Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen)
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2020D26807, datum: 2020-06-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35493-3).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 35493 -3 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen).
Onderdeel van zaak 2020Z11002:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van zaak 2020Z12529:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-06-16 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-06-17 14:30: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-06-24 14:00: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen) (TK 35493) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-07-01 10:15: Procedurevergadering (via videoverbinding) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2020-07-01 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2020-07-02 02:15: STEMMINGEN (over alle resterende onderwerpen) (Stemmingen), TK
- 2020-07-02 15:30: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen) (TK 35493) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2021-09-09 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2019-2020 |
35 493 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 juni 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 25 juni 2020 voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Bij brief van 29 juni 2020 zijn ze door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Lodders
Adjunct-griffier van de commissie,
Clemens
Rechtmatigheid
De leden van de fracties van VVD, CDA, D66 en SP stellen vragen over de rechtmatigheid van de bestedingen.
Vraag VVD:
In de memorie van toelichting lezen de leden dat normaliter nieuw beleid in uitvoering wordt genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitvoering van de spoedeisende maatregelen die in deze eerste incidentele suppletoire begroting zijn opgenomen in het belang van het Rijk zijn, kan niet worden gewacht tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal en is het kabinet reeds gestart met de uitvoering van de maatregelen. Kan de Minister toelichten hoe de autorisatie alsnog formeel gewaarborgd zal worden, indien dit jaar nog meer incidentele suppletoire wetten met betrekking tot de kosten van de coronacrisis op VWS-terrein aan de Kamer gestuurd worden?
Antwoord:
Uiteraard heeft het kabinet de intentie om te voldoen aan het informatie- en budgetrecht van uw Kamer. De afgelopen maanden is de coronacrisis lastig te voorspellen gebleken waardoor overheidsingrijpen soms op zeer korte termijn nodig was. Denk bijvoorbeeld aan het inkopen van medische beschermingsmaterialen. Vanuit het huidige perspectief dat het virus er nog steeds is en ook nog bij ons zal blijven, kan de situatie zich voordoen dat er acute beslissingen nodig zijn. Uiteraard blijft het informatie- en budgetrecht van toepassing. De formele autorisatie wordt gewaarborgd wanneer de Staten-Generaal de begrotingswet (achteraf) bekrachtigen. Indien meer incidentele suppletoire wetten met spoedeisende maatregelen niet op korte termijn kunnen worden behandeld door Tweede en Eerste Kamer, zal het gelet op spoedeisend belang en in het belang van het Rijk mogelijk nodig zijn om niet met de uitvoering te wachten tot de formele autorisatie.
Vraag VVD:
De leden lezen de stelling van de Minister dat vanwege het spoedeisende karakter van deze maatregelen ten aanzien van de uitgaven en verplichtingen het risico op fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid in beginsel groter is. In hoeverre bestaat de kans dat uitgaven die gedaan zijn voor de datum van inwerkingtreding van de begrotingswet waarin ze zijn opgenomen onrechtmatig worden beoordeeld? Welke mogelijke consequenties zou de beoordeling van onrechtmatigheid hebben? Wat is precies de wettelijk toegestane uitzonderingsgrond bij aanbestedingen waarbij een beroep op de uitzonderingsgrond «dwingende spoed» gedaan kan worden?
Antwoord:
Er is een risico dat ten aanzien van uitgaven en verplichtingen van voor de inwerkingtreding van de incidentele suppletoire begroting (ISB) sprake is van onzekerheden of fouten in de (comptabele) rechtmatigheid. De kwalificatie onrechtmatigheid is een term uit de accountancy. Deze geeft aan dat bij een financiële handeling op één of meerdere onderdelen de comptabele regelgeving niet adequaat is gevolgd of dat voldoende informatie ontbreekt om dit te verifiëren. De komende periode wil ik inzicht verkrijgen in de mate van onzekerheden en/of fouten voor wat betreft de rechtmatigheid in relatie tot de coronacrisis. VWS verantwoordt zich in de bedrijfsvoeringparagraaf van het jaarverslag over deze onzekerheden en fouten. De Auditdienst Rijk controleert het jaarverslag en rapporteert daarover. De Algemene Rekenkamer kan eventuele bevindingen ten aanzien van fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid betrekken in haar jaarlijkse verantwoordingsonderzoek.
Dwingende spoed is een uitzonderingsbepaling in de Aanbestedingswet 2012, artikel 2.32 lid 1c. Deze bepaling stelt, kort gezegd, dat als een aanbestedende dienst wordt geconfronteerd met gebeurtenissen die door de aanbestedende dienst niet konden worden voorzien en niet aan de aanbestedende dienst zijn te wijten, dat in dat geval bij een aanbestedingsprocedure de onderhandelingsprocedure zonder aankondiging kan worden toegepast. Met andere woorden: dat direct aan een partij kan worden gegund.
Vraag D66:
Betekent dit dat er vóór deze datum nog geen uitgaven gedaan zijn voor de posten die worden genoemd in deze wet? Mocht dit wel het geval zijn, in hoeverre heeft de Minister getracht deze uitgaven democratisch te legitimeren en het parlement in staat te stellen zijn controlerende taak te vervullen? Op basis van welke wet is een tijdelijke uitzondering mogelijk om uitgaven te doen die nodig zijn in verband met «dwingende spoed»? Wat bedoelt u met de «comply or explain-regel» in geval van fouten of onzekerheden? Waar is deze regel opgenomen in de regelgeving?
Antwoord:
Voor 15 juni heeft VWS reeds uitgaven gedaan en zijn verplichtingen aangegaan die nu zijn opgenomen in de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) om bijvoorbeeld in voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen, IC-apparatuur en testcapaciteit te kunnen voorzien. Deze uitgaven zijn in deze ISB aan uw Kamer voorgelegd om alsnog aan het budgetrecht van uw Kamer tegemoet te komen. Daarnaast is uw Kamer, vooruitlopend op de indiening van de ISB via de brieven vooraf geïnformeerd over de spoedeisende maatregelen, zodat uw Kamer haar democratische rol kon vervullen. Hier wordt in de aanbiedingsbrief van de ISB ook naar verwezen. Deze ISB is het financiële sluitstuk ter formalisering van uw budgetrecht.
«Dwingende spoed» is een uitzonderingsbepaling in de Aanbestedingswet 2012, artikel 2.32 lid 1c,
Met de «comply or explain»-regel wordt bedoeld dat het Ministerie van VWS zich tot het uiterste zal inspannen om aan de vigerende wet- en regelgeving te voldoen. Het ministerie voelt de verantwoordelijkheid om in die gevallen dat dat niet zou lukken uw Kamer daarover uitleg te geven. Deze regel is niet expliciet in regelgeving opgenomen, maar is vooral een principe dat als niet conform regelgeving kan worden gehandeld dat dit wordt uitgelegd (pas toe of leg uit).
Vraag CDA:
Tevens hebben zij begrip voor de opmerking dat er onzekerheden in de bedragen kunnen zitten. Echter, deze leden begrijpen niet waarom de rechtmatigheid dan lager zou kunnen worden omdat dat simpelweg zou betekenen dat er betalingen zijn zonder adequate facturen. Kan de Minister zijn opmerking hierover nader toelichten?
Antwoord:
De onzekerheden en fouten voor wat betreft de rechtmatigheid bij uitgaven en verplichtingen hebben niet alleen betrekking op het betalen van facturen, maar, in zijn algemeenheid, op alle financiële handelingen die onder de Comptabiliteitswet vallen. De rechtmatigheid is groter naarmate de onzekerheid kleiner wordt (meer verifieerbare informatie) én de financiële handelingen voldoen aan de wet- en regelgeving.
Vraag SP:
Vanwege het spoedeisende karakter kan niet altijd voldaan worden aan de wettelijke eisen rond het budgetrecht. De leden van de SP-fractie begrijpen dat sommige acties snelheid vereisen en dat deze daardoor mogelijk kunnen leiden tot fouten of onzekerheden. Wel vinden de leden dat fouten en onzekerheden zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een uitgebreidere toelichting op hoe wordt ingezet op het zoveel mogelijk verkleinen van de kans op fouten of onzekerheden.
Antwoord:
Ik acht het mijn verantwoordelijkheid om uitgaven en verplichtingen zo veel mogelijk rechtmatig te verrichten. Daar hoort bij dat ik u, in deze uitzonderlijke en spoedeisende omstandigheden, informeer over de mogelijkheid van toekomstige onrechtmatigheden. Om de kans op onrechtmatigheden te verkleinen hebben ambtenaren van VWS in de afgelopen periode (interdepartementaal) nauw samengewerkt met aanbestedingsjuristen, accountants en andere deskundigen binnen de rijksoverheid.
Vraag SP:
Tevens vragen de leden van de SP-fractie waarom is gekozen voor een inwerkingstredingsdatum van 15 juni terwijl de Kamer op dat moment de suppletoire begroting nog niet heeft kunnen behandelen. Wat precies is de wettelijke status van uitgaven die gedaan zijn voor de inwerkingstredingsdatum van 15 juni? Kan daarnaast worden toegelicht wat wordt bedoeld met de zogenaamde «comply or explain-regel», zo vragen de leden van de SP-fractie?
Antwoord:
De Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) heeft de datum van 15 juni gekregen omdat dit het moment is geweest dat die is aangeboden aan de Tweede Kamer. Zoals ook vermeld in de ISB is cf. artikel 2.27 van de CW al wel gestart met de uitvoering. Vervolgens is het aan uw Kamer om met deze ISB in te stemmen. De reden dat een ISB in deze uitzonderlijke situatie aan uw Kamer wordt voorgelegd is juist bedoeld om de uitgaven die zijn gedaan voor 15 juni met terugwerkende kracht een (begrotings-)wettelijke basis te geven na instemming van uw Kamer. Tot het moment van uw instemming ontbreekt die wettelijke basis.
Met de «comply or explain»-regel wordt bedoeld dat het Ministerie van VWS zich tot het uiterste zal inspannen om aan de vigerende wet- en regelgeving te voldoen en voelen wij de verantwoordelijkheid om in die gevallen dat dat niet zou lukken uw Kamer daarover uitleg te geven.
Dekking van de uitgaven
De leden van de fracties VVD, GroenLinks, SP, D66 en 50PLUS stellen vragen over de dekking van de uitgaven.
Vraag VVD, GroenLinks en SP:
Kan de Minister aangeven of een deel van de coronamaatregelen in deze wet, nu of in op een later moment, gedekt wordt uit de begroting VWS? Zo ja, voor welk bedrag en waar in de VWS-begroting is of wordt die dekking gevonden? Zo nee, waarom is er in de 1e suppletoire wet wel voor gekozen om middelen voor loon- en prijsbijstelling en geld voor het waarborgfonds sportverenigingen in te zetten voor dekking van Coronamaatregelen?
Antwoord:
In deze Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) zijn alle kosten die gemoeid zijn met de coronamaatregelen toegevoegd aan de VWS-begroting, dit betekent dat er geen dekking nodig is vanuit de VWS-begroting. Een deel van de uitgaven in de eerste suppletoire begroting is specifiek gedekt op de VWS-begroting omdat dit geen noodmaatregelen betroffen die direct gekoppeld zijn aan de medische zorg, maar vanwege corona wel noodzakelijk werden geacht en konden worden opgevangen binnen de VWS-begroting.
Vraag D66:
De leden van de D66 fractie vragen zich voorts af in welke mate de coronamaatregelen in deze wet, nu of op een later moment, worden gedekt uit de begroting VWS? Voor welk bedrag en waar in de VWS-begroting is of wordt die dekking gevonden?
Antwoord:
In deze Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) zijn alle kosten die gemoeid zijn met de coronamaatregelen toegevoegd uit de algemene middelen aan de VWS-begroting, dit betekent dat er geen dekking nodig is vanuit de VWS-begroting.
Vraag GroenLinks:
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in de incidentele suppletoire begroting niet is vermeld of de extra bedragen uit de algemene middelen komen of op een later moment nog deels gedekt worden binnen de VWS-begroting. Worden er nog meer suppletoire wetten met betrekking tot de kosten van de Coronacrisis verwacht?
Antwoord:
In deze Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) zijn alle kosten die gemoeid zijn met de coronamaatregelen toegevoegd uit de algemene middelen aan de VWS-begroting, dit betekent dat er geen dekking nodig is vanuit de VWS-begroting. Het kabinet doet wat nodig is om de crisis te bestrijden. Het is op het moment van schrijven onduidelijk of er meer middelen nodig zijn ten opzichte van de nu opgenomen uitgaven. Zodra het kabinet meer inzicht heeft in de kosten zal het uw Kamer zo snel mogelijk informeren.
Vraag SP:
Worden de kosten die ziekenhuizen en andere zorgaanbieders hebben gemaakt als gevolg van de coronacrisis ook in een suppletoire begroting aangeleverd? Waarom wel of waarom niet, vragen de voornoemde leden af.
Antwoord:
De extra uitgaven in de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) betreft een raming voor de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting. Dit zijn uitgaven aan onder andere medische beschermingsmaterialen, testcapaciteit en vaccinontwikkeling. De gevolgen van corona op de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) kunnen nog niet in beeld worden gebracht, omdat nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Het kabinet streeft er naar om in de ontwerpbegroting 2021 op Prinsjesdag meer inzicht te verschaffen over de hoogte van de kosten in 2020 en waar mogelijk 2021 en verder, met de bijbehorende effecten op de staatsschuld, premie en reserves van verzekeraars.
Vraag 50PLUS:
Het kabinet wil meer inzetten op een gezonde leefstijl. De afgelopen maanden wordt ook steeds meer duidelijk dat het belangrijk is om voldoende te bewegen. Dit is echter niet terug te zien in de begroting. Waarom wordt er relatief weinig geld begroot voor een gezonde leefstijl?
Antwoord:
De extra uitgaven in de Incidentele Suppletoire Begroting hebben betrekking op de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting. Dit zijn uitgaven aan onder andere medische beschermingsmaterialen, testcapaciteit en vaccinontwikkeling.
Vraag 50PLUS:
Er is nu veel mutatie voor medische producten vanwege Covid-19. Wordt er volgend jaar een groter bedrag vrij gemaakt in de begroting zonder de mutaties? Dit als reden dat er een buffer kan worden opgebouwd.
Antwoord:
De extra uitgaven in de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) betreft een raming voor de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting voor het jaar 2020. Dit zijn uitgaven aan onder andere medische beschermingsmaterialen, testcapaciteit en vaccinontwikkeling. De gevolgen van corona voor de komende jaren kunnen nog niet in beeld worden gebracht. Het kabinet streeft er naar om in de ontwerpbegroting 2021 op Prinsjesdag meer inzicht te verschaffen over de hoogte van de kosten in 2020 en waar mogelijk 2021 en verder, met de bijbehorende effecten op de staatsschuld, premie en reserves van verzekeraars.
Vraag SP:
De leden van de SP-fractie vragen om een uiteenzetting van waar het geld voor de verhoging van de VWS-begroting vandaan komt. In hoeverre wordt deze betaald uit het verhogen van de staatsschuld, de reserves van zorgverzekeraars en de verhoging van premies respectievelijk?
Antwoord:
De extra uitgaven in de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) betreft een raming voor de coronagerelateerde uitgaven op de VWS-begroting (rijksbegroting enge zin). Dit betekent dat de extra geraamde uitgaven gefinancierd worden met lagere andere uitgaven of met een hogere schuld. Aan het eind van het jaar wordt duidelijk of en in hoeverre de extra geraamde uitgaven zich hebben gematerialiseerd en hoe andere rijksuitgaven zich hebben ontwikkeld. Het uiteindelijke saldo bepaalt de schuldbehoefte van het rijk.
De gevolgen van corona voor de premie voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) kunnen nog niet in beeld worden gebracht, omdat nog onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Het kabinet streeft er naar om in de ontwerpbegroting 2021 op Prinsjesdag meer inzicht te verschaffen over de hoogte van de kosten in 2020 en waar mogelijk 2021 en verder, met de bijbehorende effecten op de overheidsschuld, premie en reserves van verzekeraars.
Artikel 1. Volksgezondheid
Vraag VVD:
Op pagina 3 en 4 van de memorie van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie de mutaties onder 3. Gezondheidsbevordering. Kan de regering hierbij toelichten wat er valt onder het kopje «overige»?
Antwoord:
Ervan uitgaande dat hier binnen het artikelonderdeel Gezondheidsbevordering wordt gedoeld op het instrument Subsidies, valt onder het kopje «Overige» in hoofdzaak «Verslavingszorg» (€ 903.000) en «Gezonde leefstijl en gewicht» (€ 84.000).
Vraag 50PLUS:
De leden van de 50PLUS-fractie vragen waarom minder geld beschikbaar is voor opdrachten van ziektepreventie. De regering wil meer inzetten op een gezonde leefstijl. De afgelopen maanden wordt ook steeds meer duidelijk dat het belangrijk is om voldoende te bewegen. Dit is echter niet terug te zien in de begroting. Waarom wordt er relatief weinig geld begroot voor een gezonde leefstijl?
Antwoord:
In het kader van deze Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) is het bedrag voor opdrachten van ziektepreventie niet verlaagd, maar verhoogd met € 700 miljoen ten behoeve van de ontwikkeling van een veilig en betaalbaar vaccin tegen COVID-19. Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting is, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, in de eerste suppletoire begroting een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Dit is gedaan met als doel het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk te alloceren en onderuitputting aan het eind van het jaar te beperken. Er is gekozen voor maatwerk per artikel. Uw Kamer wordt in de reguliere begrotingsstukken bij Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk over de uitputting van de begroting geïnformeerd.
Vaccinontwikkeling
De leden van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en SP stellen vragen over de vaccinontwikkeling.
Vraag VVD:
Voorts lezen de leden dat Nederland samenwerkt met Duitsland, Frankrijk en Italië in de Inclusieve Vaccin Alliantie. Om op de kortst mogelijke termijn over een vaccin te beschikken, wordt € 700 miljoen begroot. Kunt u aangeven of deelnemende lidstaten aan de Alliantie eveneens € 700 miljoen begroten? Zo niet, wat is dan de bijdrage van Duitsland, Frankrijk en Italië? Kunt u toelichten welk percentage van het begrote bedrag reeds uitgegeven is, en zo ja, waar aan? Kunt u aangeven wat er met het begrote bedrag gebeurt nu Nederland zich aangesloten heeft bij het initiatief dat door de Europese Commissie is gelanceerd op 17 juni?
Antwoord:
Het kabinet heeft € 700 miljoen gereserveerd voor vaccinontwikkeling en -productie. Het bedrag is begroot op de Nederlandse bijdrage aan te sluiten overeenkomsten met meerdere ontwikkelende en producerende bedrijven. De landen van de Inclusieve Vaccin Alliantie zijn gelijkwaardige partners in de nu gemaakte afspraak ter versterking van de productiecapaciteit, waarbij als volgende stap de afname van vaccins naar rato van de bevolking zal plaatsvinden. Hoe de andere landen de begroting regelen is mij onbekend. Welk percentage reeds is uitgegeven is opgenomen in een separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag D66:
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting bij de incidentele suppletoire begroting dat € 700 miljoen wordt begroot voor de vaccinontwikkeling. Kan de Minister nader toelichten hoe het kabinet tot dit bedrag is gekomen?
Antwoord:
Om recht te doen aan uw informatie- en budgetrecht wordt u hierover, deze week door mij, in een separate (vertrouwelijke) brief geïnformeerd. Dit mede vanwege de onderhandelingspositie.
Vraag D66:
Van de inkoop van hoeveel verschillende kandidaat-vaccins is uitgegaan voor dit begrote bedrag en van hoeveel doses van de desbetreffende vaccins?
Antwoord:
Zoals in mijn brief van d.d. 13 juni (Kamerstuk 25 295, nr. 421.) is aangegeven worden er gesprekken gevoerd met meerdere ontwikkelende en producerende bedrijven. Juist om in te kunnen zetten op meerdere mogelijkheden omdat het ontwikkelen en produceren van vaccins een proces is dat vele onzekerheden kent en er kans is op mislukking in elk van de ontwikkelfasen. Er is dus voor de begrote middelen nog niet evident een aantal doses vaccins (alsook aantal kandidaat-vaccins) te benoemen. Dit heeft deels te maken met de inhoud van nog te maken afspraken.
Vraag D66:
Zou € 700 miljoen afdoende moeten zijn om diverse kandidaat-vaccins in te kopen voor alle inwoners van ons land, of is slechts inkoop ingecalculeerd voor specifieke kwetsbare groepen?
Antwoord:
Alle inspanningen zijn er tot op heden gericht op geweest om met een gezamenlijke inspanning een kans te hebben om al eind 2020 een eerste hoeveelheid vaccins tegen het coronavirus beschikbaar te hebben voor Europa. Met alle onzekerheid die het ontwikkelen van een vaccin heeft is daarom ook besloten met meerdere ontwikkelende en producerende bedrijven in gesprek te gaan. Of de huidig beschikbare € 700 miljoen genoeg is hangt uiteindelijk af van de vraag of en wanneer een van de kandidaat-vaccins succesvol zal zijn. Daarbij geldt overigens dat ik de Gezondheidsraad om advies heb gevraagd over een immunisatiestrategie. De Gezondheidsraad zal mij zodoende moeten adviseren over welke bevolkingsgroepen als eerste in aanmerking zouden moeten komen zodra er een eerste hoeveelheid vaccin beschikbaar is.
Vraag GroenLinks:
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister aangeeft dat er € 700 miljoen is begroot om op de kortst mogelijke termijn over een vaccin te beschikken. Hoe wordt de Kamer betrokken bij de besteding van deze middelen? Zijn er standaard eisen op het gebied van de toegankelijkheid en betaalbaarheid die worden gesteld aan de ontvangers van dit geld?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag GroenLinks en SP:
Is een deel van dit bedrag besteed aan het contract met AstraZeneca en zo ja, wat was de hoogte van dit bedrag?
Antwoord:
Ja. Zie voor het verdere antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag GroenLinks:
Voor welke bedragen heeft Nederland zich al juridisch vastgelegd? Welke vaccins krijgen we daarvoor? En onder welke voorwaarden?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag CDA:
Kunt u de meest actuele stand van zaken schetsen van de verwachte uitgaven in dit kader?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag CDA:
Om op zo kortst mogelijke termijn over een vaccin te beschikken, begroot het kabinet € 700 miljoen. Daarbij verwijst de regering naar de Inclusive Vaccin Alliantie die Nederland is gestart samen met Duitsland, Frankrijk en Italië. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven hoeveel geld door Nederland uitgetrokken wordt voor het vaccin dat wordt ontwikkeld door de universiteit van Oxford en medicijnenfabrikant AstraZeneca. Als de regering dit niet kan aangeven, kan zij dan uitleggen waarom niet? En met hoeveel andere fabrikanten worden (via de EU) nog overeenkomsten verwacht?
Antwoord:
Zie voor het antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag CDA en SP:
De leden van de CDA-fractie vragen tevens wat er verder met het begrootte bedrag van 700 miljoen euro voor vaccinontwikkeling wordt gedaan, nu de Inclusive Vaccin Alliantie inmiddels heeft aangegeven te stoppen met het aankopen van corona-vaccins en in het vervolg mee te doen aan het vaccinprogramma van de Europese Commissie. Kunt u toelichten wat het inhoudt dat deze initiatieven als het ware in elkaar zijn geschoven?
Antwoord:
Nederland heeft met Duitsland, Frankrijk en Italië een stevige stap naar voren gezet, om de snelheid in Europa te verhogen. Het is een belangrijke stap dat we inmiddels ook een overeenkomst hebben gesloten waardoor alle EU-lidstaten toegang krijgen tot een kanshebber. Het gaat om 300 tot 400 miljoen exemplaren van een vaccin wat op dit moment voor in de kopgroep van mogelijkheden zit. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen aan de gemaakte afspraak, onder dezelfde voorwaarden als de initiatiefnemers. Bij succesvolle ontwikkeling kunnen de eerste vaccins eind 2020 voor Nederland beschikbaar komen. Dit is nog wel met onzekerheden omgeven.
Het is goed dat nu ook de Europese Commissie een stap naar voren zet met de EU Vaccinatie Strategie. De Commissie heeft ons, de vier landen van de Alliantie, gevraagd om samen met de Commissie in een Joint Negotiation Team de al lopende maar ook aankomende onderhandelingen voort te zetten en te gaan voeren. Daarbij heeft de Europese Commissie ook middelen ter beschikking gesteld, namelijk € 2,7 miljard, zodat zij het eerste risico dragen namens de lidstaten. Daar zijn wij uiteraard blij mee en we stellen onze kennis en kunde graag ter beschikking aan deze samenwerking. De Europese Commissie onderstreept het belang van de opgerichte Vaccinalliantie en erkent dat een verdere versnelling nodig is. Het is belangrijk dat we samen optrekken. Op dit moment zetten we de gesprekken met kansrijke initiatieven dus met kracht voort, zodra daarover meer bekend is, kom ik daar uiteraard bij u op terug.
Zie voor het verdere antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag GroenLinks:
Kunt u aangeven wat er met het begrote bedrag gebeurt nu Nederland zich aangesloten heeft bij het initiatief dat door de Europese Commissie is gelanceerd op 17 juni? Welk gedeelte van dit geld wordt ook in Europees verband ingezet?
Antwoord:
Er is inmiddels een eerste overeenkomst gesloten en de gesprekken met andere kansrijke initiatieven lopen door. Zie voor het verdere antwoord op deze vraag mijn separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag D66:
Voorts zijn de genoemde leden, in navolging van de eerdere (nog onbeantwoorde) schriftelijke vragen van Pia Dijkstra over de oprichting van de Inclusieve Vaccin Alliantie, benieuwd op welke wijze de Minister concreet gaat proberen om de productie van een vaccin in Europese faciliteiten te stimuleren. Kan hij dit toelichten?
Antwoord:
Het doel is om productie zo veel als mogelijk plaats te laten vinden in Europese faciliteiten, echter kan het zijn dat door de grote voorziene vraag ten tijde van het beschikbaar komen van een vaccin, dat ondernemingen mogelijk moeten uitwijken naar andere faciliteiten.
Vraag D66:
Daarnaast vragen deze leden zich af hoe nu een vervolg wordt gegeven aan de overeenkomst die de alliantie net vóór de eigen opheffing met AstraZeneca heeft gesloten over het zogenaamde «Oxford-vaccin». Worden de gereserveerde 300 tot 400 miljoen doses van het nog te ontwikkelen vaccin over alle Europese landen verspreid?
Antwoord:
Zoals ik in mijn brief van 13 juni 2020, alsook in mijn brief van 25 juni 2020 heb aangegeven, kunnen EU-lidstaten onder dezelfde voorwaarden deelnemen aan de door de Alliantie gemaakte afspraak. Naar verhouding van de bevolkingsomvang kunnen zij dan beschikken over de geproduceerde vaccins die (wanneer succesvol ontwikkeld) stapsgewijs wordt opgeleverd.
Vraag D66:
Is daarover overeenstemming bereikt door de landen van de voormalige alliantie met de Europese Commissie? Of is de Europese Commissie bijvoorbeeld toegetreden tot deze overeenkomst, of wordt de overeenkomst omgezet op naam van de Commissie?
Antwoord:
Zoals toegelicht in antwoord op uw eerdere vraag zijn de vier initiatiefnemende landen door de Europese Commissie gevraagd samen met de Commissie toe te treden tot een Joint Negotiation Team. Dit doet niets af aan de gemaakte afspraak met AstraZeneca en/of mogelijkheid voor EU-lidstaten om tot de afspraak toe te treden. Verder wordt nog bezien of de Commissie alsnog partij wordt bij deze overeenkomst. Ik informeer uw Kamer nader zodra deze gesprekken zijn gefinaliseerd.
Vraag D66:
En hoe is rekening gehouden met deze overeenkomst en opvolgende opheffing van de alliantie in het begrote bedrag van € 700 miljoen?
Antwoord:
In de eerste Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) is rekening gehouden met de verwachte uitgaven op basis van gesprekken met meerdere ontwikkelende en producerende bedrijven. Deze gesprekken hebben reeds een eerste overeenkomst opgeleverd, de andere gesprekken lopen door. Voor verdere informatie verwijs ik naar de separate (vertrouwelijke) brief.
Vraag D66:
Hoe wordt bij de inkoop rekening wordt gehouden met de positie van kwetsbare landen buiten Europa? Wat onderneemt de Minister zelf op dit vlak?
Antwoord:
Ik zet op verschillende manieren in op het beschikbaar maken van een veilig en effectief vaccin dat ook toegankelijk en betaalbaar is voor kwetsbare landen.
Zo hebben we bij een recent pledging event eerder in totaal € 192 miljoen toegezegd voor onderzoek en internationale initiatieven, waaronder de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI), die ook vaccins reserveert voor kwetsbare landen. Vervolgens is tijdens de GAVI-Vaccine Summit nog eens € 325 miljoen toegezegd om onder andere kwetsbare landen juist nu te steunen. Op het pledging event van 27 juni 2020 jl. is daar bovenop € 25 miljoen extra beschikbaar gesteld voor COVID vaccins voor kwetsbare landen.
Verder heeft Nederland samen met 37 andere landen de Solidarity Call to Action onderschreven, zodat internationale kennisuitwisseling verder gestimuleerd kan worden. Heel concreet werken we samen met verschillende landen aan het sluiten van overeenkomsten met bedrijven die werken aan kansrijke kandidaat-vaccins. Alle landen in de EU kunnen aan deze afspraken deelnemen, en we houden daarbij ook oog voor toegankelijkheid voor kwetsbare landen.
Uitbreiding testcapaciteit COVID-19
De leden van de fracties van CDA, D66 en SP stellen vragen over de uitbreiding van de testcapaciteit en het landelijk telefoonnummer.
Vraag D66:
De leden van de D66 fractie constateren dat recentelijk het testbeleid aanzienlijk verruimd is en dat de uitgaven aan deze uitbreiding op € 264 miljoen worden geraamd. Kan de Minister een uitsplitsing maken van deze extra kosten? Wat is er tot nu toe uitgegeven aan het testen? Is dit meer of minder dan is geraamd? Indien er een verschil is, hoe is dit verschil te verklaren?
Antwoord:
Voor de betaling van de kosten voor een test is gewerkt met een maximumtarief van de NZA (€ 92 per test). In de maand mei werden circa 10.000 testen per dag verwacht wat neer zou komen op circa € 30 miljoen voor de maand mei.
Vanaf 1 juni tot eind september kunnen er maximaal 30.000 testen per dag worden gedaan. Aangezien er schaalvoordelen kunnen worden behaald is het maximumtarief verlaagd en bedraagt van 1 juni € 65 euro per test. Maandelijkse kosten werden geraamd op € 58,5 miljoen. In totaal – tot eind september – komt dit neer op totaal € 264 miljoen. Het betreft hier de kosten voor de uitvoering van de testen (labonderzoek), de kosten van bijvoorbeeld de afname in de GGD-teststraten zit hier niet bij. De ervaring heeft ons geleerd dat de coronacrisis omgeven is door vele onzekerheden. Dit betekent dat de verwachtingen aan de voorkant niet altijd overeenkomen met het daadwerkelijke verloop. Dit is ook terug te zien in de ontwikkeling in het testen. Het aantal aangevraagde en uitgevoerde tests is lager uitgevallen dan vooraf geraamd. Het RIVM rapporteert dat er tussen 1 en 21 juni ca. 183.000 tests zijn uitgevoerd, waarbij sprake is van een lichte onderrapportage. Dit komt neer op een kleine 9.000 testen per dag, deels veroorzaakt doordat in de weekenden een fors lager aantal mensen zich laat testen. De capaciteit ligt op 30.000 per dag. Het verschil is mogelijk te verklaren doordat mensen zich niet altijd laten testen bij klachten en doordat de incidentie van luchtweginfecties mogelijk lager uitvalt.
Vraag D66:
De kosten voor het telefoonnummer dat operationeel is geworden voor Nederlanders om zich te laten testen wordt geraamd op € 36,3 miljoen. Kan de Minister een nadere uitsplitsing maken van deze kosten? Is dit bedrag vergelijkbaar met het opzetten van andere publieke telefoonnummers? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven wat hierbij de invloed is van spoedeisendheid, personeel en aantal telefoontjes?
Antwoord:
Het gaat hier om callcenter diensten voor de periode van eind mei t/m 31 december 2020 ter hoogte van een bedrag van € 30 miljoen, exclusief BTW. Inclusief BTW van 21% gaat het om € 36,3 miljoen. Dit bedrag omvat de callcenter diensten, alsmede de kosten van de telecomproviders op basis van een (gratis) 0800 nummer. Deze kosten bevatten zowel de eenmalige kosten als de exploitatiekosten van de leverancier, inclusief personeelskosten. Hier is gerekend met een model waarbij inkomende telefoontjes niet gelijk staan aan uit te voeren tests en is gestreefd naar flexibiliteit en opschaalbaarheid wanneer dat nodig is. Wat betreft het opzetten van een publiek telefoonnummer zijn de kosten vergelijkbaar met andere publieke telefoonnummers. Het verschil in kosten is met name te herleiden naar het aantal mensen dat benodigd is om alle telefoontjes aan te nemen. Er bellen bovendien mensen naar het landelijke nummer om andere redenen dan alleen voor het maken van testafspraak. Het landelijk telefoonnummer verloopt op dit moment goed (bereikbaarheid, wachttijden, etc.) en de gestelde doelen voor doorlooptijden (tijd tussen aanvragen van een test, het uitvoeren en het ontvangen van het resultaat) worden behaald.
Vraag CDA:
Er wordt 264 miljoen euro begroot voor de uitbreiding van de testcapaciteit. De leden van de CDA-fractie vragen met hoeveel testen per dag hierbij rekening is gehouden. Wordt hierbij ook rekening gehouden met de verwachting dat in het najaar en de winter meer getest zal gaan worden?
Antwoord:
In de huidige raming is rekening gehouden met een testcapaciteit van maximaal 30.000 per dag tot eind september. Het betreft hier de kosten voor de uitvoering van de testen (labonderzoek, exclusief afname). Wat duidelijk is geworden de afgelopen periode is dat ontwikkeling van het coronavirus door veel onzekerheden omgeven is. Dit is de reden waarom er niet voor een langere periode geraamd is en wordt. Een opleving van het virus in het najaar valt op voorhand niet te voorspellen of uit te sluiten, hier wordt op geanticipeerd wanneer dit aan de orde is en dan ook opgenomen in de raming. Hierbij wordt op dit moment uitgegaan van een maximale opschaling tot 70.000 testen per dag.
Vraag CDA:
Hiernaast wordt 36,3 miljoen euro begroot voor het landelijk telefoonnummer 0800–1202. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat met het opzetten van het online webportaal waar mensen zich kunnen aanmelden voor een test. Vanaf wanneer wordt die mogelijkheid geboden?
Antwoord:
Op dit moment kan er enkel telefonisch een afspraak ingepland worden om een test te ondergaan. Hierbij wordt rekening gehouden met mensen die auditief beperkt zijn. Slechthorenden, doven en mensen met een spraakbeperking kunnen bellen via de bemiddelingsdienst voor telefonie. Een (gebaren)tolk bemiddelt dan het gesprek. Het voornemen is het online webportaal in de maand juli operationeel te hebben, maar hierbij geldt dat betrouwbare en veilige toegang voorop staat.
Vraag SP:
Als het gaat om testen vragen de leden van de SP-fractie wat er tot op heden specifiek uitgegeven is aan testen en wat een test momenteel gemiddeld per persoon kost?
Antwoord:
Het RIVM rekende tot eind mei met een bedrag van circa € 92 per test. Vanaf 1 juni wordt nog € 65 euro per test vergoed.
RIVM, GGD’en en veiligheidsregio’s COVID-19
De leden van de fracties van VVD, CDA, D66, SP en GroenLinks stellen vragen over kosten die RIVM, GGD en veiligheidsregio maken.
Vraag VVD:
Genoemde leden vragen de Minister of hij een totaaloverzicht kan verschaffen, waarin duidelijk wordt welke extra kosten RIVM, GGD-en en veiligheidsregio’s gemaakt hebben als gevolg van de Coronacrisis tot nu toe, en hoe deze kosten gedekt zijn? Hoe groot was het calamiteitenbudget van het RIVM en welke uitgaven zijn hiervan gedaan?
Antwoord:
Het RIVM, de GGD-en en de veiligheidsregio’s is een extra grote inspanning gevraagd sinds de coronacisis om de publieke gezondheid in Nederland zo goed als mogelijk te borgen. Dat zij hier meerkosten voor maken is evident. In nauw overleg is besloten dat zij een analyse aanleveren met de daadwerkelijk gemaakte meerkosten. Deze analyse is recent ontvangen en uitgangspunt is dat de partijen financieel gecompenseerd worden voor de gemaakte meerkosten. Tot nu toe is er – zoals ook gemeld aan uw kamer – gewerkt met ramingen voor wat betreft de extra uitgaven. Dit is onder andere gebeurd voor het bron- en contactonderzoek, de uitbreiding van de testcapaciteit en de meerkosten voor extra personeel. De kosten die de veiligheidsregio’s hebben gemaakt worden op dezelfde wijze in kaart gebracht en aan VWS aangeboden. Het calamiteitenbudget van het RIVM laat een overschrijding van circa 2 miljoen euro zien – dit komt onder andere door kosten die gemaakt zijn voor extra diagnostiek en referentiewerkzaamheden voor circa 2 miljoen euro. Het ligt in de lijn der verwachting dat het tekort verder oploopt. Het RIVM zal voor de corona gerelateerde kosten gecompenseerd worden.
De GGD en veiligheidsregio’s zullen op basis van de recent ontvangen analyse worden bevoorschot zodat er geen liquiditeitsproblemen ontstaan. Kort na de zomer zullen Rijk, gemeenten, veiligheidsregio’s en GGD-en nadere afspraken over de spelregels voor de eindafrekening.
Vraag D66:
Ten aanzien van de kosten die worden gemaakt door het RIVM, de GGD-en en de veiligheidsregio’s, hoe houdt de Minister zicht op de doelmatigheid en rechtmatigheid van de rijksmiddelen die besteed worden hieraan?
Antwoord:
Het is belangrijk dat de middelen die terechtkomen bij bovengenoemde partijen een doelmatige en rechtmatige besteding kennen. Er is gekozen om de GGD-en en de GGD-GHOR een analyse te laten maken van de daadwerkelijke kosten die zij maken in het kader van de coronacrisis, zodat de bijdrage vanuit het Rijk aansluit op de noodzakelijke behoefte. Uiteraard geldt voor deze partijen – zoals ook voor VWS geldt – dat er een verantwoordingsplicht is naar de besteding van Rijksmiddelen. Ik sta in nauw contact met het RIVM, de GGD-en en de veiligheidsregio’s in verschillende overleggen en hoor van deze partijen ook waar de financiële krapte zit en toets vervolgens de nut en noodzaak van de vraag.
Vraag CDA:
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel fte aangenomen kan worden voor bron- en contactonderzoek met de extra begrootte 20 miljoen euro.
Antwoord:
Het uitgangspunt is dat de GGD-en en de veiligheidsregio’s zonder belemmeringen hun werk kunnen doen. Als dit betekent dat er- tijdelijk – meer FTE nodig zijn, dan staan zij vrij deze in te zetten. Daar zijn deze middelen onder andere voor bedoeld. Hoeveel FTE er kan worden aangenomen is afhankelijk van het type personeel dat benodigd is en het aantal productieve uren. Uitgaande van gemiddelde loonkosten van 100.000 zou er met € 20 miljoen ca. 200 FTE kunnen worden aangesteld.
Vraag CDA:
Kan de regering onderbouwen waarom zij dit voldoende vindt terwijl in verhouding daarmee het budget om de afspraak te maken al wordt verhoogd met 36,3 miljoen?
Antwoord:
Hier spelen twee van elkaar te onderscheiden componenten. Allereerst is er € 20 miljoen beschikbaar voor de GGD-en en het RIVM. Zoals ook in mijn antwoord op vraag 6 is recentelijk een nadere analyse beschikbaar gekomen van alle additionele uitgaven vanuit GGD-en, veiligheidsregio’s en RIVM. Deze worden op dit moment geanalyseerd. De € 36,3 miljoen – waarnaar gerefereerd in deze vraag – heeft betrekking op het opzetten van een callcenter waar mensen met klachten naartoe kunnen bellen om in aanmerking te komen voor een coronatest. Het opstarten van het callcenter wordt bekostigd vanuit de € 36,3 miljoenen is bedoeld voor de exploitatiekosten van de leverancier, inclusief personeelskosten en logistiek. De personeelskosten hebben betrekking op zowel GGD-medewerkers als externen. Tot slot ben ik met de GGD nog in gesprek over de totale kosten van de aanvullende landelijke opschalingscapaciteit ten behoeve van bron- en contactonderzoek.
Vraag CDA:
Gaat Nederland ook vrijwilligers inzetten zoals andere landen dat doen en zijn daarvoor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar? Zijn alle GGD-en al eenduidig geautomatiseerd en aangesloten op hetzelfde systeem?
Antwoord:
Voor de verwachte werklast bij het bron- en contactonderzoek is er gekozen om gebruik te maken van onder andere vrijwilligers. Zo ondersteunt het Rode Kruis de GGD-en met een grote vrijwilligerspool. Een medische achtergrond is hier niet noodzakelijk. Groepen vrijwilligers worden begeleid door artsen en verpleegkundigen die eindverantwoordelijkheid dragen. Het is uiteraard belangrijk dat ook deze vrijwilligers hun werk veilig kunnen doen. Voor het uitvoeren van bron- en contactonderzoek zijn geen persoonlijke beschermingsmiddelen nodig, het gaat immers om deskresearch. Vanaf medio mei werken alle GGD-en en artsen samen in een nieuw digitaal registratiesysteem voor het testen op COVID-19. Bij het testproces zijn verschillende partijen betrokken waarvan een deel niet eerder heeft samengewerkt. Door dit nieuwe proces zijn alle betrokkenen op een systeem aangesloten. Daarnaast zijn op korte termijn alle GGD-en aangesloten op hetzelfde registratiesysteem en wordt ook in samenwerking met het RIVM verder gewerkt aan verbetering van de (eenduidige) monitoring.
Vraag CDA:
Dit te meer daar GGD-directeur De Gauw op 17 juni jl. heeft aangegeven dat andere landen bijhouden wie waar het coronavirus opliep maar dat Nederland dat niet doet. Kan de Minister aangeven wat hij daarvan vindt?
Antwoord:
De GGD-directeur gaf aan dat het in sommige casussen lastig is te achterhalen waar een indexpatiënt het virus heeft opgelopen. De GGD vraagt de index altijd waar hij/zij denkt de besmetting op te hebben gelopen. Vervolgens proberen zij meerdere besmettingen naar één bron te herleiden. In de technische briefing voor de Tweede Kamer op 25 juni gaf de GDD-directeur aan dat het in ongeveer 50% van de gevallen lukt de bron van besmetting te achterhalen. Ik erken de nut en noodzaak van het bron- en contactonderzoek. Ik vertrouw erop dat de GGD-en hun werk zo effectief en efficiënt mogelijk doen.
Vraag SP:
De leden van de SP-fractie vinden een goed bron- en contactonderzoek essentieel en vinden daarmee het logisch dat de GGD’en worden gefaciliteerd in een uitbreiding van hun testcapaciteit en het operationeel worden van het landelijk telefoonnummer. Hiervoor zijn respectievelijk 264 en 36,3 miljoen euro beschikbaar gesteld. Graag ontvangen de leden een specifiekere uitsplitsing waar dit bedrag precies aan is besteed?
Antwoord:
Het gaat hier om callcenter diensten voor de periode van eind mei t/m 31 december 2020 ter hoogte van een bedrag van € 30 miljoen, exclusief BTW. Inclusief BTW van 21% gaat het om € 36,3 miljoen. Dit bedrag omvat de callcenter diensten, alsmede de kosten van de telecomproviders o.b.v. een 0800 nummer. Deze kosten bevatten zowel de eenmalige kosten als de exploitatiekosten van de leverancier, inclusief personeelskosten.
De € 264 miljoen is bedoeld voor testen. De kosten voor een test waren in mei jl. € 92 per test. Er werden op dat moment tot 10.000 testen per dag gedaan wat neerkomt op circa € 30 miljoen uitgaven voor de maand mei. Vanaf juni tot eind september is de beschikbare testcapaciteit opgeschaald naar 30.000 testen per dag waarbij schaalvoordelen te behalen zijn en de prijs per test daalt tot € 65. Voor die maanden zijn de uitgaven € 58,5 miljoen per maand. In totaal – tot eind september – komt dit neer op een bedrag van € 264 miljoen.
Vraag SP:
Is er inmiddels een kostenoverzicht van de GGD’en beschikbaar waarin de gemaakte en verwachtte kosten worden uitgewerkt? Zo ja, kan dit overzicht gedeeld worden met de Kamer?
Antwoord:
Recent is een kostenanalyse ontvangen van zowel de GGD-en als de GGD GHOR. Op dit moment analyseer ik deze om de financiële compensatie voor de organisaties vast te stellen. Zodra dit zorgvuldige proces afgerond is, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Vraag SP:
Tevens vragen de leden of er een totaaloverzicht aan de Kamer gestuurd kan worden waarin duidelijk wordt welke extra kosten RIVM, GGD’en en veiligheidsregio’s gemaakt hebben als gevolg van de corona-crisis tot op heden en hoe deze gedekt zijn?
Antwoord:
Er is zowel in de eerste suppletoire begroting als in de incidentele suppletoire begroting extra budget beschikbaar gesteld voor het RIVM, GGD’en en de veiligheidsregio’s. In totaal gaat het om circa € 30 miljoen. Recent is een kostenanalyse ontvangen van zowel de GGD-en als de GGD GHOR. Op dit moment analyseer ik deze om de financiële compensatie voor de organisaties vast te stellen. Zodra dit zorgvuldige proces afgerond is, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Wat betreft het RIVM, deze hebben ter uitbreiding van de testcapaciteit € 264 miljoen extra ontvangen. Het calamiteitenbudget van het RIVM komt ook onder druk te staan, hier worden onder andere kosten gemaakt voor extra diagnostiek en referentiewerkzaamheden, totaal € 2,0 miljoen.
BCG-vaccin
Vraag: CDA
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel BCG-vaccins aangeschaft zijn voor dit bedrag van € 4,5 miljoen. Het BCG-vaccin tegen tbc schijnt infectiekans te kunnen verkleinen dan wel ernst van de ziekte te verminderen. Welke groepen komen voor dit vaccin in aanmerking?
Antwoord:
Er loopt op dit moment onderzoek naar de inzet van het tuberculosevaccin (BCG-vaccin) om zorgmedewerkers en ouderen beter te beschermen tegen een ernstige infectie met het coronavirus. Daarom is in de Incidentele Suppletoire Begroting een bedrag van € 4,5 miljoen geraamd om BCG-vaccins aan te kunnen schaffen. Op dit moment is er een eerste levering BCG-vaccins vanuit Denemarken ontvangen. De Gezondheidsraad werkt aan een advies met betrekking tot de vraag voor welke groep het vaccin het beste geschikt is en wie als eerste gevaccineerd moet worden.
Artikel 2
Vraag 50PLUS:
Verder heeft 50PLUS nog een vraag over de medisch specialistische zorg. Hoe kan de suppletoire begroting voor de medisch specialistische zorg een stuk lager uitvallen? Er is op dit moment toch juist een grote zorgvraag?
Antwoord:
Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting is, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, in de eerste suppletoire begroting reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Daarmee is beoogd om het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk te alloceren en gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden.
Aanschaf en distributie medische hulpmiddelen
De leden van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en SP stellen vragen over de aanschaf en distributie van de medische hulpmiddelen.
Vraag VVD, D66, GroenLinks en SP:
Hoe houdt VWS toezicht op doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding door private inkopers van de budgetten voor hulpmiddelen? En kan de Minister aangeven hoe lang de inkooporganisatie met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen en Mediq nog blijft functioneren?
Antwoord:
Mediq rapporteert dagelijks aan VWS over de hoeveelheid en de kosten van de ingekochte persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarnaast overlegt Mediq wekelijks een uitgebreid rapport over de ontvangen leveringen (inclusief testresultaten van de kwaliteit), de uitlevering van beschermingsmateriaal producten aan zorgaanbieders, de gemiddelde inkoopkosten van genoemde producten en de actuele beschikbare voorraad.
Mediq verleent haar diensten zonder winstoogmerk en houdt daar dus niets aan over. VWS heeft de mogelijkheid dit te controleren door relevante delen van de administratie op te vragen bij Mediq. Op dit moment wordt bekeken of en in welke vorm de samenwerking voortgezet kan worden.
Vraag D66 en SP:
Hoe is de ontwikkeling van prijsstijging over de tijd? Met name nu de vraag naar onder andere persoonlijke beschermingsmiddelen op dit moment in Nederland lager ligt dan ten tijde van de piek aan besmettingen?
Antwoord:
De marktprijs fluctueert tijdens de crisis en deze fluctuatie verloopt verschillend per product. Ook verschilt de gemiddelde marktprijs in 2020 per product ten opzichte van de marktprijs in 2019. Zo zijn brillen in 2020 ingekocht voor een prijs die lager ligt dan de prijs in 2019, was de prijs voor een FFP2 mondmasker medio maart ongeveer 2–3 keer zo hoog als in 2019 en nu weer dalend en is de prijs van handschoenen nu ongeveer 3–4 keer zo hoog als in 2019 en momenteel stijgend. IC-materialen, laboratorium middelen en desinfectantia hebben ongeveer dezelfde prijs als in 2019. De gemiddelde prijs hangt vervolgens erg af van het aandeel per product en ook dit fluctueert nog.
Vraag D66:
Wat is er tot nu toe uitgegeven aan de distributie van medische hulpmiddelen? Is dit meer of minder dan is geraamd? Indien er een verschil is, hoe is dit verschil te verklaren? Welk percentage van de geraamde kosten zijn noodzakelijk voor de administratieve en operationele kant van de aanschaf en distributie medische hulpmiddelen? Welk percentage is daarvan bedoeld voor het LCH?
Antwoord:
De kosten van de distributie in Nederland zijn nog niet precies bekend. Dit heeft te maken dat nu gerekend wordt met vooraf ingeschatte distributiekosten per product. Afhankelijk van het volume zal moeten blijken of deze ingeschatte kosten voor de distributeurs kostendekkend is. De deelnemers in het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) werken zonder winstoogmerk en zij zullen de kosten die zij uiteindelijk in rekening brengen onderbouwen. Een grove inschatting is dat deze kosten circa 5% van de verkoopprijs uitmaken.
Vraag GL en SP
De voornoemde leden hebben echter nog vragen betreffende de uitgaven van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) / Mediq. De voornoemde leden vragen zich af of een aanbesteding heeft plaatsgevonden en zo niet, waarom is de keuze op Mediq gevallen om te faciliteren bij de aanschaf van hulpmiddelen? Hoe lang houdt deze samenwerking nog aan? De leden ontvangen graag meer informatie over het functioneren van de LCH en Mediq, waaruit de activiteiten thans bestaan en hoelang deze nog zullen voortduren aangezien de onbeperkte garantie per 23 juni 2020 afliep. Op welke manier kan de Kamer zich uitspreken over deze garantie?
Antwoord:
Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) is een open consortium, een privaat-publieke samenwerking waarin partijen belangeloos samenwerken en hun kennis, expertise en infrastructuur op gebied van inkoop en distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen bundelen en delen. Naast de initiatiefnemers, de gezamenlijke inkooporganisatie van de academische ziekenhuizen samen met het Ministerie van VWS, hebben zich inmiddels andere organisaties aangesloten. Het LCH werkt samen met grote professionele partners die hun distributie- en logistieke netwerken ter beschikking stellen om producten naar Nederland te krijgen (Skyteam/KLM) of om binnen Nederland producten te distribueren naar alle zorginstellingen (OneMed/QRS en Mediq). Verder leveren vele professionals uit onder meer zorginstellingen, adviesbureaus, defensie en overheidsinstanties een actieve bijdrage aan het LCH en wordt het LCH gefaciliteerd door de branchevereniging FHI.
Omdat het LCH geen rechtspersoonlijkheid heeft die aankopen kan doen of kan factureren is er gezocht of een van de deelnemers de rol van inkoper en verkoper op zich wilde nemen. Mediq heeft deze rol op zich genomen. Deze rol wordt zonder winstoogmerk uitgevoerd. Gezien het spoedeisende karakter was een aanbesteding niet mogelijk. Op dit moment wordt bekeken of en in welke vorm de samenwerking voortgezet kan worden.
Vraag GroenLinks en SP:
Tevens vragen de leden zich af of er een overzicht is op grote lijnen waarin duidelijk wordt voor welke soorten hulpmiddelen en apparatuur de extra bedragen voor hulpmiddelen in de 1e suppletoire wet en deze incidentele suppletoire wet (ca. € 1,4 miljard) is besteed?
Antwoord:
De uitgavenraming is in totaal met € 1,42 miljard verhoogd met het oog op de inkoop van beschermingsmateriaal en beademings- en monitoringsapparatuur. Op hoofdlijnen is het volgende overzicht te geven van bestelde materialen. Een groot deel hiervan is nog onderweg naar Nederland of nog in productie (in Nederland).
Mondmaskers | 930 |
Isolatiejassen | 300 |
Beschermingsbrillen en halterschorten | 10 |
Onderzoekshandschoenen | 30 |
Testmateriaal | 20 |
Beademingsapparatuur | 90 |
Additionele kosten | 40 |
Totale uitgaven | 1.420 |
In aantallen gaat het onder meer om circa 1,4 miljard mondmaskers, 500 miljoen onderzoekshandschoenen, 80 miljoen isolatiejassen, 5 miljoen brillen, 20 miljoen halterschorten en 20 miljoen testen (zowel keel als neus). Ook zijn er vanaf maart wat betreft de beademingsapparaten voor ongeveer 6.000 apparaten orders geplaatst. Niet alle orders hebben tot leveringen geleid en er zijn orders bijgesteld en geannuleerd toen bleek dat er voldoende apparaten binnenkwamen. Er zijn nu ongeveer 4.000 apparaten geleverd of nog in bestelling. Dit betreft niet alleen IC-beademingsapparatuur, maar ook lichtere apparatuur die tijdelijk of in de nazorg kan worden ingezet.
Vraag GroenLinks en SP:
Wat is de verklaring dat in deze wet € 100 miljoen minder budget benodigd blijkt voor beademingsapparatuur?
Antwoord:
In maart jl. is geïnventariseerd waar de behoefte en zorg het grootst was. Daarbij was een belangrijk uitgangspunt om de capaciteit voor intensive care te verhogen en om te zorgen dat er voldoende medische hulpmiddelen en beademingsapparaten waren. Vanwege de mondiale tekorten is er vanaf medio maart een landelijke aanpak geweest voor de aanschaf van beademingsapparatuur voor de IC’s. Er zijn destijds duizenden apparaten in bestelling geplaatst. Op het moment van de vorige raming is het aantal bestelde apparaten over de looptijd plat doorgetrokken waardoor we ongeveer rond de € 250 miljoen uitkwamen – waarbij we nog geen duidelijk zicht hadden op hoeveel apparaten er definitief zouden binnenkomen vanwege de mondiale situatie. Op basis van de hierboven gemelde ontwikkelingen is besloten af te schalen. Op dit moment zijn de uitgaven lager. Met het besluit om enkel nog high end apparatuur aan te schaffen en kleine alternatieven is besloten om de eerdere € 250 miljoen met € 100 miljoen naar beneden bij te stellen.
Vraag CDA:
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat er ten opzichte van de raming van de eerste suppletoire begroting minder budget benodigd blijkt te zijn voor de inkoop van beademingsapparatuur. Heeft Nederland inmiddels voldoende beademingsapparatuur binnen voor het geval dat er bij een mogelijke tweede golf weer opgeschaald moet worden in ic-capaciteit? En hoeveel bedden zouden dan voorzien kunnen worden van beademingsapparatuur?
Antwoord:
Ongeveer de helft van de apparatuur is tot nu toe geleverd en het overgrote deel zal binnen twee maanden geleverd zijn. De apparatuur is tot nu toe over de ziekenhuizen verdeeld op basis van behoefte om de patiëntenzorg te kunnen leveren. Nu de ergste nood voorbij is, wordt met de verdere verdeling gewacht tot de IC-opschalingsplannen er zijn, zodat de apparatuur hier optimaal bij kan worden ingezet. Er is voldoende apparatuur beschikbaar zodat voor een mogelijke tweede golf opgeschaald kan worden conform de geplande opschaling naar 1.700 IC-bedden.
Vraag SP:
De leden constateren dat in antwoord op vragen over de Voorjaarsnota gesteld werd dat duizenden apparaten zijn aangeschaft bij meerdere leveranciers in binnen- en buitenland en vragen om een toelichting. Wat zijn de precieze aantallen, bedragen, en soorten apparaten?
Antwoord:
In maart jl. werd geïnventariseerd waar de behoefte en zorg het grootst was. Daarbij was een belangrijk uitgangspunt om de intensive care te ontlasten en om te zorgen dat er voldoende medische hulpmiddelen en beademingsapparaten waren. Vanwege de mondiale tekorten is er vanaf medio maart een landelijke aanpak geweest van de aanschaf van beademingsapparatuur voor de IC’s. Er zijn voor ongeveer 6.000 apparaten orders geplaatst. Niet alle orders hebben tot leveringen geleid en er zijn orders bijgesteld en geannuleerd toen bleek dat er voldoende apparaten binnenkwamen. Er zijn nu ongeveer 4.000 apparaten geleverd of nog in bestelling. Dit betreft niet alleen IC-beademingsapparatuur, maar ook lichtere apparatuur die tijdelijk of in de nazorg kan worden ingezet. Met de eind juni geleverde apparatuur is er voldoende voor het opschalingsplan naar 1.700.
Vraag SP:
Hoe komt het dat 100 miljoen euro minder nodig bleek voor beademingsapparatuur? Wanneer kunnen de leden een overzicht krijgen van de distributie van beademingsapparatuur over de verschillende zorglocaties?
Antwoord:
In maart jl. is geïnventariseerd waar de behoefte en zorg het grootst was. Er is gestart met een zeer ruime raming; dit omdat op dat moment nog erg onduidelijk was hoeveel extra beademingsapparatuur er moest worden aangeschaft en in hoeverre er sprake zou zijn van prijsopdrijvende effecten als gevolg van de wereldwijde schaarste. De verdeling volgt uit de opschalingsplannen en is onderwerp van overleg in ROAZ verband en met ziekenhuizen. Een exacte verdeling van de apparatuur naar de zorglocaties is nu nog niet bekend.
Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning
Vraag VVD en 50PLUS:
Kan de Minister aangeven wat de verklaring is van het naar beneden bijstellen van de post Stimuleringsregeling wonen en zorg?
Antwoord:
De verlaging van de post Stimuleringsregeling wonen loopt vooruit op de jaarlijkse onderuitputting en is ingezet ter dekking van problematiek op de VWS-begroting. Dit is gedaan met als doel het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk te alloceren en onderuitputting aan het eind van het jaar te beperken. Er is gekozen voor maatwerk per artikel. Uw Kamer wordt in de reguliere begrotingsstukken bij Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk over de uitputting van de begroting geïnformeerd.
Distributie en terhandstelling van medische hulpmiddelen
Vraag CDA:
De raming voor de inkoop van medische hulpmiddelen wordt met 550 miljoen euro verhoogd. Met hoeveel aanvragen voor persoonlijk beschermende middelen wordt daarbij ongeveer rekening gehouden vanuit zorgverleners die zorg verlenen aan cliënten thuis en die niet werkzaam zijn voor een zorgorganisatie (zoals mantelzorgers, vrijwilligers in de palliatieve zorg en zorgverleners die op basis van een pgb zorg verlenen)?
Antwoord:
In onderstaande tabel zijn de geraamde aantallen opgenomen van per week benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen voor zorgverleners die zorg verlenen aan cliënten thuis:
Beschermingsbrillen | 110 |
Halterschorten | 1.590 |
Chirurgische mondmaskers | 1.710 |
Onderzoekshandschoenen | 3.630 |
Sterilium | 45 |
Testkits Corona | 435 |
De werkelijke vraag van de zorgverleners die in de thuissituatie zorg verlenen wordt wekelijks vastgesteld en is gebaseerd op de aanvraag van via het bestelportaal.
Overigens betreft dit slechts een beperkt deel van de verhoging met € 550 miljoen. Het overgrote deel hangt samen met (bestelde) beschermingsmaterialen voor andere zorgsectoren in care en cure.
Vraag CDA:
De doelgroep waarvoor het LCH medische beschermingsmiddelen inkoopt wordt uitgebreid voor zorgverleners die zorg verlenen aan cliënten thuis en die niet werkzaam zijn voor een zorgorganisatie. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan onderbouwen dat hiervoor binnen de langdurige zorg en ondersteuning het begrote bedrag van € 2 miljoen genoeg zal zijn.
Antwoord:
Om de juiste hoeveelheid beschermingsmiddelen in te kopen heeft het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) projecties gemaakt voor het verbruik van deze middelen. De getallen waar LCH mee werkt worden geüpdatet op basis van binnenkomende informatie. Op basis van deze projectie van het verbruik is een begroting opgesteld. Er zijn nog geen signalen dat het gealloceerde budget ontoereikend zou zijn.
Artikel 4 Zorgbreed beleid
Vraag VVD:
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten waaruit de verlaging van de post Subsidies Patiënten- en gehandicaptenorganisaties bestaat. Deze leden lezen dat de Transparantie van zorg post ook aanzienlijk is verlaagd. Wat is hiervoor de reden?
Antwoord:
Voor de verlaging van de post Stimuleringsregeling wonen en zorg en de post Patiënten- en gehandicaptenorganisaties geldt het volgende. Ter dekking van problematiek op de VWS-begroting is, vooruitlopend op de jaarlijkse onderuitputting, in de eerste suppletoire begroting reeds een korting verwerkt op diverse beleidsartikelen. Daarmee is beoogd om gedurende het jaar minder onderuitputting op te laten treden. Dit is gedaan met als doel het budget op de VWS-begroting zo goed mogelijk te alloceren en onderuitputting aan het eind van het jaar te beperken. Er is gekozen voor maatwerk per artikel. Uw Kamer wordt in de reguliere begrotingsstukken bij Najaarsnota en Financieel Jaarverslag Rijk over de uitputting van de begroting geïnformeerd.
Met betrekking tot de verlaging van de post Transparantie van zorg is in de eerste suppletoire begroting de volgende toelichting opgenomen: vanuit het programma Uitkomstgerichte zorg is € 2 miljoen overgeheveld naar artikel 1 (onderdeel 1 Gezondheidsbeleid) voor het ZonMw programma Kwaliteitsgelden en wordt € 5,9 miljoen via een kasschuif in overeenstemming gebracht met de uitvoering van reeds voorziene werkplannen.
Programma Realisatie Digitale Ondersteuning COVID-19
De leden van de fracties van VVD, SP en D66 hebben vragen gesteld over het Programma Realisatie Digitale Ondersteuning.
Vraag VVD, D66 en SP:
De leden vragen de Minister hoe het bedrag van 9,3 miljoen voor digitale ondersteuning COVID-19 geraamd en onderbouwd is? Kunt u uiteen zetten waar de bedragen aan besteed zullen worden?
Antwoord:
Om ervoor te zorgen dat de benodigde digitale middelen worden gerealiseerd die een bijdrage kunnen leveren aan het beheersen en bestrijden van COVID-19, is binnen VWS een programma Realisatie digitale ondersteuning opgericht. Het programma – dat zich laat adviseren door een begeleidingscommissie, een gedragswetenschappelijke taskforce en de taskforce digitale ondersteuning bestrijding COVID-19 – bestaat uit vier onderdelen, te weten: het bijdragen aan het tot stand komen van programma’s van eisen, de realisatie, het zorgen voor implementatie en adoptie en communicatie. Het geraamde bedrag ad € 9,3 miljoen bevat alle verwachte uitgaven die zich binnen, en flankerend aan, het programma voordoen.
Zo bedragen de kosten voor de begeleidingscommissie en twee taskforces naar verwachting € 0,5 miljoen. Daarnaast is € 3,3 miljoen geraamd voor uitgaven die zich voordoen binnen het programma en die samenhangen met de aansturing van het programma, de totstandkoming van programma’s van eisen en invoering, adoptie-fase en communicatie. Hieronder vallen onder andere ook de juridische beoordeling en de toegankelijkheidseisen. De uitgaven voor het realisatietraject van de notificatie-app, waarin momenteel circa 40 experts werkzaam zijn, worden geraamd op circa € 3,0 miljoen. Ten slotte is circa € 2,5 miljoen geraamd voor de publiekscampagne.
Het eerder gepubliceerde programma van eisen voor een digitale oplossingen ter aanvulling op bron- en contactonderzoek geeft een grove uiteenzetting van de omvangrijkheid van dit traject. Het aantal randvoorwaarden waaraan de app(s) moet(en) voldoen is talrijk, net als het aantal functionaliteiten om de app zo breed mogelijk bruikbaar te maken. Tegelijkertijd ligt de nu per saldo geraamde € 9,3 miljoen voor het bredere programma Realisatie digitale ondersteuning (waarvan het realisatietraject voor de notificatie-app onderdeel uitmaakt) onder het niveau van de kosten die in Duitsland worden geraamd voor de ontwikkeling en het beheer van de app (circa € 69 miljoen).
Vraag D66:
Hoeveel is er op deze post reeds uitgegeven tot 22 april 2020, het moment dat de Minister aangeeft zelf over te gaan tot het ontwikkelen van een applicatie?1
Antwoord:
Op 22 april is circa € 0,4 miljoen uitgegeven in het kader van de door VWS georganiseerde Appathon om de werking van potentiële corona-apps te kunnen testen en verbeteren. Deze € 0,4 miljoen maakt geen onderdeel uit van de geraamde € 9,3 miljoen voor het programma Realisatie digitale ondersteuning. Een nadere onderbouwing van de bestede € 0,4 miljoen in het kader van de Appathon wordt bij de beantwoording op uw vragen onder artikel 10 gegeven.
Artikel 6 Sport en bewegen
Ondersteuning Sportsector COVID-19
De leden van fracties van VVD, CDA en SP stellen vragen over de ondersteuning van de sportsector.
Vraag VVD:
De leden van de VVD-fractie vragen aan wie het bedrag van € 110 miljoen voor sportverenigingen wordt overgeboekt. Komt dit direct bij de sportverenigingen terecht of wordt dit uitgekeerd via het gemeentefonds? Waarom wordt er voor deze vorm gekozen? Hoe wordt gemonitord of al deze middelen ook daadwerkelijk bij sportverenigingen terecht komen?
Antwoord:
Het steunpakket bestaat uit drie maatregelen waarvan twee maatregelen binnen de door de leden bedoelde € 110 miljoen vallen. De eerste is een tegemoetkoming voor sportverenigingen in de doorlopende lasten voor in totaal € 20 miljoen. Deze komt direct bij sportverenigingen terecht.
De tweede maatregel is de kwijtschelding van de huur van sportverenigingen in de maanden maart, april en mei voor maximaal € 90 miljoen. Momenteel bevinden wij ons in de laatste fase van de uitwerking van deze regeling samen met de gemeenten. Het overgrote deel van deze middelen zal via het gemeentefonds worden uitgekeerd. Daar waar dat niet mogelijk is zal een directe relatie worden gelegd met de sportvereniging zelf. Voor het geheel geldt dat de financiële voordelen terecht komen bij de sportverenigingen. Het monitoren of de middelen bij de sportverenigingen terecht komen is ingebed daar de sportvereniging zelf de aanvraag doen voor steun.
Vraag:
Hoe verhoudt deze extra steun voor coronamaatregelen in de incidentele suppletoire wet zich tot de dekking van Coronamaatregelen binnen de VWS-begroting in de 1e suppletoire wet, die gevonden is ten laste van de middelen voor het waarborgfonds sportverenigingen?
Antwoord:
De derde maatregel van het steunpakket bestaat uit de mogelijkheid voor verenigingen om tijdelijke leningen bij de banken aan te gaan tegen lage rentes. Om dit mogelijk te maken is een borgstelling van de Stichting Waarborgfonds Sport noodzakelijk. Deze maatregel is genomen als sluitstuk op het sport specifieke- en Rijksbrede steunpakket voor sportverenigingen die ondanks die financiële hulp toch kortlopende liquiditeitsproblemen hebben.
Vraag VVD en SP:
Waarom is er in de 1e suppletoire wet voor gekozen om middelen voor het waarborgfonds sportverenigingen in te zetten voor dekking van Coronamaatregelen zo vragen de leden zich af. Zij willen tevens weten om welk bedrag dit gaat. Wat is het effect hiervan voor sportverenigingen?
Antwoord:
Het waarborgkapitaal van de Stichting Waarborgfonds Sport is met € 10 miljoen verhoogd. Er is gekozen om deze middelen uit de Subsidieregeling Bouw en Onderhoud van Sportaccommodaties te dekken, omdat er onderbenutting van deze regeling wordt verwacht in 2020 en daarmee hiervoor kon worden benut.
Vraag:
Wat merken de sportverenigingen van het feit dat de middelen niet meer beschikbaar zijn?
Antwoord:
Momenteel is er in de Subsidieregeling Bouw en Onderhoud Sportaccommodaties voor € 21 miljoen aangevraagd. Dit is aanzienlijk minder dan in 2019 toen er in de eerste weken een grote toeloop op de regeling plaatsvond. Met de ervaringen van het verloop van benutting over 2019 en de eerder bekendgemaakte extra middelen voor verduurzaming uit het doorbouwplan voor sport ter grootte van € 10 miljoen is de verwachting dat de regeling dit jaar voldoende budget heeft om alle aanvragen te honoreren. De sportverenigingen zullen dan ook niets merken van deze gewijzigde inzet van middelen.
Vraag CDA:
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij in de inbreng voor het schriftelijk overleg over o.a. steunpakket Sportverenigingen gevolgen COVID-19 maatregelen (Kamerstuk 30234–244) van 4 juni jl. diverse vragen hebben gesteld over het steunpakket van in totaal 110 miljoen euro voor de ondersteuning sportsector. Deze leden vragen of in ieder geval dat deel van de vragen dat over dit steunpakket ging beantwoord kan worden voordat er over deze incidentele suppletoire begroting gestemd zal worden.
Antwoord:
De antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg van 4 juni worden naar verwachting niet later dan 3 juli naar uw Kamer gestuurd.
Vraag SP:
De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de € 100 miljoen aan compensatie die sportverenigingen via gemeenten krijgen gedurende de coronacrisis. De dekking wordt gevonden in het artikel sport van de VWS-begroting in de 1e suppletoire wet, op de uitgaven aan de Stichting waarborgfonds voor sportverenigingen. De leden vragen waarom voor deze precieze dekking is gekozen en wat de consequentie is van deze dekking voor het Waarborgfonds voor sportverenigingen?
Antwoord:
Het sectorspecifieke steunpakket bestaat uit drie maatregelen. De eerste maatregel betreft een tegemoetkoming voor sportverenigingen ter grootte van € 20 miljoen en is beschikbaar voor verenigingen die niet konden voldoen aan de voorwaarden van de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren. De tweede maatregel is de compensatie van de huur voor sportverenigingen in de maanden maart-april-mei met een omvang van € 90 miljoen. De derde maatregel is het mogelijk maken van tijdelijke leningen tegen lage rentes. Hiervoor is het waarborgkapitaal van de Stichting Waarborgfonds Sport met € 10 miljoen verhoogd. Er is gekozen om deze middelen uit de Subsidieregeling Bouw en Onderhoud van Sportaccommodaties te dekken, omdat er sprake was van onderbesteding en daarmee ruimte ontstond om dit deel specifiek van dekking te voorzien (via de VWS-begroting) en niet ten laste te laten komen van de algemene middelen.
Artikel 10 Apparaatsuitgaven
Appathon
Vraag VVD:
De leden van de VVD-fractie lezen dat voor de organisatie van de Appathon kosten zijn gemaakt. Kan de regering specificeren aan welke onderdelen uitgaven zijn gedaan?
Antwoord:
Op zaterdag 18 en zondag 19 april heeft het Ministerie van VWS de zogenoemde Appathon georganiseerd om de werking van potentiële corona-apps te kunnen testen en verbeteren als onderdeel van een marktverkenning. Voor deze marktverkenning en de organisatie van de Appathon – en de hiermee samenhangende toegankelijkheid voor het Nederlandse publiek –, de deelname van diverse partijen en een adequaat verloop van het gehele proces is circa € 0,4 miljoen uitgegeven. De grootste uitgaven hebben zich voorgedaan op het terrein van techniek en ondersteunende technische diensten (circa € 0,2 miljoen). Denk hierbij aan productie livestream, ontwikkeling website en ICT-voorzieningen. Daarnaast was sprake van uitgaven aan facilitaire diensten (circa € 0,1 miljoen). Hierbij kan worden gedacht aan organisatiecoördinatie, begeleiding, moderating, tolken en regie. Ten slotte zijn er nog kosten gemaakt in het kader van communicatie en campagne en door de deelnemende teams (circa € 0,1 miljoen).
25295–277 Brief Minister de Jonge 21 april 2020 COVID-19: Update stand van zaken↩︎