezicht gestart. Op deze kleinschalige afdeling, gecompartimenteerd van de rest van de inrichting, kunnen gedragingen en contacten van gedetineerden uit deze doelgroep beter worden gemonitord. In alle inrichtingen wordt inmiddels ook een Bureau Inlichtingen en Veiligheid ingericht, dat de informatiepositie van DJI ten aanzien van deze gedetineerden verbetert. Deze bureaus werken ook met de Gedetineerden Relatie Monitor (GRM).

Contrabande

Uit cijfers van DJI blijkt dat het aantal aangetroffen contrabande in de penitentiaire inrichtingen de afgelopen periode daalt (zie onderstaande tabel). Deze daling zet zich in het eerste tertaal van 2020 door. Dit is een positieve ontwikkeling. Mogelijke verklaring is dat het aangescherpte veiligheidsbeleid het moeilijker maakt om contrabande in te voeren, bijvoorbeeld door het plaatsen van extra netten, en dat het binnenbrengen van contrabande strafbaar is gesteld. De cijfers van het eerste tertaal 2020 hebben voor een gedeelte betrekking op de periode waarin de coronamaatregelen van kracht werden, waaronder geen bezoek en verlof (vanaf 14 maart 2020). Het is aannemelijk dat de coronamaatregelen ook leiden tot minder invoer van contrabande. Zo houdt het ontvangen van bezoek achter plexiglas het doorgeven van contrabande tegen.

1.760 1.467 1.340 1.182

Personeelsbeleid

In de afgelopen maanden (januari t/m mei 2020) is de personeelsbezetting in het gevangeniswezen en de vreemdelingenbewaring toegenomen met ruim 405 fte (er zijn 681 medewerkers ingestroomd en 253 medewerkers uitgestroomd). Daarmee zat eind mei de bezetting (inclusief Dienst Vervoer en Ondersteuning en Trigion -een particulier beveiligingsbedrijf) op gemiddeld 99% van de beoogde formatie. Het blijft van belang om nieuwe medewerkers te werven. Ook nu wordt de werving (op digitale wijze) voortgezet.

Per brief van 12 maart 2020 heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van mijn overleg met de bonden en de Centrale Ondernemingsraad (COR) van DJI over de aanpak om werkdruk tegen te gaan en de veiligheid in de inrichtingen te verbeteren.15 Aan alle PI’s is gevraagd lokaal te bezien wat nodig is. DJI bespreekt met de bonden en de COR de voortgang van deze maatregelen.

Detentiecapaciteit

De bezetting in het gevangeniswezen was in de eerste maanden van 2020 hoger dan in dezelfde periode in 2019. De ontwikkeling in de bezetting (waarover ik de Tweede Kamer in de vorige voortgangsbrief ook heb geïnformeerd) heeft zich daarmee voortgezet. De recente PMJ-ramingen waarover uw Kamer 9 juni 2020 is geïnformeerd laten een vergelijkbare ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte zien.16 In de meerjarige capaciteitsplanning van het gevangeniswezen en de daarvoor beschikbare middelen wordt met deze ontwikkeling rekening gehouden. DJI heeft buffercapaciteit tot zijn beschikking. De komende jaren kunnen we de geraamde capaciteitsbehoefte daarmee opvangen. Er wordt intensief geworven om deze cellen te voorzien van personeel.

De maatregelen die zijn genomen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen, leiden op dit moment tot een heel ander beeld. De bezetting is in de afgelopen maanden fors gedaald van ca. 9.500 naar ca. 8.000 bedden (peildatum 1 juni 2020). Het afschalen van de maatregelen gaat in nauw overleg met de ketenpartners, dat wil zeggen dat de hervatting van de tenuitvoerlegging van vrijheidsontnemende sancties gefaseerd en verantwoord zal plaatsvinden, mede gelet op de beschikbare detentiecapaciteit. De coronamaatregelen hebben impact op de bruikbare capaciteit in de komende periode. Over het opstarten van de strafrechtketen en het wegwerken van de voorraden die zijn ontstaan, wordt u separaat geïnformeerd.

Capaciteit Terroristenafdelingen

Ook binnen de terroristenafdelingen neemt de behoefte aan capaciteit toe. De bezetting binnen de terroristenafdelingen ligt de afgelopen maanden rond de 40 (80% bezette plaatsen). In het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland is opgenomen dat hoewel het stelsel van terroristenafdelingen (TA) voorkomt dat er binnen reguliere gevangenissen radicaal gedachtengoed wordt verspreid, een hoge bezetting ervoor kan zorgen dat het geldende differentiatiebeleid waarin leider van volgers gescheiden worden, onder druk komt te staan. Dat kan zorgen voor ongewenste netwerkvorming. Voorkomen moet worden dat de TA’s te vol zijn om het differentiatiebeleid naar wens in te vullen. Om deze reden wordt de TA-capaciteit uitgebreid van 48 naar 70 plaatsen. Er komen 7 extra plaatsen in PI de Schie en 5 extra plaatsen in PI Vught. In de praktijk leidt het differentiatiebeleid er vaak toe dat vrouwelijke gedetineerden in verband met groepsdynamiek, openingen voor deradicalisering en risicoprofiel bij elkaar werden geplaatst, afgezonderd van de overige gedetineerden. Daarom worden in de PI Zwolle 10 TA-plaatsen specifiek voor vrouwen gecreëerd. Het personeel en het gebouw worden daartoe toegerust.

Koers en kansen

In het innovatieprogramma Koers en kansen voor de sanctie-uitvoering werken justitie, zorg en sociaal domein op een nieuwe manier samen aan recidivevermindering en een effectieve sanctie-uitvoering. In het Projectenlab worden sinds 2018 in de praktijk, al werkende weg, manieren getest om de re-integratie van (ex-)justitiabelen in de regionale praktijk, conform de doelstelling van het reeds genoemde bestuurlijk akkoord, effectiever vorm te geven. De 36 proeftuinen leveren interessante resultaten op. Met gericht wetenschappelijk onderzoek en tussentijdse evaluaties wordt bekeken op welke manier de bevindingen uit de projecten in de praktijk verder kunnen worden ontwikkeld.

In de volgende voortgangsbrief zal ik uw Kamer nader informeren over de resultaten van de projecten (wat wel en niet werkt), de voortgang en de eventuele structurele financiering. Dit heb ik toegezegd tijdens de behandeling van het wetsvoorstel straffen en beschermen in de Eerste Kamer op 16 juni 2020.

OM, Rechtspraak, reclassering, gemeenten, zorgpartners en DJI werken in deze projecten samen. Opvallend vaak zijn de gemeenten trekker in de aanpak. Vier projecten en de lessen die we daaruit leren, lichten we hieronder uit.

1. 3Noord met zelfmelders

Om detentieschade voor zelfmelders en daaruit voortvloeiende maatschappelijk kosten te beperken maken de ketenpartners aan de «voorkant», dus voor de detentieperiode ingaat, een persoonlijk re-integratieplan dat tijdens en na detentie wordt uitgevoerd.

2. Samen starten in Zwolle en Zutphen

Een succesvolle re-integratie start in de eerste week van detentie en niet pas na de invrijheidstelling. Tactus verslavingsreclassering en Reclassering Nederland realiseren met de PI’s een gezamenlijke aanpak gebaseerd op intensieve samenwerking van de ketenpartners en invulling van de werkprocessen, functieprofielen, taken en verantwoordelijkheden.

3. Persoonsgerichte Aanpak en monitoring met alle gemeenten Midden-Nederland

In het re-integratieproces staat de persoon centraal, niet de regels en protocollen. De betrokken organisaties stellen zich in dienst van het resultaat en werken samen in een ondersteunende structuur aan een domeinoverstijgend en daarmee levensloopbestendig re-integratieplan.

4. OM-vonnisvoorstel, Wijkrechtbank Eindhoven en wijk Ruwaard Oss in Oost-Brabant

Het werkt om aan lopende (vrijwillige) trajecten een justitieel dwangkader toe te voegen. Een rechter of officier van justitie legt effectievere straf- en zorgcombinaties op als de adviezen van reclassering, Raad voor de Kinderbescherming en andere partners uit het sociaal domein aansluiten op de levensloop van de verdachten.

De projecten geven inzicht in de meest efficiënte en effectieve wijze van samenwerking en taakverdeling tussen de ketenpartners, het delen van verantwoordelijkheid en mogelijke oplossingsmodellen. Maar ook in de succes- en faalfactoren van het samenwerken aan het complexe vraagstuk van recidivevermindering. Opbrengsten die breder inzetbaar zijn, worden met behulp van onder meer (wetenschappelijk) onderzoek en de uitvoering van maatschappelijk kosten- en batenanalyses geobjectiveerd en staan hieraan ook ten dienste. Tijdens het Koers en kansen-congres op 26 november 2020 zullen de eerste resultaten worden gepresenteerd.

Daarnaast ontwikkelt Koers en kansen verschillende instrumenten zoals een verduurzamingsscan en een MKBA-checklist, die niet direct bijdragen aan het terugdringen van recidive maar de kans vergroten dat de opbrengsten en bevindingen van de verschillende projecten beter kunnen worden verduurzaamd en verspreid. Ze zijn beschikbaar op www.sanctieuitvoering.nl.

Samen met TNO wetenschap en uitvoeringspraktijk, heeft Koers en kansen een model (system dynamics; Marvel) gebouwd dat de basis gaat vormen voor een domeinoverstijgende, interactieve kennisbank. De kennisbank wordt continu gevoed met nieuwe informatie uit wetenschap en praktijk en maakt verbanden zichtbaar tussen de verschillende factoren die bijdragen aan recidive. Met dit instrument van, voor en door experts kunnen gebruikers uit de praktijk direct inspelen op actuele inzichten en doen wat werkt.

Voor een landkaart met alle projecten en proeftuinen, zie: https://www.sanctieuitvoering.nl/projectenlab/overzicht-landkaart

Deel 2: Rapport «Leefklimaat en stress in detentie», veiligheidsmaatregelen en incidentenanalyse

Beleidsreactie rapport «Leefklimaat en stress in detentie»

Op 12 juni 2020 zond ik uw Kamer het WODC-rapport «Leefklimaat en stress in detentie, een pilotstudie in PI Nieuwegein». Hierin onderzoekt het WODC of de effecten van de ingevoerde maatregelen op het leefklimaat in PI Nieuwegein zichtbaar zouden zijn in de meting van het stresshormoon cortisol in de haren van gedetineerden en PIW’ers. De onderzoeksopzet kende echter beperkingen. Volgens de onderzoekers kunnen er over de effecten van de maatregelen op het stressniveau van gedetineerden en personeel geen eenduidige conclusies getrokken kunnen worden. Dit rapport betrek ik dan ook niet bij de maatregelen om in de PI’s de veiligheid te vergroten en de werkdruk te verminderen.17

Het WODC doet in haar rapport twee aanbevelingen. Ten eerste om bij een volgend onderzoek naar het leefklimaat te zorgen voor een gedegen onderzoeksopzet waarbij herhaalde metingen per persoon mogelijk zijn en de onderzoekspopulatie groot genoeg is om representatief te zijn voor de doelgroep. Ten tweede om bij een volgend onderzoek naar het effect van interventies op het stressniveau gebruik te maken van biologische maten (zoals cortisol en hartslagmetingen), naast psychosociale maten zoals zelf-gerapporteerde stress en stressklachten. De wetenschappelijke literatuur laat namelijk zien dat stress het best begrepen en aangepakt kan worden vanuit een biopsychosociaal perspectief.

Bij een volgend onderzoek zal ik de aanbevelingen van het WODC meenemen.

Veiligheidsmaatregelen en analyse geweldsincidenten PI’s

Tijdens het algemeen overleg over het gevangeniswezen en tbs op 6 februari 2020 (Kamerstuk 24 587, nr. 766) heb ik toegezegd uw Kamer voor de zomer een meerjarig tijdpad met doelstellingen en mijlpalen van veiligheidsmaatregelen te doen toekomen. Deze treft u als bijlage bij deze brief aan. In dat algemeen overleg heb ik eveneens toegezegd uw Kamer een incidentenanalyse te doen toekomen. Deze toezegging doe ik hieronder gestand.

Incidenten vanuit de penitentiaire inrichtingen worden op verschillende niveaus gemeld, oplopend in de mate van ernst. Incidenten worden aan de directeur van de PI gemeld, ernstigere incidenten worden vervat in een melding bijzonder voorval (MBV).18 Van de meest ernstige MBV’s wordt de ambtelijke en politieke leiding van het departement op de hoogte gebracht door middel van een piketmelding. Onderstaande tabel geeft de meerjarige ontwikkeling van het aantal geregistreerde incidenten, MBV’s en piketmeldingen binnen het gevangeniswezen over de afgelopen jaren weer.

Totaal aantal geregistreerde incidenten 21.746 23.175 24.778 27.641
Aantal incidenten per gedetineerde (gem. bezetting) 2,7 2,8 2,9 3,0
Aantal verbale agressie naar personeel 423 502 604 767
Aantal bedreigingen personeel 298 297 348 421
Aantal fysiek geweld personeel1 179 198 234 311
% verbale agressie, bedreiging en geweld personeel t.o.v. totaal aantal geregistreerde incidenten 4,1% 4,3% 4,8% 5,4%
Totaal aantal Melding Bijzonder Voorval 152 183 148 131
Totaal aantal piketmeldingen 86 156 111 93
Aantal MBV geweld tegen personeel2 3 16 9 24

1 Geregistreerde incidenten waarbij fysiek geweld is gebruikt door justitiabele (bijv. schoppen, slaan of gooien met spullen) maar de medewerker geen letsel heeft opgelopen, het fysieke geweld heeft af kunnen weren, of niet daadwerkelijk is geraakt.

2 Betreft meldingen MBV van geweld tegen personeel of andere in de inrichting aanwezige personen dat ernstig lichamelijk letsel tot gevolg heeft. «Ernstig» letsel wordt gedefinieerd als letsel dat heeft geleid tot (behandelend) optreden dat uitsluitend is voorbehouden aan gekwalificeerd medisch personeel of artsen.

De tabel laat zien dat er sprake is van een stijging van het totaal aantal geregistreerde incidenten. Daarentegen zien we een daling van de meest ernstige incidenten die via een MBV aan het hoofdkantoor van DJI moeten worden gemeld. Uit de tabel blijkt verder dat het aantal geregistreerde incidenten en het aantal MBV’s in de categorie «geweld tegen personeel» stijgt. Zoals uw Kamer is toegezegd is er een grondige analyse verricht op deze cijfers.

Meerjarige analyse incidenten

Het grootste deel van alle geregistreerde incidenten heeft betrekking op incidenten rond het bezit van contrabande, inclusief positieve urinecontroles (circa 40%). Daarna volgt het niet opvolgen van aanwijzingen van personeel (5,7%), onacceptabel gedrag richting personeel (5,4%), verwardheid (4,6%) en fysiek geweld naar een medegedetineerde (3,6%). Het merendeel van de gedetineerden gedraagt zich en houdt zich aan de regels: 73% is gedetineerd zonder dat er geregistreerde incidenten op hun naam staan. Een relatief kleine groep van 3,1% is verantwoordelijk voor bijna de helft van alle geregistreerde incidenten. De ernstigere meldingen (MBV) komen verhoudingsgewijs twee keer zo vaak voor in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) als in een reguliere gevangenis of huis van bewaring. Op de ISD-afdelingen zien we juist minder dan de helft van het aantal MBV’s dan in een gevangenis of huis van bewaring.

De analyse op de MBV’s laat zien dat:

1. de situaties waarin geweld plaatsvindt zeer verschillend zijn;

2. er geen verband is te zien tussen ernstige meldingen en het gebruik van meerpersoonscellen;

3. uit de situatiebeschrijvingen blijkt dat de meeste van deze incidenten plaatsvinden op de afdeling of in de gemeenschappelijke ruimte, en niet op cel;

4. er geen eenduidige relatie is met het aantal personeelsleden ten tijde van het incident. In de meeste gevallen zijn er meerdere personeelsleden aanwezig.

Verklaring toename incidenten

De toename binnen het gevangeniswezen van geweld, verbale agressie en bedreiging naar personeel toe lijkt, zoals ik onder meer heb vernomen tijdens de werkbezoeken die ik heb afgelegd, samen te hangen met een breder ervaren tendens in de samenleving van verbaal of fysiek geweld tegen handhavers en hulpverleners. Daarnaast wijs ik erop dat DJI in heeft gezet op een verbetering van de registratie van incidenten dat waarschijnlijk ook invloed heeft gehad op de cijfers. Tot slot is de gedetineerdenbezetting in het gevangeniswezen, waaronder de PPC’s, in 2019 verder gestegen, waardoor het aannemelijk is dat het aantal geweldsincidenten in absolute zin is toegenomen. Er zijn meer gedetineerden die gemiddeld per persoon meer incidenten plegen. Samengevat concludeer ik dat de toename van incidenten helaas in lijn is met een maatschappelijke trend in de samenleving en daarnaast de verhoogde aandacht voor deze incidenten en het belang van goede registratie daarvan. De cijfers zijn voor mij aanleiding om de aanpak verder te versterken.

Aanpak

Mijn ambitie is het aantal incidenten binnen de PI’s zo laag mogelijk te houden. In de bijlage bij deze brief geef ik aan welke maatregelen daartoe zijn getroffen. Enkele maatregelen zien specifiek toe op geweldsincidenten tegen personeel. Ik noem het aanscherpen van het aangiftebeleid, het creëren van meer ruimte voor een persoonsgerichte aanpak bij wangedrag en het verbeteren van de samenwerking tussen politie, DJI en OM bij aangifte. Maar er is extra inzet nodig. Ik vind het belangrijk dat we leren van andere sectoren die te maken hebben met geweld tegen personeel. Zo heeft de politie al positieve ervaringen opgedaan met de inzet van bodycams. Op dit moment worden proeven voorbereid om na te gaan hoe bodycams binnen het gevangeniswezen kunnen bijdragen aan de preventie en repressie van geweld. Daarnaast zie ik uit naar het onderzoek van het WODC naar geweld tegen hulpverleners en handhavers dat naar verwachting eind 2020 gereed is. Het onderzoek maakt zichtbaar wat de aard en omvang is, dader- en slachtofferprofielen, situationele context, verschillende oorzaken en kansrijke nog niet ingezette interventies. Ik zal dit onderzoek gebruiken om het aantal incidenten verder terug te dringen.

Gevolgen voor medewerkers

Tot slot is onderzocht wat de gevolgen zijn van incidenten voor medewerkers van de PI’s, specifiek ten aanzien van PTSS. De traumazorg binnen het gevangeniswezen is geregeld in lokale nazorgteams en bij een aantal landelijke traumapsychologen. Het aantal aanvragen voor psycho-traumazorg in het gevangeniswezen is opgelopen van 52 in 2016 naar 67 in 2019. Voor heel DJI (dus ook voor de tbs-klinieken en justitiële jeugdinrichtingen) is het aantal aanvragen gedaald van 124 naar 103. Ongeveer de helft van de aanvragen heeft te maken met een incident met fysiek geweld. De diagnose PTSS is doorgaans niet terug te leiden naar een specifiek incident. In 2019 was voor 24 medewerkers opschaling naar gespecialiseerde zorg noodzakelijk, een mogelijke indicatie voor PTSS. In 2016 betrof dit 43 gevallen.

Tot slot

Het komende jaar gaat de uitvoering van de verschillende onderdelen van de visie «Recht doen, kansen bieden» door, binnen de eventueel doorlopende beperkingen van de coronacrisis. Ik zal hierover in de volgende voortgangsbrief rapporteren.

De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker

Bijlage 1: Tijdpad en mijlpalen veiligheidsmaatregelen in het gevangeniswezen

Risicogestuurde aanpak

Op 1 januari 2019 is DJI gestart met de centrale registratie van aangetroffen smokkelwaar. In totaal zijn er in het afgelopen jaar ruim 4.500 vondsten van smokkelwaar geregistreerd.

De inrichtingen hebben dit voorjaar analyses van risico’s op voortgezet crimineel handelen vanuit detentie (hierna: vchd) en ontvluchting uitgevoerd.

In alle inrichtingen waar gedetineerden met een hoog vlucht-/maatschappelijk risico verblijven (GVM-hoog) is een Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) ingericht. Dit dient als centraal informatiepunt voor de veiligheid in de inrichting en ondersteunt het gebruik van de gedetineerden relatiemonitor (GRM).

Preventie In een aantal inrichtingen zijn extra netten, hekwerk of camera’s geplaatst, op basis van de door de inrichtingen vastgestelde risico’s.
Opsporing

De inzet van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) bij spitacties is in 2019 verder geïntensiveerd, tot een verviervoudiging sinds 2016.

De uitbreiding van het aantal speurhonden is in gang gezet. Met enkele weken zijn de eerste extra honden inzetbaar.

Op 1 maart 2020 is een Afdeling Intensief Toezicht (AIT) opgestart, waar de contacten van hoog-risico gedetineerden met de buitenwereld en in de inrichting effectiever worden gemonitord.

Het standaard uitlezen van aangetroffen datadragers is beproefd en geëvalueerd. De evaluatie wordt momenteel afgerond.

Sancties Op 1 november 2019 is de strafbaarstelling voor de invoer van smokkelwaar in werking getreden. Tot en met 15 mei 2020 zijn er reeds 32 zaken bij het OM binnengekomen.
Risicogestuurde aanpak

De registratie van contrabande wordt op basis van de ervaringen van de afgelopen periode verbeterd en DJI start de toegezegde periodieke publicatie van deze cijfers op de website.

De inrichtingen leveren verrijkte risicoanalyses op ten aanzien van contrabande en vchd.

In alle inrichtingen wordt een Bureau Inlichtingen en Veiligheid ingericht.

Preventie

In een aantal inrichtingen worden extra netten en roosters geplaatst. Op basis van de verrijkte risicoanalyses van de inrichtingen wordt besloten of dit in meer inrichtingen nodig is.

Er worden diverse proeven uitgevoerd met innovatieve technologie om het binnenbrengen van smokkelwaar en vchd te voorkomen.

Opsporing

De opleiding van extra speurhonden wordt voortgezet. Driekwart van de aangekondigde extra speurhonden is medio 2021 inzetbaar.

Er wordt een tweede AIT beproefd.

Op basis van de evaluatie wordt besloten of het standaard uitlezen van aangetroffen datadragers structureel wordt ingevoerd.

Sancties

De sanctiekaart wordt volledig losgelaten – gelijktijdig met het invoeren van het nieuwe beoordelingskader voor gedrag – om meer ruimte te creëren voor de persoonsgerichte aanpak bij wangedrag.

De samenwerking tussen DJI, politie en OM bij aangifte en opvolging van aangifte van geweld tegen personeel wordt verbeterd.

Risicogestuurde aanpak De inrichtingen blijven hun risicoanalyses ten aanzien van de veiligheid verrijken.
Preventie

De GSM-paraplu wordt in vier inrichtingen operationeel gemaakt en getest.

Jaarlijks worden op basis van de geconstateerde risico’s innovatieve technologieën beproefd.

Opsporing

De verdubbeling van het aantal speurhonden is eind 2021 gereed. Hiermee is het aantal speurhonden uitgebreid van 20 naar 40 speurhonden.

Personeel krijgt meer handvatten voor de opsporing van vchd en contrabande, door vergroting van het bewustzijn en het (eventueel anoniem) melden van signalen van vchd.

Sancties

Herziening regelgeving omtrent vernietiging van aangetroffen contrabande.

Onderzoek naar de behoefte aan het aanscherpen van de EBI-criteria (extra beveiligde inrichting).


  1. Kamerstukken 29 279 en 24 587, nr. 532↩︎

  2. Dienst Justitiële Inrichtingen, reclassering, OM en ZM maar ook gemeenten en zorginstellingen.↩︎

  3. Kamerstukken 24 587 en 25 295, nrs. 763 en 765.↩︎

  4. Kamerstuk 35 122, nr. 26↩︎

  5. Kamerstuk 35 122, nr. 37↩︎

  6. Kamerstuk 35 122, nr. 28↩︎

  7. Kamerstuk 35 122, nr. 24↩︎

  8. Kamerstuk 35 122, nr. 21↩︎

  9. Alphen, Arnhem, Almelo, Roermond, Vught, Middelburg, Rotterdam-Hoogvliet.↩︎

  10. De SCIL is een instrument dat een vermoeden van een licht verstandelijke beperking geeft.

    De Reflector is een digitale vragenlijst die de gedetineerden in staat stelt na te denken over zichzelf, zijn levensopvattingen en beweegredenen. Dit helpt de gedetineerde een zelfbeeld te vormen. De uitkomst van de Reflector is een uitgangspunt voor de training Kies voor Verandering.↩︎

  11. VLOT is een samenwerkingsverband van drie ministeries en de VNG en bestaat uit een kernteam en 10 regio-adviseurs. Samen hebben zij als doel om de persoonsgerichte aanpak op het snijvlak van zorg en veiligheid te verbeteren.↩︎

  12. www.dji.nl↩︎

  13. Kamerstuk 29 325, nr. 122↩︎

  14. Kamerstuk 24 587, nr. 748↩︎

  15. Kamerstuk 24 587, nr. 764↩︎

  16. Kamerstuk 24 587, nr. 769↩︎

  17. Kamerstuk 24 587, nr. 761↩︎

  18. Aanhangsel Handelingen II, 2019/20, nr. 1610.↩︎